Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 4 juli 2017, nr. 81B80D99, tot openstelling van de regeling fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 fysieke investeringen voor innovatie en modernisering provincie Utrecht 2017)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

 

Gelet op artikel 1.3, 1.4 en paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

 

Overwegende:

  • dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder de uitrol van innovaties in de agrarische sector die bijdragen aan een duurzaam toekomstperspectief.

Besluiten

 

  • II.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 21 augustus tot en met 20 oktober 2017 17:00 uur;

  • III.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.000.000,- waarvan € 500.000,- uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 500.000,- uit het provinciale Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (AVP);

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3 kan subsidie worden verstrekt voor fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovaties binnen de agrarische sector.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de investering betrekking heeft op één van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, luchten grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

    • d.

      klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

    • e.

      klimaat adaptatie (door het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting);

    • f.

      verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • g.

      behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

  • 3.

    Een aanvraag om subsidie kan betrekking hebben op minimaal één en maximaal 3 investeringen zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 2 Aanvragers

Subsidie wordt verstrekt aan landbouwers.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.2.3 van de Verordening subsidies POP3 wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    de kosten van de bouw of verbetering dan wel verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    kosten van adviseurs voor het bedrijfsklaar maken van de investering;

  • d.

    kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • e.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 4 Hoogte subsidie

  • 1.

    In afwijking op artikel 2.2.4 van de Verordening subsidies POP3 dient de subsidie op het moment van de subsidieverlening per begunstigde en aanvraag 40% van de subsidiabele projectkosten, minimaal € 25.000,- en maximaal € 100.000 te bedragen.

  • 2.

    Het minimum bedrag aan subsidiabele kosten per fysieke investering, als bedoeld in artikel 1 is € 20.000,–.

Artikel 5 Selectiecriteria

  • 1.

    Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1:15 en artikel 2.2.5 van de Verordening worden de volgende criteria toegepast voor de onder artikel 1 bedoelde subsidiabele investeringen:

    • a.

      Mate van de effectiviteit van de activiteit, door te bezien in welke mate de investering bijdraagt aan het doel/ de doelstellingen van de openstelling.

    • b.

      Mate van innovativiteit, hetgeen wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te beoordelen:

      • i.

        de aard van de innovatie;

      • ii.

        het vernieuwende karakter van de innovatie;

    • c.

      Mate van kosteneffectiviteit, hetgeen wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

    • d.

      Kans op succes/haalbaarheid; de mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt, hetgeen wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te beoordelen:

      • i.

        De mate waarin de innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager.

      • ii.

        De behoefte aan de innovatie in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt. zijn relevante partijen bij de ontwikkeling betrokken,

      • iii.

        De wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de innovatie.

  • 2.

    De beoordeling van de selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    • a.

      Het aantal punten voor de mate van effectiviteit wordt als volgt bepaald:

      • i.

        1 punt: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is matig.

      • ii.

        2 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is voldoende.

      • iii.

        3 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is goed.

      • iv.

        4 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is zeer goed.

    • b.

      Het aantal punten voor de mate van innovativiteit wordt als volgt bepaald:

      • i.

        1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten matig.

      • ii.

        2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • iii.

        3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten goed.

      • iv.

        4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

    • c.

      Het aantal punten voor de mate van kosteneffectiviteit wordt als volgt bepaald:

      • i.

        1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • ii.

        2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • iii.

        3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

      • iv.

        4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

    • d.

      Het aantal punten voor kans op succes/haalbaarheid wordt als volgt bepaald:

      • i.

        1 punt: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

      • ii.

        2 punten: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • iii.

        3 punten: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

      • iv.

        4 punten: de haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

Artikel 6 Puntensystematiek

  • 1.

    Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 5 bepaalde selectiecriteria en de weging zoals bedoeld in het tweede lid, wordt iedere investering, tot maximaal 3 per aanvraag, beoordeeld. In het geval van 2 of 3 investeringen wordt een gemiddelde genomen van de scores. Deze score wordt in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per aanvraag wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.

  • 2.

    De weging van de in artikel 5 bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

     

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    a.

    Mate van effectiviteit

    3

    1 - 4

    b.

    Mate van innovativiteit

    1

    1 - 4

    c.

    Kosteneffectiviteit

    2

    1 - 4

    d.

    Kans op succes/ Haalbaarheid

    1

    1 - 4

  • 3.

    Het maximum aantal punten is 28.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 18 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd;

  • 5.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a van artikel 5 (mate van effectiviteit).

