Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van gebiedsimpuls grenscorridor (Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor N69 Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het gebied van de grenscorridor N69 de ruimtelijke kwaliteit willen versterken;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten van de paragrafen 1 en 2 het Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid , van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU 2012, L 7) van toepassing verklaren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten van paragraaf 3 gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 193 van 1 juli 2014) en voor het onderdeel erfbeplanting in deze paragraaf gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

§ 1 Gebiedsimpuls deelgebieden Einderheide, Dommel-Noord, Dommel-Zuid, Keersop en de Run

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    dienst van algemeen economisch belang: dienst als bedoeld in artikel 106 tweede lid van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (2012C 326/01) en in de mededeling van de Commissie (2012C 8/02) van 11 januari 2012 betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • b.

    grondkosten: kosten voor grondverwerving tot maximaal de waardedaling van de grond, kosten voor functieverandering en transactiekosten;

  • c.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014;

  • d.

    Stuurgroep Grenscorridor N69: bestuurlijk overleg bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de in het gebied van de Grenscorridor N69 liggende gemeenten, waterschap en belangengroeperingen.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    waterschappen;

  • c.

    rechtspersonen die natuurbeheer als doel hebben.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het versterken van de herkenbaarheid en beleefbaarheid van het beekdal;

  • b.

    het versterken van de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit;

  • c.

    het versterken van het leefgebied voor flora en fauna.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014, dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de deelgebieden Einderheide, Dommel-Noord, Dommel-Zuid, Keersop, of Run, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 1;

  • b.

    het project past binnen de integrale visie van het betreffende deelgebied;

  • c.

    de Stuurgroep Grenscorridor N69 heeft over het project een advies uitgebracht;

  • d.

    de subsidieaanvrager geeft inzicht in:

    • 1°.

      de voor het project benodigde vergunningen;

    • 2°.

      de bij het project betrokken partners;

    • 3°.

      de rollen en verantwoordelijkheid van de partners bij de uitvoering van het project

  • e.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in iedere geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting inclusief een gedekte financiering;

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt vanaf 1 juli 2014 voor niet-economische activiteiten;

  • b.

    grondkosten voor gronden gelegen buiten het Natuur Netwerk Brabant, voor zover absoluut noodzakelijk voor het uit te voeren project;

  • c.

    uitvoeringskosten.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor beheer en onderhoud;

  • b.

    kosten voor inzet interne personele capaciteit van de subsidieaanvrager en inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager;

  • c.

    kosten voor verwerving en inrichting van gronden binnen het Natuur Netwerk Brabant;

  • d.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • e.

    kosten voor investeringen in of aan gebouwen, bouwwerken en woonhuizen;

  • f.

    kosten voor investeringen in wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden inclusief de daarvoor benodigde kunstwerken;

  • g.

    kosten voor aansprakelijkheid en verhaal;

  • h.

    kosten voor reguliere activiteiten van de aanvrager.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 augustus 2017 tot en met 15 december 2021.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode genoemd in artikel 1.9 vast op:

  • a.

    € 266.000 voor het deelgebied Einderheide;

  • b.

    € 180.000 voor het deelgebied Dommel-Noord;

  • c.

    € 139.000 voor het deelgebied Dommel-Zuid;

  • d.

    € 1.067.000 voor het deelgebied Keersop;

  • e.

    € 702.000 voor het deelgebied Run.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na de datum van beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting en waarbij er geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de subsidieontvanger.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onder c, houdt de subsidieontvanger, indien hij een privaatrechtelijke rechtspersoon is en de activiteit is aangewezen als dienst van algemeen economisch belang, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten, ook indien de verleende subsidie lager is dan € 125.000.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

  • 4.

    Onverminderd het eerste, tweede en derde lid en gelet op de toepasselijke Europese regelgeving overlegt de subsidieontvanger, indien hij een privaatrechtelijke rechtspersoon is, daarbij een overzicht van gerealiseerde kosten, ook indien de verleende subsidie lager is dan € 125.000 en de activiteit is aangemerkt als dienst van algemeen economisch belang.

