Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 24 januari 2017 de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat die subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen binnen de kaders van de nota “Brabant uitnodigend groen”;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 14 juni 2016 de Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant 2016 hebben vastgesteld waarin de subsidiemogelijkheid voor de aanleg van landschapselementen en faunavoorzieningen was opgenomen;

 

Overwegende dat voor het jaar 2017 opnieuw gelden beschikbaar zijn gesteld voor de aanleg van landschapselementen en faunavoorzieningen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten ervoor kiezen de paragrafen uit de Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant 2016 op te nemen in de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant en daartoe die subsidieregeling wensen te wijzigen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van de gelegenheid gebruik maken tevens enkele kleine technische wijzigingen in andere paragrafen door te voeren;

 

Overwegende dat subsidieverleningen die voorvloeien uit de nieuw in te voegen paragrafen niet ten goede komen aan economische activiteiten en daardoor niet leiden tot staatssteun in de zin van artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1.13, onder e, komt te luiden:

 

  • e.

    de subsidieontvanger treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit.

     

B.

Artikel l 1.14 komt te luiden:

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, onder e;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag , waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, onder e;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, onder e;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

       

C.

Artikel 2.13, onder d, komt te luiden:

  • d.

    de subsidieontvanger treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit.

     

D.

Artikel 2.14 komt te luiden:

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag , waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 2.13, onder d;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 2.13, onder d;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

       

E.

Onder vernummering van § 3 tot § 5 en vernummering van de artikelen 3.1 tot en met 3.5 tot 5.1 tot en met 5.5 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

 

§ 3 Aanleg landschapselement en herstel cultuurhistorisch landschapselement

 

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    accoladeprofiel: verdiepte natte bufferzone die op of net boven het waterpeil van waterloop ligt;

  • b.

    bebouwde kom: gebied als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet;

  • c.

    cultuurhistorisch landschapselement: streekeigen groenelement in de vorm van beplantingselement met inheemse soorten of waterelement met een ecologische functie dat voor 1950 is aangelegd;

  • d.

    ecologische verbindingszone: verbindingszone als bedoeld in artikel 1, onder 1.58, van de Verordening ruimte 2014;

  • e.

    erf: op de Verbeelding van het geldende Bestemmingsplan Buitengebied aangegeven gebieden met de aanduiding ‘Bouwvlak’ of de bestemming ‘Wonen’ inclusief een zone van 10 meter rondom;

  • f.

    groenblauwe mantel: gebieden als bedoeld in artikel 1, onder1.34, van de Verordening ruimte 2014;

  • g.

    landschapselement: natuurelement in het cultuurlandschap met een natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of archeologische betekenis;

  • h.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014;

  • i.

    natuurvriendelijke oever: oever langs een waterhoudende bestaande waterloop in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud;

  • j.

    rode lijst: door het ministerie van Economische Zaken vastgestelde lijst waarop soorten zijn geplaatst omdat ze in Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen.

 

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    publiekrechtelijke rechtspersonen.

 

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de aanleg van een landschapselement in de vorm van:

    • 1°.

      beplanting;

    • 2°.

      een poel;

    • 3°.

      een natuurvriendelijke oever.

  • b.

    het herstel van een cultuurhistorisch landschapselement.

 

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag.

 

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd op gronden waarop een natuur- of agrarische bestemming rust overeenkomstig het geldende bestemmingsplan;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd buiten de bebouwde kom;

    • d.

      het project wordt uitgevoerd buiten het Natuur Netwerk Brabant;

    • e.

      het project wordt uitgevoerd buiten een erf;

    • f.

      de eigenaar van de grond waarop het project wordt uitgevoerd stemt in met de aanleg of het herstel van het landschapselement, indien de eigenaar niet tevens de subsidieaanvrager is;

    • g.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 1°, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het betreft plantmateriaal van Nederlandse herkomst als opgenomen in bijlage 2;

    • b.

      de aanleg van beplantingen gebeurt overeenkomstig de vereisten, opgenomen in bijlage 3.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 2°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de projectlocatie voor een poel is gelegen binnen:

      • 1°.

        een straal van 100 meter van een bestaand of aan te leggen bos, struweel, houtsingel of moeras met een minimale oppervlakte van 1 hectare;

      • 2°.

        de groenblauwe mantel; of,

      • 3°.

