Derde wijziging Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 - 2020 provincie Flevoland (Subsidieverordening POP3 provincie Flevoland 2014-2020)

Gedeputeerde Staten maken bekend dat zij in hun vergadering van 21 maart 2017 onder nummer 2040286 het volgende besluit hebben genomen:

 

Derde wijziging Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 - 2020 provincie Flevoland (Subsidieverordening POP3 provincie Flevoland 2014-2020)

 

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

 

Overwegende dat:

 

Provinciale Staten bij besluit van 16 december 2015, nummer 1794078 de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 - 2020 provincie Flevoland hebben vastgesteld,

deze verordening met ingang van 22 december 2015 In werking is getreden;

 

Provinciale Staten bij vaststelling van deze verordening aan Gedeputeerde Staten de bevoegdheid hebben toegekend om wijzigingen van deze verordening vast te stellen wanneer in interprovinciaal verband is afgesproken dat deze wijzigingen noodzakelijk zijn;

 

In interprovinciaal verband is geconstateerd dat het noodzakelijk is om een aantal wijzigingen in deze verordening aan te brengen om knelpunten in de uitvoering te voorkomen;

 

gelet op artikel 145 van de Provinciewet en het besluit van Provinciale Staten van 16 december 2015, nummer 1794078;

 

BESLUITEN:

 

de volgende derde wijziging van de Subsidieverordening POP3 provincie Flevoland 2014-2020 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1, sub f wordt gewijzigd als volgt:

  • f.

    netto inkomsten: instroom van kasmiddelen die gebruikers genereren door rechtstreeks te betalen voor de door middel van de gesubsidieerde activiteit verstrekte goederen/ zaken of diensten, minus alle operationele kosten en de kosten voor de vervanging van uitrusting met een korte levensduur die in de overeenkomstige periode zijn gemaakt. Besparingen op operationele kosten die gerealiseerd worden door de gesubsidieerde activiteit worden als netto inkomsten gerekend, tenzij de besparingen teniet worden gedaan door een evenredige verlaging van een eventuele exploitatiesubsidie;

Artikel 1.1, sub l wordt gewijzigd als volgt en sub m en n worden toegevoegd als volgt:

  • l.

    Regeling Europese EZ-subsidies: Regeling van 1 juli 2015, Stcrt, 2015, 18094

  • m.

    Kaderbesluit nationale EZ-subsidies: Regeling van 1 januari 2009, Stb. 2008, 499, gewijzigd per 1 juli 2016, Stb. 2016, 56.

  • n.

    Afschrijvingskosten: De kosten van afschrijving zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013.

Artikel 1.3, sub g:

‘de maximale hoogte van de subsidie’ wordt gewijzigd in

‘de minimale of maximale hoogte van de subsidie’

Artikel 1.3, sub h:

‘gegevens of bescheiden die bij de aanvraag om subsidie’ wordt gewijzigd in

‘gegevens of bescheiden die bij de aanvraag om subsidie, voorschot, wijziging of vaststelling’

Artikel 1.3, sub i en j word en gewijzigd als volgt en sub k en l worden toegevoegd en luiden:

i. de wijze van indienen van een verzoek om subsidie, voorschot , wijziging of vaststelling;

j. het indienen van een verslag omtrent de voortgang van de activiteiten;

k. het verstrekken van voorschotten;

l. overige verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd.

Artikel 1.3 lid 4 vervalt.

 

Artikel 1.4 wordt in zijn geheel (incl. titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 1.4 POP3-steun

  • 1.

    POP-3 steun bestaat uit ELFPO-middelen en middelen van nationale overheden, tenzij in een openstellingsbesluit anders is bepaald.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde middelen van nationale overheden bestaan uit:

    • a.

      provinciale middelen; of

    • b.

      middelen van andere overheden.

  • 3.

    Gedeputeerde staten stellen in een openstellingsbesluit vast welke gedeelten van de in het eerste lid bedoelde steun met de openstelling beschikbaar worden gesteld.

  • 4.

    De in deze regeling genoemde subsidiepercentages bestaan voor 50% uit steun afkomstig uit het ELFPO en voor 50% uit nationale overheidsfinanciering, tenzij in een openstellingsbesluit anders is bepaald.

Artikel 1.6 lid 1, eerste zin:

‘komen slechts voor subsidie in aanmerking’ wordt gewijzigd in

‘komen in geval van samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid slechts voor subsidie in aanmerking’

Artikel 1.7a wordt toegevoegd en luidt:

Artikel 1.7a bewijsstukken

  • 1.

    Als bewijsstukken van documenten die in het kader van deze regeling moeten worden ingediend worden geaccepteerd:

    • a.

      originele documenten;

    • b.

      fotokopieën van originelen;

    • c.

      microfiches van originelen;

    • d.

      elektronische versies van originelen;

  • 2.

    Bewijsstukken, genoemd in lid 1 onder b tot en met d, worden slechts geaccepteerd indien de procedure, bedoeld in bijlage 1 van de Regeling Europese EZ subsidies is gevolgd.

Artikel 1.8, sub a:

‘de regeling reeds subsidie is aangevraagd in dezelfde openstellingsperiode;’ wordt gewijzigd in

‘hetzelfde openstellingsbesluit reeds subsidie is aangevraagd;’

Artikel 1.8, sub f:

‘als bedoeld in artikel 1.3, vierde lid, onderdeel g;’ wordt gewijzigd in

‘als bedoeld in artikel 1.15, derde lid, onderdeel c;’

Artikel 1.9 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

Artikel 1.9 personeelskosten

  • 1.

    Loonkosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

    • a.

      een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

    • b.

      een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    In geval van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur en het maximale aantal uur per persoon per jaar waarvoor personeelskosten subsidiabel zijn naar rato berekend.

Artikel 1.11 lid 1:

‘werken, goederen, diensten, grond en onroerend goed’ wordt gewijzigd in

‘werken, zaken, diensten, grond en onroerende zaken’

Artikel 1.11 lid 2 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

  • 2.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel, mits:

    • a.

      de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard;

    • b.

      er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdragen in natura mogelijk is.

Artikel 1.11 lid 3:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’ en

‘tweede lid, onderdeel c’ wordt gewijzigd in ‘tweede lid, onderdeel b’

Artikel 1.11 lid 4:

‘10% van de totale subsidiabele kosten.’ Wordt gewijzigd in

‘de percentages genoemd in artikel 1.10.’

Artikel 1.11 lid 5:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’

Artikel 1.11 lid 9 wordt toegevoegd en luidt:

  • 9.

    De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura omvat is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief bijdragen in natura.

Artikel 1.12 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

Artikel 1.12 subsidiabiliteit van de kosten

  • 1.

    Kosten, afschrijvingskosten en bijdragen in natura komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij zijn gemaakt of geleverd nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 2.

    Indien in het openstellingsbesluit bepaald komen, in afwijking van het eerste lid, voorbereidingskosten ook voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar of een in het openstellingsbesluit vastgelegde termijn voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 3.

    De voorbereidingskosten kunnen uitsluitend bestaan uit:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

    • c.

      kosten van haalbaarheidsstudies;

Artikel 1.13 lid 2, sub i wordt gewijzigd als volgt:

  • i.

    kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde staten niet voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 30 van VO 966/2012 (Financieel Reglement);

Artikel 1.13 lid 2, sub j wordt toegevoegd en luidt:

  • j.

    winstopslagen binnen een samenwerkingsverband.

Artikel 1.15 wordt in zijn geheel (incl. titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 1.15 Honorering subsidieaanvragen

  • 1.

    Gedeputeerde staten verdelen het beschikbare subsidiebedrag op basis van

    • a.

      rangschikking op basis van selectiecriteria;

    • b.

      rangschikking op basis een investeringslijst;

    • c.

      een geografisch criterium;

  • 2.

    Aanvragen worden gehonoreerd op volgorde van de rangschikking.

  • 3.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van selectiecriteria, stellen Gedeputeerde staten in een openstellingsbesluit vast:

    • a.

      de wegingsfactor per selectiecriterium;

    • b.

      het minimaal en maximaal te behalen aantal punten per selectiecriterium;

    • c.

      het minimum aantal punten dat een aanvraag op basis van de selectiecriteria moet behalen om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      Het aantal punten van een aanvraag wordt bepaald door toepassing van alle in het openstellingsbesluit vermelde selectiecriteria met de aangegeven weging van die criteria.

  • 4.

    Gedeputeerde staten stellen een procedure vast voor de honorering van aanvragen voor subsidie die op gelijke plaats zijn gerangschikt en bij honorering van die aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 1.17 lid 1, sub a wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    de voorschriften uit de Aanbestedingswet in acht te nemen indien de subsidieontvanger aanbestedingsplichtig is op grond van de Aanbestedingswet;

Artikel 1.17 lid 1, sub e, f, g, h, i, j, k en l worden gewijzigd als volgt:

  • e.

    binnen twee maanden na dagtekening van de subsidiebeschikking te starten met de uitvoering van de activiteit als beschreven in het projectplan, tenzij in het openstellingsbesluit of in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;

  • f.

    een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de gesubsidieerde activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking , hetgeen inhoudt dat alle inkomsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met de onderliggende bewijsstukken:

    • een sluitende urenadministratie;

    • een deugdelijk en volledig inkoopdossier;

    • bewijsstukken, als onderdeel van de administratie aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard van de geleverde zaken en diensten duidelijk blijkt;

  • g.

    de administratie en de daartoe behorende bescheiden te bewaren tot 31 december 2028;

  • h.

    eenmaal per jaar een verslag omtrent de voortgang van de activiteiten in te dienen, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;

  • i.

    de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;

  • j.

    de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen indien niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn;

  • k.

    medewerking te verlenen aan met het toezicht op deze regeling belaste toezichthouders.

  • l.

    om vervreemding van de onderneming waaraan subsidie is verstrekt of grond waarop een activiteit waarvoor subsidie is verstrekt betrekking heeft, zo spoedig als mogelijk maar uiterlijk de dag van daadwerkelijke vervreemding bij de subsidieverstrekker te melden.