Artikel 1.15 Subsidievaststelling

Indien de subsidieontvanger een privaatrechtelijke rechtspersoon is en de activiteit is aangewezen als dienst van algemeen economisch belang, wordt gelet op de toepasselijke Europese regelgeving de verleende subsidie vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 1.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3.

    Voor subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot, bedoeld in het derde lid, in een keer.

     

§ 2 Gebiedsimpuls recreatieve routes

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    dienst van algemeen economisch belang: dienst als bedoeld in artikel 106 tweede lid van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (2012C 326/01) en in de mededeling van de Commissie (2012C 8/02) van 11 januari 2012 betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • d.

    grenscorridor N69: deelgebieden Einderheide, Dommel-Noord, Dommel-Zuid, Keersop en Run, zoals opgenomen op de kaart in bijlage 2;

  • e.

    grondkosten: kosten voor grondverwerving tot maximaal de waardedaling van de grond, kosten voor functieverandering en transactiekosten;

  • f.

    Integraal Gebiedsplan Grenscorridor N69: plan door de Stuurgroep Grenscorridor N69 op 8 juli 2014 als richtinggevend kader vastgesteld;

  • g.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014;

  • h.

    ontbrekende schakel: gedeelte van een doorgaande route waar nog geen fietsinfrastructuur is aangelegd;

  • i.

    Stuurgroep Grenscorridor N69: bestuurlijk overleg bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de in het gebied van de Grenscorridor N69 liggende gemeenten, waterschap en belangengroeperingen;

  • j.

    utilitaire fietspaden: fietspaden die woonwijken, scholen, werkgelegenheidsconcentraties of centra in dorpen en steden met elkaar verbinden.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    waterschappen;

  • c.

    rechtspersonen die natuurbeheer als doel hebben.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de aanleg of verbetering van fietspaden;

  • b.

    de aanleg of verbetering van voetpaden;

  • c.

    de aanleg of verbetering van ruiterroutes;

  • d.

    de aanleg of verbetering van bruggen, tunnels of trekpontjes ten behoeve van fiets- of voetpaden;

  • e.

    de aanleg van informatievoorzieningen ten behoeve van recreatie;

  • f.

    de aanleg of verbetering van kleine recreatieve plekken.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014, dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het gebied grenscorridor N69, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2;

    • b.

      het project past binnen de visie van het Integraal Gebiedsplan Grenscorridor N69;

    • c.

      de Stuurgroep Grenscorridor N69 heeft over het project een advies uitgebracht;

    • d.

      de subsidieontvanger geeft inzicht in:

      • 1°.

        de voor het project benodigde vergunningen;

      • 2°.

        de bij het project betrokken partners;

      • 3°.

        de rollen en verantwoordelijkheden van de partners bij de uitvoering van het project;

    • e.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting inclusief een gedekte financiering;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      indien sprake is van de aanleg van een fietspad heeft het project betrekking op de invulling van de ontbrekende schakels van het fietsnetwerk;

    • b.

      indien sprake is van de aanleg of verbetering van een utilitair fietspad voldoet het project aan de CROW-richtlijnen.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt vanaf 1 juli 2014 voor niet-economische activiteiten;

  • b.

    grondkosten voor gronden gelegen buiten het Natuur Netwerk Brabant, voor zover absoluut noodzakelijk voor het uit te voeren project;

  • c.

    uitvoeringskosten.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor beheer en onderhoud;

  • b.

    kosten voor inzet van interne personele capaciteit van de subsidieaanvrager en inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager;

  • c.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • d.

    kosten voor investeringen in of aan gebouwen en woonhuizen;

  • e.

    kosten voor aansprakelijkheid en verhaal;

  • f.

    kosten voor reguliere activiteiten van de aanvrager.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 augustus 2017 tot en met 15 december 2021.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode genoemd in artikel 2.9, vast op € 5.032.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na de datum van beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting en waarbij er geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de subsidieontvanger.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onder c, houdt de subsidieontvanger, indien hij een privaatrechtelijke rechtspersoon is en de activiteit is aangewezen als dienst van algemeen economisch belang, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten, ook indien de verleende subsidie lager is dan € 125.000.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    door middel van het overleggen van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

  • 4.

