Zevende wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 aangevuld wordt met een hoofdstuk ter zake subsidiering van de uitvoering van LEADER-projecten;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

 

De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A Onder vernummering van hoofdstuk 3 tot hoofdstuk 4 en onder vernummering van de artikelen 3.1 tot en met 3.3. tot de artikelen 4.1 tot en met 4.3, wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3 Uitvoering van LEADER-projecten

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de van toepassing zijnde de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij;

  • b.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352 van 24 december 2013;

  • c.

    LAG: lokale actiegroep als bedoeld in artikel 34 van Vo (EG) nr. 1303/2013;

  • d.

    LEADER: Liaison Entre Actions de Développement de l’Economique Rurale;

  • e.

    Liaison Entre Actions de Développement de l’Économique Rurale: vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3) in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

  • f.

    Lokale ontwikkelingsstrategie: vanuit de gemeenschap geleide plaatselijke ontwikkelingsstrategie als bedoeld in artikel 33 van Vo (EG) nr. 1303/2013;

  • g.

    LOS: Lokale Ontwikkelingsstrategie, Grenscorridor N69, Leader gebied Noord-Brabant 2015-2020;

  • h.

    natuur netwerk Brabant: samenhangend netwerk van provinciaal, nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

 

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

  • d.

    samenwerkingsverbanden van partijen onder a, b en c.

     

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van projecten die passen binnen de LOS.

 

Artikel 3.4 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.4 wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.3 geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een paragraaf uit hoofdstuk 2.

 

Artikel 3.5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de minimale scores op basis van de criteria zoals opgenomen in bijlage 10.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, liggen aan het project ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin ten minste is opgenomen:

      • 1°.

        de doelstellingen van het project, gerelateerd aan de doelstellingen van de LOS;

      • 2°.

        een probleemanalyse waaruit onder andere de noodzaak van het project en de ter uitvoering van het project te maken kosten blijkt;

      • 3°.

        de wijze van uitvoering van het project;

      • 4°.

        de verwachte planning en realisatietermijn van het project;

      • 5°.

        de verwachte liquiditeitsplanning van het project;

      • 6°.

        de verwachte resultaten van het project;

    • b.

      een begroting van de kosten en inkomsten van het project;

    • c.

      een toelichting op de begroting;

    • d.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van het project, met inbegrip van een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan, waarbij minimaal 40% van het financieringsplan uit private financiering bestaat;

    • e.

      bewijsstukken, niet zijnde leningovereenkomsten of andersoortige terugvorderbare financiering, waaruit blijkt dat minimaal 40% van de kosten van het project door private partijen wordt gefinancierd, indien deze private partijen geen deelnemer zijn in het project.

  • 3.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op een investering en de investering leidt naar waarschijnlijkheid tot negatieve omgevingseffecten bevat de aanvraag om subsidie een verkenning naar de mogelijke negatieve omgevings-effecten van de investering.

 

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen in elk geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor verwerving van grond tot een maximum van 10% van de subsidiabele kosten van de aanvraag;

  • b.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken, anders dan bedoeld in sub a;

  • c.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • d.

    personeelskosten;

  • e.

    de kosten van externe adviseurs;

  • f.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • g.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • h.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • i.

    bijdragen in natura, in de vorm van kosten van onbetaalde eigen arbeid, voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

  • j.

    reis- en verblijfskosten;

  • k.

    de kosten voor promotie en publiciteit.

     

Artikel 3.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.6 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor beheer en onderhoud;

  • b.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling;

  • c.

    kosten voor verwerving en inrichting van gronden binnen het natuur netwerk Brabant;

  • d.

    kosten voor aansprakelijkheid en verhaal;

  • e.

    kosten voor afwateringswerkzaamheden;

  • f.

    kosten voor investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen;

 

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de periode van 17 juli 2017 tot en met 16 december 2019.

 

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.3, voor de periode genoemd in artikel 3.8, vast op € 2.480.000.