Artikel 1.17, lid 2, eerste zin:

‘als bedoeld in het eerste lid onder i’ wordt gewijzigd in

‘als bedoeld in het eerste lid onder h’

Artikel 1.18:  

‘kunnen aan een subsidieontvanger’ wordt gewijzigd in

‘kunnen in de subsidiebeschikking aan een subsidieontvanger’

Artikel 1.19 lid 2, lid 3 én lid 4:

‘goederen’ wordt gewijzigd in ‘zaken’

Artikel 1.20 wordt gewijzigd als volgt:

Indien de subsidie betrekking heeft op paragraaf 1, 7 of 8 van hoofdstuk 2, of op hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die tijdens de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden als bedoeld in artikel 65, lid 8, van Vo (EU) 1303/2013, overeenkomstig genoemd artikel in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

Artikel 1.21 wordt gewijzigd als volgt:

Indien de subsidie betrekking heeft op paragraaf 1, 7 of 8 van hoofdstuk 2, of op hoofdstuk 3, worden netto inkomsten die na de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden als bedoeld in artikel 61 van Vo (EU) 1303/2013, overeenkomstig genoemd artikel in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

Artikel 1.22 lid 1, sub a:

‘Koninkrijk der Nederlanden’ wordt gewijzigd in

‘Koninkrijk der Nederlanden; of’

Artikel 1.22 lid 1, sub b:

‘voordeel behaalt;’ wordt gewijzigd in

‘voordeel behaalt; of’

Artikel 1.22 lid 4 wordt toegevoegd en luidt:

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde termijn van vijf jaar kan worden verkort tot drie jaar bij behoud van investeringen of door het MKB gecreëerde banen.

Artikel 1.23 lid 3, eerste zin:

‘in artikel 1.17, sub i’ wordt gewijzigd in

‘in artikel 1.17 lid 1, sub h’

Artikel 1.23 lid 4:

‘van de subsidie’ wordt gewijzigd in ‘van de verleende subsidie’

Artikel 1.25 lid 1, eerste zin:

‘Gedeputeerde Staten kunnen’ wordt gewijzigd in

‘Indien dit in een openstelling is bepaald, kunnen Gedeputeerde Staten’

Artikel 1.27 lid 1 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Subsidieontvanger is verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen drie jaar na datum subsidiebeschikking of, indien dat eerder is, uiterlijk op 1 april 2023 in te dienen, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Hoofdstuk 2 Maatregelen

Artikel 2.1.4 nummer 1 voorvoegen en nieuw lid 2 toevoegen, zodat de tekst luidt als volgt:

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

    • b.

      kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

    • c.

      materiaalkosten;

    • d.

      huur van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten;

    • e.

      kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit.

    • f.

      kosten van afschrijving, huur of lease voor fysieke investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit.

    • g.

      bijdrage in natura

  • 2.

    De subsidiabiliteit van bijdragen in natura kan in een openstellingsbesluit worden beperkt.

Artikel 2.1.7 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.1.7 Rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen tevens de mate van innovativiteit als selectiecriterium hanteren.

  • 3.

    Voor ieder van de in het 1e of 2e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 4.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het tweede lid, onder a, heeft een wegingsfactor 1.

  • 5.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 2.1.8 wordt gewijzigd als volgt:

Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken of aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen, dient hiervan melding te worden gemaakt in de subsidieaanvraag.

Artikel 2.2.3 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      de kosten van de bouw of verbetering, dan wel verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • d.

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • e.

      de kosten van haalbaarheidsstudies.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kunnen Gedeputeerde staten bepalen dat ook subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

    • c.

      personeelskosten;

    • d.

      bijdragen in natura;

    • e.

      de kosten van tweedehands zaken tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • f.

      afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;

    • g.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 2.2.5 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.2.5 Rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      Mate van innovativiteit.

  • 2.

    Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 1 of 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 1 of 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 2.3.2 lid 2, eerste zin:

‘onroerend goed’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaak’

Artikel 2.3.2 lid 2, sub a:

‘op eigen grond van de landbouwonderneming plaatsvindt’ wordt gewijzigd in

‘op grond van het landbouwbedrijf van de subsidieontvanger plaats vindt’

Artikel 2.3.3 lid 4, sub a:

‘landbouwbedrijf is;’ wordt gewijzigd in ‘landbouwbedrijf is; of’

Artikel 2.3.4 lid 2:

‘accountantsverklaring’ wordt gewijzigd in ‘controleverklaring’

Artikel 2.3.4 lid 3:

‘accountantsverklaring’ wordt gewijzigd in ‘controleverklaring’

Artikel 2.3.6 lid 1, sub a:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’

Artikel 2.3.6 lid 2, sub d:

‘niet verrekenbare BTW’ wordt gewijzigd in ‘niet verrekenbare BTW of niet compensabele BTW’

Artikel 2.3.7 lid 3:

‘de onderneming’ wordt gewijzigd in ‘het landbouwbedrijf’

Artikel 2.4.1 wordt in zijn geheeld gewijzigd als volgt:

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven;

  • b.

    de verplaatsing van landbouwondernemingen gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur.

Artikel 2.4.5 sub a:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’

Artikel 2.4.5 sub c:

‘installatiegoederen’ wordt gewijzigd in ‘installatiezaken’

Artikel 2.4.9 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.4.9 Rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      Urgentie.

  • 2.

    Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 1 of 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 2.5.3 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • d.

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • e.

      de kosten van haalbaarheidsstudies.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kunnen Gedeputeerde staten bepalen dat ook subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

    • c.

      afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;

    • d.

      de kosten van tweedehands installaties tot maximaal de marktwaarde;

    • e.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

    • f.

      personeelskosten.

Artikel 2.5.5 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.5.5 Rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      Urgentie.

  • 2.

    Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 1;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 1 of 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 2.6.1 lid 1:

‘investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op’ wordt gewijzigd in

‘investeringen die betrekking hebben op’

Artikel 2.6.3 lid 1, sub a:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’

Artikel 2.6.3 lid 2, sub c:

‘afschrijvingskosten;’ wordt gewijzigd in

‘afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;’

Artikel 2.6.4 lid 2 vervalt

 

Artikel 2.6.5 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.6.5 rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      Urgentie.

  • 2.

    Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 1 of 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 1 of 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 2.7.1 lid 1, sub a:

‘samenwerkingsverband’ wordt gewijzigd in

‘samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6 lid 1’

Artikel 2.7.5 sub c en d worden toegevoegd en luiden:

  • c.

    indien steun niet wordt aangevraagd voor een proefproject of de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen of technieken in de landbouw- de voedings- of de bosbouwsector;

  • d.

    indien de aanvraag niet wordt gedaan door een pas opgericht samenwerkingsverband of netwerk of het niet gaat om een activiteit die nieuw is voor een reeds bestaand samenwerkingsverband of netwerk.

Artikel 2.7.6 lid 1, sub d:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’

Artikel 2.7.6 lid 1, sub f:

‘tweedehands goederen’ wordt gewijzigd in ‘tweedehands zaken’

Artikel 2.7.6 lid 2, sub d:

‘afschrijvingskosten;’ wordt gewijzigd in

‘afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;’

Artikel 2.7.8 lid 3, sub a:

‘kleine- of middelgrote onderneming’ wordt gewijzigd in

‘kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij verordening 651/2014 (AGV)’

Artikel 2.7.9 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.7.9 Rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      Mate van innovativiteit.

  • 2.

    Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 2 of 3.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 2.8.5 sub c en d worden toegevoegd en luiden:

  • c.

    indien steun niet wordt aangevraagd voor een proefproject of de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen of technieken in de landbouw- de voedings- of de bosbouwsector;

  • d.

    indien de aanvraag niet wordt gedaan door een pas opgericht samenwerkingsverband of netwerk of het niet gaat om een activiteit die nieuw is voor een reeds bestaand samenwerkingsverband of netwerk.

Artikel 2.8.6 lid 1, sub d:

‘onroerende goederen’ wordt gewijzigd in ‘onroerende zaken’

Artikel 2.8.6 lid 1, sub f:

‘tweedehands goederen’ wordt gewijzigd in ‘tweedehands zaken’

Artikel 2.8.6 lid 2, sub d:

‘afschrijvingskosten;’ wordt gewijzigd in

‘afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69 lid 2 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;’ 

Artikel 2.8.8 lid 3, sub a:

‘kleine- of middelgrote onderneming’ wordt gewijzigd in

‘kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij verordening 651/2014 (AGV)’

Artikel 2.8.9 wordt in zijn geheel (inclusief titel) gewijzigd als volgt:

Artikel 2.8.9 Rangschikking

  • 1.

    Indien de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt worden op basis van selectiecriteria, worden de aanvragen gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Kosteneffectiviteit;

    • b.

      Haalbaarheid/Kans op succes;

    • c.

      Mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      Mate van innovativiteit.

  • 2.

    Voor ieder van de in het 1e lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 2 of 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 2;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 2 of 3.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 55% van het totaal aantal te behalen punten behaald, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Hoofdstuk 3 Leader

Artikel 3.3.2 sub f wordt toegevoegd en luidt:

  • f.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 3.3.4:  

‘daarover door de LAG.’ wordt gewijzigd in

‘daarover door de LAG en passend binnen de van toepassing zijnde staatssteunbegrenzingen.

Artikel 3.3.5 sub c en d worden hernummerd naar sub a en b

 

Artikel 3.4.2 lid d wordt toegevoegd en luidt:

  • d.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Met het toezicht op deze regeling zijn belast aangewezen ambtenaren van RVO.nl en de NVWA.

  • 2.

    Met het toezicht op deze regeling zijn daarnaast belast andere aangewezen ambtenaren van Rijk, provincie, Europese Commissie of Europese Rekenkamer.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen naast de toezichthouders als bedoeld in het eerste en tweede lid, andere toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de besteding van de verstrekte subsidies en de naleving van aan subsidieontvangers opgelegde verplichtingen.

Wijzigingen in de Toelichting  

ALGEMEEN

§ 1.2 wijzigt in zijn geheel als volgt:

§1.2 Openstellingsbesluit

De maatregelen opgenomen in deze Regeling POP3 subsidies kunnen door een Provincie opengesteld worden door middel van een openstellingsbesluit. In een openstellingsbesluit zal - naast het aanwijzen van de maatregel(en) waarvoor subsidie kan worden aangevraagd en het vaststellen van subsidieplafond(s) – onder meer aangegeven worden welke selectiecriteria gehanteerd zullen worden, welke wegingsfactoren op de selectiecriteria van toepassing zullen zijn en welke minimale puntenscore door een project behaald dient te worden om zo wie zo voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Deze minimaal te behalen puntenscore zal ten minste 55% van de maximaal te behalen score bedragen.

