Besluit van provinciale staten van Zeeland, houdende wijziging van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013

Besluit van provinciale staten van Zeeland van 7 juli 2017, kenmerk 17011414, houdende wijziging van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013.

Provinciale staten van Zeeland

• gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 7 juli 2017, nr. DIO-140;

• overwegende dat onverkorte toepassing van de arrangementensystematiek, vastgelegd in artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013, in de praktijk tot knelpunten kan leiden en het met het oog daarop gewenst is om daar in bepaalde situaties van af te kunnen wijken;

• gelet op de artikelen 145 en 152 van de Provinciewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013:

Artikel I

Aan artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 wordt een vierde lid toegevoegd luidende:

• 4. Gedeputeerde staten kunnen afwijken van het bepaalde in het tweede lid:

  • a. bij het vaststellen van nadere regels als bedoeld in artikel 8 indien deze ten behoeve van uniformiteit zijn opgesteld in samenwerking met een ander bestuursorgaan;

  • b. indien subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt;

  • c. indien een provinciale subsidie wordt verstrekt al dan niet gedeeltelijk ten laste van publieke middelen die aan de provincie beschikbaar zijn gesteld en bij de beschikbaarstelling hiervan procedureregels zijn vastgesteld die afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

Artikel II

In de toelichting op de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 wordt in de artikelsgewijze toelichting op artikel 3 de laatste zin:

“In het Asb zijn de regels voor de uitzonderingen verder uitgewerkt.”

vervangen door de volgende tekst:

“Het vierde lid beschrijft limitatief een drietal situaties waarin gedeputeerde staten mogen afwijken van de arrangementensystematiek. De mogelijkheid om een ander (lager) arrangement te kunnen toepassen, biedt in deze situaties namelijk niet altijd soelaas. Onderdeel a betreft de situatie waarin de provincie tezamen met andere bestuursorganen met het oog op uniformiteit gezamenlijk een bijzondere subsidieregeling opstelt. Gelet op de verschillen tussen bestuursorganen qua inrichting van de arrangementen en wijze van verantwoorden kan het ontbreken van een afwijkingsbevoegdheid van de in het tweede lid vastgestelde arrangementen in de praktijk tot knelpunten leiden. Onderdeel b ziet op de situatie waarin meerdere bestuursorganen subsidie verstrekken voor dezelfde activiteit, hetgeen onder meer aan de orde is bij cofinanciering van een Europees programma. In dat geval kan zich de situatie voordoen dat een subsidie-ontvanger te maken krijgt met voorwaarden of verplichtingen die strijdig aan elkaar zijn dan wel leiden tot onaanvaardbare administratieve lasten vanwege een stapeling van verplichtingen. Ook voor dergelijke gevallen kan een afwijkingsbevoegdheid niet worden gemist. Tot slot kan zich de situatie voordoen dat de provincie zelf subsidie of anderszins een bijdrage ontvangt met het oog op bepaalde activiteiten, waarbij het doorzetten van die middelen aan de eindontvanger ook in de vorm van subsidie dient te geschieden. In de relatie tussen de verstrekker van die middelen en de provincie kunnen procedureregels van toepassing zijn die afwijken van de arrangementensystematiek. Dat levert problemen op bij het rechtmatig kunnen ‘doorsubsidiëren’ zodat ook in die situatie een afwijkingsbevoegdheid benodigd is.

Gedeputeerde staten kunnen in het Asb nadere regels stellen met betrekking tot de uitzonderingen.”

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 7 juli 2017.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. P. Joosse, griffie

Uitgegeven [datum]

De secretaris, A.W. Smit