 

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.3, bedraagt 60% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 400.000 indien:

    • a.

      het project betrekking heeft op landbouw, waardoor de staatssteunuitzondering van artikel 81, tweede lid,ELFPO verordening van toepassing is; of,

    • b.

      de subsidie wordt aangewend voor niet-economische activiteiten, waarbij een duidelijke administratieve scheiding borgt dat er geen subsidie naar economische activiteiten vloeit.

  • 2.

    Indien het eerste lid, onder a of b, niet van toepassing is, wordt onverminderd het in het eerste lid genoemde maximale bedrag en percentage, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

  • 3.

    Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan € 125.000;

     

 Artikel 3.11 Selectiecriteria

  • 1.

    Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3.9, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen, die voldoen aan de minimale scores op basis van de criteria zoals opgenomen in bijlage 10.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats, op grond van de behaalde scores op basis van de criteria zoals opgenomen in bijlage 10, beginnend bij de aanvraag met de hoogste score.

  • 4.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen een gelijke score behalen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

     

Artikel 3.12 Advies LAG

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3, voor advies over artikel 3.5, eerste lid, en artikel 3.11, eerste lid, voor aan de LAG.

B. De volgende bijlage wordt toegevoegd:

 

Selectiecriteria

weging

score

maximale score per selectiecriterium

minimale score per selectiecriterium anders afwijzen

1 Mate van effectiviteit

2

1-4

8

4

 

 

 

 

 

2 Leader aanpak

 

 

48

28

  • -

    Bottum-up waarde

3

1-4

 

 

  • -

    Innovatief

3

1-4

 

 

  • -

    Samenwerking

3

1-4

 

 

  • -

    Overdraagbaarheid

3

1-4

 

 

 

 

 

 

 

3 Kans op succes

2

1-4

8

4

 

 

 

 

 

4 Kosteneffectiviteit

 

 

16

8

  • -

    kosteneffectiviteit

2

1-4

 

 

  • -

    meerwaarde door Leader

2

1-4

 

 

Totaal

 

 

80

44 = 55% van 80

Tabel 1: overzicht selectiecriteria, weging, maximale score en minimaal vereiste score

 

 

Criterium 1. Mate van effectiviteit van de activiteit

De mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen of doelen zoals deze in paragraaf 3.1 van deze LOS zijn geformuleerd.

 

Pijler

Score

Weging

Beoordeling o.b.v. doelen

Max/Min score

Relatie Stad-land: toekomstgericht wonen en werken nabij en in de Brainport

1 punt: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is onvoldoende

 

2 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is voldoende

 

3 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is goed

 

4 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is zeer goed

   

Bij de beoordeling van de score wordt gekeken naar de mate waarin wordt bijgedragen aan de streefwaarde van de output indicatoren op programmaniveau vermeld in tabel 3 van deze bijlage

   

2

O.b.v. doel 1.1: De mate waarin het project bijdraagt aan het laten functioneren van het gebied als proeftuin voor Brainport, te beoordelen aan het aantal initiatieven, betrokken deelnemers en aanleg van innovatieve voorzieningen

 

O.b.v. doel 1.2: De mate waarin het project bijdraagt om betere verbindingen te leggen tussen stad en platteland, te beoordelen aan de uitbreiding van het aantal vrij liggende kilometers naar Eindhoven

 

O.b.v. doel 1.3: De mate waarin het project bijdraagt aan het mogelijk maken van “wonen en werken in het groen”, te beoordelen aan het opzetten van het aantal vernieuwende woonlocaties in het groen.

 

O.b.v. doel 1.4: De mate waarin het project bijdraagt aan de ondersteuning van het verenigingsleven en het behoud van het voorzieningenniveau, te beoordelen aan het aantal acties en de daarbij betrokken verenigingen

     

De maximale score bij dit selectiecriterium is 8 punten en wordt beoordeeld op doelniveau. Enkel de punten van het hoogst scorende doel (van alle 13 doelen) worden meegeteld.

