Derde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

 

Gelet op artikel 1.5 van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 16 december 2016 de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin onder meer regels zijn vastgesteld ten aanzien van Natura 2000-gebieden;

 

Overwegende dat in die verordening regels zijn opgenomen om de stikstofdepositie te beperken;

 

Overwegende dat initiatiefnemer bij het realiseren van een of meer nieuwe stallen dient te voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in bijlage 2 behorende bij die verordening;

 

Overwegende dat in die verordening is bepaald dat bijlage 2 door Gedeputeerde Staten wordt gewijzigd indien ontwikkelingen in emissie reducerende technieken of het regionale stikstofdepositieniveau daartoe aanleiding geven;

 

Overwegende dat op 14 juni 2017 de Eerste wijzigingsverordening natuurbescherming Noord-Brabant in werking is getreden. Dat gebleken is dat onder andere in Provinciale Staten vragen zijn gerezen over het ontbreken van aparte categorieën voor de biologische veehouderij;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk vinden de verordening op dit punt aan te passen en daarbij tevens op een aantal punten verduidelijking aan te brengen;

 

 

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Artikel I Wijzigingen

De Verordening natuurbescherming Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Bijlage 2 komt te luiden:

 

 

Bijlage 2 behorende bij de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

 

Lijst met technische staleisen als bedoeld in artikel 1.4

Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen, die van toepassing zijn op nieuwe of bestaande huisvestingssystemen die op grond van artikel 1.4 aan deze bijlage moeten worden getoetst. De in deze bijlage opgenomen (streef)reducties zijn percentages die gelden ten opzichte van de traditionele emissies, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij. De bijbehorende emissiefactor is de emissie uitgedrukt in het aantal kilogrammen ammoniak per dierplaats per jaar dat maximaal is toegestaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Code in RAV-lijst

Diercategorie

Streefreductie/ emissie in kg NH3/dp/jr traditioneel systeem volgens Rav

 

Eisen t/m 31-12-2019

 

Eisen in de periode 1-1-2020 t/m 31-12-2023

 

Eisen in de periode 1-1-2024 t/m 31-12-2027

 

Eisen vanaf 1-1-2028

 

 

 

 

 

Streef-reductie

Emissiefactor

Streef-reductie

Emissiefactor

Streef-reductie

Emissiefactor

Streef-reductie

Emissiefactor

Runderen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A1

melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-beweiden

40-55%

12,3

43%

7,0

43%

7,0

51%

6,0

51%

6,0

 

-permanent opstallen in open stal

70%

13,0

46%

7,0

54%

6,0

62%

5,0

70%

4,0

 

-permanent opstallen in mechanisch geventileerde stal

85%

13,0

61%

5,1

61%

5,1

70%

4,0

70%

4,0

A2

zoogkoeien ouder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- 100 of meer zoogkoeien in ligboxen incl. kalveren

0%

4,1

46%

2,2

 

54%

1,9

61%

1,6

71%

1,2

 

- zoogkoeien ouder dan 2 jaar overige huisvesting

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

A31

vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- in ligboxen

40-85%

4,4

43%

2,5

43%

2,5

50%

2,2

50%

2,2

 

- overige huisvesting

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

1 Biologisch gehouden jongvee valt niet onder deze categorie zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

A42

vleeskalveren tot circa 8 maanden

85%

3,5

50%

1,8

50%

1,8

70%

1,1

85%

0,5

A62

vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- minder dan 100 dieren A6+A7

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

 

-100 of meer dieren A6+A7

 

70%

5,3

46%

2,9

54%

2,4

62%

2,0

70%

1,6

A72

fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- minder dan 100 dieren A6+A7

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

 

-100 of meer dieren A6+A7

70%

6,2

46%

3,3

54%

2,9

62%

2,4

70%

1,9

2 Biologisch gehouden vleesrundvee valt niet onder deze categorie zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

Schapen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B1

schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

Geiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C13

geiten ouder dan 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

 

1,9

0%

1,9

0%

 

1,9

0%

1,9

0%

1,9

 

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

1,9

70%

0,6

70%

0,6

85%

0,29

85%

0,29

C23

opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

0,8

0%

0,8

0%

0.8

0%

0,8

0%

0,8

 

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

0,8

70%

0,3

70%

0,3

85%

0,12

85%

0,12

C33

opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

 

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

0,2

70%

0,06

70%

0,06

85%

0,03

85%

0,03

3 Biologische geitenhouderijen vallen niet onder deze categorieën zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Gelet op de verplichting dat de dieren altijd naar buiten moeten kunnen en de stallen natuurlijk geventileerd moeten worden is toepassing van luchtwassers niet mogelijk. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

