Achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 1 december 2015 de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten enkele kleine onvolkomenheden wensen aan te passen in paragraaf 2 van die regeling;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten paragraaf 4 van die regeling opnieuw wensen open te stellen;

 

Overwegende dat naar aanleiding van de motie M8 veerdiensten Noord-Brabant die door Provinciale Staten is aangenomen op 11 november 2016 onderzoek heeft plaatsgevonden of en hoe de continuïteit van veerverbindingen in Noord-Brabant gewaarborgd kan worden;

 

Overwegende dat dit onderzoek heeft geleid tot een geactualiseerde beleidslijn voor veerdiensten;

 

Overwegende dat in het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, onderdeel ‘Fiets in de versnelling’, het fietsgebruik in Noord-Brabant wordt gestimuleerd en dat periodiek, in samenwerking met de GGA-regio's het Fietsnetwerk Noord-Brabant van utilitaire fietspaden wordt vastgesteld;

 

Overwegende dat een aantal veerdiensten in Noord-Brabant fietspaden die onderdeel zijn van dit fietsnetwerk verbinden;

 

Overwegende dat deze verbindende functie voor de Provincie van belang is en dat veerverbindingen in dit fietsnetwerk niet altijd rendabel te exploiteren zijn;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 wensen te wijzigen door een nieuwe paragraaf over veerverbindingen in te voegen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten voor de te verstrekken subsidie uit hoofde van paragraaf 10 onder meer gebruik willen maken van de Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen.

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2.6, eerste lid, onder r, wordt “onder c” vervangen door: onder d.

 

B. In artikel 2.7, tweede lid, wordt “onder d” vervangen door: onder h.

 

C. In artikel 2.10 wordt “31 april” vervangen door: 30 april.

 

D. In artikel 2.13, eerste lid, onder a, wordt “onder c” vervangen door: onder d.

 

E. In artikel 4.1, onder j, wordt “2017” vervangen door: 2018.

 

F. In artikel 4.6, eerste lid, onderdeel d, onder 2, wordt “2017” vervangen door: 2018.

 

G. In artikel 4.9 wordt “1 december 2016 tot en met 3 januari 2017” vervangen door: 1 december 2017 tot en met 15 januari 2018.

 

H. In artikel 4.10 wordt “€ 19.361.600”vervangen door: € 15.571.350.

 

I. In artikel 4.13 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      het project wordt voor 1 december 2019 afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

  • 2.

    onderdeel d vervalt.

J. In artikel 4.14, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    in onderdeel d, wordt “vijfde lid”, wordt vervangen door: zesde lid;

  • 2.

    in onderdeel e, wordt “vijfde lid”, wordt vervangen door: zesde lid.

K. Paragraaf 10 wordt vernummerd tot paragraaf 11.

 

L. De artikelen 10.1 tot en met 10.5 worden vernummerd tot 11.1 tot en met 11.5.

 

M. Er wordt een paragraaf ingevoegd luidende:

Paragraaf 10. Veerdiensten in het Fietsnetwerk Noord-Brabant

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    DAEB: dienst van algemeen economisch belang;

  • d.

    dienst van algemeen economisch belang: door de gemeente omschreven taak van algemeen economisch belang waarvoor zij een onderneming belast met de uitvoering van deze taken als openbare dienstverplichting conform:

    • 1°.

      de vereisten van Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen; óf

    • 2°.

      de vereisten als geformuleerd in de uitspraak van het Hof van Justitie EG, 24 juli 2003, Zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH;

  • e.

    Fietsnetwerk Noord-Brabant: geheel van utilitaire fietspaden als genoemd in Bijlage 6, behorende bij deze regeling;

  • f.

    GGA: gebiedsgerichte aanpak;

  

  • g.

    GGA-regio: samenwerkingsverband van gemeenten in de desbetreffende regio als opgenomen in Bijlage 2 van deze regeling, de provincie Noord-Brabant en de directie Noord-Brabant van Rijkswaterstaat, ten behoeve van een gebiedsgerichte aanpak van verkeers- en vervoersprojecten;

  • h.

    regionaal uitvoeringsprogramma: door het bestuurlijk overleg van een GGA-regio jaarlijks vastgesteld programma, waarin de binnen de desbetreffende regio uit te voeren verkeers- en vervoersprojectenzijn opgenomen;

  • i.

    utilitair fietspad: fietspad dat onderdeel uitmaakt van het Fietsnetwerk Noord-Brabant;

  • j.

    veerverbinding: veerdienst die een utilitair fietspad verbindt.

 

Artikel 10.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van de oevergemeenten die met een veerverbinding worden verbonden.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      heeft het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

 

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf jaarlijkse exploitatiesubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie van een veerverbinding waarmee fietspaden die deel uitmaken van het Fietsnetwerk Noord-Brabant worden verbonden.

 

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien het exploitatietekort van de veerverbinding op jaarbasis lager is dan € 20.000.