Minimaal 4 punten vereist

 

(Indien er voor dit selectiecriterium minder dan 4 punten doel wordt gehaald zal de aanvraag worden afgewezen)

Relatie Stad-land: ontwikkeling innovatieve agrarische sector

1 punt: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is onvoldoende

 

2 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is voldoende

 

3 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is goed

 

4 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is zeer goed

 

Bij de beoordeling van de score wordt gekeken naar de mate waarin wordt bijgedragen aan de streefwaarde van de output indicatoren op programmaniveau vermeld in tabel 3 van deze bijlage

     

2

O.b.v. doel 2.1: De mate waarin het project bijdraagt om de dialoog tussen boer en burger te verbeteren, te beoordelen aan het aantal initiatieven die ondersteund worden tbv de dialoog boer en burger en het aantal deelnemende agrariërs en burgers aan deze initiatieven

 

O.b.v. doel 2.2: De mate waarin het project bijdraagt om inzet van technologische innovatie te stimuleren, te beoordelen aan het aantal unieke innovaties in de agrarische sector en het aantal betrokken agrariërs bij deze initiatieven”

 

O.b.v. doel 2.3: De mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van agrarische nevenactiviteiten, te beoordelen aan het aantal initiatieven die agrariërs ondersteunen tbv nevenactiviteiten, het aantal nieuwe nevenactiviteiten en aantal betrokken agrariërs.

   

Uitbreiden vernieuwen toeristische-recreatieve voorzieningen

1 punt: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is onvoldoende

 

2 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is voldoende

 

3 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is goed

 

4 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is zeer goed

 

Bij de beoordeling van de score wordt gekeken naar de mate waarin wordt bijgedragen aan de streefwaarde van de output indicatoren op programmaniveau vermeld in tabel 3 van deze bijlage

 

2

O.b.v. doel 3.1: De mate waarin het project bijdraagt aan stimulering van innovaties die bijdragen aan de beleving van het buitengebied, te beoordelen aan het aantal initiatieven, het aantal nieuwe producten en het aantal betrokken organisaties die zich inzetten tbv de beleving van het buitengebied.

 

O.b.v. doel 3.2: De mate waarin het project bijdraagt bij de ontwikkeling van het gebied als uitloopgebied voor werknemers, te beoordelen aan het aantal recreatieve uitloopgebieden en participerende bedrijven.

 

O.b.v. doel 3.3: De mate waarin het project bijdraagt aan het complementeren van het bestaande fiets,- wandel,- en ruiterpaden, te beoordelen aan het aantal te complementeren ontbrekende schakels.

   

Ontwikkeling duurzaam en bloeiend landschap

1 punt: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is onvoldoende

 

2 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is voldoende

 

3 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is goed

 

4 punten: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het thema is zeer goed

 

Bij de beoordeling van de score wordt gekeken naar de mate waarin wordt bijgedragen aan de streefwaarde van de output indicatoren op programmaniveau vermeld in tabel 3 van deze bijlage

 

2

O.b.v. doel 4.1: De mate waarin het project bijdraagt aan het aantrekkelijker maken aan het landschap, te beoordelen aan het aantal initiatieven die agrariërs en beheersgroepen ondersteunen bij de realisatie erfbeplanting, de aanleg van houtwallen en aanleg laanbeplanting, het aantal betrokken agrariërs en het aantal locaties waar bovengenoemde plaatsvindt

 

O.b.v. doel 4.2: De mate waarin het project bijdraagt aan het verhogen van de waterkwaliteit, te beoordelen aan het aantal vispassages dat wordt aangelegd.

 

O.b.v. doel 4.3: De mate waarin het project bijdraagt aan de stimulatie van “natuurlijk boeren”, te beoordelen aan het aantal informatieavonden, de deelnemende agrariërs aan de informatieavonden en het aantal startende agrariërs dat door initiatieven wordt ondersteund.

