Provinciaal blad van Noord-Brabant
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Brabant | Provinciaal blad 2017, 3005 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Brabant | Provinciaal blad 2017, 3005 | Verordeningen |
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidies voor milieu en water (Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 2 februari 2016 de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het mogelijk willen maken om traditionele inrichtingsmaatregelen te combineren met maatregelen ten behoeve van een klimaatrobuust watersysteem;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe paragraaf 1 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden waterschappen aan wensen te vullen en te vervangen door een nieuwe paragraaf gericht op de stimulering van robuuste en toekomstbestendige watersystemen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten in die nieuwe paragraaf financiële middelen beschikbaar willen stellen aan de waterschappen om projecten te stimuleren specifiek gericht op verdrogingsbestrijding in natte natuurparels, het ecologisch herstel van beken en kreken, het opheffen van vismigratieknelpunten en het voorkomen van wateroverlast in de provincie Noord-Brabant en projecten gericht op robuuste watersystemen in het beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten derhalve de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan wensen te wijzigen;
§ 1 Robuuste en toekomstbestendige watersystemen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:
beek- en kreekherstel vinden plaats conform de HOW-systematiek, waarbij rekening wordt gehouden met het halen van de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie of het oppervlaktewaterlichaam zoals omschreven in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;
Artikel 1.6 Subsidiabele kosten
Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot waterberging voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, met inbegrip van de kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, ook in verband met waardedaling.
Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2021.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.280.000.
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 1.13 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Artikel 1.14 Bevoorschotting en betaling
Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.
Het derde lid van artikel 2.7 komt te luiden:
Voor de berekening van interne uurtarieven als bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder a, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017, toe en hanteert daarbij het in artikel 5, eerste lid, van die regeling genoemde tarief van € 50.
In artikel 2.14 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 2.14, derde lid, komt te luiden:
Onverminderd het tweede lid, overlegt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.
Na artikel 2.15 wordt een artikel toegevoegd luidende:
Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.
Artikel 3.14 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Na artikel 3.15 wordt een artikel toegevoegd luidende:
Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.
Artikel 4.14 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
’s-Hertogenbosch, 27 juni 2017
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger
Toelichting behorende bij de vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant
Deze paragraaf is mede opgesteld in het kader van de Samenwerkingsovereenkomst Tot Uitvoering Waterdoelen (STUW) en het Deltaplan Hoge Zandgronden (verder: DHZ).
Op basis van deze paragraaf is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor verdrogingsbestrijding van natte natuurparels, beek en kreekherstel, het opheffen van vismigratieknelpunten en het voorkomen van wateroverlast. Dit zijn reguliere Kader Richtlijn Water maatregelen. Daarnaast willen Gedeputeerde Staten extra maatregelen om het watersysteem klimaatrobuust te maken. Daarom zijn afspraken gemaakt naar aanleiding van DHZ in de Bestuursovereenkomst zoetwatervoorziening hoge zandgronden 2016-2021 regio zuid.
Om voor subsidie op basis van het DHZ in aanmerking te komen moeten projecten passen binnen de doelstellingen van het DHZ. Dat betekent dat de vraag naar water vanuit de verschillende gebruiksfuncties in een gebied, zoals bijvoorbeeld landbouw, gebruik in bebouwd gebied, natuur, industrie, recreatie en drinkwater, in balans moet zijn met het beschikbare water, zonder dat er onomkeerbare schade aan het natuurlijk watersysteem optreedt of de opgave wordt afgewenteld op een andere gebruiksfunctie of gebied.
Op de hoge zandgronden is de watervoorziening vooral afhankelijk van het gebiedseigen water en de neerslag. Het gebied is gevoelig voor weersextremen zoals hevige regenval en perioden van droogte. In enkele gebieden is wateraanvoer uit het hoofdwatersysteem mogelijk. Om de doelstelling uit het DHZ te bereiken is gekozen voor een aanpak die bestaat uit de trits (be)sparen – aanvoeren – accepteren/adapteren. Dat betekent dat Gedeputeerde Staten met deze regeling inzetten op de stimulering van een combinatie van maatregelen.
Hieronder vallen enerzijds maatregelen die ervoor zorgen dat gebruiksfuncties minder water nodig hebben. Anderzijds betreft dit maatregelen die ervoor zorgen dat het water op de zandgronden beter wordt vastgehouden in het gebied (waterconservering). Dit noemen we ook wel herstel van de
sponswerking van het bodem-watersysteem.