§ 1.3 wijzigt in zijn geheel als volgt:

§1.3 Selectie van projecten door middel van tenders

De selectie van projecten zal – met uitzondering van Leaderprojecten waarbij tendering niet verplicht is voorgeschreven en bij specifieke openstellingen zoals bijvoorbeeld openstellingen voor investeringen die op grond van een investeringslijst gedaan kunnen worden of openstellingen waarbij slechts een geografisch criterium van toepassing is - plaats vinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle binnen de in het openstellingsbesluit genoemde tijdvak ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden, gescoord. Subsidiabiliteitsvoorwaarden (‘instapeisen’) zijn de voorwaarden waaraan een aanvraag altijd moet voldoen, bijvoorbeeld: als alleen agrarisch ondernemers aan kunnen vragen, wordt een aanvraag die niet van een agrarisch ondernemer afkomstig is, direct op grond van het niet voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarde ‘aanvrager is agrarisch ondernemer’ afgewezen. Aanvragen die voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden, worden gescoord op basis van de in de betreffende openstelling gehanteerde selectiecriteria en de weging van die criteria als aangegeven in het openstellingsbesluit. Ten behoeve van de uitvoering van deze procedure kan een selectiecommissie ingesteld worden. Op basis van de procedure ontstaat er een lijst met alle ingediende projecten die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, voorzien van een score (cijfer). Projecten die meer dan het minimaal voorschreven aantal punten behalen, kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Indien de kosten voor het aantal projecten dat voor subsidie in aanmerking komt hoger zijn dan het beschikbare subsidieplafond, worden subsidie toegekend op basis van de behaalde scores (projecten met hogere scores gaan voor). Indien er meerdere projecten met hetzelfde puntenaantal zijn en niet al die projecten kunnen gehonoreerd worden omdat het subsidieplafond dan overschreden zou worden, dan zal in het algemeen een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan het hoogste belang is gehecht. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan het op één na hoogste belang is gehecht. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijkscorende projecten, dan kan door middel van loting bepaald worden welke projecten uit die groep voor subsidie in aanmerking komen.

§ 3 eerste alinea wordt gewijzigd als volgt:

POP3 subsidie kan slechts worden verstrekt indien verlening van een aangevraagde subsidie aantoonbaar een effectief en efficiënt gebruik van overheidsmiddelen is. Om te kunnen bepalen of een te verlenen subsidie effectief en efficiënt zal zijn, zijn in het algemeen selectiecriteria geformuleerd. De in deze regeling opgenomen selectiecriteria per regeling zijn algemeen geformuleerde criteria, die in een openstellingsbesluit nader uitgewerkt en geconcretiseerd zullen worden. Ten behoeve van een eenduidige invulling van de criteria over provincies en maatregelen heen, is een Handboek selectiecriteria ontwikkeld. In dit handboek is opgenomen op welke wijze aan de in deze regeling opgenomen criteria invulling gegeven wordt en welke weging en scores van toepassing zijn. Dit handboek kan worden gezien als een bestendige overheidspraktijk voor de invulling van de selectiecriteria. Het Handboek is te vinden op de website van het Regiebureau POP. Het is niet mogelijk dat niet in deze regeling genoemde selectiecriteria ‘toegevoegd’ worden bij een openstelling: de bij de maatregelen in hoofdstuk 2 opgenomen criteria kunnen bij openstelling wel nader ingevuld of geconcretiseerd worden, maar er kunnen geen extra criteria toegevoegd worden. In geval van Leader zijn de selectiecriteria waarvan gebruik gemaakt wordt opgenomen in de goedgekeurde Lokale Ontwikkelings Strategie (LOS).

§ 3 tweede alinea, eerste zin, wordt gewijzigd als volgt:

Selectie van projecten zal – met uitzondering van Leader-projecten en openstellingen waarbij sprake is van een investeringslijst of een geografisch criterium - plaatsvinden door middel van een tender.

§ 4 eerste alinea, eerste zin, wordt gewijzigd als volgt:

In onderhavige regeling wordt per maatregel aangegeven welke kosten subsidiabel gesteld worden of kunnen worden. Sommige kosten kunnen alleen onder voorwaarden subsidiabel zijn.

§ 4 tweede alinea, laatste zin, wordt gewijzigd als volgt:

Voor enkele kostensoorten (inbreng eigen arbeid, vrijwilligerswerk) zijn standaardtarieven ontwikkeld die bij de inbreng van dat soort kosten als maximum gehanteerd worden.

§ 6 wijzigt in zijn geheel als volgt:

§ 6 Financiële aspecten subsidie

Een subsidie geeft een direct financieel voordeel aan de subsidieverkrijger. Naast dit directe financiële voordeel ten gevolge van de subsidie, kan er ook sprake zijn van een financieel voordeel in de vorm van netto inkomsten die tijdens of na het uitvoeren van het project verkregen worden. Ook kan er sprake zijn van een vermogensvoordeel ten gevolge van de subsidie. In sommige gevallen dienen dit soort voordelen verrekend of vergoed te worden. De artikelen 1.19, 1.20 en 1.21 geven daar de voorschriften voor. Wat onder netto inkomsten moet worden verstaan is gedefinieerd in artikel 1.1 sub f. Het gaat hierbij overigens alleen over rechtstreeks gegenereerde netto-inkomsten, waarmee géén rekening is gehouden op het tijdstip van goedkeuring van de actie. Met veel inkomsten, bijvoorbeeld kostenreductie dank zij de investering of inkomsten door het verkopen van bedrijfsgebouwen in het kader van een bedrijfsverplaatsing of het vragen van een bijdrage van agrarisch ondernemers die aan een cursus deel zullen nemen, zal bij de toekenning al rekening gehouden worden. Indien er verrekend zou moeten worden, gelden er verschillende uitzonderingen op het voorschrift tot verrekening. Zo hoeft bijvoorbeeld niet verrekend te worden indien het gaat om een concrete actie waarvan de totale subsidiabele kosten ten hoogste 50.000 euro bedragen. Ook concrete acties waarvoor voorschriften inzake staatssteun gelden, vallen buiten de plicht tot verrekening.