    Onverminderd het eerste, tweede en derde lid en gelet op de toepasselijke Europese regelgeving overlegt de subsidieontvanger, indien hij een privaatrechtelijke rechtspersoon is, daarbij een overzicht van gerealiseerde kosten, ook indien de verleende subsidie lager is dan € 125.000 en de activiteit is aangewezen als dienst van algemeen economisch belang.

Artikel 2.15 Subsidievaststelling

Indien de subsidieontvanger een privaatrechtelijke rechtspersoon is en de activiteit is aangewezen als dienst van algemeen economisch belang, wordt gelet op de toepasselijke Europese regelgeving de verleende subsidie vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 2.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3.

    Voor subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot, bedoeld in het derde lid, in een keer.

     

§ 3 Gebiedsimpuls landbouw

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • d.

    grenscorridor N69: deelgebieden Einderheide, Dommel-Noord, Dommel-Zuid, Keersop en Run, zoals opgenomen op de kaart in bijlage 2;

  • e.

    Integraal Gebiedsplan Grenscorridor N69: plan door de Stuurgroep Grenscorridor N69 op 8 juli 2014 als richtinggevend vastgesteld;

  • f.

    landschapselement: natuurelement in het cultuurlandschap met een natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of archeologische betekenis;

  • g.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014;

  • h.

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • i.

    Stuurgroep Grenscorridor N69: bestuurlijk overleg bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de in het gebied van de Grenscorridor N69 liggende gemeenten, waterschap en belangengroeperingen.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    waterschappen;

  • c.

    rechtspersonen met een doelstelling gericht op de belangenbehartiging van de agrarische en tuinbouwsector.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    peil gestuurde drainage;

  • b.

    kavelruil;

  • c.

    ontsluiting voor landbouwverkeer en vee;

  • d.

    centrale beregeningsleiding;

  • e.

    inrichtingsmaatregelen erfafspoelwater;

  • f.

    precisielandbouw;

  • g.

    erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale regeling;

  • b.

    met het project reeds is gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend;

  • c.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014, dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • d.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het gebied Grenscorridor N69, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd buiten het Natuur Netwerk Brabant;

    • c.

      het project past binnen de visie van het Integraal Gebiedsplan Grenscorridor N69;

    • d.

      de Stuurgroep Grenscorridor N69 heeft over het project een advies uitgebracht;

    • e.

      de subsidieaanvrager geeft inzicht in:

      • 1°.

        de voor het project benodigde vergunningen;

      • 2°.

        de bij het project betrokken partners;

      • 3°.

        de rollen en verantwoordelijkheid van de partners bij de uitvoering van het project;

    • f.

      indien de subsidieaanvrager een onderneming is heeft zij:

      • 1°.

        maximaal 250 mensen voltijds in dienst; en

      • 2°.

        een jaaromzet van maximaal €50 miljoen; of,

      • 3°.

        een jaarlijks balanstotaal van maximaal €43 miljoen;

    • g.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting inclusief een gedekte financiering.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a tot en met f, in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op de verbetering van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf, met name door een verlaging van de productiekosten of de verbetering en omschakeling van de productie;

    • b.

      het project is gericht op de aanleg en verbetering van infrastructuur in verband met de ontwikkeling, aanpassing en modernisering van de landbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouwgrond, verkaveling en verbetering van land en de voorziening en besparing van energie en water.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder g, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het betreft plantmateriaal van Nederlandse herkomst zoals opgenomen in bijlage 3;

    • b.

      de aanleg van beplantingen gebeurt overeenkomstig de vereisten zoals opgenomen in bijlage 4.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a tot en met f, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      de kosten van verwerving van grond, voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van het project;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      de algemene kosten in verband met de onder a en b bedoelde uitgaven;

    • d.

      de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;

    • e.

      uitgaven voor niet-productieve investeringen in verband met de in artikel 3.6, derde lid, bedoelde doelstellingen;

    • f.

      als het gaat om irrigatie: de kosten van investeringen die aan de volgende voorwaarden voldoen:

      • 1°.

        voor het hele gebied waarin de investering wordt uitgevoerd en andere gebieden waarin deze investering gevolgen voor het milieu kan hebben, wordt een stroomgebiedbeheerplan als vereist in artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) aan de Commissie toegezonden;

      • 2°.

        de maatregelen die in het kader van het stroomgebiedbeheerplan overeenkomstig artikel 11 van die richtlijn worden uitgevoerd en voor de landbouwsector van belang zijn, worden in het betrokken maatregelenprogramma omschreven;

      • 3°.

        een watermetingssysteem voor de meting van het waterverbruik op het niveau van de gesteunde investering is beschikbaar of wordt beschikbaar gesteld als onderdeel van de investering;

      • 4°.

        de investering leidt tot een daling van het voorafgaande waterverbruik met ten minste 25 %.

