Provinciaal blad van Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2017, 2702 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2017, 2702 | Verordeningen |
Besluit van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent subsidie bij monumenten Subsidieregeling monumenten Fryslân 2017
Gedeputeerde staten van Fryslân,
Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 (PbEU, L 193), in het bijzonder artikel 29, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard,
Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (PbEU, L187) in het bijzonder artikel 53, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013,
overwegende dat het op grond van het Uitvoeringsprogramma Weardefol Fryslân 2016-2019 wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan het restaureren, herbestemmen en onderhouden van Friese monumenten,
vast te stellen de Subsidieregeling monumenten Fryslân 2017:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
begeleiding: begeleiding van de uitvoering door een architect of andere deskundige instelling die in ieder geval de volgende werkzaamheden betreft: afstemmingsoverleg, minimaal 1 maal per week locatiebezoek tijdens de werkzaamheden om de voortgang en kwaliteit van de werkzaamheden te toetsen, minimaal één maal per maand bouw- voortgang verslagen en oplevering met proces verbaal;
bestek: volledige en nauwkeurige beschrijving van voorwaarden waaronder, en eisen ten aanzien van de wijze waarop werkzaamheden aan een bouwwerk worden uitgevoerd, bestaande uit algemene voor het werk geldende juridische en administratieve voorwaarden en bepalingen, met voorschriften betreffende bouwplaatsvoorzieningen, de nauwkeurige beschrijvingen van toe te passen constructies en per onderdeel benodigde kwaliteit en hoeveelheid van te gebruiken materialen en eisen die worden gesteld aan de wijze van verwerken, alsmede de afwerking van kleuren;
bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegde opname of verkenning naar gegevens betreffende de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van één of meer gebouwen of zelfstandige onderdelen daarvan, of naar een door mensen gemaakte structuur, aan de hand van archief- en literatuuronderzoek en waarnemingen aan de vorm, de constructie, de gebruikte materialen en de afwerking ervan;
buitenplaats: complex van voor het jaar 1850 dat een historisch en architectonisch geheel vormt in nuttig gebruik, bestaande uit een versterkt huis, buitenhof of landhuis met bijgebouwen, bouwwerken en tuinornamenten met omliggende terreinen die bestaan uit grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, weiden, siertuinen of moestuinen;
herbestemming: wijziging naar een andere dan de bestaande functie van een monument of zelfstandig onderdeel daarvan, waarbij door de wijziging de bestaande functie van het monument in overwegende mate wijzigt naar en geschikt gemaakt wordt voor een nieuwe functie door middel van voor de wijziging noodzakelijke bouwkundige ingrepen;
instandhoudingsplan: plan met een overzicht van de aard en de omvang van de jaarlijks voorgenomen werkzaamheden bestaande uit restauratie en onderhoud, alsmede een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, voor een periode van ten hoogste zes kalenderjaren. Het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarige werkomschrijving en een meerjarenbegroting;
karakteristiek bouwwerk: bouwwerk van vóór 1965 dat als zodanig is genoemd op in een gemeentelijk bestemmingsplan, of de kaartlaag “karakteristieke bouwwerken” van de Cultuurhistorische Kaart van de provincie Fryslân waarvan de cultuurhistorische waarde op grond waarvan het bouwwerk is geïnventariseerd nog steeds aanwezig is, niet zijnde een rijksmonument;
technisch urgent: noodzaak tot restauratie van het monument of een onderdeel op het moment van indiening van de subsidieaanvraag omdat het casco van het monument of een onderdeel in slechte of matige staat verkeert op grond van de criteria die door de Monumentenwacht gehanteerd worden in het Inspectie HandBoek;
woonhuis: bouwwerk of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong voor wonen is bestemd of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor wonen is bestemd of in overwegende mate voor bewoning wordt gebruikt, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt: gebouwen die deel uitmaken van een museum, kastelen, paleizen, kerkgebouwen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, watertorens, agrarische gebouwen of industrieel erfgoed;
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen die eigenaar of zakelijk gebruiksgerechtigde zijn van een monument.
Subsidie aan ondernemingen op grond van deze paragraaf wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (PbEU, L187) in het bijzonder artikel 53, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden
Subsidie ten behoeve van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's)die actief zijn in de landbouwsector, met name de primaire landbouwproductie wordt slechts verstrekt met toepassing van artikel 29 Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Artikel 1.7 Bevoorschotting en betaling
Het voorschot voor subsidies van € 25.000 en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.
Artikel 1.8 Prestatieverantwoording
De ontvanger van een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 toont bij het verzoek om vaststelling met behulp van een activiteitenverslag, facturen van de werkzaamheden en beeldmateriaal aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt volgens plan zijn verricht en dat aan de opgelegde verplichtingen is voldaan. Bij beschikking wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond
De ontvanger van een subsidie van meer dan € 125.000 toont bij het verzoek om vaststelling met behulp van een activiteitenverslag, facturen van de werkzaamheden, beeldmateriaal en een goedkeurende controleverklaring van een accountant aan dat de activiteiten waarvoor is verstrekt volgens plan zijn verricht en dat aan de opgelegde verplichtingen is voldaan. Bij beschikking wordt aangegeven op welke wijze dit wordt aangetoond.
Hoofdstuk 2 Subsidiabele onderdelen
Paragraaf 2.1 Restauratie en herbestemming van Rijksmonumenten
Artikel 2.1.3 Weigeringsgronden
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op subsidieverstrekkingen die betrekking hadden op een zelfstandig onderdeel van het monument, dat geen deel uitmaakt van de aanvraag in het kader van deze regeling, en waarbij de subsidieaanvraag betrekking heeft op een niet gerestaureerd:
Artikel 2.1.4 Toetsingscriteria
Om voor subsidie voor de activiteiten in de zin van artikel 2.1.2, onderdeel a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:
voorafgaande aan de planvorming tot herbestemming is een bouwhistorische opname verricht dat in overeenstemming is met de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, L. Hendriks en J. van der Hoeve (2009) en het resultaat hiervan heeft aantoonbaar onderdeel uitgemaakt van de planvorming tot herbestemming;
Om voor subsidie voor de activiteiten in de zin van artikel 2.1.2, onderdeel b of c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:
de technische urgentie dient middels een recent inspectierapport, dat wil zeggen niet ouder dan twee jaar, van een onafhankelijke deskundige aangetoond te worden. Voor de onafhankelijkheid bij klinkende monumenten geldt als uitzondering dat de opsteller dezelfde deskundige mag zijn als degene die bij de aanvraag betrokken is.