  • 6.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het vijfde lid tevens een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in artikel 5 het eerste lid, onder a (mate van effectiviteit), wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c van artikel 5 (kosteneffectiviteit).

  • 7.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c van artikel 5, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b van artikel 5 (innovativiteit).

  • 8.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 7 Bevoorschotting

Artikel 8 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/pop-3/procedure-aanvraag/.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 fysieke investeringen voor innovatie en modernisering provincie Utrecht 2017.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 4 juli 2017.

Gedeputeerde staten van Utrecht,

Voorzitter,

Secretaris.

Toelichting

Inleiding

In het kader van het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) heeft de provincie Utrecht de mogelijkheid om maatregelen open te stellen voor het indienen van projectvoorstellen die voor een EU-subsidie in het kader van het POP-3 in aanmerking kunnen komen.

 

Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken is een blijvende investering in innovatie en modernisering van de landbouw noodzakelijk. Door deze investeringen kan de concurrentiekracht van de sector worden verhoogd.

 

Met de regeling fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen wil de provincie Utrecht agrariërs uitdagen om met investeringsprojecten te komen die een meerwaarde bieden voor de ontwikkeling van hun bedrijf en een bijdrage leveren aan een duurzame landbouw. Met name het innovatieve karakter van de investering maakt dat het een extra stimulering behoeft. Deze regeling zet vooral in op uitrol van innovaties en modernisering.

 

Er is gekozen om alle thema’s (artikel 2.2 a t/m g) een gelijkwaardig gewicht te geven:

 

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie.

     

    Het doel is om ondernemers te stimuleren om te schakelen op nieuwe verdienmodellen en de omschakeling naar nieuwe vormen van gecertificeerde teelten met specifieke kwaliteitskenmerken zoals streekproducten of biologisch.

     

  • b.

    beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen;

     

    Het doel is om ondernemers te stimuleren productierisico’s in eigen hand te nemen door het verkorten van ketens en bijvoorbeelddoor het inzetten van innovaties en modernisering op het gebied van logistiek en houdbaarheid.

     

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

     

    Het doel is om emissies te beperken die bovenwettelijk zijn en om het gebruik van grondstoffen op het bedrijf te beperken door toepassing van kringlooplandbouw.

    Emissievermindering speelt in verschillende sectoren, zoals de veehouderij en de bollenteelt. Het thema past goed in de provinciale ambitie op het gebied van duurzaamheid, waaronder circulaire economie. Denk hierbij aan het hergebruik van proceswater, waardoor dit niet meer geloosd hoeft te worden, of het hergebruik van organische reststromen voor biobased toepassingen.

     

  • d.

    klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

     

    Het doel is om ondernemers te stimuleren in klimaatneutrale ontwikkeling van het bedrijf door te voeren onder andere het terugwinnen van energie uit stallen en andere vormen van hernieuwbare energies, het toepassen van nieuwe opslagtechnieken, .

     

  • e.

    klimaat adaptatie (door het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en - overschotten en toenemende verzilting);

     

    Het doel is om met name het probleem van (zoet)watertekorten op te lossen op het bedrijf. Onder andere het slimmer omgaan met de beperkte hoeveelheid zoet water zoals ondergrondse opslag en precisielandbouwtechnieken.

     

  • f.

    verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

     

    Het doel is om ondernemers te stimuleren innovatieve technieken en modernisering toe te passenten behoeve van de volksgezondheid en dierenwelzijn. Dit kan onder andere door de uitstoot van fijnstof uit veestallen te verminderen ten behoeve van de volksgezondheid en dierenwelzijnsmaatregelen te treffen zoals het verbeteren van het stalklimaat en het antibioticagebruik te verminderen .

     

  • g.

    behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

     

    Het doel is de realisatie van innovatieve vormen van bedrijfsvoering die leiden tot het beter inpasbaar maken van maatregelen gericht op biodiversiteit en verbetering van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld initiatieven voor biodiversiteitsvriendelijke landbouw.

Met dit openstellingsbesluit wordt aan de realisatie van bovenstaande doelstellingen invulling gegeven.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Artikel 1

Deze investeringsregeling is gericht op investeringen die een effect hebben op één de 7 thema’s van het POP3-programma (a t/m g). Er kunnen in een aanvraag maximaal 3 investeringen worden opgenomen.

Artikel 2 Aanvragers

Uitsluitend landbouwers kunnen een aanvraag voor subsidie indienen.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

Nadere toelichting op de in artikel 4.1 genoemde subsidiabele kosten van investeringen:

  • a.

    De kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen.