  • 2.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder g, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten gemaakt vanaf 1 juli 2014 voor niet-economische activiteiten;

    • b.

      uitvoeringskosten;

    • c.

      kosten voor de aanleg van het landschapselement.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor beheer en onderhoud;

    • b.

      kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

    • c.

      kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen;

    • d.

      vergoeding voor de ureninzet van vrijwilligers of agrariërs;

    • e.

      kosten voor aansprakelijkheid en verhaal.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid en in afwijking van artikel 3.7, eerste lid, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten en eenjarige gewassen;

    • b.

      kosten voor de aanplant van eenjarige gewassen;

    • c.

      kosten voor afwateringswerkzaamheden;

    • d.

      kosten voor investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen;

    • e.

      kosten voor de aankoop van dieren.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 augustus 2017 tot en met 15 december 2021.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode genoemd in artikel 3.9 vast op € 2.039.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, onder a tot en met f, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000, wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3.

    Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien ter zake van een project reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies het maximum, genoemd in het eerste of tweede lid, niet wordt overschreden.

  • 4.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, onder g, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 15.000.

  • 5.

    Onverminderd het vierde lid geldt dat de totaal verstrekte subsidie aan een onderneming die actief is in de primaire productie van landbouwproducten niet hoger mag zijn dan € 15.000 over een periode van drie belastingjaren en ook dat anderszins wordt voldaan aan de voorwaarden voor de-minimissteun.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na de datum van beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting en waarbij er geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de subsidieontvanger.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onder c, houdt de subsidieontvanger, indien hij een privaatrechtelijke rechtspersoon is, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten, ook indien de verleende subsidie lager is dan € 125.000.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    door middel van het overleggen van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 4.

    Onverminderd het tweede lid en gelet op de toepasselijke Europese regelgeving overlegt de subsidieontvanger daarbij een overzicht van gerealiseerde kosten, ook indien de verleende subsidie lager is dan € 125.000.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing op verleende subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onder g.

Artikel 3.15 Subsidievaststelling

Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving worden de verleende subsidies van € 25.000 en hoger vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 3.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3.

    Voor subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot, bedoeld in het derde lid, in een keer.

     

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van1 augustus 2017.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor N69 Noord-Brabant.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris,

mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1 behorende bij de Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant

Bijlage 2 behorende bij de Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant

Bijlage 3 behorende bij paragraaf 3 van de Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant

 

Overzicht subsidiabele soorten

 

Sortiment

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Abeel, grauwe

 

Populus canescens

Appel, wilde

 

Malus sylvestris

Berk, ruwe

Betula pendula

 

Berk, zachte

 

Betula pubescens

 

Bes, aal-

Ribes rubrum

 

Bes, zwarte

 

Ribes nigrum

 

Beuk

 

Fagus sylvatica

 

Bosroos

 

Rosa arvensis

 

Eglantier

 

Rosa rubiginosa

 

Eik, zomer-

 

Quercus robur

 

Eik, winter-

 

Quercus petrea

 

Els, zwarte

 

Alnus glutinosa

 

Esdoorn, gewone

 

Acer pseudoplatanus

 

Esdoorn, noorse

 

Acer plantanoides

 

Gagel

 

Miryca gale

 

Gelderse roos

Viburnum opulus

 

Haagbeuk

 

Carpinus betulus

 

Hazelaar

Corylus avellana

 

Heggeroos

 

Rosa corymbifera

 

Hondsroos

 

Rosa canina

 

Hulst

Ilex aquifolium

 

Iep, div .klonen

 

Ulmus ‘

Iep, steel-

 