Artikel 2.1.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van het tweede lid is deze vermindering minder dan 3% indien:
de in het kader van een rijkssubsidieregeling voor de instandhouding van monumenten ingediende activiteiten geen deel uitmaken van de aanvraag in het kader van deze regeling;
waarbij deze vermindering wordt berekend over het bedrag aan subsidiabele restauratiekosten vermeerderd met de vastgestelde subsidiabele instandhoudingskosten uit de rijkssubsidieregeling voor de instandhouding van monumenten.
Artikel 2.1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden de volgende verplichtingen opgelegd:
onverminderd artikel 2.13 van de Asv doet de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk melding aan gedeputeerde staten, zodra aannemelijk is dat de werkelijke kosten die met de activiteiten zijn gemoeid in totaal 20% lager zullen uitvallen dan de begrote kosten, zoals deze in de aanvraag waren opgenomen;
de subsidieontvanger zorgt na het verrichten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend dat het monument voor de duur van tenminste vijf jaar ten minste drie dagen per jaar openbaar toegankelijk is. Indien het monument voor wonen of een bedrijf wordt gebruikt geldt in plaats van deze verplichting dat subsidieontvanger het monument voor de duur van tenminste vijf jaar het monument aanmeldt en 1 dag openstelt voor de jaarlijkse Open Monumentendag.
Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel b, bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder begeleiding van een organisatie plaatsvindt, waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. Toestemming behoeft niet te worden aangevraagd indien:
Verlenging van de termijnen zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel d en e is alleen mogelijk als vooraf een schriftelijk verzoek wordt ingediend met een toelichting over de voortgang van de activiteit en de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging. De verlenging bedraagt maximaal één jaar.
Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel h, bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de activiteiten niet geschikt zijn voor deze verplichting of wanneer uit een verklaring van het opleidingsinstituut blijkt dat er geen leerlingen kunnen worden geleverd voor de activiteiten.
Paragraaf 2.2 Restauratie en herbestemming van niet-Rijksmonumenten
Artikel 2.2.3 Weigeringsgronden
Artikel 2.2.4 Toetsingscriteria
Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:
voorafgaande aan de planvorming tot herbestemming is een bouwhistorische opname verricht dat in overeenstemming is met de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, L. Hendriks en J. van der Hoeve (2009) en het resultaat hiervan heeft aantoonbaar onderdeel uitgemaakt van de planvorming tot herbestemming;
Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:
de technische urgentie dient middels een recent inspectierapport, dat wil zeggen niet ouder dan twee jaar, van een onafhankelijke deskundige aangetoond te worden. Voor de onafhankelijkheid bij klinkende monumenten geldt als uitzondering dat de opsteller dezelfde deskundige mag zijn als degene die bij de aanvraag betrokken is.
Artikel 2.2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden de volgende verplichtingen opgelegd:
de subsidieontvanger zorgt na het verrichten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend dat het monument ten minste drie dagen per jaar openbaar toegankelijk is. Indien het monument voor wonen of bedrijf wordt gebruikt dient het monument gedurende vijf jaar te worden aangemeld en opengesteld voor de jaarlijkse Open Monumentendag
Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel b, bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder begeleiding van een organisatie plaatsvindt, waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. Toestemming behoeft niet te worden aangevraagd indien:
Verlenging van de termijnen zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel d en e is alleen mogelijk als vooraf een schriftelijk verzoek wordt ingediend met een toelichting over de voortgang van de activiteit en de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging. De verlenging bedraagt maximaal één jaar.
Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid, onderdeel h, bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de activiteiten niet geschikt zijn voor deze verplichting of wanneer uit een verklaring van het opleidingsinstituut blijkt dat er geen leerlingen kunnen worden geleverd voor de activiteiten.
Paragraaf 2.3 Onderhoud Rijksmonumentale molens
Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het onderhoud van rijksmonumentale molens.
Artikel 2.3.3 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de Asv wordt de subsidieaanvraag geweigerd indien:
Artikel 2.3.4 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 2.3.5 Subsidiabele kosten
De subsidiabele kosten zijn de kosten die door het rijk subsidiabel worden geacht in de subsidieverleningsbeschikking in het kader van een rijkssubsidieregeling voor de instandhouding van monumenten, die betrekking heeft op het jaar 2013 of de daaropvolgende jaren.
Artikel 2.3.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Verlenging van de termijnen zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel b is alleen mogelijk als vooraf een schriftelijk verzoek wordt ingediend met een toelichting over de voortgang van de activiteit en de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging. De verlenging bedraagt maximaal één jaar.
Artikel 2.4.3 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de Asv wordt de subsidieaanvraag geweigerd indien:
Artikel 2.4.4 Toetsingscriteria
Om voor subsidie voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 2.4.2 onderdeel b in aanmerking te kunnen komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
de technische urgentie dient middels een recent inspectierapport, dat wil zeggen, niet ouder dan twee jaar, van een onafhankelijke deskundige aangetoond te worden. Voor de onafhankelijkheid bij klinkende monumenten geldt als uitzondering dat de opsteller dezelfde deskundige mag zijn als degene die bij de aanvraag betrokken is.
Toelichting Subsidieregeling monumenten Fryslân 2017
Op basis van het Uitvoeringsprogramma Weardefol Fryslân 2016-2019 wordt de subsidieregeling voor monumenten jaarlijks geactualiseerd. De regeling sluit grotendeels aan op de regelingen van 2014 tot en met 2016. Op een aantal punten zijn de kaders aangescherpt.
Op een aantal punten is de regeling ten opzichte van eerdere jaren gewijzigd.
Er zijn twee nieuwe categorieën ingevoerd.
De eerste betreft de subsidie voor de restauratie van rijksmonumentale boerderijen in agrarisch gebruik. De tweede betreft de restauratie van rijksmonumenten waarvoor in zowel 2015 als in 2016 is ingediend op grond van de Subsidieregelingen monumenten 2015 en 2016 en die na loting in zowel 2015 als in 2016 is geweigerd vanwege overschrijding van het subsidieplafond.