In sommige gevallen kan een toegekende subsidie worden verlaagd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er sprake is van onregelmatigheden. Verlaging is ook nà afronding van een project mogelijk. Dit is bijvoorbeeld het geval indien niet wordt voldaan aan de instandhoudings-verplichting: een investering in infrastructuur of een productieve investering dient in principe gedurende 5 jaar na vaststelling van de subsidie – gebruiksklaar - in stand te worden gehouden. Indien aan deze verplichting niet wordt voldaan, zal de subsidie evenredig verlaagd worden.

Een ander financieel aspect betreft de bevoorschotting. Er bestaan twee soorten voorschotten, te weten een voorschot dat vòòr afronding van een project wordt verstrekt op basis van reeds uitgevoerde onderdelen van het project (‘bevoorschotting op basis van realisatie’) en voorschotten die worden verstrekt vooruitlopend op de uitvoering van een project.

Voorschotten op basis van realisatie zijn – in POP-terminologie - tussentijdse betalingen waarbij nààst een voortgangsrapportage inzake het project, facturen en betaalbewijzen van de reeds verrichte projectonderdelen, of – indien van toepassing – bewijsstukken ten aanzien van de ingebrachte bijdrage(n) in natura - moeten worden overgelegd. Een dergelijk voorschot kan in bepaalde gevallen worden verleend, maar het voorschot zal worden verlaagd indien bij de aanvraag voor de tussentijdse betaling té veel onjuiste facturen en betaalbewijzen overlegd worden. Op grond van EU-regelgeving dient een tussentijds voorschot te worden verlaagd met het bedrag van de onjuiste facturen en betaalbewijzen, indien het bedrag aan onjuiste facturen en betaalbewijzen meer bedraagt dan 10% van het bedrag aan ingediende facturen en betaalbewijzen van kosten die wel subsidiabel gesteld zijn. Dit betekent dat niet alleen de onjuiste facturen/betaalbewijzen niet worden vergoed, er wordt daarnaast een correctie van de betaling opgelegd ter hoogte van het bedrag dat onjuist gedeclareerd is. Deze maatregel is een verplichting opgelegd door de EU en is er op gericht aanvragers te bewegen voldoende zorgvuldigheid te betrachten bij het indienen van declaraties. Van de verplichte correctie van de betalingsaanvraag kan worden afgezien, indien de aanvrager aan kan tonen dat zijn declaratie buiten zijn schuld onjuist was. Overigens is de bepaling inzake het verlagen van een betaling òòk van toepassing indien het verzoek om betaling geen verzoek tot tussentijdse betaling betreft, maar een verzoek om eindafrekening indien bij dat verzoek om eindafrekening facturen en betaalbewijzen overgelegd worden.

Naast tussentijdse betalingen, bestaan er ook voorschotten die worden aangevraagd vooruitlopend op de uitvoering van het project. De EU-regelgeving biedt slechts de mogelijkheid dit soort voorschotten te verlenen voor investeringsgerelateerde steun en voor plaatselijke groepen voor zover het daarbij gaat om functionerings- en dynamiseringskosten. Het voorschot kan maximaal 50% van de toegekende overheidsbijdrage bedragen. Een dergelijk voorschot kan slechts worden verleend indien er door de subsidieverkrijger een bankgarantie of daaraan gelijk te stellen zekerheid wordt verstrekt van 100% van het te verlenen voorschot.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.3, derde alinea:

‘Voor de selectiecriteria geldt dat de criteria genoemd in deze regeling meestal algemene criteria zijn, die in het algemeen nader uitgewerkt zullen worden in een openstellingsbesluit. Met name het criterium ‘de bijdrage aan in een openstellingsbesluit nader omschreven beleidsdoelen’ biedt de provincies de mogelijkheid bij openstelling van een maatregel voldoende sturingsmogelijkheden te hebben om te kunnen sturen op het bereiken van de provinciale beleidsdoelstellingen.’

wordt gewijzigd in

‘Voor de selectiecriteria geldt dat de criteria genoemd in deze regeling algemene criteria zijn, die nader uitgewerkt zullen worden in een openstellingsbesluit.’

Artikel 1.4 wijzigt in zijn geheel als volgt:

Artikel 1.4 Samenstelling subsidieplafond en subsidiepercentages

Een subsidieplafond is het totaalbedrag dat bij een openstelling voor subsidieaanvragers beschikbaar wordt gesteld. Een project waarvoor een bijdrage vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) wordt verkregen moet daarnaast – in het algemeen – eenzelfde bedrag aan nationaal overheidsgeld (‘nationale cofinanciering’) beschikbaar gesteld worden. Provincies zijn in het kader van onderhavige regeling aangewezen als beheerder van het ELFPO-budget. Provincies kunnen in een openstellingsbesluit slechts ELFPO-budget beschikbaar stellen, kunnen naast het ELFPO-budget òòk de benodigde nationale cofinanciering beschikbaar stellen, kunnen een deel van de noodzakelijke cofinanciering beschikbaar stellen òf ze kunnen – indien daar in het POP programma voor de betreffende maatregel in is voorzien - alleen nationale overheidsmiddelen beschikbaar stellen (‘aanvullende nationale financiering’). De nationale overheidsmiddelen kunnen daarbij afkomstig zijn van de provincie zelf, maar kunnen - als daarover bestuurlijke afspraken gemaakt zijn - ook door een ander bestuursorgaan (bv. waterschap, gemeente, andere provincie) beschikbaar gesteld worden.