Ulmus laevis

 

Sortiment

Kardinaalsmuts

 

Euonymus europaeus

 

Kastanje, tamme

 

Castanea sativa

 

Kers, zoete

Prunus avium

 

Kornoelje, rode

 

Cornus sanguinea

 

Kornoelje, gele

 

Cornus mas

 

Kraagroos

 

Rosa agrestis

 

Krenteboompje

Amelanchier lamarckii

 

Liguster, wilde

 

Ligustrum vulgare

 

Linde, kleinbladige

 

Tilia cordata

 

Linde, grootbladige

 

Tilia platyphyllos

 

Linde, zilver-

 

Tilia tomentosa

 

Linde, Hollandse

Tilia vulgaris

 

Lijsterbes

 

Sorbus aucuparia

 

Meidoorn, eenstijlige

 

Crataegus monogyna

 

Meidoorn, tweestijlige

Crataegus laevigata

 

Mispel

 

Mespilus germanica

 

Noot

 

Juglans regia

 

Peer, wilde

 

Pyrus pyraster

 

Populier, zwarte

 

Populus nigra

 

Populier – ‘Canadapopulier’

Populus x canadensis

 

Sleedoorn

 

Prunus spinosa

 

Veldesdoorn

 

Acer campestre

 

Vlier, gewone

 

Sambucus nigra

 

Vlier, berg

 

Sambucus racemosa

 

Vogelkers, inheemse

 

Prunus padus

 

Sortiment

Vuilboom

 

Rhamnus frangula

 

Wegedoorn

 

Rhamnus catharticus

 

Wilg, amandel-

 

Salix triandra

 

Wilg, bittere

 

Salix purpurea

Wilg, bos-

 

Salix caprea

 

Wilg, grauwe

Salix cinerea

 

Wilg, kat-

 

Salix viminalis

 

Wilg, geoorde

Salix aurita

 

Wilg, kraak-

 

Salix fragilis

 

Wilg, kruip-

 

Salix repens

 

Wilg, laurier-

 

Salix pentandra

 

Wilg, schiet-

 

Salix alba

 

Hoogstamfruitbomen

Diverse soorten

 

Te subsidiëren cultivars (c.v.) van laanbomen. Van een aantal soorten laanbomen een beperkt aantal cultivars subsidiabel. Het gaat hierbij om de volgende cultivars: Populus canescens ‘De Moffart en Witte van Haamstede’; Acer pseudeplatanus ‘ Negenia en Rotterdam’; Fraxinus excelsior ‘ Eureka, Altena, Atlas en Westhof’s Glorie ‘; Ulmus ‘Dodoens Clusius en Lobel’; Prunus avium ‘ Landscape Bloom en Plena’; Tilia cordata ‘ Erecta en Roelvo’; Tilia vulgaris ‘Pallida’;Populus x canadensis ‘div. cultivars’; Populus nigra ‘div. cultivars m.u.v. Italica’; Salix alba ‘ Liempde, Belders’

Bijlage 4 behorende bij paragraaf 3 van de Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant

 

Overzicht vereisten voor aanleg van beplantingen

 

Beplantingsgroep*

 

Minimale leeftijd/maat

Maximaal te subsidiëren aantal per oppervlakte- /of lengte eenheid

Te subsidiëren sortiment

 

Maximaal aantal te subsidiëren per project

 

Bosplantsoen

2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm

6400 st per hectare; plantverband minimaal 1,25m x 1,25m of 1,50m x 1,00m

 

Zie bijlage 3

 

 

Haagplantsoen

2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm

4 st per meter haag

Zie bijlage 3

 

Veren

Lengte minimaal 150 cm

12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter

Zie bijlage 3

n.v.t.

Laanbomen excl. Hoogstamfruitbomen

 

Minimaal maat 10-12 cm; 2x verplant

 

12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter

 

Zie bijlage 3

n.v.t.

Hoogstamfruitbomen

 

Minimaal maat 10-12 cm

156 st per hectare; plantafstand minimaal 8 meter

 

Zie bijlage 3

Maximaal 10 st; eventueel meer dan 10 stuks subsidiabel als aanleg past in cultuurhistorische context

Knotwilgen

Onbewortelde 3 jarige stek of bewortelde stek maat 10-12 cm

20 st per 100 meter; plantafstand minimaal 5 meter

Zie bijlage 3

n.v.t.