Criterium 2. De mate waarin het project past bij de werkwijze van LEADER, hetgeen blijkt uit de omschrijving van de wijze waarop het project voldoet aan de volgende kenmerken:

Hoofddoelstelling

Score

Weging

Beoordelingaspecten

Max/Min score

Bottom-up waarde

1 punt: de bottom-up benadering is gelet op genoemde aspecten onvoldoende

 

2 punten de bottom-up benadering is gelet op genoemde aspecten voldoende

 

3 punten de bottom-up benadering is gelet op genoemde aspecten goed

 

4 punten de bottom-up benadering is gelet op genoemde aspecten zeer goed

   

3

De mate waarin het project bijdraagt aan de bottom-up-waarde, te beoordelen aan de mate waarin het project gedragen wordt door de gemeenschap waarin het project plaatsvindt.

 

De mate waarin het project een initiatief is van voor en door ondernemende inwoners, overheden, onderwijs, ondernemers en maatschappelijke organisaties, waarbij draagvlak, eigenaarschap en reikwijdte voor het gebied wordt beoogd.

De maximale score bij dit selectiecriterium is 48

De minimale score is 28

- Per hoofddoelstelling kunnen maximaal 12 punten worden behaald.

- De behaalde punten per hoofddoelstellingen worden bij elkaar opgeteld.

 

(Indien er voor dit selectiecriterium minder dan 28 punten worden gehaald zal de aanvraag worden afgewezen)

Innovatief

1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten onvoldoende

2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten voldoende

3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten goed

4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed

3

Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar:

 

- de aard van de innovatie

 

- het vernieuwende karakter van de innovatie in het LEADER gebied

   

Samenwerking

1 punt: de mate van het bijdragen aan het leggen van nieuwe verbindingen is onvoldoende

2 punten: de mate van het bijdragen aan het leggen van nieuwe verbindingen is voldoende

3 punten: de mate van het bijdrage aan het leggen van nieuwe verbindingen is goed

4 punten: de mate van het bijdragen aan het leggen van nieuwe verbindingen is zeer goed

3

Om de mate van samenwerking te beoordelen wordt gekeken naar:

 

-de mate waarin het project bijdraagt aan het leggen van nieuwe verbindingen tussen ondernemende inwoners, overheden, onderwijs, ondernemers en maatschappelijke organisaties

Overdraagbaarheid

1 punt: de mate van overdraagbaarheid is gelet op genoemde aspecten onvoldoende

2 punten: de mate van overdraagbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende

3 punten: de mate van overdraagbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed

4 punten: de mate van overdraagbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed

3

Om de mate van overdraagbaarheid van kennis en ervaring te beoordelen wordt gekeken:

 

-de mate waarin de aanvrager aannemelijk kan maken dat andere partijen die geen onderdeel van het project uitmaken van het project kunnen leren

 

-De mate waarin de aanvrager bereid is hun kennis en ervaringen te delen

 

-de mate waarin de wijze waarop een wordt geleverd aan het verspreiden van de door hen opgedane kennis en ervaring binnen het LEADER gebied.

     

Criterium 3. Kans op succes / haalbaarheid

De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt hetgeen blijkt uit

Thema’s / kenmerken

Score

Weging

Beoordelingsaspecten

Max/Min score

De kwaliteit van het projectplan

       

1 punt, indien een of meer onderdelen onvoldoende of niet zijn uitgewerkt;

 

2 punten, indien alle onderdelen voldoende zijn uitgewerkt;

 

3 punten, indien twee van de onderdelen goed zijn uitgewerkt en een onderdeel voldoende is uitgewerkt;

 

4 punten, indien alle genoemde onderdelen goed zijn uitgewerkt.

 

2

Om het succes van de haalbaarheid van de uitvoering van het project te beoordelen worden de volgende aspecten bezien:

 

De kwaliteit van het projectplan, te beoordelen aan de hand van de volgende onderdelen:

-De organisatiebeschrijving;

-De expertise van de aanvrager;

-De planning;

-De borging van continuïteit na afloop van het project;

-Een sluitende transparante begroting;

-Een financieringsplan en een cofinancieringsverklaring;

-De aanwezigheid van eventueel noodzakelijke vergunningen.