Indien een Provincie slechts ELFPO-middelen beschikbaar stelt of naast ELFPO-middelen slechts een deel van de noodzakelijke nationale cofinanciering beschikbaar stelt, dient een aanvrager de verplicht voorgeschreven nationale overheidsfinanciering op een andere manier te verkrijgen. In die gevallen zal een aanvraag slechts voor (ELFPO)subsidie in aanmerking kunnen komen indien bij de subsidieaanvraag een bewijs wordt overgelegd waaruit blijkt dat de nationale financiering die benodigd is voor het project beschikbaar is of zal komen. Dit omdat er anders geen sprake is van een sluitende begroting. Het te overleggen bewijs kan bijvoorbeeld een reeds gedane subsidietoezegging of bijdrageverklaring zijn.

Artikel 1.7a wordt toegevoegd en luidt:

Artikel 1.7a Bewijsstukken

Op grond van bestaande regelgeving kunnen als bewijsstukken slechts stukken worden geaccepteerd die aan strikte eisen voldoen. In dit artikel wordt aangegeven welke bewijsstukken geaccepteerd worden. Bij alle documenten is het van belang dat uit het bewijsstuk duidelijk blijkt dat het bewijsstuk onderdeel uitmaakt van de uitvoering van het project waarvoor subsidie is verleend. Zo zal op facturen en betaalbewijzen, of het om originele documenten of afgeleiden daarvan gaat, in het algemeen een projectnummer of andere informatie vermeld moeten zijn, waaruit blijkt dat de kosten ten behoeve van een specifiek project gemaakt zijn.

Artikel 1.8, vierde alinea, wordt gewijzigd als volgt:

Omdat in geval van POP-subsidies Bij een openstelling kan sprake zijn van een POP-subsidieplafond dat slechts bestaat of uit ELFPO-budget en geen of ontoereikende middelen voor de nationale overheidscofinanciering. Omdat een POP-subsidie waarbij ELFPO wordt toegekend alleen rechtmatig verleend wordt indien er ook eenzelfde bedrag aan nationale overheidsfinanciering voor het project beschikbaar gesteld wordt, is als specifieke weigeringsgrond vermeld het feit dat een aanvraag – op het moment van beschikken - niet is voorzien van een bijdrageverklaring dan wel een subsidie- beschikking voor de benodigde nationale overheidsfinanciering.

Artikel 1.9 wijzigt in zijn geheel als volgt:

Artikel 1.9 Personeelskosten

Indien in een project eigen personeel wordt ingezet, kunnen de kosten van dat personeel berekend worden volgens één van de methodes beschreven in dit artikel. De berekeningswijze is, voor wat betreft het aantal uren bij een voltijds (= 40-urig) dienstverband, verplicht voorgeschreven vanuit de van toepassing zijnde EU-verordeningen. De toeslag voor werkgeverslasten en de opslag voor indirecte kosten zijn zogenaamde standaardschalen van eenheidskosten. Indirecte kosten zijn daarbij alle kosten die niet direct toe te rekenen zijn aan de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, bijvoorbeeld bureaukosten.

Rekenvoorbeeld werken met individueel uurtarief

  • 1.

    Op basis van de meest recente loonstaat van de persoon die voor het project werkzaam is wordt het bruto jaarsalaris voor deze persoon berekend (inclusief niet prestatiegebonden eindejaarsuitkering, maar exclusief vakantie-uitkering)

  • 2.

    Verhoog het onder 1 bedoelde bedrag met 43,5% (ter dekking van de werkgeverslasten)

  • 3.

    Verhoog het onder 2 berekende bedrag met 15% (ter dekking van overheadkosten)

  • 4.

    Deel het onder 3 berekende bedrag door “(aantal contracturen/40) x 1720” om de loonkosten per uur voor deze persoon te bepalen

  • 5.

    Bij een loonkostendeclaratie wordt een urenstaat overlegd. De loonkostenvergoeding voor deze persoon bedraagt het ingezette aantal uren volgens de urenstaat x het onder 4 berekende uurtarief.

Voor organisaties die als bestendige praktijk werken met een integrale kostensystematiek, kunnen personeelskosten ook berekend worden door het aantal aan het project besteedde uren te vermenigvuldigen met de op grond van die systematiek tevoren bepaalde loonkosten per uur.

Overigens zijn personeelskosten (waarbij sprake is van de inzet van personeel waaraan salaris wordt uitbetaald) iets anders dat de kosten van eigen arbeid (aanvrager stopt zelf tijd in een project, maar indien de aanvrager niet in loondienst is en dus geen ‘loon’ krijgt, is er geen sprake van personeelskosten) én iets anders dan kosten van vrijwilligers. Deze laatste twee kostenposten zijn geregeld in artikel 1.11.

Aan de te vergoeden kosten voor personeel kàn in een openstellingsbesluit een maximum gesteld worden. Maar ook als er geen maximum gesteld wordt, geldt als algemeen uitgangspunt de redelijkheid van kosten. Loonkosten zijn dan ook gemaximeerd tot een uurtarief dat redelijk is gelet op de aard van de te verrichten werkzaamheden én het aantal te declareren uren is gemaximeerd op het aantal uren dat redelijkerwijs, gelet op de verrichtte of te verrichten werkzaamheden, aan de werkzaamheden besteed wordt. Hierbij is tevens van toepassing dat personeel, op jaarbasis, nooit meer uren kan declareren dan genoemd aantal van 1720 uur.