Snelgroeiend loofhout

 

1 jarige bewortelde stek

625 st per hectare

Zie bijlage 3

n.v.t.

 

* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking.

 

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant.

Algemeen

In het gebied van de Grenscorridor N69 speelt vanwege de toename van het verkeer al decennia lang de leefbaarheid- en bereikbaarheidsproblematiek. Provinciale Staten hebben besloten deze problematiek op te lossen door naast het ontwikkelen van een nieuwe wegverbinding de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te versterken. De Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor N69 Noord-Brabant is gericht op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

 

Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit is gericht op de thema’s landschap, landbouw, natuur, water en recreatie. Hiervoor zijn door de samenwerkende partijen in het gebied gebiedsimpulsmaatregelen benoemd die onderdeel zijn van het Integraal Gebiedsplan Grenscorridor N69. De samenwerkende partijen in dit gebied zijn de gemeenten Bergeijk, Eersel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre en verder Waterschap de Dommel, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, ZLTO, BMF en de RECRON. De samenwerkende partijen hebben afgesproken deze maatregelen verder uit te werken en uit te voeren. De Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant is er op gericht om maatregelen op de thema’s landschap, landbouw, natuur, water en recreatie en daarmee de gebiedsimpulsmaatregelen mogelijk te maken.

 

Juridisch kader

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Subsidies en Europese staatssteunregels

Bij de opzet van de subsidieregeling is in geval van subsidieverlening op grond van de paragrafen 1 en 2 sprake van staatssteun bij subsidieverlening aan privaatrechtelijke rechtspersonen. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Een aparte categorie steunmaatregelen betreft diensten van algemeen economisch belang (DAEB). DAEB onderscheiden zich van gewone diensten door de aanwezigheid van publieke belangen met betrekking tot kwaliteit en toegankelijkheid. Indien de overheid van mening is dat bepaalde economische diensten in het algemeen belang zijn en het marktmechanisme niet in voldoende mate in deze diensten voorziet, kan zij besluiten om de DAEB te gaan ondersteunen.

 

De compensatie voor het verrichten van DAEB dient aan een aantal strikte voorwaarden te voldoen:

  • 1.

    De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbare dienst verplichtingen en die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn.

  • 2.

    De parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld

  • 3.

    De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbare dienst verplichting, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken.

  • 4.

    Er dient verwezen te worden naar het DAEB-Vrijstellingsbesluit van de Europese Commissie. Dit vrijstellingsbesluit stelt als voorwaarde dat iedere twee jaar gerapporteerd wordt over het gebruik van de vrijstellingsbeschikking.

 

Voor paragraaf 3 is ervoor gekozen om de Landbouwvrijstellingsverordening van toepassing te verklaren en de verordening de-minimissteun voor de landbouwsector, omdat de subsidie ten goede komt aan de landbouwsector.

 

De Landbouwvrijstellingsverordening is van toepassing op projecten gericht op de verbetering van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf of projecten gericht op de aanleg en verbetering van infrastructuur in verband met de ontwikkeling, aanpassing en modernisering van de landbouw (artikel 3.6, derde lid). De voorwaarden en vereisten uit de Landbouwvrijstellingsverordening zijn verwerkt in paragraaf 3 van deze subsidieregeling.

 

De verordening de-minimissteun voor de landbouwsector is van toepassing op projecten gericht op erfbeplanting. Dit betekent dat er alleen subsidie voor dit soort projecten kan worden verleend indien een onderneming in de primaire productie van de landbouw niet meer dan € 15.000 aan de-minimissteun van bestuursorganen heeft ontvangen over drie belastingjaren.

 

Artikelsgewijs

 

Artikelen 1.6, 2.6 en 3.6 Subsidievereisten

Onder c Advies van de Stuurgroep Grenscorridor N69

Het advies dient een deugdelijke onderbouwing te bevatten waarom een project wel of niet past in de Grenscorridor N69. De Stuurgroep dient daarbij de betreffende integrale visie in samenhang met de vereisten van de betreffende paragraaf te betrekken.