In een aantal gebieden op de hoge zandgronden kan water worden aangevoerd uit het hoofdwatersysteem. De juiste kwaliteit van het water voor de functies in het gebied is hierbij vaak een aandachtspunt.
In de toekomst zullen droge perioden niet kunnen worden voorkomen. De nadelige gevolgen daarvan zullen deels geaccepteerd moeten worden, en deels kunnen we ons aan de effecten van droogte aanpassen.
Uit artikel 1, onder g, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (verder: Asv), blijkt dat onder project wordt verstaan een activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd en gericht op een specifiek eindresultaat. Een project kan dus ook een bundeling van deelprojecten in een programma zijn.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Onder a Verdrogingsbestrijding
Met verdrogingsbestrijding bedoelen we kwalitatieve en kwantitatieve bestrijding van verdroging in natte natuurparels. Dit betekent dat niet alleen maatregelen om de hoeveelheid (grond)water te vergroten, maar ook maatregelen om de kwaliteit van het (grond)water te verbeteren, zoals het verminderen van de voedselrijkdom en het verhogen van het kalkgehalte van het water waarmee verzuring en vermesting worden tegengegaan, onder de subsidiabele activiteiten kunnen vallen.
De inrichting van waterlopen (beek- en kreekherstel) richt zich op behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden voor waterlopen met een specifieke waterhuishoudkundige functie. De hydrologie, morfologie en migratiemogelijkheden zijn afgestemd op de ecologische doelstellingen.
Het opheffen van een vismigratieknelpunt heeft tot doel de migratie mogelijkheden voor aquatische en semi-aquatische organismen te behouden, herstellen of verbeteren.
Waterbergingsprojecten worden uitgevoerd in het landelijk gebied om wateroverlast te voorkomen. Dit kan gebeuren door middel van de traditionele aanpak, waarbij hectares worden ingericht om water te bergen. Daarnaast kan het ook gaan om alternatieve maatregelen, die bijdragen aan het oplossen van wateroverlast. Voorbeelden van alternatieve maatregelen zijn het vervangen van duikers en aanpassing van de capaciteit van gemalen. Daarnaast zijn er voorbeelden waarin de benodigde bergingscapaciteit in m³ op een kleinere oppervlakte is gerealiseerd.
Onder e Klimaatrobuuste watersystemen
Door klimaatverandering is de verwachting dat de extremen in het weer toenemen. Er is sprake van zowel meer en nattere perioden, intensere buien en bovendien meer en langere drogere perioden. Dit zet het watersysteem onder druk. Het doel van het DHZ is om de zoetwatervoorziening meer klimaatbestendig en weerbaar tegen droogte te maken, zodat de gebruiksfuncties zoals natuur, stedelijk gebied, landbouw, industrie, drinkwater en recreatie over voldoende water kunnen beschikken van de juiste kwaliteit op het juiste moment, ook als we in de toekomst meer met droge perioden te maken hebben. Gedeputeerde Staten maken in deze regeling onderscheid tussen projecten die betrekking hebben op de uitvoering van fysieke maatregelen en projecten die gaan over sociale innovaties.
Onder fysieke projecten verstaan Gedeputeerde Staten inrichtingsmaatregelen uitgevoerd in stedelijk of landelijk gebied (“de schop in de grond”).
Onderdeel 2 Sociale innovaties
Onder sociale innovatie verstaan Gedeputeerde Staten projecten in stedelijk of landelijk gebied die met elkaar gemeen hebben dat individuen of organisaties die een maatschappelijk probleem of gemis ervaren, niet reageren door de overheid te vragen er iets aan te doen, maar collectief in actie komen om het zelf of gezamenlijk met een overheid op te lossen. Bijvoorbeeld een samenwerking tussen burgers, ondernemers en wetenschappers.
Sociale innovatie kan zich richten op oplossingen voor maatschappelijk brede problemen, maar ook oplossingen op het regionale of lokale niveau. Bovendien verwijst het begrip sociaal ook naar het proces: samenwerking in groepen of netwerken.