De regeling wordt op 18 september 2017 opengesteld en sluit op 25 september 2017. De subsidieaanvragen dienen te zijn ontvangen in de in het openstellingsbesluit geformuleerde periode van indiening. Vóór 18 september 2017 of na 25 september 2017 ingediende of ontvangen aanvragen komen niet voor subsidie in aanmerking en zullen geweigerd worden. Na sluiting van de openstellingstermijn wordt zo spoedig mogelijk besloten op de aanvragen. Uiterlijk in december 2017 wordt het besluit op de aanvraag genomen.
Een aanvraag kan schriftelijk maar ook digitaal worden ingediend. Aanvraagformulieren zijn te vinden via Externe link: www.fryslan.frl
Hierna wordt per paragraaf uit de regeling ingegaan op een aantal onderwerpen die specifieke toelichting behoeven.
Op grond van deze regeling is het doen van een aanvraag voor subsidies voor een woonhuis niet mogelijk. Rijksmonumentale woonhuizen kunnen voor restauraties een laagrentende lening afsluiten bij het Nationaal Restauratiefonds. Daarnaast kunnen zij de kosten van onderhoud fiscaal aftrekken. Gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden binnen beschermde gezichten of op de provinciale cultuurhistorische kaart kunnen een laagrentende lening afsluiten via het Cultuurfonds voor Monumenten Fryslân. Onder het begrip woonhuis vallen panden die van oorsprong gebouwd zijn als woning. Woonboerderijen, woonkerken e.d. vallen hier niet onder en zijn wel subsidiabel, omdat deze panden niet primair voor bewoning bedoeld zijn destijds. Ook woningen die geregistreerd staan als museum vallen onder de uitzondering en zijn subsidiabel. Zie de begripsbepaling in de regeling en de toelichting daarbij.
Voor monumenten die eigendom zijn van overheidsorganisaties, zoals gemeenten, waterschappen en zelfstandige bestuursorganen, is geen subsidie beschikbaar. Van overheden wordt verwacht dat zij hun monumentale gebouwen en bouwwerken binnen de reguliere exploitatie en onderhoudsplannen opnemen met voldoende waarborgen ten aanzien van het behoud van de monumentale kwaliteiten en financiële middelen. Ook uitgezonderd zijn monumenten die weliswaar niet in direct eigendom zijn van overheden maar van bijvoorbeeld een gemeentelijke stichting, maar wel in gebruik zijn bij de overheid of door een overheid gebruikt wordt voor haar publieke taken. Voorbeeld hiervan zijn bruggen van gemeenten of sluizen van een waterschap. Overheidseigendommen dienen door de desbetreffende organisatie onderhouden en gerestaureerd worden.
Voor subsidieverzoeken die eerder zijn gehonoreerd in het kader van één van de genoemde subsidieregelingen gaan wij er van uit dat het object of het onderdeel waarvoor eerder subsidie is verleend in zodanige staat is gebracht dat deze met onderhoud kan volstaan. Subsidie op die rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen wordt geweigerd, omdat deze regeling niet is bedoeld voor onderhoud aan rijksmonumenten, met uitzondering van de categorie molens. Omdat in de genoemde subsidieregelingen ook deelrestauraties kunnen zijn gesubsidieerd aan een zelfstandig onderdeel, of andere specifieke genoemde onderdelen van het monument, waardoor de restauratie van de rest van het monument of andere zelfstandig onderdelen niet meer in aanmerking zou komen, is voor deze specifieke gevallen een uitzondering gemaakt. Er wordt verder geen subsidie verstrekt voor zover voor dezelfde subsidiabele kosten een subsidie is verstrekt op grond van een andere subsidieregeling. Deze bepaling is opgenomen om stapeling van subsidies te voorkomen.
Restauratie in combinatie met herbestemming
Als stimulans voor herbestemming kan een aanvrager voor een hoger subsidiepercentage voor restauratiekosten in aanmerking komen indien er eveneens herbestemd wordt. Indien er sprake is van een restauratie in combinatie met herbestemming is een hoger subsidiepercentage van toepassing van 65 % van de subsidiabele restauratiekosten. Indien de subsidieaanvraag enkel betrekking heeft op een restauratie is het subsidiepercentage 50% van de subsidiabele restauratiekosten.
Subsidieaanvragen die betrekking hebben op zeer restauratiebehoeftige monumenten komen voor restauratiesubsidie in aanmerking. Met het oog op het verlaagde subsidiebudget is ervoor gekozen om prioriteit te geven aan monumenten die in matige of slechte staat verkeren blijkens een rapport van een onafhankelijke deskundige. Voor herbestemming geldt het technisch urgentie-criterium niet. Dit hangt samen met de provinciale doelstelling om herbestemming van panden mogelijk te maken.
Op grond van de regeling dient de omgevingsvergunning of, indien van toepassing een gemeentelijke monumentvergunning reeds verleend te zijn op het moment van indienen van de subsidieaanvraag. Dit betekent dat ten behoeve van het project een omgevings- of gemeentelijke vergunning dient te zijn verleend op het moment van indiening van de aanvraag. Hiervoor is gekozen om met het oog op de beperkte middelen prioriteit te geven aan obstakelvrije plannen. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat er nog veel wijzigingen na subsidieverlening plaatsvinden in het kader van de vergunningprocedure. Om tegemoet te komen aan deze hogere drempel is er nu een aparte subsidiabele categorie voor plankosten in de regeling opgenomen.
Voor zover subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt aan ondernemers is de subsidie staatssteunproof. Er wordt gebruik gemaakt van artikel 53 van verordening(EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Voor subsidie toegekend aan ondernemingen in de primaire productie landbouw wordt gebruik gemaakt van artikel 29 van Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden.
Wanneer een aanvraag te vroeg of te laat is gedaan, zal deze worden geweigerd. Voor de volgorde van registratie en behandeling van de aanvragen wordt uitgegaan van de ontvangsttheorie. Dat wil zeggen dat de datum van ontvangst van de volledige aanvragen bepalend is voor de volgorde waarin de subsidies worden verdeeld. Aanvragen worden per datum en niet per tijdstip geregistreerd omdat het niet mogelijk is om gelijke behandeling te garanderen voor alle mogelijkheden waarop de aanvragen kunnen binnenkomen (fax, post, persoonlijk afgeven). Elke aanvraag die op eenzelfde dag binnenkomt, wordt daarom zonder tijdstip geregistreerd.
Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het voor die categorie betreffende subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet het tijdstip van indiening. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ingediend, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe snel de aanvraag is ingediend. Ook het indienen van meerdere aanvragen beïnvloedt de loting niet: per aanvrager wordt slechts één subsidieaanvraag in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeelsystematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor zover met de werkzaamheden is begonnen vóórdat de aanvraag is ingediend. Uiteraard is het niet zo dat de subsidie voor de hele planperiode wordt geweigerd, indien al met de werkzaamheden is begonnen. Subsidie wordt niet meer verleend voor de kosten van de werkzaamheden waarmee is begonnen voordat de subsidieaanvraag is ingediend. Het is niet toegestaan met de uitvoering van de werkzaamheden te beginnen voor de indiening, tenzij gedeputeerde staten positief hebben besloten op een uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe.
Voor het restauratiegedeelte binnen de instandhoudingsopgave over een periode van zes (6) jaar geldt dat de restauratieactiviteit nooit langer dan een periode van drie jaar mag beslaan, te rekenen vanaf de datum van de beschikking. Verder uitstel wordt niet verleend, omdat het onwenselijk wordt geacht dat subsidiegeld jarenlang wordt ‘opgespaard’. Uitgangspunt van de subsidieregeling monumenten is een uitvoeringstermijn van twee jaar en een termijn voor het begin van feitelijke werkzaamheid van één jaar. De verlenging van de genoemde termijnen met maximaal één jaar is alleen mogelijk op uitdrukkelijk en schriftelijk verzoek daartoe. Hiermee wordt beoogd (nagenoeg) obstakelvrije restauratieplannen te stimuleren. Dit wordt mede ingegeven door de wens van het stimuleren van de economie, met name de noodlijdende bouw- en restauratiesector. Het karakter van een relatief kortdurende restauratie (ingrijpend herstel) verschilt ook van reguliere instandhouding over een periode van zes jaar.
Gewijzigde omstandigheden: meldingsplicht
Er kunnen zich omstandigheden na subsidieverlening voordoen, die – indien van tevoren bekend – de beslissing omtrent de subsidie anders hadden doen uitvallen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de tegenvallende staat van de fundering, die vooraf niet bekend had kunnen zijn. Zodra zo’n omstandigheid zich na het indienen van de aanvraag of na de subsidieverlening voordoet, dient dit onverwijld aan gedeputeerde staten te worden bericht. Zo’n omstandigheid kan zich bijvoorbeeld ook voordoen indien de eigenaar bij nader inzien besluit de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend op een later tijdstip uit te voeren. Het is bovendien mogelijk dat aanvragers andere werkzaamheden dan waarvoor de subsidie is verleend uitvoeren, het monument is verwoest, sloop wordt overwogen of de eigenaar in surseance van betaling geraakt of diens faillissement wordt uitgesproken. Wanneer afwijking van het plan niet is gemeld, maar de afwijking toch van dien aard is dat het gevolgen moet hebben voor de subsidieverstrekking, kan dit tijdens de uitvoering van de werkzaamheden leiden tot intrekking van de verleende subsidie, dan wel bij de eindafrekening leiden tot een lagere vaststelling of tot intrekking van de verleende subsidie.
Naar aanleiding van een melding kan de subsidie lager worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Het is belangrijk om altijd te voldoen aan de meldingsplicht. Bij het niet voldoen aan deze plicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht alsnog de subsidie worden ingetrokken omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. De aard van de meldplicht is dat de subsidieontvanger zelf verantwoordelijk is voor de voor ons relevante gegevens. Volgens het voorschrift dient de ontvanger zo gauw concreet in zicht komt dat een belangrijke projectwijziging noodzakelijk is, dit gemeld wordt. De ontvanger heeft bijvoorbeeld een meldplicht indien blijkt dat de werkelijke kosten fors lager uitvallen.
Bestek: het bestek bevat als eerste een algemeen deel met de algemene omschrijving, algemene projectgegevens, bepalingen over werkzaamheden van derden, regelingen over de aanbesteding en inschrijving. Vervolgens wordt aangegeven welke voorwaarden en voorschriften van toepassing zijn, zoals bepalingen omtrent verzekeringen, bepalingen over verrekeningen van wijzigingen en meer- en minderwerk, bepalingen over tekeningen en berekeningen en regelingen omtrent de arbeidsomstandigheden en bouwplaatsvoorzieningen. Vervolgens wordt het werk in onderdelen beschreven: de toe te passen constructies, materialen met specificaties, afwerkingen en kleuren, alsmede de gestelde uitvoeringseisen. Bij wijzigingen aan het bouwwerk zijn aan het bestek tekeningen gekoppeld: de bestaande toestand, de gewijzigde toestand en/of de zogenaamde bestektekeningen, die samen met de technische omschrijving de basis vormen van het contract tussen opdrachtgever en aannemer (opdrachtnemer) en tevens het toetsingskader is voor de uitvoering. Tot het bestek behoren ook de tekeningen van de bestaande situatie en gewijzigde situatie en de tekeningen van details.
Boerderij: in deze definitie wordt uitgegaan van het bedrijfscomplex van hoofdgebouw en bijgebouwen op het boerenerf, zoals bijschuren, stookhut, wagenloodsen, kleinveestallen zoals is bepaald in de registeromschrijving van het gemeentelijke monument of rijksmonument. Ook het woonhuisgedeelte valt onder de definitie boerderij, waarbij het niet uitmaakt of het bedrijfsgebouw is vast gebouwd aan de woning of het vrij staat, ténzij dit gedeelte is uitgezonderd van de monumentenomschrijving.
Bouwhistorisch onderzoek: is maatwerk en specialistenwerk en kan drie gradaties van diepgang hebben: een bouwhistorische inventarisatie voor een stedenbouwkundig ensemble, of een bouwhistorische opname (variërend van een verkenning op hoofdlijnen tot een nauwkeurige analyse van bouwfasen en waardestelling). Een bouwhistorische ontleding is vaak pas mogelijk door destructief onderzoek. Voor de opzet van het bouwhistorisch onderzoek dient als leidraad te worden gehanteerd L. Hendriks en J. van der Hoeve, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, opgesteld onder auspiciën van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Stichting Bouwhistorie Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst uit 2009. In vrijwel alle gevallen wordt gevraagd om een bouwhistorische opname. Het rapport van een bouwhistorische opname dient naast de algemene vereiste van de rapportages ook waardestellingspresentatietekeningen te bevatten.
