Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 12-12-2016, nr. PS2016BEM22, tot wijziging van de Verordening interne zaken provincie Utrecht 2004

Provinciale Staten van Utrecht;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 1 november 2016, nr. 819BA944;

 

Gelet op artikel 216 van de Provinciewet;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Verordening interne zaken provincie Utrecht 2004 te wijzigen in verband met de nieuwe BBV.

Besluiten:

 

De naam van de verordening interne zaken Provincie Utrecht 2004 te wijzigingen in verordening interne zaken provincie Utrecht.

 

De Verordening interne zaken provincie Utrecht als volgt te wijzigen:

Artikel I

 

Artikel 4:10, vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

 

De materiële vaste activa groter dan 100.000 euro met maatschappelijk nut als bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden geactiveerd en lineair afgeschreven tenzij provinciale staten hiertoe anders besluiten. Vervanging van onderdelen en instandhouding in de vorm van (groot) onderhoud wordt niet geactiveerd, maar rechtstreeks bekostigd uit daarvoor bestemde structurele onderhoudsbudgetten.

 

Wegen en fietspaden

  • a.

    60 jaar voor verhardingscontructies;

  • b.

    30–100 jaar voor vaste kunstwerken;

  • c.

    12–60 jaar voor wegmeubilair;

  • d.

    32 jaar voor openbare verlichting;

  • e.

    10–30 jaar voor verkeersregel- en managementinstallaties;

Vaarwegen

  • f.

    15–90 jaar voor vaarwegen;

Overige (groen en kunst)

  • i.

    40 jaar voor recreatieobjecten en landschapszorg tenzij vooraf bepaald is spoedig na afronding deze over te dragen;

  • j.

    kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde worden niet geactiveerd en afschreven.

  • m.

    ondergronden en terreinen die samenhangen met activa met een maatschappelijk nut worden afgeschreven gedurende de termijn die is vastgesteld voor het betreffende actief.

Activa die volgens bovenstaande criteria in aanmerking komen voor activering worden in de loop van de realisatie onder de vaste activa opgenomen als ‘lopend actief’. Het gaat hierbij uitsluitend om activa die ontwikkeld worden met de intentie om ze bij de eigen beleids- en bedrijfsvoering van de provincie in te zetten.

 

Dit in afwijking van het onderhanden werk met betrekking tot grondexploitaties en ten behoeve van derden. De reeds gemaakte kosten hiervan worden op de balansdatum opgenomen onder de vlottende activa, onderhanden werken.

 

Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut die worden uitgevoerd in het kader van een grondexploitatie, worden geactiveerd, indien PS vaststelt dat het algemeen nut van de investering(en) hoger is dan het specifieke nut voor de grondexploitatie. Per grondexploitatie ontvangt PS daartoe een overzicht van de uitgaven ingedeeld naar investeringen die een overwegend specifiek nut hebben en investeringen die een overwegend algemeen nut hebben. De indeling wordt gemotiveerd. Bijdragen van derden in de grondexploitatie worden in mindering gebracht op de aanschafwaarde van de investering, naar rato van de kosten van de investering in de totale kosten van de grondexploitatie. Van deze wijze van toerekening kan gemotiveerd worden afgeweken.

 

Bij de waardering is de locatie van de investering niet van belang bij de bepaling van de economische levensduur; Waardering is exclusief BTW.

 

Vervroegde afschrijving vindt plaats bij duurzame waardevermindering

 

Als er herinrichting plaatsvindt en het oude kapitaalgoed is niet volledig afgeschreven, dan wordt de boekwaarde van het ‘oude’ kapitaalgoed vervroegd afgeschreven tot 0.

 

Direct gerelateerde bijdragen van derden worden in mindering gebracht op de aanschafwaarde.

 

Dekking van de kapitaalslasten van de investering vindt plaats uit de hiervoor bestemde dekkingsreserve (zie nota kapitaalgoederen). De reserve mag dus net worden afgetrokken van de investering alvorens de kapitaalslasten te bepalen.

 

Investeringen in de openbare ruimte met een reeds genomen (principe)besluit op de ingangsdatum van deze verordening, kunnen volgens al ingezette methodiek tot einde looptijd worden afgeschreven of ten laste van de exploitatie worden gebracht.

Artikel II

 

Artikel 4:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten ten minste eenmaal in de vier jaar een treasurystatuut ter vaststelling aan. In het statuut wordt o.a. de doelstelling van de financieringsfunctie vastgelegd. Tevens worden in dit statuut de richtlijnen met betrekking tot de liquiditeitsprognose en de rentebeschouwing en regelingen voor het uitzetten van overtollige middelen vastgelegd.

 

De financiering van investeringen brengt rentelasten met zich mee. In Utrecht hanteren we het systeem van integrale financiering. Dat betekent dat de werkelijk betaalde rente op leningen niet rechtstreeks doorbelast wordt aan individuele investeringsprojecten maar wel naar evenredigheid wordt verdeeld (=omgeslagen) over de vaste activa. Het rentepercentage wordt vastgesteld conform BBV-regels. Hierbij wordt geen rentekosten berekend over het eigen vermogen. Ook gemaakte kosten tijdens de bouw en vaste activa in exploitatie worden verhoogd met omslagrente. Het omslaan van rentekosten over de boekwaarden vindt plaats via treasury.

 

De lasten als gevolg van het over de jaren spreiden van investeringskosten zijn de kapitaalslasten, die bestaan uit de som van afschrijvingslasten en rentelasten. Richtlijnen met betrekking tot kapitaalslasten zijn vastgelegd in de nota kapitaalgoederen.

Artikel III

 

Artikel 4:7 wordt als volgt gewijzigd:

 

Vervallen.

Artikel IV

 

Artikel 4:8, wordt als volgt gewijzigd:

 

Vervallen.

Artikel V

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 12-12-2016, nr. PS2016BEM22

Provinciale Staten van Utrecht,

Voorzitter

Griffier

Naar boven