Provinciaal blad van Limburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2017, 2153 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2017, 2153 | Overige besluiten van algemene strekking |
Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 8 Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg
Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelings-programma 2014–2020 (POP3) Limburg, op 2 mei 2017 het volgende besluit vast:
Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 8 subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg.
Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg, hierna te noemen ‘Verordening’, besluiten Gedeputeerde Staten Paragraaf 8 ‘Samenwerking voor innovatie in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw’ van Hoofdstuk 2 (hierna te noemen ‘Paragraaf 8’) van deze Verordening onder volgende nadere regels open te stellen.
Artikel 1 Openstellingsperiode
Paragraaf 8 wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode vanaf 15 juni 2017 tot en met 14 juli 2017. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 14 juli 2017 te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.
Het subsidieplafond wordt voor 2017 voor Paragraaf 8 vastgesteld op € 410.000,00 bestaande uit 50% ELFPO en 50% Provinciale middelen.
In paragraaf 8 wordt verstaan onder:
Conform artikel 2.8.2, derde lid van de Verordening dient een Operationele Groep uit minimaal drie actoren/partijen waarvan minimaal twee landbouwers of een organisatie die hen vertegenwoordigt te bestaan. De groep richt zich op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Conform artikel 2.8.2 van de Verordening zijn volgende activiteiten subsidiabel:
Deze thema’s zijn sterk gerelateerd aan de speerpunten van de vier investeringslijnen van het Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2) die nader zijn uitgewerkt in het bijhorende Uitvoeringsplan 2016–2017. Ook het Aanvalsplan Asbest en Energie biedt net als het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014) aanknopingspunten. Een aanvraag zal duidelijk moeten beschrijven en beargumenteren hoe bij te dragen aan provinciaal beleid. Betreffende beleidsdocumenten zijn beschikbaar op www.limburg.nl.
In aanvulling op artikel 1.3, derde lid, onderdeel (l) van de Verordening bedraagt de looptijd van het project maximaal 3 jaar na datum subsidieverstrekking. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien het project een langere looptijd heeft dan 3 jaar na datum subsidieverstrekking.
Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers aan de operationele groep of de initiatiefnemer van de operationele groep in wording. Deelnemers dienen voor de aanvraag een penvoerder te benoemen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag:
Conform artikel 1.3, derde lid, onderdeel (h) zal voor het projectplan zoals vermeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel (f) het op de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014–2020 (POP3) beschikbaar gestelde format gehanteerd dienen te worden.
In aanvulling op artikel 2.8.6, eerste lid van de Verordening wordt er ook subsidie verstrekt voor de volgende kosten.
afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Conform artikel 2.8.7. van de Verordening wordt geen subsidie verstrekt voor voorbereidingskosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.
Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15, derde lid, van de Verordening voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals beschreven in artikel 2.8.9 van de Verordening en hieronder nader weergegeven. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:
i. Selectiecriterium: kosteneffectiviteit
Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op één of meerdere thema’s als vermeld bij artikel 3, tweede lid.
Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:
Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:
4 punten indien de kosteneffectiviteit op genoemde aspecten zeer goed is;
3 punten indien de kosteneffectiviteit op genoemde aspecten goed is;
2 punten indien de kosteneffectiviteit op genoemde aspecten gemiddeld is;
1 punt indien de kosteneffectiviteit op genoemde aspecten onvoldoende is.
ii. Selectiecriterium: haalbaarheid/Kans op succes
De haalbaarheid/kans op succes wordt door verschillende aspecten beïnvloed.
Afhankelijk van de subsidiabele activiteit (artikel 2, eerste lid) wordt bij dit criterium in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:
Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:
4 punten indien haalbaarheid/de kans op succes gelet op genoemde aspecten zeer goed is;
3 punten indien haalbaarheid/kans op succes gelet op genoemde aspecten goed is;
2 punten indien haalbaarheid/kans op succes gelet op genoemde aspecten gemiddeld is;
1 punt indien de haalbaarheid/kans op succes gelet op genoemde aspecten onvoldoende is.
iii. Selectiecriterium: mate van effectiviteit van de activiteit
De mate van effectiviteit van de activiteit is gerelateerd aan bijdragen aan één of meerdere thema’s als vermeld in artikel 3, tweede lid en de meerwaarde van de samenwerking. Er wordt derhalve in samenhang gelet op de volgende aspecten:
Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:
4 punten indien de mate van effectiviteit van de activiteit zeer goed is;
3 punten indien de mate van effectiviteit van de activiteit goed is;
2 punten indien de mate van effectiviteit van de activiteit gemiddeld is;
1 punt indien de mate van effectiviteit van de activiteit onvoldoende is.