Herbestemming: van een andere functie is in ieder geval sprake in het geval van een planologische functiewijziging. Planologische wijzigingen betreffen bijvoorbeeld wijzigingen van bedrijfs- naar woonbestemming, agrarische naar horeca bestemming, enzovoort.
Mocht er geen sprake zijn van een planologische wijziging of mocht de planologische wijziging op zichzelf onvoldoende duidelijk zijn om een herbestemmingssubsidie te verstrekken dan wordt voor de toepassing van het begrip herbestemming eveneens gekeken naar de feitelijke wijzigingen: aard en omvang van de bouwkundige ingrepen van de herbestemming spelen dan een rol. Het gaat er dan onder andere om dat omvangrijke bouwkundige maatregelen noodzakelijk zijn om een pand geschikt te maken voor de nieuwe bestemming. De bouwkundige ingrepen worden tot slot naast het feitelijk gebruik van het monument voor en na de wijzigingen van bouwkundige aard bekeken.
Een herbestemming van een monument, niet zijnde een woonhuis, naar wonen dient te bestaan uit functiewijziging die leidt tot minimaal drie woningen. Het dient daarbij te gaan om permanente en zelfstandige woningen. Voor tenminste drie is gekozen om het beperkte budget met name te richten op de grotere bouwvolumes. Herbestemming naar een woning van bijvoorbeeld kleine kerken en boerderijen is veelal zonder subsidie goed te realiseren.
Ontwerpopgave: Van een ontwerpopgave is sprake wanneer er bouwkundige en of ruimtelijke wijzigingen plaatsvinden aan het monument zoals bijvoorbeeld het verplaatsen van binnenwanden, herindeling van de inrichting (verplaatsen van banken of deels verwijderen van banken, deuren,), het wijzigen van vloeren (daaronder ook begrepen het herschikken van monumentale vloerafwerking) of plafonds (niet het tijdelijk verwijderen en terugplaatsen; het maken of sluiten van doorgangen, het verplaatsen van stijgpunten (trappen e.d.). Het plaatsen van een keuken of een wc in een bestaande ruimte, waarbij geen wanden worden verplaatst en geen monumentale vloer- of wandafwerkingen worden verwijderd of verplaatst wordt niet beschouwd als een ontwerpopgave.
Reconstructie: het gaat hierbij om het, naar een vroegere gedaante, vervaardigen van onderdelen die niet meer in situ zijn aangetroffen in de bestaande toestand en die in de ontwikkelingsgeschiedenis van het bouwwerk zijn verdwenen. Met reconstructie wordt ook gelijkgesteld begrippen als voltooien, terugbrengen, completeren e.d., of dat nu is op basis van foto’s, deductie, historisch onderzoek, oude (bouw-)tekeningen, historische bestekken of vermoeden. Het gaat daarbij niet om onderdelen in situ die zijn versleten en opnieuw moeten worden gemaakt.
Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (Sim): de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) is gebaseerd op het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013 (Brim 2013). Het Brim 2013 is een ‘kapstok’-regeling met definities en uitgangspunten en de Sim bevat het grootste deel van de bepalingen over de verstrekking van meerjarige onderhoudssubsidie.
Woonhuis: onder woonhuizen vallen in de eerste plaats beschermde monumenten die in oorsprong geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd voor bewoning. Gebouwen zoals pastorieën, kosterswoningen en dergelijke worden altijd aangemerkt als woonhuis, ook als ze met een kerk onder één monumentnummer staan geregistreerd. Dienstwoningen bij ensembles, zoals koetsierswoningen en tuinmanswoningen van buitenplaatsen of parken, of wachterswoningen bij bruggen of sluizen worden altijd aangemerkt als woonhuis, ook als ze met een buitenplaats, park, brug of sluis onder één monumentnummer staan geregistreerd. Het gaat bij deze categorie gebouwen dus, behalve om monumenten die geheel als woonhuis zijn vervaardigd, ook om monumenten met in oorsprong gemengde functies, zoals: wonen/horeca, wonen/kantoor, wonen/pakhuis, wonen/werken en wonen/winkel. Daarnaast vallen er beschermde monumenten onder, die oorspronkelijk een andere functie dan bewoning hadden, maar die nu voor meer dan de helft (in m²) voor bewoning in gebruik zijn. Kelders, zolders, bergingen en garages worden hierbij aangemerkt als ruimtes met een woonfunctie. Tot slot worden bepaalde beschermde monumenten nooit als woonhuis aangemerkt, ook niet als ze thans worden bewoond. Dit zijn woonhuizen die als museum zijn geregistreerd, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens. Voor dergelijke monumenten is meestal sprake van een grotere instandhoudingsopgave in relatie tot de exploitatiemogelijkheden dan bij andere monumenten. Dit hangt samen met hun omvang, constructiewijze of de aanwezigheid van specifieke monumentale waarden die de gebruiksmogelijkheden beperken. Beschermde monumenten die in oorsprong als woonhuis zijn vervaardigd en die geregistreerd staan in het Nederlands Museumregister, worden niet aangemerkt als woonhuis. De eigenaren van deze monumenten – vaak stichtingen– hebben veelal geen recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten, en bovendien beperkte inkomsten.
Zelfstandig onderdeel: gebouwde monumenten kunnen bestaan uit één ondeelbaar geheel of uit meerdere zelfstandige onderdelen. Het komt regelmatig voor dat er wel zelfstandige onderdelen te onderscheiden zijn. In dergelijke gevallen kan de eigenaar ook voor één of meer van deze zelfstandige onderdelen een subsidie aanvragen. Onder het begrip worden de twee mogelijkheden aangeven waarbij sprake is van een zelfstandig onderdeel. Het begrip ‘monument’ betreft in de Stimuleringsregeling 2013 zowel het beschermde monument, als een of meer zelfstandige onderdelen daarvan. Voor het begrip ‘zelfstandige bouwkundige eenheid’ wordt hetzelfde verstaan als in artikel 1 toelichting van het Besluit van 19 september 2012, houdende regels met betrekking tot de financiële ondersteuning van eigenaren van beschermde monumenten ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013 (Staatsblad 2012, 438, p. 9-11).
Zelfstandige onderdelen naast het monumentale hoofdgebouw zijn bijvoorbeeld vrijstaande bijgebouwen bij een monument, een aangebouwde kerktoren of een aangebouwde kerkhofmuur.