Processen van sociale innovatie zijn op zichzelf waardevol. Ze zorgen voor dynamiek in de samenleving, voor meer actieve betrokkenheid en commitment van mensen bij de publieke zaak. Ze leiden tot ondernemend gedrag en nieuwe ideeën uit onverwachte hoeken en tot nieuwe vormen van ondernemerschap. In het rapport ‘De kracht van sociale innovatie’ (2014) van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) staan diverse voorbeelden van sociale innovatie.
Artikel 1 .5 Subsidievereisten
In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten opgenomen, die gelden voor een projectsubsidie. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen.
Gelet op de definitie van het begrip project, kan een projectplan dus bestaan uit een beschrijving van meerdere deelprojecten.
Als een project uit meerdere deelprojecten bestaat, dient het projectplan een beschrijving te bevatten van de afzonderlijke deelprojecten, welke prestaties worden geleverd per deelproject, de kosten per prestatie per deelproject en het gevraagde subsidiebedrag per prestatie per deelproject. Op het aanvraagformulier moet worden aangegeven welke prestaties worden geleverd met het totale project, wat de kosten van die prestaties zijn en wat het gevraagde subsidiebedrag per prestatie is. Het aan een project verleende subsidiebedrag mag ontschot worden ingezet, zowel tussen de prestaties als tussen deelprojecten.
Tweede lid Vereisten inrichtingsmaatregelen vanuit STUW
Onder b Relatie met Natura 2000
Subsidieverstrekking onder paragraaf 1 is ten behoeve van verdrogingsbestrijding, beek en kreekherstel, opheffen van vismigratieknelpunten en waterberging buiten Natura 2000 gebieden. Er worden geen maatregelen gesubsidieerd die worden uitgevoerd om de Natura 2000 doelen te realiseren. Voor Natura 2000 gebieden geldt een andere subsidieregeling. Wel kan het zijn dat in een gebied maatregelen worden uitgevoerd die geen directe relatie hebben met de Natura 2000 doelen, maar wel van invloed zijn op de uitvoering van Natura 2000 maatregelen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan beekherstel met een waterstandsverhoging, waarvan het effect over een langer traject merkbaar is. Dit vraagt om afstemming van de activiteiten.
In het Provinciaal Milieu- en Waterplan is aangegeven dat de GGOR-methodiek (bepaling van het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime) gevolgd dient te worden. De ‘GGOR-manier van werken’ geeft objectief en verifieerbaar inzicht in hoe goed het waterbeheer op orde is en welke kansen er voor verbetering zijn. De noodzaak en effectiviteit van waterbeheersmaatregelen is hierdoor beter vast te stellen. Het integrale karakter van het GGOR-proces bevordert dat er met alle belangen die betrokken zijn bij het waterbeheer, rekening wordt gehouden. De term GGOR wordt eveneens gebruikt voor het eindproduct van het doorlopen traject: een beschrijving van het te realiseren en te behouden grond- en oppervlaktewaterregime, afgestemd op de functies die er voorkomen en de doelstellingen voor duurzaam beheer van het watersysteem.
Vierde lid Beek- en kreekherstel
Bij beek- en kreekherstel staat het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water, als opgenomen in bijlage 3 van het Provinciaal Milieu- en Waterplan voorop, waarbij in de uitvoering rekening wordt gehouden met de andere functies van het watersysteem.
Waterschap Rivierenland heeft de Handreiking Vispassages Noord-Brabant niet mee opgesteld, maar hanteert op hoofdlijnen dezelfde werkwijze.
Bij waterberging binnen het Natuur Netwerk Brabant vinden Gedeputeerde Staten het van belang dat rekening gehouden wordt met het rapport “Overstroming en Natuur: een natuurlijk samengaan?” en de bij deze studie behorende checklist.
Zevende lid Klimaatrobuuste watersystemen algemeen
Onder a Klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening
Onder zoetwatervoorziening verstaan Gedeputeerde Staten dat er voldoende water van de juiste kwaliteit beschikbaar is voor een bepaalde functie, zoals landbouw en natuur, zonder dat er onomkeerbare schade aan het natuurlijk watersysteem optreedt, of sprake is van afwenteling op een andere gebruiksfunctie. Maatregeltypen die passen in de strategie (be)sparen- aanvoeren-adapteren-accepteren komen voor subsidie in aanmerking.
Deze subsidieparagraaf is gekoppeld aan bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en de samenwerkende partijen van DHZ. Daarom komen alleen projecten in aanmerking die vallen in het beheergebied van DHZ. Dit gebied is weergegeven op bijlage 1.