De maximale score bij dit criterium is 8 met een minimum score van 4

 

(Indien er voor dit selectiecriterium minder dan 4 punten worden gehaald zal de aanvraag worden afgewezen)

                           

Criterium 4. Kosteneffectiviteit

De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit:

 

Score

Weging

Beoordelingsaspecten

Maximale en minimale score per criterium

Kosteneffectiviteit van het project

       

1 punt: de totale subsidiabele kosten in relatie tot de geplande prestatie zijn zeer hoog

 

2 punten: de totale subsidiabele kosten in relatie tot de geplande prestatie zijn hoog

 

3 punten: de totale subsidiabele kosten in relatie tot de geplande prestatie zijn redelijk

 

4 punten: de totale subsidiabele kosten in relatie tot de geplande prestatie zijn zeer redelijk

     

2

Om de efficiency en doelmatigheid van het project te beoordelen wordt gekeken

 

-de omvang van de totale subsidiabele kosten irt het effect op of de mate waarin de doelstellingen worden behaald (value for money)

               

De maximale score bij dit criterium is 16 met een minimum score van 8

 

-Per beoordelingsaspect zijn maximaal 8 punten te behalen.

 

(Indien er voor dit selectiecriterium minder dan 8 punten worden gehaald zal de aanvraag worden afgewezen)

 

Meerwaarde door gebruik maken LEADER subsidie

 

1 punt: de meerwaarde die het project heeft gekregen door gebruik LEADER is laag

 

2 punten: de meerwaarde die het project heeft gekregen door gebruik LEADER is voldoende

 

3 punten: de meerwaarde die het project heeft gekregen door gebruik LEADER is hoog

 

4 punten: de meerwaarde die het project heeft gekregen door gebruik LEADER is zeer hoog

 

2

-de mate waar uit blijkt dat het project een duidelijke meerwaarde heeft gekregen door gebruikmaking van de LEADER subsidie.

 

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

 

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel III Citeertitel

 

Deze regeling wordt aangehaald als: zevende wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

’s-Hertogenbosch, 27 juni 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij de zevende wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.  

Algemeen

LEADER is een subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling dat zijn grondslag vindt in de artikelen 32 tot en met 35 van de Verordening (EU) Nr. 1303/2013 en de artikelen 42 tot en met 44 van de Verordening (EU) Nr. 1305/2013.

LEADER beoogt bij te dragen aan de plaatselijke ontwikkeling van plattelandsgebieden. De interactie tussen landbouw en samenleving wordt steeds belangrijker. Er ligt een opgave om samen te werken aan de sociaal economische ontwikkeling van het platteland en aan een duurzaam beheer van de ruimte. De agrarische sector zal zich in moeten zetten voor maatschappelijk draagvlak. De sector moet daarbij invulling geven aan haar “license to produce”. Dat kan bijvoorbeeld door de relatie tussen het platteland en de stad en tussen de boer en de burger te verstevigen. LEADER kan hier een bijdrage aan leveren, want:

 

  • -

    LEADER heeft een toegevoegde waarde bij projecten waarvoor draagvlak en samenwerking tussen private en publieke partijen een voorwaarde voor succes zijn;

  • -

    LEADER projecten komen ten goede aan de economische ontwikkeling en werkgelegenheid op het platteland, innovaties op agrarische bedrijven, de leefomgeving van de agrarische sector, jonge boeren en hun gezinnen;

  • -

    LEADER kan ondersteunen in “krimp”gebieden waar alle actoren de opgave hebben om samen te werken aan een sociaal en economisch vitaal platteland;

  • -

    LEADER is een krachtige aanpak voor de opgaven voor integrale plattelandsontwikkeling waarbij verschillende belanghebbenden zijn betrokken en de landbouwsector een belangrijke speler is;

  • -

    LEADER sluit goed aan bij de huidige tijdsgeest die vraagt om een actievere inzet van burgers en bedrijven.