2.1 Restauratie en herbestemming van Rijksmonumenten
A. Gecombineerd met herbestemming
Het provinciebestuur wil de restauratie en het vernieuwend hergebruik van karakteristieke gebouwen stimuleren. Dit sluit ook aan op één van de pijlers uit de Modernisering Monumentenzorg door het Rijk. In de regeling wordt dit gestimuleerd door een hoger subsidiepercentage van 65% in plaats van 50% en behoeft niet te worden voldaan aan het criterium van technische urgentie.
Alleen in combinatie met restauratie
Omdat het vertrekpunt van de rijksmiddelen restauratie is, dient het plan voor de herbestemming van een rijksmonument te zijn gecombineerd met een restauratie. De component restauratie dient tenminste 3% van de herbouwwaarde te overstijgen. Alleen in dat geval kan van een restauratie en niet regulier onderhoud worden gesproken.
Vooraf bouwhistorisch onderzoek
Bij een herbestemming is de kans groot dat er een behoorlijke bouwkundige ingreep plaatsvindt. Het is belangrijk dat er dan zorgvuldig met de monumentale waarden wordt omgegaan. Bij een herbestemming dient voorafgaande aan de planvorming een bouwhistorische onderzoek te worden uitgevoerd, met inbegrip van een waardestelling. Met deze bepaling wordt beoogd het bouwhistorisch onderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming te stimuleren. Daarmee kunnen de monumentale waarden tijdig worden gesignaleerd en in de planvorming worden betrokken. Dit is van belang voor het ontwerpproces alsook voor de toetsing van plan in een eventuele vergunningprocedure. Voor de systematiek, de vorm, de omvang en de wijze van verslaglegging van bouwhistorisch onderzoek wordt als leidraad gehanteerd L. Hendriks en J. van der Hoeve, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, opgesteld onder auspiciën van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Stichting bouwhistorie Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst uit 2009. Bouwhistorisch onderzoek is een specialisme dat belangenvrij dient te worden uitgevoerd. Om die reden dient het bouwhistorisch onderzoek te worden uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau. De bouwhistorisch onderzoeker mag dus geen rol hebben in de totstandkoming of toetsing van het ontwerp voor een beoogde verbouwing, wijziging, of bij de uitvoering van de beoogde instandhoudingswerkzaamheden. Dat betekent dat bouwhistorisch onderzoek dat wordt uitgevoerd door de architect / het architectenkantoor of een op grond van artikel 2.1.12, tweede lid, tweede lid daaraan gelijkstelde organisatie, de aannemer, of de opdrachtgever niet voor subsidie in aanmerking komt.
Om voor subsidie voor restauratie in aanmerking te komen dient de aanvrager aan te tonen dat er sprake is van technische urgentie voor de restauratie. Indien de technische urgentie ontbreekt, wordt de subsidieaanvraag geweigerd. Het vereiste van technische urgentie (casco of onderdelen in matige of slechte staat) is niet van toepassing op restauratie in combinatie met herbestemming.
De aanvrager dient door middel van een rapport van bijvoorbeeld de Monumentenwacht aan te tonen dat de staat van het casco van het monument, slecht of matig is. Ook mag de aanvraag betrekking hebben op een met name in de regeling genoemd onderdeel van het monument dat slecht of matig is. Deze onderdelen betreffen:
2° monumentale toren, uurwerk, orgel, luidklok, klokkenstoel, ringmuur, hekwerk rond een kerk; of
3° voormalig woon of werkgedeelte van een boerderij, fundering of interieur of exterieur; of,
4° expliciet in de registeromschrijving van het monument apart opgenomen onderdeel;
Voor het aantonen van een slechte of matige staat van het casco of een onderdeel dienen de criteria van de Monumentenwacht gehanteerd te worden. Het rapport dient te worden opgesteld door een onafhankelijke adviseur die niet de planvorming of de uitvoering van het projectplan op zich zal nemen. De deskundige dient dus geen belang (noch de schijn daarvan) te hebben bij de uiteindelijke uitwerking van het plan dat neergelegd is in de subsidieaanvraag.
De criteria om de staat van het casco of een zelfstandig onderdeel van het monument te kunnen bepalen staat in het Inspectie HandBoek van de Monumentenwacht. In dit handboek wordt onder casco verstaan de dragende onderdelen en het omhulsel, bestaande uit dak, kappen met spantconstructies, balklagen en vloeren, dragende muren met wandopeningen, funderingen, kelders en gewelven. Tot het casco wordt ook gerekend het binnenpleisterwerk van de muren die er deel van uitmaken, alsmede de buitenafwerking, de kozijnen, ramen en deuren.
In het handboek zijn er kwaliteitsomschrijvingen per onderdeel van het monument beelden uit alle paragrafen 2.2 die per onderdeel van het monument zijn omschreven (in alle daarbij behorende paragrafen 2.2). Deze zijn ingedeeld in “goed”, “redelijk”, “matig” of “slecht” en richten zich op zowel onderhoud als restauratie. Aan de hand van deze kwaliteitomschrijvingen kan vervolgens, op grond van de onderstaande criteria een kwalificatie worden gegeven of de staat van het casco onder goed, redelijk matig of slecht valt.
De indeling van de staat van het casco in paragraaf 0.6.6. volgens de volgende richtlijnen:
Als met normaal onderhoud het monument bijgehouden kan worden.
Als op een beperkt aantal onderdelen zoals vensters/serres/goten/grote vlakken voegwerk grootonderhoud uitgevoerd moet worden.
Als een partiële restauratie noodzakelijk is, zoals balklagen/vloeren/kappen en dakbedekking zoals leien/pannen.
Als een totale restauratie binnen en buiten noodzakelijk is.
Meer informatie over deze criteria staat op de website van de Monumentenwacht via de volgende link:
Externe link: http://www.monumentenwacht-fryslan.nl/nl/meer-info/kwaliteit
Ook kan het InspectieHandboek gedownload worden. Hiervoor zijn inloggegevens nodig. Deze zijn op de volgende manieren te verkrijgen:
- via de afdeling Subsidiezaken van de provincie Fryslân:
Email: afdelingsubsidiezaken@fryslan.nl
- via de website van de Monumentenwacht, via de hiervoor genoemde link.