        300 meter vanaf een poel waarin een of meerdere soorten amfibieën voorkomen die staan vermeld op de rode lijst;

    • b.

      de projectlocatie is geschikt voor poelaanleg;

    • c.

      de grondwaterstand van de projectlocatie is tijdens de zomerperiode niet lager dan 120 cm onder het maaiveld;

    • d.

      meer dan 50% van de taludlengte van de poel is flauw, minimaal 1:3;

    • e.

      de diepte van de poel is maximaal 1,7 meter;

    • f.

      de poel heeft gemeten vanuit de insteek van het talud een oppervlakte van maximaal 500 m2 en een inhoud van maximaal 500 m3;

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 3°, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat de natuurvriendelijke oever een talud heeft van minimaal 1:3 of is ingericht met een accoladeprofiel.

  • 5.

    Het derde lid, onder f, is niet van toepassing indien het project betrekking heeft op basisbiotopen voor de boomkikker.

  • 6.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het cultuurhistorisch landschapselement wordt als zodanig weer herkenbaar;

    • b.

      het cultuurhistorisch landschapselement is voor 1950 aangelegd.

 

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 1°, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de aanleg van het landschapselement overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • b.

      kosten voor het verplaatsen van een bestaand raster of aanbrengen van een nieuw raster indien bestaand raster verplaatst moet worden ter bescherming van het landschapselement in geval van beweiding overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • c.

      externe kosten voor planvorming en bestek tot een maximum van 20% van de kosten van de aanleg van de beplanting.

  • 2.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 2° en 3°, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor grondverzet voor het graven van de poel of natuurvriendelijke oever overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • b.

      kosten voor aanbrengen van rasters ter bescherming van de poel of natuurvriendelijke oever overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4.

  • 3.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het verwijderen van uitheemse boom- en struiksoorten inclusief twee jaar nazorg;

    • b.

      kosten voor herstel van het landschapselement door het aanplanten van inheemse boom- of struiksoorten overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • c.

      kosten voor herstel van een houtwal door middel van het aanvullen van de grondwal;

    • d.

      kosten voor herstel van een waterelement door baggeren en herstel van taluds;

    • e.

      kosten voor het verplaatsen van een bestaand raster of plaatsen van een nieuw raster indien bestaand raster verplaatst moet worden ter bescherming van het landschapselement overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4.

 

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten voor reguliere aanleg van een raster;

  • c.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • d.

    kosten van aanleg van landschapselementen die worden gerealiseerd op bermen langs openbare, verharde wegen;

  • e.

    kosten voor achterstallig onderhoud;

  • f.

    kosten voor de inzet van personele capaciteit en de inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager;

  • g.

    kosten voor reguliere activiteiten van de aanvrager;

  • h.

    kosten voor economische activiteiten.

 

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 24 mei 2017 tot en met 15 december 2017.

 

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode genoemd in artikel 3.9, vast op € 255.000.

 

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt:

  • a.

    voor natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3.2, onder a, 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000;

  • b.

    voor privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.2, onder b,

    80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 75.000;

  • c.

    voor publiekrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.2, onder c, 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 75.000.

 

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project, bedoeld in artikel 3.4, onder a, wordt binnen een jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • b.

      het project, bedoeld in artikel 3.4, onder b, wordt binnen twee jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • c.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • d.

      de subsidieontvanger treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit.

  • 2.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn.

 

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 3.13, eerste lid, onder d;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 3.13, eerste lid, onder d;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

 

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag en betalen het in een keer uit.

  • 2.

    Bij subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3.

    Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt in een keer betaald.

 

§ 4 Aanleg faunavoorzieningen gemeentewegen

 

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ecologische verbindingszone: verbindingszone als bedoeld in artikel 1, onder 1.58, van de Verordening ruimte 2014;

  • b.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014;

  • c.

    ontsnippering: aanleg van faunavoorzieningen bij gemeentelijke wegen met als doel het opheffen van de barrièrewerking van deze wegen voor de fauna;

  • d.

    faunavoorziening: voorziening bij een gemeentelijke weg, niet zijnde een ecoduct, om de uit de weg voortvloeiende negatieve gevolgen voor de fauna zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    waterschappen.

 

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de aanleg van faunavoorzieningen bij gemeentewegen.

 

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag.