 

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de exploitatie betreft de verbinding door een veerboot van:

    • 1°.

      utilitaire fietspaden; of

    • 2°.

      een utilitair fietspad aan de ene oever met een fietspad dat aan de andere oever in een andere provincie ligt;

  • b.

    de instandhouding van de veerverbinding heeft een breed draagvlak binnen de GGA-regio;

  • c.

    de instandhouding van de veerverbinding is opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma 2018 van een GGA-regio;

  • d.

    de veerverbinding is niet rendabel te exploiteren, blijkend uit:

    • 1°.

      de jaarstukken van de jaren 2015 en 2016 waaruit het exploitatietekort blijkt;

    • 2°.

      de actuele cijfers voor het jaar 2017 betreffende het exploitatietekort, voor zover bekend op het moment van aanvraag;

    • 3°.

      een prognose van het totale exploitatietekort in 2017;

  • e.

    de oevergemeenten dragen ten minste 50 procent bij in het exploitatietekort;

  • f.

    de veerverbinding is aangewezen als DAEB, blijkend uit een aanwijzingsbesluit DAEB en daarvan onderdeel uitmakende stukken;

  • g.

    aan de aanvraag ligt een exploitatieplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting voor het jaar 2018.

 

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten van onderzoek naar optimalisering van de exploitatie van de veerverbinding;

    • b.

      exploitatietekorten betrekking hebbend op de veerverbinding als bedoeld in artikel 10.6 onder a;

  • 2.

    Voor de berekening van loonkosten past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek op basis van integrale kostenberekening toe, genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant.

 

Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10.4 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking kosten die zijn gerelateerd aan activiteiten die niet rechtstreeks de instandhouding van de veerverbinding betreffen.

 

Artikel 10.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 december 2017 tot en met 15 januari 2018.

 

Artikel 10.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4, voor de periode genoemd in artikel 10.9, vast op € 600.000.

   

Artikel 10.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, voor kosten als bedoeld in artikel 10.7, onder a, bedraagt 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, voor kosten als bedoeld in artikel 10.7, onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, indien beide oevers van de veerverbinding in de provincie Noord-Brabant zijn gelegen, tot een maximum van € 150.000.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, voor kosten als bedoeld in artikel 10.7, onder b, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten indien een van beide oevers van de veerverbinding in de provincie Noord-Brabant is gelegen, tot een maximum van € 75.000.

  • 4.

    Indien toepassing van het tweede of derde lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 10.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 10.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    onderzoek te laten verrichten naar mogelijkheden om de exploitatie van de veerverbinding te optimaliseren, waarvan in ieder geval deel uitmaakt:

    • 1°.

      optimalisering van de dienstregeling;

    • 2°.

      de hoogte van de te heffen tarieven;

    • 3°.

      behoud of vergroting van het aantal personen dat gebruik maakt van de veerverbinding;

  • b.

    de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek, bedoeld onder a, te laten implementeren.

 

Artikel 10.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 3.

     

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid worden bij subsidies voor een DAEB die volgens de vereisten van het Altmark arrest is ingericht overgelegd:

    • a.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid onderdeel a. onder 1, van de Asv; en

    • b.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv, op grond waarvan kan worden beoordeeld of overcompensatie heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 10.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

 

Artikel 10.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

N. In Bijlage 2 bij de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In het eerste onderdeel GGA-regio Noordoost-Brabant wordt “Gemeente Veghel” vervangen door: Gemeente Meijerijstad.

  • 2.

    In het tweede onderdeel GGA-regio ’s-Hertogenbosch komen “Gemeente Schijndel” en “Gemeente Sint Oedenrode” te vervallen.

O. Na Bijlage 5 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 6 behorende bij artikel 10.6 van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

’s-Hertogenbosch, 11 juli 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J.van de Donk

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij de achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.  

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Asv. Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Achtergrond

Provinciale Staten hebben op 11 november 2016 de motie M8 veerdiensten Noord-Brabant aangenomen. Naar aanleiding daarvan is onderzocht of en zo ja, hoe de continuïteit van de veerverbindingen in Noord-Brabant gewaarborgd kan worden. Dit heeft in maart 2017 geleid tot een geactualiseerd beleid voor zover de continuïteit van veerverbindingen relatie heeft met Provinciale taken en ambities.

Vanuit onze bestuurlijke ambities en het geldende Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, specifiek ‘Fiets in de versnelling’, wordt door de provincie het fietsgebruik in Noord-Brabant gestimuleerd. In dat verband worden, in samenwerking met de GGA-regio’s periodiek de utilitaire fietspaden aangewezen als Fietsnetwerk Noord-Brabant. Van de fietspaden die onderdeel zijn van dit verbindende fietsnetwerk maken gemiddeld 300 fietsers per dag gebruik om van en naar het werk of school te reizen. Sommige veerdiensten zijn onderdeel van dit fietsnetwerk. Voor veerdiensten in dit netwerk die niet rendabel te exploiteren zijn is deze subsidieregeling bedoeld.