    Hier gaat het met name om kosten van bedrijfsgebouwen. De aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal10% van de totale subsidiabele kosten.

  • b.

    De kosten van de koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa

    De Bedrijfsmiddelen (o.a. nieuwe landbouwmachines en installaties) worden aangeschaft om blijvend te worden gebruikt door de eindbegunstigde. In dit geval is de volledige aan- of huurkoopwaarde subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen;

  • c.

    De kosten van adviseurs voor het bedrijfsklaar maken van de investering zijn subsidiabel voorzover die aantoonbaar met het gebruiksklaar maken van de investering. Het kan bijvoorbeeld gaan om het configureren van de machines of het inregelen van de software.

  • d.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • e.

    Niet verrekenbare of niet compensabele BTW

    BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.

Artikel 5 Hoogte subsidie

Voor investeringen geldt een maximum subsidie van 40% van de subsidiabele kosten.

De ondergrens van een project bedraagt € 25.000,- aan subsidie. Deze ondergrens moet worden gehaald op het moment van de subsidieverlening op basis van de subsidiabele kosten. Het kan zijn dat er € 35.000,- wordt aangevraagd maar dat hiervan ‘slechts’ € 24.000,- uiteindelijk aan subsidie overblijft na beoordeling van de aanvraag. In dat geval wordt de subsidie niet verleend. De maximum subsidie is € 100.000 per aanvraag en per eindbegunstigde. Dit betekent dat een aanvrager maar één aanvraag kan indienen.

Omdat een aanvraag voor subsidie om meerdere investeringen kan gaan (maximaal 3) is er een minimum gesteld van € 20.000 aan subsidiabele investeringskosten per investering.

Artikel 7 en 8 Selectiecriteria en Puntensystematiek

Gedeputeerde Staten hanteren voor de beoordeling en rangschikking van de subsidieaanvragen een

puntentelling. Aanvragen worden beoordeeld op:

  • a.

    mate van effectiviteit van de activiteit;

  • b.

    innovativiteit.

  • c.

    kosteneffectiviteit;

  • d.

    kans op succes/ haalbaarheid;

 

Iedere investering (maximaal 3 per aanvraag) wordt op basis van de selectiecriteria beoordeld en gewogen. Bij meerdere investeringen per aanvraag wordt een gemiddelde genomen van de scores.

 

Voor de weging geldt dat b. de mate van effectiviteit als belangrijkste wordt gezien en een weging van 3 heeft, kosteneffectiviteit krijgt een weging van 2, kans op succes/haalbaarheid en mate van innovativiteit krijgen een weging van 1.

 

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de aanvraag een minimumscore van 18 halen. Dit is ongeveer een 6,4 op een schaal van 10. Daarmee komt tot uitrukking dat er een duidelijke voldoende gehaald moet worden. Hiermee beoogt de provincie de meest (kosten)effectieve investeringen te selecteren.

 

De provincie Utrecht stimuleert geen projecten die behoren bij een goede bedrijfsvoering landbouw praktijk om aan wettelijke verplichtingen te voldoen, of aan wettelijke verplichting die in voorbereiding zijn. Te denken is dan bijvoorbeeld aan inrichtingen voor bestaande normoverschrijdingen vanaf het erf richting oppervlaktewater.

Deze regeling heeft vooral tot doel de ondernemer uit te dagen om te kiezen voor een investering die het best tot zijn recht komt op zijn bedrijf. Om die reden wordt geen gebruik gemaakt van een investeringslijst. Een investeringslijst is sterk aanbodgericht en biedt geen maatwerk of keuzemogelijkheden voor de ondernemer voor zijn specifieke bedrijfssituatie.

De selectie van projecten zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle projecten die binnen de openstellingsperiode worden ingediend, en voldoen aan de subsidievoorwaarden, worden beoordeeld op basis van een puntentoekenning. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (artikel 8) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens gerangschikt aan de hand van het puntentotaal, waarbij de projecten aflopend (hoog naar laag aantal punten) worden gerangschikt. Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gehonoreerd op basis van deze rangschikking.

 

Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit

De mate van effectiviteit van investeringen is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. De bijdrage die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden bepaald door te bezien in welke mate de activiteit bijdraagt aan de doelstellingen van de openstelling. De beleidsdoelen van de provincie Utrecht zijn uitgewerkt in de in artikel 1 lid 2 genoemde thema’s. Dit criterium betreft de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan deze thema’s. De projecten zullen dus aantoonbaar een bijdrage leveren aan één of meer van de genoemde thema’s. Hierbij speelt:

  • de mate waarin de innovatie een verbetering is ten opzichte van gangbare technieken (bijvoorbeeld wat betreft vermindering emissies, energieverbruik, bewaarverliezen);

  • of de innovatie al breed wordt toegepast;

  • of de innovatie inspeelt op nieuwe of toekomstige ontwikkelingen;

  • de omvang van de sectoren waarbinnen de innovatie toepasbaar is.