Het betreft maatregelen waartoe de aanvrager niet verplicht is vanuit haar wettelijke taken of afspraken in het kader van KRW, het Natuur Netwerk Brabant of de PAS. Dit betekent dat het maatregelen betreft die zich primair richten op het meer klimaatrobuust maken van het watersysteem. De maatregelen zijn aanvullend op de afspraken en ambities over verdrogingsbestrijding en beekherstel zoals die zijn opgenomen in de Samenwerkingsovereenkomst Tot Uitvoering Waterdoelen (verder: STUW) en waarvoor op basis van artikel 1.4, onder a en b, subsidie kan worden verkregen.
Achtste lid Fysieke maatregelen klimaatrobuuste watersystemen
Onder b Een of meerdere maatregelen
Hieronder vallen maatregelen die zich richten op het hergebruik van water, (bijvoorbeeld effluent van RWZI of proceswater), verminderen van grondwateronttrekkingen of maatregelen die maken dat water efficiënter en effectiever wordt benut in bijvoorbeeld de landbouw en agrofoodsector.
Onderdeel 2 Waterconservering in landbouwgebied
Het betreft maatregelen die zich richten op vergroting van grondwatervoeding, eventueel in combinatie met de optimalisatie van wateraanvoer, optimalisatie van het peilbeheer (hieronder valt bijvoorbeeld ook het automatiseren van stuwen) of het verbeteren van bodemstructuur in landbouwgebied met als doel het vasthoudend vermogen van de bodem te vergroten.
Onderdeel 3 Het robuust inrichten van beekdalen
Het betreft hier hydrologische maatregelen in beekdalen op het gebied van verhogen van de drainagebasis, het aanpassen van het peilbeheer en tijdelijke waterberging op het maaiveld. Deze maatregelen zijn aanvullend op het ambitieniveau dat is vastgelegd in het kader van STUW over beekherstel. Waar bij beekherstel niet altijd de volle breedte van het beekdal kan worden benut vanwege uitstralingseffecten en vergroting van de kans op inundatie, wordt bij beekdalherstel nadrukkelijk meer de volle breedte van het beekdal benut. Dit is een
verdergaande vorm van beekherstel, die aansluit bij het ‘profiel optimaal beekherstel’ in onderstaande figuur. Dit kan worden bereikt door de drainagebasis verder te verondiepen dan bij regulier beekherstel, het aanpassen van het peilbeheer en tijdelijke waterberging op het maaiveld toe te staan. Compensatie van de nadelige effecten voor de omliggende (landbouw)gronden kunnen op basis van deze regeling worden gesubsidieerd.
Onder 4 Water vasthouden in natuurgebieden;
Het betreft hier veelal dezelfde type maatregelen als in artikel 1.4, onder a, in het kader van verdrogingsbestrijding in STUW zijn afgesproken. Net als bij robuuste beekdalen gaat het hier om een meer optimale uitvoering van de projecten geredeneerd vanuit de OGOR. Het verdergaand uitvoeren van verdrogingsbestrijding dan minimaal noodzakelijk vanuit STUW, kan grotere uitstralingseffecten hebben op de directe omgeving en het omliggende gebruik. Compensatie van de nadelige effecten voor de omliggende (landbouw)gronden kunnen op basis van deze regeling worden gesubsidieerd.
Onder 5 Waterconservering stedelijk gebied
In het geval van bebouwd gebied beschouwen Gedeputeerde Staten het afkoppelen van hemelwater en het direct infiltreren ervan in grondwater, als onvoldoende om voor subsidie in aanmerking te komen. Het vasthouden of afkoppelen van regenwater om het vervolgens te benutten om in de watervraag van een specifieke functie te voorzien, wordt wel als subsidiabel beschouwd. Bijvoorbeeld door de koppeling met groenvoorziening, of een concreet landbouw- of natuurgebied in de omgeving.
Negende lid Sociale innovaties klimaatrobuuste watersystemen
Hieronder vallen bijvoorbeeld maatregelen die zich richten op het vergroten van bewustwording en het inzicht geven in het handelingsperspectief bij gebruikers van water. Hierbij kan worden gedacht aan een gebiedsproces dat bijdraagt aan waterconservering, met aandacht voor een vitale bodem, waterbeschikbaarheid en watergebruik passend bij de plek in het watersysteem. Maar er kan ook worden gedacht aan het opzetten van nieuwe financieringsstructuren voor een klimaatbestendig watersysteem, bijvoorbeeld door tariefdifferentiatie aan de hand van de hoeveelheid verhard oppervlak.