 

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      er is sprake van een ecologische noodzaak van de faunavoorziening;

    • c.

      de te realiseren faunavoorziening is geschikt voor de desbetreffende faunasoort;

    • d.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd binnen het Natuur Netwerk Brabant;

    • b.

      het project heeft betrekking op een bestaande gemeentelijke weg die een ecologische verbindingszone kruist;

    • c.

      het project vormt een onderdeel van een ontsnipperingsplan dat door de subsidieaanvrager is opgesteld voor een groter gebied;

    • d.

      bij het project is aantoonbaar sprake van een locatie waar fauna frequent ten prooi valt aan het verkeer.

 

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het aanbrengen van de faunavoorziening;

    • b.

      externe adviseurskosten die rechtsreeks betrekking hebben op het project tot een maximum van € 80 per uur;

    • c.

      kosten voor onderzoek naar kabels en leidingen ten behoeve van de uitvoering van het ontsnipperingsplan;

    • d.

      legeskosten.

  • 2.

    De kosten, genoemd in het eerste lid, onder b, bedragen maximaal 10 procent van de kosten, genoemd in het eerste lid, onder a.

 

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • c.

    kosten voor de inzet van personele capaciteit en de inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager;

  • d.

    kosten voor reguliere activiteiten van de aanvrager.

 

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 24 mei 2017 tot en met 15 december 2017.

 

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode genoemd in artikel 4.9, vast op € 250.000.

 

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4 bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000 per ontsnipperingslocatie.

 

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal 2 jaar;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn.

 

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

 

Artikel 4.15 Bevoorschotting

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant en betalen het in een keer uit.

  • 2.

    Bij subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3.

    Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt in twee gelijke termijnen betaald.

     

  • F.

     

    Na bijlage 1 worden de volgende bijlagen toegevoegd:

 

Bijlage 2 behorende bij de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Overzicht subsidiabele soorten

 

Sortiment

 

 

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Abeel, grauwe

Populus canescens

Appel, wilde

Malus sylvestris

Berk, ruwe

Betula pendula

Berk, zachte

Betula pubescens

Bes, aal-

Ribes rubrum

Bes, zwarte

Ribes nigrum

Beuk

Fagus sylvatica

Bosroos

Rosa arvensis

Eglantier

Rosa rubiginosa

Eik, zomer-

Quercus robur

Eik, winter-

Quercus petrea

Els, zwarte

Alnus glutinosa

Esdoorn, gewone

Acer pseudoplatanus

Esdoorn, noorse

Acer plantanoides

Es, gewone

Fraxinus excelsior

Gagel

Miryca gale

Gelderse roos

Viburnum opulus

Haagbeuk

Carpinus betulus

Hazelaar

Corylus avellana

Heggeroos

Rosa corymbifera

Hondsroos

Rosa canina

Hulst

Ilex aquifolium

Iep, div .klonen

Ulmus ‘ ‘

Iep, steel-

Ulmus laevis

Kardinaalsmuts

Euonymus europaeus

Kastanje, tamme

Castanea sativa

Kers, zoete

Prunus avium

Kornoelje, rode

Cornus sanguinea

Kornoelje, gele

Cornus mas

Kraagroos

Rosa agrestis

Krenteboompje

Amelanchier lamarckii

Liguster, wilde

Ligustrum vulgare

Linde, kleinbladige

Tilia cordata

Linde, grootbladige

Tilia platyphyllos

Linde, Hollandse

Tilia vulgaris

Lijsterbes

Sorbus aucuparia

Meidoorn, eenstijlige

Crataegus monogyna

Meidoorn, tweestijlige

Crataegus laevigata

Mispel

Mespilus germanica

Noot

Juglans regia

Peer, wilde

Pyrus pyraster

Populier, zwarte

Populus nigra

Populier – ‘Canadapopulier’

Populus x canadensis

Sleedoorn

Prunus spinosa

Veldesdoorn

Acer campestre

Vlier, gewone

Sambucus nigra

Vlier, berg

Sambucus racemosa

Vogelkers, inheemse

Prunus padus

Vuilboom

Rhamnus frangula

Wegedoorn

Rhamnus catharticus

Wilg, amandel-

Salix triandra

Wilg, bittere

Salix purpurea

Wilg, bos-

Salix caprea

Wilg, grauwe

Salix cinerea

Wilg, kat-

Salix viminalis

Wilg, geoorde

Salix aurita

Wilg, kraak-

Salix fragilis

Wilg, kruip-

Salix repens

Wilg, laurier-

Salix pentandra

Wilg, schiet-

Salix alba

Hoogstamfruit­bomen

Diverse soorten

 

Te subsidiëren cultivars (c.v.) van laanbomen

 