De deskundige dient op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn de opdracht uit te voeren. Voor het begrip deskundige wordt gekeken naar de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf dat wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de opdracht uitvoert.
De deskundige dient onafhankelijk de gegeven opdracht uit te kunnen voeren en er mag geen sprake zijn van enige vorm van belangenverstrengeling. Onder het begrip belangenverstrengeling wordt eveneens begrepen: de schijn van belangenverstrengeling.
In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:
Als de deskundige of het bedrijf of instelling waarvoor deze werkzaam is, een (financieel) belang bij de honorering van de subsidieaanvraag heeft. Een uitzondering voor de eis van onafhankelijkheid geldt voor “klinkende monumenten” (orgels, uurwerken, klok) omdat hiervan het aantal deskundigen heel dun gezaaid is.
Als de aanvragende onderneming of instelling en de deskundige (het bedrijf of instelling dat is ingehuurd of de persoon die de opdracht uitvoert al langdurig of in meerdere projecten intensief samenwerken, waarbij de samenwerking anders is dan het inhuren van een derde voor het uitvoeren van een opdracht. In de hier genoemde situaties moet onder de subsidieaanvrager ook de partij worden verstaan die niet formeel de aanvraag heeft ingediend maar wel nauw bij de aanvraag betrokken is, bijvoorbeeld als planopsteller.
Een uitzondering voor de eis van onafhankelijkheid geldt voor de “klinkende monumenten” (orgels, uurwerken en klokken) omdat hiervan het aantal deskundigen heel dun gezaaid is.
Indien een inspectierapport van een deskundige niet voldoet aan het onafhankelijkheidscritrium is een eventuele mogelijkheid om bij de aanvraag een second opinion over het inspectierapport van een andere deskundige, die wel aan het onafhankelijkheidscriterium voldoet, toe te voegen. Deze kan na bezoek ter plaatse, toetsen of de bevindingen in het inspectierapport over de technische urgentie juist zijn.
De Leidraad subsidiabele kosten van het Rijk wordt gebruikt voor restauraties en onderhoud. Voor het bepalen van de subsidiabele kosten zijn ook de uitgangspunten van toepassing zoals verwoord in Hoofdstuk 1.1 Algemene bepalingen subsidiabele kosten van de Leidraad subsidiabele instandhoudingkosten 2013, bijlage bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten. Hierin is bepaald dat:
a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1º. strekken tot instandhouding van het monument en zijn monumentale waarden;
3º. technisch noodzakelijk zijn; en
4º. zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
b. kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;
c. kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;
d. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;
e. kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering of verfraaiing niet subsidiabel zijn; en
f. kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.
Bij de berekening van de subsidiabele kosten van klinkende monumenten wordt in aanvulling op de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 het bepaalde in de Nota Klinkende Monumenten (RCA, 2007) toegepast.
Restauratieplan met ontwerpopgave
Ten behoeve van de kwaliteitsborging dient het restauratieplan en herbestemmingplan van monumenten en karakteristieke bouwwerken te worden opgesteld door een architect, indien er sprake is van een ontwerpopgave.
Restauraties van monumenten en karakteristieke bouwwerken mogen alleen worden uitgevoerd onder begeleiding van een architect. De veelal specialistische opgave van de restauratie al of niet in combinatie met herbestemming vergt de begeleiding van een architect. Daarbij dient de begeleiding in de uitvoering als uitgangspunt en in één-en-dezelfde hand te blijven als de planopstelling, nl. de architect. Doel daarvan is de bevordering van de continuïteit van ontwerp en uitvoering en de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Ontheffing is mogelijk wanneer de restauratie wordt begeleid door een organisatie waarvan, naar het oordeel van GS, ‘de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. In algemene zin wordt geen (structurele) ontheffing verleend van de bepaling dat restauraties moeten worden begeleid door architecten. De verzoeken worden van geval tot geval beoordeeld, omdat het restauratieplan / ontwerp voor de uit te voeren werkzaamheden (subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden hoger dan 3% van de herbouwwaarde die wij beschouwen als restauratie, én restauraties in de zin van een ontwerpopgave) naar ons oordeel zoveel als mogelijk in één hand te blijven.
In enkele gevallen behoeft er geen toestemming te worden gevraagd, indien deze toestemming al eerder is verleend, maar niet ouder is dan 1 januari 2005. Ook is het hier niet nodig indien de begeleidende organisatie hiervoor is gecertificeerd door de Stichting Erkende restauratiekwaliteit Monumentenzorg op grond van de Beoordelingsrichtlijn Erken Monumenten Adviesbureau
Via de verplichtingen in de beschikking zal worden vastgelegd wat er tenminste wordt verstaan onder deze begeleiding. Hieronder zal in ieder geval het volgende vallen:
Met betrekking tot deze verplichting inzake de kwaliteitsnormen wordt opgemerkt dat het stelsel van de kwaliteitszorg in de monumentenzorg nog volop in ontwikkeling is. De werkzaamheden zullen moeten worden uitgevoerd volgens de in de beroepsgroep geldende normen. Hieronder worden de zogenaamde Uitvoeringsrichtlijnen (URL) begrepen zoals die door de ERM in samenwerking met de beroepsgroep zijn opgesteld. Ook heeft de ERM een erkenningsregeling voor bedrijven werkzaam in de restauratiesector. Op de website van de stichting staan per branche bedrijven die erkend zijn op basis van een erkenningsrichtlijn. Meer info over de Uitvoeringsrichtlijn en erkenning is te vinden op http://www.stichtingerm.nl/index
Daarnaast is er met steun van het bedrijfsleven een onafhankelijke stichting tot stand gekomen die zich inzet voor restauratiekwaliteit en een openbaar register beheert waarin bedrijven zijn opgenomen die bewezen hebben om in de uitvoering kwaliteit te leveren voor restauratie van monumenten of op specifieke specialistische onderdelen daarvan. Dit is de Stichting Certificering Restauratie die op dit moment als werkgebied de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel heeft. Het register en informatie over de stichting is te vinden op Externe link: http://www.screstauratie.nl/”
Voorbeeld 1: Aanvraag restauratie rijksmonument zonder herbestemming
Herbouwwaarde monument € 1.000.000,-- ofwel 3% is € 30.000,--
Uit aanvraag / bouwkundig inspectierapport moet blijken dat de technische toestand matig of slecht is.