Artikel 1.6 Subsidiabele kosten
Onder a Onderzoek, voorbereiding en planvorming en uitvoering
Het gaat dan onder andere om specialistische onderzoeken, inrichtingsplannen en het gereed maken van het bestek.
Het gaat hierbij onder andere om bewonersavonden en informatiebrieven.
Op grond van Europese regelgeving dient geborgd te worden dat grondverwerving marktconform geschiedt. De subsidieontvanger dient dit aan te tonen in geval hij kosten van grondverwerving als subsidiabele kosten aanvoert. De aankoop van grond is subsidiabel als de grond ten behoeve van de subsidiabele activiteit is verworven (ongeacht het jaar waarin de grond is verworven) en nodig is voor de uitvoering van maatregelen waarvoor de kosten genoemd in dit lid zijn gemaakt. Onder deze kosten vallen tevens: leges, notariële kosten en kosten voor een accountantsverklaring, indien deze kosten zijn gemaakt in het kader van de verwerving van grond.
Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename van inundatie vanuit het oppervlaktewater, bijvoorbeeld omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.
Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van schadeloosstelling op marktconforme wijze, waarbij geen sprake mag zijn van overcompensatie van degene die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename van inundatie vanuit het oppervlaktewater, bijvoorbeeld omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.
De kosten voor nadeelcompensatie kunnen ook bestaan uit technische maatregelen, als die niet duurder zijn en een gelijkwaardig alternatief bieden voor financiële compensatie.
Tweede lid Kosten verdrogingsbestrijding
Onder h Handboek Projectmonitoring
Het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant is gereed gekomen in 2002 en maakt als handreiking onderdeel uit van de methodiek die provincie, waterschappen en terreinbeheerders hebben afgesproken ten aanzien van monitoring.
Derde lid Beek- en kreekherstel
Het betreft hier bijvoorbeeld kosten voor verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding.
Gedeputeerde Staten denken hierbij bijvoorbeeld aan kosten voor profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie, transporterend vermogen en karakteristieke beplanting.
Zesde lid Kosten voor klimaatrobuuste watersystemen
Alle kosten voor werkzaamheden die leiden tot het uitvoeren van fysieke maatregelen zijn subsidiabel. Fysieke maatregelen kunnen bijvoorbeeld ook zijn het automatiseren van bestaande stuwen of het plaatsen van extra bestaande stuwen.
Ook meer procesmatige kosten, bijvoorbeeld een versnelde aanpak van integrale gebiedsprocessen, kunnen hieronder vallen, als dit uiteindelijk resulteert in uitvoeringsmaatregelen.
Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten
Onder a Voorbereiding en uitvoering voor 1 januari 2015
Onder voorbereiding vallen de werkzaamheden die nodig zijn om het project tot uitvoering te brengen: onderzoek, planvorming en bestekgereed maken.
Dit plan is ook wel bekend als een plan-MER. Een besluit-MER is wel subsidiabel, omdat die gekoppeld is aan een inrichtingsplan.
Waterschappen kunnen adviesdiensten inhuren van derden die nodig zijn om de projecten te realiseren. Als het gaat om specialistische diensten, zoals bij het opstellen van een hydrologisch model, is deze inhuur subsidiabel. De kosten voor inhuur van externe, tijdelijke, capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten, doorgaans projectleiders genoemd, zijn niet subsidiabel.
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.12 bevat verplichtingen in aanvulling op de verplichtingen genoemd in artikel 16 van de Asv.
De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel 17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Onder d Bevindingen, resultaten en leereffecten
Kennis over hoe watersystemen het beste klimaatrobuust en toekomstbestendig kunnen worden gemaakt moet voor een groot deel uit de praktijk voortkomen. Daarom is het toegankelijk maken van de bevindingen, resultaten en leereffecten van een project opgenomen als een van verplichtingen van de subsidieontvanger. De bedoeling hiervan is om waardevolle praktijkkennis niet verloren te laten gaan, maar juist te ontsluiten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-3005.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.