Van een aantal soorten laanbomen een beperkt aantal cultivars subsidiabel. Het gaat hierbij om de volgende cultivars:Populus canescens ‘De Moffart en Witte van Haamstede’; Acer pseudeplatanus ‘ Negenia en Rotterdam’; Fraxinus excelsior ‘ Eureka, Altena, Atlas en Westhof’s Glorie ‘; Ulmus ‘Dodoens Clusius en Lobel’; Prunus avium ‘ Landscape Bloom en Plena’; Tilia cordata ‘ Erecta en Roelvo’; Tilia vulgaris ‘Pallida’;Populus x canadensis ‘div. cultivars’; Populus nigra ‘div. cultivars m.u.v. Italica’; Salix alba ‘ Liempde, Belders’

 

Bijlage 3 behorende bij de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Overzicht vereisten voor aanleg van beplantingen

 

 

 

 

 

 

Beplantings-groep*

Minimale leeftijd/maat

Maximaal te subsidiëren aantal per oppervlakte- /of lengte eenheid

Te

subsidiëren sortiment

 

Maximaal aantal te subsidiëren per project

Bosplantsoen, boomvormers

2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm

6400 st per hectare; plantverband minimaal 1,25m x 1,25m of 1,50m x 1,00m

Zie bijlage 2

 

Bosplantsoen, struikvormers

2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm

4 st per meter haag

Zie bijlage 2

Bij een beukhaag (fagus sylvatica) maximaal 100 meter of 400 st

Veren

Lengte minimaal 150 cm

12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter

Zie bijlage 2

n.v.t.

Laanbomen

excl. Hoogstam-fruitbomen

Minimaal maat 10-12 cm; 2x verplant

12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter

Zie bijlage 2

n.v.t.

Hoogstam-fruitbomen

Minimaal maat 8-10 cm

156 st per hectare; plantafstand minimaal 10 meter

Zie bijlage 2

Maximaal 10 st

Knotwilgen

Onbewortelde 3 jarige stek of bewortelde stek maat 10-12 cm

20 st per 100 meter; plantafstand minimaal 5 meter

Zie bijlage 2

n.v.t

Snelgroeiend loofhout

1 jarige bewortelde stek

625 st per hectare

Zie bijlage 2

n.v.t.

 

* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking.

 

Bijlage 4 behorende bij de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Lump sum bedragen voor de aanleg van beplantingen en het plaatsen van rasters

 

Onderdeel

Eenheid

Bedrag per eenheid inclusief BTW

Bedrag per eenheid exclusief BTW

 

 

 

 

Aanleg beplantingen en plaatsen rasters 

aanplant bosplantsoen; conventioneel geteeld en nl-herkomst (excl. dijktaluds)

stuks

€ 1,66

€ 1,37

aanplant bosplantsoen; conventioneel geteeld en nl-herkomst op dijktaluds

stuks

€ 2,50

€ 2,07

aanplant hoogstamfruitbomen

stuks

€ 64,90

€ 53,64

aanplant laanbomen

stuks

€ 64,90

€ 53,64

aanplant knotwilgenstek/ populieren/veren

stuks

€ 11,42

€ 9,44

plaatsen rundveeraster; palen op 4 meter afstand en 2 puntdraden

meter

€ 4,63

€ 3,83

plaatsen elektrisch rundveeraster; palen op 10 meter afstand en 2 draden

meter

€ 3,80

€ 3,14

plaatsen schapenraster; palen op 3 meter afstand en zwaar gelijkmatig ursusgaas van 100 cm hoogte

meter

€ 9,28

€ 7,67

plaatsen boomkorf; type schaap

stuks

€ 19,61

€ 16,21

plaatsen boomkorf; type rund

stuks

€ 51,57

€ 42,62

verplaatsen van bestaand rundveeraster

meter

€ 0,75

€ 0,62

verplaatsen van bestaand schapenraster

meter

€ 2,98

€ 2,46

 

 

 

 

Aanleg poelen en natuuroevers

ontgraven poel/natuuroever en verwerken vrijkomende grond

m3

€ 5,51

€ 4,55

 

 

Artikel II Intrekking

De Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant 2016 wordt ingetrokken.

Artikel III Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant 2016 en de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant zoals die luidden tot het moment van inwerkingtreding van deze regeling hun werking behouden.