 

Kern subsidieregeling

Er zijn negen veerdiensten die onderdeel vormen van Fietsnetwerk Noord-Brabant, bestaande uit zowel voet- en fietsveren als voet-/fiets/autoveren. Veerdiensten die ook auto's vervoeren zijn niet uitgesloten van de regeling maar het zijn met name de veren die alleen voetgangers en fietsers vervoeren waarvan het onderhouden van een veerverbinding niet altijd (volledig) rendabel is te maken.

De provincie kan in geval van een noodlijdende situatie in GGA-verband financiële ondersteuning bieden met de bedoeling het utilitaire fietsnetwerk intact te houden.

Het is daarbij van belang dat de veerverbinding daadwerkelijk gemiddeld ten minste 300 fietsers vervoert. Als het aantal fietspassagiers onder die grens zakt, zal het fietspad dat met de veerverbinding wordt verbonden op een zeker moment uit het utilitair fietsnetwerk worden geschrapt en wordt onder deze regeling niet langer subsidie verleend.

De provincie draagt bij in het exploitatietekort onder voorwaarde dat ook de oevergemeente(n) bijdragen. Als de veerverbinding aansluit op een fietspad in een andere provincie acht de provincie Noord-Brabant de instandhouding van de veerverbinding mede een verantwoordelijkheid van die provincie en verstrekt in die gevallen niet vijftig maar vijfentwintig procent van de subsidiabele kosten.

 

Artikelsgewijs

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

onder c Dienst van algemeen economisch belang

Overheidssteun ter dekking van exploitatietekorten op een veerdienst vormt mogelijk staatssteun. Er zijn twee mogelijkheden om staatssteun te voorkomen waarbij door de subsidieverstrekker de activiteiten die worden gesubsidieerd moeten worden aangewezen als een DAEB belang. Als de totale subsidie die wordt verleend door gemeente(n) en provincie(s) boven het bedrag van

€ 500.000 per drie jaren uitkomt, moet worden aangetoond dat geen sprake zal zijn van overcompensatie. Dat kan door aanbesteding of het toepassen van een benchmark. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met de kosten van soortgelijke ondernemingen en met de opbrengsten.

Als de totale subsidie die wordt verleend onder een bedrag van € 500.000 blijven hoeft geen aanbesteding of benchmark plaats te vinden. De onderneming die de veerverbinding onderhoudt zal in dit geval een de-minimisverklaring moeten ondertekenen om te borgen dat het de-minimisplafond niet wordt overschreden.

 

Artikel 10.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door gemeenten. De subsidie komt uiteindelijk terecht bij de onderneming die feitelijk de veerverbinding uitvoert. Dat kan een dienst(onderdeel) van de gemeente zijn maar ook een niet aan de gemeente gelieerde onderneming. In dat geval moet de gemeente de subsidie van de provincie(s) door verlenen naar die onderneming.

Hiervoor is gekozen omdat de gemeente in alle gevallen de taken moet onderbrengen in een DAEB, omdat subsidie door de provincie wordt verstrekt onder voorwaarde dat ook de oevergemeente(n) bijdragen.

 

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

Bij een exploitatietekort van minder dan € 20.000 wordt geen subsidie verstrekt. De door de provincie te verstrekken subsidie komt in dat geval uit op minder dan € 10.000. De administratieve lasten wegen dan niet op tegen de baten en een dergelijk tekort moet ook op andere wijze op te lossen zijn.

 

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Onder e Over te leggen stukken

De oevergemeente(n) moet de DAEB aanwijzen en in dat kader toetsen of aan alle vereisten is voldaan. Als de onderneming die de veerverbinding onderhoudt niet een onderdeel is van de gemeente zal zij subsidie bij de gemeente moeten aanvragen. In die subsidieaanvraag kan de gemeente dan het geheel beschikken: het deel dat de gemeente zelf bijdraagt, aangevuld met het deel dat door de provincie wordt verstrekt. Bij de vereisten voor aanvraag en verantwoording kan de gemeente rekening houden met haar administratieve verplichtingen jegens de provincie zodat de verantwoordingsstukken aan gemeente en provincie overeenkomen.

 

Artikel 10.10 Subsidieplafond

De regionale uitvoeringsprogramma’s van de verschillende GGA-regio’s omvatten de projecten die worden gesubsidieerd op grond van de paragrafen vier en tien van de subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 en worden jaarlijks vastgesteld in november. Daarna is bekend hoeveel subsidie kan worden aangevraagd onder paragraaf 4 en hoeveel onder paragraaf 10. De beide paragrafen hebben echter een eigen subsidieplafond en die worden ruim vóór november vastgesteld. Daarna kan het zijn dat onder de verenregeling een overschot resteert, dat gelijk is aan een dan eveneens aanwezig tekort in paragraaf vier. Dat wordt opgelost door overheveling van dat overschot van paragraaf 10 bij apart besluit wijziging van het subsidieplafond van paragraaf 4.

 

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Als de gemeente niet zelf de veerverbinding onderhoudt zal de gemeente deze verplichting moeten doorleggen naar de exploitant van de veerverbinding.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

 

 

Naar boven