Begroting met totaalbedrag restauratie van € 200.000,--
Subsidiabele kosten vlg leidraad € 175.000,--
Aftrek onderhoud € 0,-- (het betreft alleen restauratiewerk)
Subsidie 50% van € 175.000,-- ofwel € 87.500,--
Voorbeeld 2: Aanvraag restauratie rijksmonument met herbestemming
Herbouwwaarde monument € 1.000.000,-- ofwel 3% is € 30.000,--
Het rijksmonument hoeft niet technisch matig of slecht te zijn. In redelijke staat kan ook restauratie noodzakelijk zijn.
Begroting met totaalbedrag restauratie
en herbestemming van € 300.000,--
Subsidiabele kosten vlg leidraad € 175.000,-- (herbestemmingskosten zijn niet subsidiabel)
Aftrek 3% van de herbouwwaarde € 30.000,-- (dit is onderhoud en kan in het BRIM worden ingediend)
Subsidiabele kosten volgens de regeling € 145.000,--
Subsidie 65% van € 145.000,-- ofwel € 94.250,--
De aftrek is minder dan 3% indien voor hetzelfde monument in het kader van de Brim een subsidie is verleend, waarvan de uitvoeringstermijn nog niet is afgesloten, of is aangevraagd. Daarbij moet het gaan om activiteiten die geen deel uitmaken van de aanvraag in het kader van deze regeling. In dat geval wordt de 3% aftrek berekend over het bedrag aan subsidiabele restauratiekosten volgens de regeling vermeerderd met de vastgestelde subsidiabele instandhoudingskosten uit de Brim.
Voorbeeld 3 Aanvraag restauratie rijksmonument met herbestemming icm Brim
Begroting met totaalbedrag restauratie van € 200.000,--
Subsidiabele kosten vlg provinciale regeling (leidraad) € 175.000,--
Subsidiabele kosten Brim (leidraad) € 25.000,--
Opgetelde subsidiabele kosten (regeling + Brim) € 200.000
Aftrek 3% van de herbouwwaarde € 30.000,-- (dit is onderhoud en kan in het BRIM worden ingediend)
Subsidiabele kosten volgens de regeling € 170.000,--
Subsidie 65% van € 170.000,-- ofwel € 110.500,--
2.2 Restauratie en herbestemming overige monumenten
De bepalingen met betrekking tot de restauratie en herbestemming van overige monumenten komen sterk overeen met de bepalingen van paragraaf 2.1. Voor de toepassing ervan wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 2.1.
Karakteristieke bouwwerken komen niet voor subsidie voor enkel restauratie in aanmerking. Een plan voor een karakteristiek bouwwerk dient door de subsidieaanvrager altijd voorzien te zijn van een herbestemmingscomponent.
Voorbeeld 1: Aanvraag restauratie met herbestemming gemeentelijk monument of karakteristiek pand
Herbouwwaarde monument is niet van belang.
Het gemeentelijk monument / karakteristiek pand hoeft niet technisch matig of slecht te zijn. In redelijke staat kan ook restauratie noodzakelijk zijn.
Begroting met totaalbedrag onderhoud van € 200.000,--
Subsidiabele kosten vlg leidraad € 175.000,--
Aftrek i.r.t. herbouwwaarde € 0,-- (niet van toepassing)
Subsidiabele kosten volgens de regeling € 175.000,--
Subsidie 65% van € 175.000,-- ofwel € 100.000,-- (immers max € 100.000,=)
Voorbeeld 2: Aanvraag restauratie gemeentelijk monument zonder herbestemming
Herbouwwaarde monument is niet van belang
Uit aanvraag / bouwkundig inspectierapport moet blijken dat de technische toestand matig of slecht is.
Begroting met totaalbedrag restauratie van € 200.000,--
Subsidiabele kosten vlg leidraad € 175.000,--
Aftrek onderhoud € 0,-- (het betreft alleen restauratiewerk)
Subsidie 50% van € 175.000,-- ofwel € 87.500,--
2.3 Onderhoud rijksmonumentale molens
Als specifieke categorie binnen de rijksmonumenten geldt er voor molens een onderhoudssubsidie. Voorwaarde is dat er een instandhoudingssubsidie door het Rijk is verleend op basis van een zesjarig instandhoudingsplan. Op basis van deze rijksbeschikking kan er 15% van de subsidiabele kosten met een maximum van 9.000 euro worden beschikt.
Deze aparte subsidiabele activiteit is opgenomen om tegemoet te komen aan de drempel van de plankosten in verband met de voorwaarde van een verleende omgevingsvergunning op het moment van indiening van een aanvraag voor een restauratie al of niet gecombineerd met een herbestemming.
Een verleende subsidie voor plankosten zal dan later bij een definitieve aanvraag worden verrekend.
Als indieningsvereisten gelden dezelfde eisen als bij de Wabo/Bor (werkbeschrijving, tekeningen, begroting, “omgevingsvergunningklaar”)
Er kan niet tegelijk een plankostensubsidie en restauratiesubsidie worden aangevraagd.
Een verleende plankostensubsidie geeft geen voorrang bij de subsidieregeling het volgende jaar.
Voor het bepalen van de subsidiabele kosten wordt eveneens de hiervoor genoemde Leidraad van het Rijk gehanteerd.
Restauratie van Rijksmonumenten waarvoor een subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregelingen monumenten 2015 en 2016 is geweigerd
Dit jaar is speciaal voor aanvragen die in 2015 en in 2016 zijn ingediend voor de restauratie van rijksmonumenten en in beide jaren zijn geweigerd omdat het subsidieplafond was bereikt, een aparte subsidiecategorie ingesteld. De aanvragen moeten overigens wel voldoen aan de criteria uit paragraaf 2.1.
Uitgangspunt is de begroting uit 2016. Reeds uitgevoerde werkzaamheden komen niet met terugwerkende kracht in aanmerking voor subsidiëring. Ook kunnen geen nieuwe werkzaamheden worden opgevoerd al blijft men daarmee binnen het bedrag van de begroting van 2016. Voor kerken geldt dat, in tegenstelling tot reguliere aanvragen op grond van paragraaf 2.1. , de restauratie van rouwborden – mits deze waren opgenomen in de begrotingen van 2015 en 2016 én waaraan voor de aanvraag in 2017 nog geen restauratiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden, wel voor subsidiëring in aanmerking komen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-2702.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.