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel V Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, 16 mei 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

Algemeen

De mogelijkheid tot subsidiëring van de aanleg van landschapselementen en faunavoorzieningen was voorheen opgenomen in de Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant 2016. Met het oog op de openstelling daarvan voor het jaar 2017, was wijziging van die regeling noodzakelijk. Op 24 januari 2017 is de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant vastgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen binnen de kaders van de nota “Brabant uitnodigend groen”. Daarom is er voor gekozen om de subsidiëring voor de aanleg van zowel landschapselementen als faunavoorzieningen als afzonderlijke paragrafen in deze subsidieregeling op te nemen en de Subsidieregeling verbindingen en landschap Noord-Brabant 2016 in te trekken. De inhoud van de regeling als zodanig is inhoudelijk niet wezenlijk gewijzigd.

Met deze regeling worden alleen projecten voor aanleg en herstel van landschapselementen gelegen buiten het Natuur Netwerk Brabant. gesubsidieerd, omdat er binnen het NNB diverse andere subsidieregelingen van toepassing zijn. Projecten voor de aanleg van faunavoorzieningen bij gemeentewegen zijn veelal gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant en zijn wel subsidiabel.

Artikelsgewijs

 

Artikel 1.13, onder e en 2.13, onder d,

Om te voorkomen dat de subsidie op grond van deze regeling staatssteun in de zin van artikel 107(1) VWEU vormt, dient de subsidieontvanger in zijn administratie te borgen dat geen subsidie naar economische activiteiten vloeit. Dat kan bijvoorbeeld door het oprichten van een separate entiteit die alle economische activiteiten uitvoert of door het toepassen van een transparante en redelijke kosten-verdeelsystematiek. Ingevolge de artikelen 1.8, onder c, 2.8, onder f en 3.8, onder h, wordt immers geen subsidie verstrekt ten behoeve van kosten voor de uitvoering van economische activiteiten.

 

§ 3 Aanleg landschapselement en herstel cultuurhistorisch landschapselement

 

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

In deze paragraaf gaat het alleen om de aanleg van landschapselementen of herstel van cultuurhistorische landschapselementen. Voor beheer van landschapselementen zijn er eventueel subsidiemogelijkheden in het kader van andere provinciale subsidieregelingen.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Eerste lid, onder f,

Deze eis is opgenomen zodat gegarandeerd is dat het landschapselement ook daadwerkelijk aangelegd of hersteld kan worden.

Derde lid, onder c

Deze eis waarborgt dat poelenaanleg alleen plaatsvindt in gebieden die daarvoor geschikt zijn (voldoende nat). Indien betwijfeld wordt of aan deze eis wordt voldaan, kan een grondboring worden uitgevoerd.

 

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Bijlage 4

De gehanteerde lump sum bedragen zijn afgestemd op die van de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant.

 

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

Onder c

Onder dergelijke kosten worden onder andere een goede landbouwpraktijk en compensatieverplichtingen verstaan.

Onder e

Herstel van een landschapselement is niet subsidiabel wanneer de onderhoudstoestand van een landschapselement hiervoor geen aanleiding geeft. Kosten voor achterstallig ‘regulier’ onderhoud of nalatigheid ten aanzien van onderhoud zijn dan ook niet subsidiabel.

 

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Eerste lid, onder d,

Om te voorkomen dat de subsidie op grond van deze regeling staatssteun in de zin van artikel 107(1) VWEU vormt, dient de subsidieontvanger in zijn administratie te borgen dat geen subsidie naar economische activiteiten vloeit. Dat kan bijvoorbeeld door het oprichten van een separate entiteit die alle economische activiteiten uitvoert of door het toepassen van een transparante en redelijke kosten-verdeelsystematiek. Ingevolge de artikelen 1.8, onder c, 2.8, onder f en 3.8, onder h, wordt immers geen subsidie verstrekt ten behoeve van kosten voor de uitvoering van economische activiteiten.

§4 Aanleg faunavoorzieningen gemeentewegen

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Bij de aanleg van faunavoorzieningen gaat het om voorzieningen als dassentunnels, rasters, ecoduikers en amfibieënpassages.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Eerste lid, onder b

De ecologische noodzaak dient aangetoond te worden door de aanvrager. Dit hangt voornamelijk af van de doelsoort van de ecologische verbindingszone of de in het betreffende natuurgebied voorkomende fauna (zeldzaamheid, mate van bescherming, verspreidingsgedrag, etc.) en de impact van de weg (breedte, intensiteit, etc.).

 

Tweede lid, onder d

Dat fauna frequent ten prooi valt aan het verkeer kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van turflijsten.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

 

Naar boven