iv. Selectiecriterium: mate van innovativiteit
Innovativiteit kan betrekking hebben op één of meerdere thema’s (artikel 3, tweede lid), de samenwerking of beiden. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:
4 punten indien de mate van innovativiteit gelet op genoemde aspecten zeer goed is;
3 punten indien de mate van innovativiteit gelet op genoemde aspecten goed is;
2 punten indien de mate van innovativiteit gelet op genoemde aspecten voldoende is;
1 punt indien de mate van innovativiteit gelet op genoemde aspecten matig is.
Gedeputeerde Staten stellen conform artikel 1.14 van de Verordening een Adviescommissie POP3 Limburg in voor de beoordeling en selectie van de projecten. Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria en wegingsfactoren.
Indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, dan zal een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijkscorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.
Artikel 11 Verplichtingen aanvrager
De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van de activiteit openbaar te maken via het EIP-netwerk (Artikel 57, derde lid van Verordening (EU) Nr. 1305/2013) en andere geëigende netwerken.
In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan er maximaal één keer per jaar een verzoek om een voorschot (op basis van realisatie) worden ingediend.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
de secretaris,
dhr. drs. G.H.E. Derks MPA
Voor een toekomstbestendige landbouw zijn samenwerkingsvormen nodig die het rendement en het imago van de primaire sector, maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeteren. Het gaat om innovatie en cross-overs die leiden tot meerwaardecreatie, kosten verlaging en beter risicobeheer en tevens bijdragen aan de realisatie van maatschappelijke opgaven.
Voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw zijn bruggen nodig tussen kennis en technologie met betrekking tot onderzoek enerzijds en landbouwers, bedrijven (ketens), ngo's, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen en adviesdiensten anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie en modernisering van de agrarische sector rondom in het kader hieronder vermelde thema’s.
Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte samenwerkingsverbanden. De beoogde samenwerkingsverbanden werken op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven op een concrete vraag of kans uit de praktijk. Daarbij gaat het om de uitvoering van een gezamenlijke innovatieproject door een samenwerkingsverband.
Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve samenwerkingsverbanden (living labs) met een schil van koplopers (early adapters). Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze paragraaf. Waar wanneer het gaat om het doelgericht communiceren over en demonstreren van reeds praktijkrijpe (geheel beproefde) innovaties vallen ze onder paragraaf 1 ‘Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties’.
Het belangrijkste verschil met paragraaf 7 ‘Samenwerking voor innovaties’ is dat de samenwerkingsverbanden zich bij paragraaf 8 dienen aan te melden bij en gebruik kunnen maken van het landelijke en Europese EIP-netwerk voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Bij paragraaf 8 wordt derhalve de oprichting bevorderd van projectgerichte Operationele Groepen (OG’s) in Nederland die deel uit maken van het Europese EIP-netwerk (Europees Partnerschap voor Innovatie).
In dit EIP spelen Operationele groepen een essentiële rol. De essentie van het EIP is dat operationele groepen een innovatie-opgave omarmen en een (innovatie-)proces doorlopen. De oplossing van de innovatieopgave kan resulteren in een vermarktbare en/of toepasbare verbetering in de agrarische bedrijfsvoering. Dat kan betrekking hebben op de primaire productie of elders in de keten bijvoorbeeld rond voedselvoorziening of de biobased economie. De gevonden innovatieve oplossing wordt, voor zover haalbaar en zinvol, ontwikkeld in een Europese samenwerkingsverband. In dat geval zoekt een operationele groep kennis en partners buiten haar eigen grenzen, zodat Europese praktijkkennisclusters kunnen ontstaan. Het ontwikkelproces kan aanleiding vormen voor een aanvraag om nieuw fundamenteel onderzoek of een aanvraag voor het toepasbaar maken van bestande onderzoeksresultaten in het kader van Horizon 2020 en de voorgangers daarvan. De Europese Commissie ondersteunt de bevordering van het EIP-Agri met het EIP-Agri servicepunt. Zij zijn benaderbaar met vragen van de OG (in wording).