Een van de maatregelen die door de Europese Commissie is ontwikkeld op basis waarvan LEADER-initiatieven gesteund kunnen worden betreft de ondersteuning van projecten. In hoofdstuk 3 wordt daarom de uitvoering van LEADER-projecten geregeld.

 

De vereisten waaraan projecten moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen, zijn neergelegd in de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) van de betreffende Lokale Aktie Groep (LAG).

 

Door de provincie Noord-Brabant is de Grenscorridor N69 aangewezen als LEADER gebied. Het LEADER gebied Grenscorridor N69 ligt ten zuiden van Eindhoven en omvat vijf gemeenten, Waalre, Valkenswaard, Bergeijk, Eersel en Veldhoven. Dit gebied kenmerkt zich door een divers landschap dat doorkruist wordt door diverse beekdalen. Dorpskernen liggen verspreid en grenzen afwisselend aan bos, heidegebieden en landbouwgronden dan wel aan het verstedelijkte gebied van Eindhoven. Door het diverse landschap en de ligging nabij de Brainport Eindhoven vervult de regio verschillende functies. Wonen, werken, recreëren, natuur en landbouw worden in het gebied gecombineerd. Daarnaast vervult het gebied een belangrijke functie op het gebied van water (berging, afvoer, kwaliteit). Om er voor te zorgen dat al deze functies in een betrekkelijk klein gebied tot hun recht kunnen blijven komen en elkaar versterken in plaats van elkaar in de weg zitten, is een lokale ontwikkelingsstrategie geschreven, de “Lokale Ontwikkelingsstrategie, Grenscorridor N69, Leader gebied Noord-Brabant 2015-2020”.

 

Projecten die passen binnen deze LOS komen voor subsidie in aanmerking op grond van hoofdstuk 3. De LOS is opgesteld door de LAG. De LAG is ingesteld om de plannen uit het gebied te kanaliseren en in te passen in de LOS. In de LAG zijn betrokken gemeenten, agrariërs, bewoners, ondernemers, waterschap en natuurorganisaties vertegenwoordigd.

 

Het opstellen van de selectiecriteria voor de subsidieverlening is een taak van de LAG. De selectiecriteria zijn in de LOS opgenomen, en zijn in bijlage 10 bij de subsidieregeling, waar artikel 3.11, eerste lid, naar verwijst, een op een overgenomen.

 

De LAG brengt ook een advies uit aan Gedeputeerde Staten over projecten waarvoor subsidie wordt aangevraagd op grond van hoofdstuk 3. Het advies van de LAG over het project, is voor Gedeputeerde Staten zwaarwegend bij de beoordeling van de subsidieaanvraag. Dit betekent dat Gedeputeerde Staten bij een gemotiveerd advies van de LAG dit advies van de LAG zullen respecteren en volgen.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door drie categorieën aanvragers.

In de eerste plaats door publiekrechtelijke rechtspersonen. Dit zijn overheidslichamen zoals de staat, provincies, waterschappen en gemeenten.

In de tweede plaats door privaatrechtelijke rechtspersonen. Dit zijn een besloten vennootschap, een naamloze vennootschap, een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij, een vereniging en een stichting.

En ten slotte door ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid. Dit zijn de eenmanszaak, de vennootschap onder firma, de commanditaire vennootschap en de maatschap.

Ook samenwerkingsverbanden van deze categorieën aanvragers kunnen een aanvraag indienen.

 

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Alleen de uitvoering van projecten die passen binnen de Lokale Ontwikkelingsstrategie, Grenscorridor N69, Leader gebied Noord-Brabant 2015-2020 komen voor subsidie in aanmerking.