Aan effectiviteit van de activiteit wordt een hoog belang toegekend en daarom is de wegingsfactor 3.

 

Ad b. innovativiteit

In het kader van deze regeling wordt het begrip ‘innovativiteit’ relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de investering toegepast gaat worden. De mate van innovativiteit blijkt uit de mate waarin de investering uniek is voor Utrecht en waarin het zich onderscheidt van alternatieven. Het kan ook gaan om bestaande innovatieve techniek die nog geen toepassing hebben in bepaalde sectoren. Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar:

  • de aard van de innovatie: een precieze omschrijving van de innovatie (bijvoorbeeld techniek, bedrijfsmanagement) waaruit blijkt op welk onderdeel van het bedrijfsproces de innovatie zich richt en op welke wijze de innovatie bijdraagt aan één van de thema’s uit artikel 3 lid 2 a t/m g.

  • het vernieuwende karakter van de innovatie:

De wegingsfactor is 1 omdat in deze openstelling het zwaartepunt op modernisering en uitrol ligt.

 

ad c. Kosteneffectiviteit

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. De gekozen invulling van dit criterium maakt het mogelijk dat projecten met de hoogste ‘value for money’ het beste scoren. Hierbij wordt gekeken of de kosten noodzakelijk zijn voor het realiseren van de innovatieve investering.

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin wordt bijgedragen aan de thema’s zoals beschreven in de openstelling. Hierbij wordt gekeken naar de thema’s uit artikel 1 lid 2 a t/m g. De kosten van een investering kunnen zeer hoog zijn, maar tegelijk kan de investering ook heel effectief zijn (door de investering wordt een hele kringloop gesloten en de investering draagt ook bij aan andere thema’s). Zijn de kosten van de investering relatief hoog ten opzichte van het effect dan zal de kosteneffectiviteit matig zijn.

Aan kosteneffectiviteit wordt een weging van 2 toegekend omdat in samenhang met de effectiviteit van de activiteit een groot gewicht wordt gegeven naar criteria die de meerwaarde van de investering op de doelstellingen van de openstelling moeten wegen.

 

Ad d. kans op succes/ haalbaarheid

Dit criterium betreft de kans dat de investering een hoog effect sorteert op het bedrijf en tot voorbeeld voor andere ondernemers kan dienen. De regeling heeft tot doel om de uitrol van bewezen innovaties verder te verspreiden onder het peloton van landbouwers ten behoeve van de verduurzaming van de landbouwsector. Er wordt beoordeeld op de volgende aspecten, waarbij de aspecten a t/m c hetzelfde gewicht wordt toegekend, maar tevens in samenhang worden bekeken:

  • a.

    De mate waarin de innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager. Hierbij wordt gelet op:

    • de aansluiting op de bedrijfsvoering: de investering voegt een duidelijke verbetering toe aan bestaande bedrijfsprocessen blijkens het projectplan.

    • het te verwachten rendement van de investering: hieronder wordt de terugverdientijd verstaan (indien van toepassing).

  • b.

    De behoefte aan de innovatie in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt. Hierbij wordt gelet op:

    • noodzaak: indien van toepassing op de bedrijfssituatie en investering: het voldoen aan toekomstige regelgeving;

    • kansen en risico’s van de innovatie: in hoeverre is er risico dat de investering niet op het bedrijf tot het beoogde effect leidt, door in het projectplan aan te tonen dat de innovatie een reeds bewezen effect heeft.

  • c.

    De wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de innovatie. Daarbij wordt met name gelet op:

    • de voorbeeldfunctie die de aanvrager kan vervullen

    • de rol van erfbetreders (afnemers, leveranciers).

  • De aanvrager dient hiertoe in het projectplan aan te geven of en op welke wijze hij via media of onder- nemerskringen communiceert over de investering of aantoont dat de leverancier of andere erfbetreders communiceren over het type investering en het belang ervan.

De wegingsfactor is 1 omdat bij dit type aanvraag er al een concreet voorstel ligt (aanschaf van machines) waardoor risico’s op uitvoerbaarheid gering zijn.

Artikel 9 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:

 

U kunt tot en met vrijdag 6 oktober 2017 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk 13 oktober 2017 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

 

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.

Naar boven