Het gaat om innovaties die betrekking hebben op één of meer van onderstaande thema’s uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) Limburg:
Het ‘Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2)’ is een doorontwikkeling van beleidskader Limburgse Land-en tuinbouw Loont (LLtL1) uit 2013. Het motto van LLTL is ‘In 2025 is ieder Limburgs land- en tuinbouwbedrijf een lust voor haar omgeving’. Middels het programma LLTL2 worden de komende jaren vier investeringen aangescherpt in lijn met de doelen van het Coalitieakkoord ‘In Limburg bereiken we meer’.
Samenwerking is, nog meer dan in het verleden, de katalysator om te bereiken dat de land- en tuinbouw voor Limburg een factor van belang kan blijven. Voor de toekomst van de land- en tuinbouw is de blijvende afname van het aantal primaire bedrijven, de productie- en kennisinfrastructuur en toenemende diversificatie in markten, producten en diensten relevant. Vergrijzing, veranderde eisen en regels, milieu, duurzame toekomst (o.a. biologisch) en marktdynamiek leggen bovendien een extra druk op de bedrijfsvoering. Bij nadere uitwerking hiervan is er bijzondere aandacht voor biologische landbouw.
De speerpunten van de vier investeringslijnen zijn gelinkt aan de relevante thema’s van POP3. Het Aanvalsplan Asbest en Energie biedt net als het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014) ook aanknopingspunten voor de thema’s. Een aanvraag zal in relatie tot de selectiecriteria duidelijk moeten beschrijven en beargumenteren hoe bij te dragen aan provinciaal beleid.
Op de provinciale website www.limburg.nl zijn de betreffende beleidsdocumenten beschikbaar.
Het gaat hier om een operationele groep (OG). Een OG is een bijzonder type samenwerkingsverband. Het betreft een nieuw of vernieuw samenwerkingsverband dat ten doel heeft in een begrensde doorlooptijd een innovatie te ontwikkelen. Het samenwerkingsverband (OG) participeert in het EIP-netwerk.
Intellectueel Eigendom of marktinformatie hoeft niet te worden gedeeld buiten de eigen samenwerking.
Operationele Groepen kunnen gebruik maken van specifieke steun en faciliteiten van het nationale en Europese EIP – Agri steunpunt c.q. Servicepoint. Zij krijgen inzicht in lopende en afgeronde innovatie-initiatieven en hulp bij: – het ontsluiten van bestaande kennis, -participatie in EU programma voor R&D&I Horizon 2020, het vinden van partners, het door ontwikkelen tot een internationale samenwerking en – het communiceren en vermarkten van de projectresultaten. Meer informatie inzake EIP (Europees Partnerschap voor Innovatie) is te vinden op de website van de Europese Commissie:
https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/content/EIPAGRIabout
http://ec.europa.eu/agriculture/research-innovation/eip-agriculture_nl
Subsidiabele activiteiten (artikel 4)
Een aanvraag die zich uitsluitend richt op het oprichten van een projectmatig samenwerkingsverband (a) komt niet voor subsidie in aanmerking. Het is wel mogelijk om subsidie aan te vragen om (b) gezamenlijk een projectplan te formuleren óf (c) om een innovatieproject uit te gaan voeren. Ook komen aanvragen in aanmerking die een van volgende combinatie’s omvatten:
De volgende bijlagen dienen additioneel toegevoegd te worden bij de aanvraag, Voor uitleg wordt verwezen naar het Handboek subsidies POP3: zie de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014-2020 (POP3);
De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.
De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag. Wanneer het totaal van goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden vanwege gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw worden ingediend, mits deze aan de dan geldende nadere regels voldoen.
Oprichting samenwerkingsverband (a) en/of de ontwikkeling van een projectplan (b):
Hier wordt de ‘kans op succes’ gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot de beoogde innovatie.
Hier wordt de ‘kans op succes’ gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen de beoogde innovatie uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat (al) en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag.
Mate van effectiviteit van de activiteit
Bij samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling (regionaal, nationaal, internationaal) en het ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en ketens.
Innovativiteit kan betrekking hebben op – één of meerdere thema(s), – de samenwerking of op beide.
Voor de beoordeling van de innovativiteit van het thema (beoogde innovatie) gaat het om de meerwaarde die de innovatie te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz), dan worden er minder punten toegekend. Betreft de beoogde innovatie een geheel of vrijwel geheel nieuw product, dan worden meer punten toegekend.
Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking NIEUWE verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-2153.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.