 

3.4 Weigeringsgronden

De gronden waarop de subsidie kan worden geweigerd staan opgesomd in artikel 1.4 van deze subsidieregeling . Hierin wordt ook verwezen naar de weigeringsgronden genoemd in artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). In artikel 3.4 is een aanvullende weigeringsgrond opgenomen die bepaalt dat de subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere paragraaf uit hoofdstuk 2. Zo wordt een stapeling van subsidies tegen gegaan.

 

Artikel 3.5 Subsidievereisten

Uit het eerste lid volgt, dat projecten moeten voldoen aan de minimale scores op basis van de criteria zoals opgenomen in bijlage 10. Worden deze minimale scores niet gehaald door een project, dan komt het niet voor subsidie in aanmerking, omdat het niet voldoet aan het vereiste uit artikel 3.5, eerste lid.

 

De criteria en de daarbij behorende minimale scores zijn opgesteld door de LAG en neergelegd in de LOS. Deze komen overeen met de criteria en de minimale scores in bijlage 10. De selectiecriteria en de daaraan verbonden minimale scores zijn opgenomen, om een minimale kwaliteit te garanderen ten aanzien van de projecten waarvoor subsidie wordt verleend.

 

In artikel 3.5, tweede lid, staan enkele algemene vereisten opgenomen waaraan het projectplan moet voldoen. Voorts moeten aan het projectplan een begroting van de kosten en inkomsten ten grondslag liggen, een toelichting op de begroting, alsmede een sluitend financieringsplan van de kosten. Ook de voor de uitvoering van het project benodigde vergunningen, zoals een bouwvergunning, kapvergunning, ontgrondingsvergunning en aanlegvergunning dienen bij het projectplan te worden gevoegd, alsmede de ten behoeve van het project getekende cofinancieringsverklaringen. Uit het financieringsplan moet blijken dat dit voor 40% uit private middelen bestaat. Dit wil zeggen dat deze middelen worden ingebracht door private partijen zoals bedoeld in artikel 3.2 onder b en c.

 

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Uit artikel 11 van de Asv volgt, dat niet verrekenbare of niet compensabele BTW, ook subsidiabel zijn. Dit wordt in artikel 3.6 niet meer herhaald.

 

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend gedurende een periode van drie jaar, vanaf 19 juli 2017 tot en met 16 december 2019. Voor deze periode is gekozen omdat de verwachting is dat de diverse projecten verspreid over deze periode uitvoeringsgereed zullen zijn.

 

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Vanuit de provincie wordt € 1.240.000 beschikbaar gesteld. Dit bedrag wordt met Europese middelen aangevuld tot een bedrag van € 2.480.000.

 

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

Staatssteun

De maximale hoogte van de subsidie is mede afhankelijk van de regels omtrent staatssteun. In de ELFPO verordening is in artikel 81, tweede lid en 82 een uitzondering opgenomen op het staatssteunverbod. Deze uitzondering heeft betrekking op subsidie voor activiteiten die voldoen aan de vereisten van het POP3 en die betrekking hebben op landbouw. De activiteiten die onder deze uitzondering vallen komen voor het in het eerste lid genoemde maximale steunpercentage in aanmerking.

 

Subsidie voor activiteiten die geen betrekking hebben op landbouw valt niet onder de hiervoor genoemde uitzondering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan subsidie voor erfbeplanting, natuurontwikkeling of openbare infrastructuur. De activiteiten die niet zijn gericht op landbouw komen voor het in het eerste lid genoemde maximale subsidiepercentage in aanmerking indien deze niet-economisch zijn. In de Europese jurisprudentie is een economische activiteit breed gedefinieerd als “het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt”. Openbare infrastructuur is een voorbeeld van een niet-economische activiteit. Voorwaarde hierbij is dat de infrastructuur op niet discriminatoire wijze toegankelijk is voor alle potentiële eindgebruikers.