Varkens4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D1.1

biggenopfok (gespeende biggen)

85%

0,69

85%

0,1

85%

0,1

85%

0,1

85%

0,1

D1.2

kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)

85%

8,3

85%

1,3

85%

1,3

85%

1,3

85%

1,3

D1.3

guste en dragende zeugen

85%

4,2

85%

0,63

85%

0,63

85%

0,63

85%

0,63

D2

dekberen, 7 maanden en ouder

85%

5,5

85%

0,83

85%

0,83

85%

0,83

85%

0,83

D3

vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking

85%

3,0

85%

0,45

85%

0,45

85%

0,45

85%

0,45

4 Voor de biologische varkenshouderij (categorie D) geldt een streefreductie van 40%. Gelet op de verplichte uitloop is toepassing van luchtwassers geen optie. Ook zijn er nog geen specifieke huisvestingssystemen beschikbaar. Per geval worden aanvullende emissiereducerende maatregelen gevraagd. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

Kippen

 

 

K= Kolonie

S= Scharrel

V= Volière 

 

 

 

 

 

 

E1

opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- niet-batterijhuisvesting

85%

0,170

K 90%

0,017

90%

0,017

90%

0,017

90%

0,017

 

 

 

 

S 40%

0,102

60%

0,068

70%

0,051

85%

0,026

 

 

 

 

V 83%

0,029

85%

0,026

85%

0,026

85%

0,026

 

- batterijhuisvesting

85%

0,045

87%

0,007

87%

0,007

87%

0,007

87%

0,007

E2

legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

niet-batterijhuisvesting

85%

0,315

K 90%

0,032

90%

0,032

90%

0,032

90%

0,032

 

 

 

 

S 78%

0,069

85%

0,047

85%

0,047

85%

0,047

 

 

 

 

V 83%

0,056

85%

0,047

85%

0,047

85%

0,047

 

- subcategorie leg(groot)ouderdieren

85%

0,315

72%

0,088

78%

0,069

85%

0,047

85%

0,047

E3

(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken

85%

 

0,250

40%

0,150

60%

0,100

85%

0,075

85%

0,038

E4

(groot-)ouderdieren van vleeskuikens

85%

0,58

25%

0,435

40%

0,348

60%

0,232

85%

0,087

E5

Vleeskuikens

 

85%

0,080

70%

0,024

74%

0,021

85%

0,012

85%

0,012

E6

additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag i.c.m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- opfokleghennen (E1) en vleeskuikens (E5)

85%

0,03

67-70%

 

0,010-

0,009

85%

0,005

85%

0,005

85%

0,005

 

- leghennen (E2) en –vleeskuiken(groot)ouderdieren (E3 en E4)

85%

0,05

67-70%

0,017- 0,015

85%

0,008

85%

0,008

85%

0,008

Kalkoe-nen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F1

ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken

85%

0,15

0%

0,15

0%

0,15

0%

0,15

85%

0,02

F2

ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken

85%

0,47

0%

0,47

0%

0,47

0%

0,47

85%

0,05

F3

ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder

85%

0,59

0%

0,59

0%

0,59

0%

0,59

85%

0,09

F4

vleeskalkoenen

85%

0,68

40%

0,41

60%

0,27

70%

0,20

85%

0,10

Eenden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

G1

ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden

85%

0,32

0%

0,32

0%

0,32

0%

0,32

85%

0,048

G2

vleeseenden

85%

0,21

0%

0,21

0%

0,21

0%

0,21

85%

0,032

Nertsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

H1

nertsen, per fokteef

85%

0,58

57%

0,25

57%

0,25

Verbod

 

Verbod

 

Konijnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

I1

voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd

85%

1,2

40%

0,72

50%

0,6

70%

0,36

85%

0,18

I2

vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd

85%

0,2

40%

0,12

50%

0,10

70%

0,06

85%

0,03

Parelhoenders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

J15

parelhoenders voor de vleesproductie

85%

0,080

70%

0,024

74%

0,021

85%

0,012

85%

0,012

5 Bij deze diercategorie kunnen dezelfde huisvestingssystemen en de bijbehorende emissiefactoren worden toegepast als die welke zijn opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens (E5).

Paarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K1

volwassen paarden (3 jaar en ouder)

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

K2

paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

K3

volwassen pony's (3 jaar en ouder)

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

K4

pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

Struisvo­gels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

L1

struisvogelouderdieren

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

L2

opfokstruisvogels (tot 4 maanden)

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

L3

vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

 

Toelichting toepassing huisvestingssystemen voor diercategorieën waarin de Regeling ammoniak en veehouderij niet voorziet.

 

A2 Zoogkoeien ouder dan 2 jaar en A3 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

Indien zoogkoeien en/of vrouwelijk jongvee gehouden worden in een huisvestingssysteem met ligboxen zoals dat wordt toegepast in de categorie A1 melkveehouderij, wordt voor deze categorieën aangesloten bij de huisvestingssystemen opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij bij de categorie A1. Er wordt dan vergelijkbaar reductiepercentage als bij categorie A1 gehanteerd. Een huisvestingsysteem uit de categorie A1 met een emissie van 7,0 kg ammoniak per dierplaats per jaar en een reductie van 46% geeft bij toepassing in de categorieën A2 en A3 een gelijk reductiepercentage ten opzichte van de factor van traditionele huisvesting in de categorieën A2 en A3.

 

A6 vleesstieren en overig vleesvee van 8 tot 24 maanden en A7 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar.

Vleesstieren worden tegenwoordig veelal in strostallen gehouden, hebben vaak een open karakter en worden veelal natuurlijk geventileerd en lenen zich daarom minder goed voor luchtwassystemen. De effectiviteit van een luchtwasser zal onder zulke omstandigheden lager zijn en meer in lijn liggen met die van de melkveehouderij. Aan bedrijven met weinig dieren (minder dan 100 dieren als som categorie A6 en A7) wordt daarom vooralsnog geen emissiereductieverplichting opgelegd. Voor de grotere gespecialiseerde bedrijven met meer dan 100 dieren uit de categorieën A6 en A7 wordt aangesloten bij de reductieeisen voor de melkveehouderij.

 

C1 geiten ouder dan 1 jaar, C2 opfokgeiten van 61 dagen t/m 1 jaar en C3

Voor deze categorieën is toepassing van luchtwassers uit de categorie D (varkens) mogelijk. In verband met de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met lekverliezen waardoor 5% van de lucht ongezuiverd naar buiten gaat. Voor toepassing in de geitenhouderij wordt daarom 5% van het verwijderingsrendement dat is toegekend aan het systeem in mindering gebracht. Een luchtwasser met een verwijderingsrendement van 85% voor de varkenshouderij heeft een rendement van 80% bij toepassing in de geitenhouderij. Een luchtwasser met een rendement van 70% voor de varkenshouderij voldoet hiermee niet aan de reductiedoelen voor de geitenhouderij. De verwachting is dat deze systemen in oktober 2017 opgenomen worden in de Regeling ammoniak en veehouderij.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 14 juni 2017.

Artikel III Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Derde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 3 juli 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris,

mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij de Derde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

 

Op 13 juni 2017 hebben Gedeputeerde Staten de Eerste wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant vastgesteld. Deze voorziet in een wijziging van bijlage 2, waarin de technische eisen voor stallen zijn opgenomen. Er wordt daarbij zowel een reductiepercentage opgenomen als een emissiefactor, uitgedrukt in kilogram ammoniak per dierplaats per jaar. Het reductiepercentage geldt ten opzichte van de traditionele emissies, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij op het moment van inwerkingtreding van de wijziging.

 

Na bekendmaking van de gewijzigde versie van bijlage 2 van de Verordening natuurbescherming zijn veel vragen uit de praktijk ontvangen. Een groot deel van de vragen gaat in op de gewijzigde normen voor de biologische veehouderij. Het blijkt nu dat de bestaande uitzondering voor biologische varkenshouderij per abuis is weggevallen en dat de uitzondering voor biologische bedrijven bij het opnemen van de eisen voor geiten en vleesrundveehouderij abusievelijk niet zijn opgenomen. Een ander belangrijk deel van de vragen gaat over de vrijstelling van de emissie-eisen van bijlage 2 voor zoogkoeien, vleesstieren, fokstieren en geiten tot een emissie van 500 kg. De bepaling leidt tot discussie, waardoor ten behoeve van een verduidelijking gekozen is voor een gewijzigde systematiek.

Naar aanleiding van deze vragen is er voor gekozen om de bijlage 2 opnieuw vast te stellen. Daarbij zijn tevens enkele kleine inhoudelijke en tekstuele wijzigingen doorgevoerd.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris,

mw. ir. A.M. Burger

Naar boven