 

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Derde lid, onder b CROW-richtlijnen

CROW is een non-profit kennispartner voor overheden, aannemers en adviesbureaus op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer, werk en veiligheid, aanbesteden en contracteren. CROW werkt met externe professionals in werkgroepen uit verschillende vakgebieden die samen aanbevelingen en richtlijnen opstellen over bijvoorbeeld vormgeving en maatvoering van verkeersinfrastructuur. In de CROW-richtlijnen staan bijvoorbeeld de vereisten beschreven waaraan een utilitair fietspad moet voldoen.

 

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Onder a, 2.7, onder a, en 3.7, tweede lid, onder a

Kosten voor niet-economische activiteiten zijn subsidiabel vanaf 1 juli 2014. Kosten voor economische activiteiten zijn subsidiabel vanaf de datum van aanwijzing van de DAEB.

 

Artikel 1.8 en 2.8 Niet subsidiabele kosten

Onder b Personeelskosten

Niet subsidiabel zijn de eigen interne kosten van de subsidieaanvrager en de kosten voor inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager. Het gaat hierbij om inhuur ter aanvulling van het ambtelijk apparaat. Wel subsidiabel zijn kosten voor het vragen van advies aan externe bureaus of externe deskundigen voor bijvoorbeeld het maken van een ontwerp voor een fietspad.

 

Artikel 1.11, 2.11 en 3.11 Subsidiehoogte

Conform de Awb is bij het bepalen van de hoogte van de subsidie de subsidieaanvraag altijd leidend. Er kan dus nooit meer verleend worden dan het aangevraagde subsidiebedrag.

 

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Onder g Erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven

Voor projecten gericht op erfbeplanting ten behoeve van andere dan landbouwbedrijven kan subsidie worden aangevraagd op grond van paragraaf 1 van deze subsidieregeling. Voor projecten gericht op erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven kan op grond van deze paragraaf subsidie worden aangevraagd. Dit is gesplitst, omdat voor subsidie aan landbouwbedrijven een ander staatssteunregime geldt. Voor projecten gericht op erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven zijn de voorwaarden van de verordening de-minimissteun voor de landbouwsector van toepassing.

 

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Onder c Algemene kosten

Het gaat hier om kosten voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies. Haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder a en b worden gemaakt.

Onder f Irrigatie

Zowel investeringen die betrekking hebben op grond- of oppervlaktewaterlichamen waarvan de toestand, om redenen in verband met de waterhoeveelheid, in het betrokken stroomgebiedbeheerplan is aangemerkt als minder dan goed, als investeringen die leiden tot een netto-uitbreiding van het geïrrigeerde areaal met gevolgen voor een bepaald grond- of oppervlaktewaterlichaam, komen echter niet in aanmerking voor steun op grond van dit artikel.

De in onder f, onderdelen 1° en 2° vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing op een investering in een bestaande installatie die enkel gevolgen heeft voor de energie-efficiëntie, op een investering voor het aanleggen van een reservoir of op een investering in het gebruik van gerecycleerd water die geen gevolgen heeft voor een bepaald grond- of oppervlaktewaterlichaam.

 

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

Vierde en vijfde lid Erfbeplanting en de-minimissteun

Voor erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven geldt dat, om te voldoen aan de staatssteunregels, de voorwaarden van de verordening de-minimissteun voor de landbouwsector van toepassing zijn. Dit betekent onder meer dat een landbouwer niet meer dan € 15.000 over drie belastingjaren aan de-minimissteun mag ontvangen. Om die reden is de te verlenen subsidie voor erfbeplanting op een maximum gesteld van € 15.000. Omdat het gaat om een maximum bedrag van € 15,000 aan de-minimissteun dat een landbouwer in totaal van alle bestuursorganen over drie belastingjaren mag ontvangen is het vijfde lid toegevoegd. Wanneer een landbouwer derhalve al voor een andere activiteit in de afgelopen drie belastingjaren de-minimissteun heeft ontvangen betekent dit dat hij niet meer het maximumbedrag van € 15.000 kan ontvangen.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

 

 

de voorzitter, de secretaris,

 

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

 

Naar boven