 

Natuurbeheer omvat over het algemeen merendeels niet-economische activiteiten, maar kan ook leiden tot economische activiteiten, zoals houtopbrengst, recreatie, jacht, etc. De aanvrager kan alleen voor het in het eerste lid bedoelde maximale subsidiepercentage in aanmerking komen indien de niet-economische activiteiten in de administratie dusdanig zijn gescheiden van eventuele economische activiteiten, dat kan worden gegarandeerd dat er geen subsidie naar de economische activiteiten vloeit.

 

Subsidie voor economische activiteiten waarvoor de uitzondering van de ELFPO verordening niet geldt, is gemaximeerd tot het plafond dat volgens de van toepassing zijnde de-minimisverordening geldt. Hierbij gelden de volgende plafonds:

  • -

    Algemeen: € 200.000;

  • -

    Voor ondernemingen die actief zijn in het vervoer van goederen over de weg voor rekening van derden: € 100.000;

  • -

    Voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten: € 15.000;

  • -

    Voor ondernemingen in de visserijsector: € 30.000.

 

De hiervoor genoemde plafondbedragen gelden voor een periode van 3 aaneengesloten jaren. Een onderneming waaraan de-minimissteun wordt verstrekt dient te verklaren dat het over deze periode in totaal -inclusief eventuele andere de-minimissteun- niet meer de-minimissteun ontvangt dan het van toepassing zijnde plafond. Ook bij toepassing van een de-minimusverordening is de maximale subsidiehoogte beperkt tot 60% van de subsidiabele kosten.

 

Maximum

In het eerste lid is voorts een maximumbedrag van € 400.000 genoemd dat aan subsidie kan worden verleend aan een afzonderlijk project. Dit is gedaan om voldoende ruimte te bieden aan meerdere initiatieven om gebruik te kunnen maken van het subsidiebudget.

 

Minimum

In het derde lid is een minimumbedrag van € 125.000 aan subsidie opgenomen. Projecten die deze ondergrens niet halen, komen niet voor subsidie in aanmerking. Het betreft hier een ondergrens ingegeven door de beleidsmatige keuze om in te zetten op integrale en robuuste projecten. De bovengrenzen die zijn neergelegd in het tweede lid, vloeien voort uit Europese staatssteunregels.

 

Artikel 3.11 Selectiecriteria

Omdat de projecten naar verwachting verspreid over een periode van 3 jaar uitvoeringsgereed zullen zijn, is qua verdeelsystematiek niet gekozen voor een tender maar voor een first come first serve. Dit betekent dat gedurende de gehele periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend en dat de subsidie wordt verstrekt op volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen. Subsidie kan worden verstrekt tot aan het moment dat het plafond wordt bereikt.

 

Om te garanderen dat alleen projecten met een minimale kwaliteit voor subsidie in aanmerking komen, wordt daarnaast in artikel 3.11, eerste lid, bepaald dat alleen die projecten voor subsidie in aanmerking komen die voldoen aan de minimale scores op basis van de criteria zoals opgenomen in bijlage 10. Worden deze scores niet gehaald, dan komt het project niet voor subsidie in aanmerking.

 

Kijkend naar bijlage 10 bij de subsidieregeling, betekent dit dat 4 selectiecriteria zijn geformuleerd, de mate van effectiviteit, de LEADER-aanpak, de kans op succes en de kosteneffectiviteit. Op ieder afzonderlijk criterium dient een minimale score behaald te worden zoals weergegeven in bijlage 10. In deze gevallen adviseert de LAG positief. Wordt op één of meer van de selectiecriteria de minimumscore niet gehaald, dan zal de LAG negatief adviseren ten aanzien van het project.

 

De selectiecriteria zijn bepaald en vastgesteld door de LAG conform artikel 34 VO (EU) nr. 1303/2013 en staan ook opgenomen in de LOS. De criteria zijn in de subsidieregeling overgenomen door de vaststelling van bijlage 10 bij de subsidieregeling.

 

Artikel 3.12 Advies LAG

De LAG adviseert Gedeputeerde Staten over het aantal punten dat een project scoort op basis van de criteria zoals opgenomen in bijlage 10.

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

Naar boven