Bij de berekening van personeelskosten wordt, tenzij de methodiek van integrale kosten van toepassing is, uitgegaan van het meest recente bruto jaarloon. Bij de aanvraag van subsidie zal dit de kosten betreffen van het jaarloon voorafgaand aan de subsidieaanvraag, van een personeelslid van het niveau waarop personeel ingezet wordt in het project. Bij afrekening gaat het om de daadwerkelijk gemaakte kosten.

Artikel 1.12 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

Kosten zijn slechts subsidiabel als de kosten worden gemaakt nadat een aanvraag om subsidie ingediend is. Kosten worden geacht te zijn gemaakt zodra er een handeling is verricht waardoor de subsidieverkrijger een niet vrijblijvende verplichting is aangegaan. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het zetten van een handtekening onder een koopcontract of het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst. Uitzondering op de voorwaarde dat kosten pas mogen worden gemaakt nadat de aanvraag om subsidie ingediend is kunnen de zogenaamde voorbereidingskosten, zijnde kosten die aantoonbaar gemaakt zijn om te komen tot een projectplan, zijn. Dit moet in het openstellingsbesluit als zodanig zijn bepaald. Het gaat hierbij met name om kosten van bijvoorbeeld adviseurs of haalbaarheidsstudies. Indien eigen personeel ten behoeve van een project wordt ingezet, zijn de voorbereidingsactiviteiten die het personeel heeft uitgevoerd slechts subsidiabel, indien die activiteiten aantoonbaar ten behoeve van het project gemaakt zijn én niet het reguliere werk van het betreffende personeel betreffen.

Artikel 1.13 een tweede alinea wordt toegevoegd en deze luidt:

Een van de kosten die hierbij worden genoemd zijn kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde staten niet voldoen aan de eisen van goed financieel beheer (artikel 1.13, lid 1 sub k). Onder goed financieel beheer wordt in ieder geval verstaan dat opgevoerde kosten niet bovenmatig mogen zijn. Dat wil zeggen dat de opgevoerde kosten redelijk moeten zijn en dus in verhouding moeten staan tot het doel wat moet worden bereikt. Zo moeten materialen die worden aangekocht qua specificatie passend zijn bij het doel waarvoor het materiaal wordt aangekocht. Zo zal het aantal uren dat wordt besteedt aan uitvoering van een project redelijk moeten zijn. Iemand die 1000 uren besteedt aan de uitvoering van een project terwijl vergelijkbare projecten met een inzet van slechts 100 uren uitgevoerd worden, zal die 1000 uur niet vergoed krijgen.

Artikel 1.14 eerste zin wordt gewijzigd als volgt:

Subsidieaanvragen zullen, met uitzondering van aanvragen onder Leader en specifieke andere aanvragen zoals met name bij eenvoudige investeringsmaatregelen, worden geselecteerd op grond van een tendersysteem aan de hand van tevoren vastgelegde selectiecriteria.

Artikel 1.15 laatste zin wordt gewijzigd als volgt:

Bij overschrijding van het subsidieplafond en een gelijk aantal punten op de selectiecriteria, treedt de procedure als beschreven in het openstellingsbesluit, in werking. Zie ook §1.3.

Artikel 1.17 een alinea wordt aan het eind toegevoegd en deze luidt:

Op grond van lid 1 sub l dient een subsidieverkrijger een voorgenomen overdracht van het eigendom van een onderneming waaraan subsidie is verleend of zeggenschap over gronden waarop subsidie is verleend te melden bij de subsidieverlener. Melding moet dus worden gedaan vòòr daadwerkelijke overdracht, op het moment dat zekerheid bestaat over de overdracht. Mocht een voorgenomen overdracht uiteindelijk toch niet doorgaan, dan dient ook daar wederom melding van te worden gemaakt. Dit omdat voor de subsidieverstrekker te allen tijde duidelijk moet zijn wie zeggenschap heeft over een onderneming / de grond waarop een subsidie is verleend.

Artikel 1.23 er wordt een laatste zin toegevoegd en deze luidt:

Gedeputeerde staten kunnen in een openstellingsbesluit nadere regels stellen aan het indienen van een voorschot. Het bedrag dat per voorschot kan worden verstrekt zou daarbij ook gemaximeerd kunnen worden.

Hoofdstuk 2

Artikel 2.1.7, eerste alinea:

‘Er is onderscheid gemaakt tussen criteria die in elk geval gebruikt dienen te worden omdat deze in de EU-regelgeving of het POP3-programma onder de betreffende maatregel zijn benoemd of daarvan een logisch gevolg zijn, en aanvullende criteria waaruit gekozen kan worden. Om voldoende flexibiliteit te behouden is mede bepaald dat GS de criteria nader kan omschrijven. Dit beperkt zich niet alleen tot de beleidsdoelen waarop een aanvraag gericht dient te zijn.’

wordt gewijzigd in

‘In dit artikel zijn in lid 1 de criteria opgenomen die bij gebruik van selectiecriteria altijd gehanteerd zullen worden. Het criterium ‘mate van innovativiteit’ is een facultatief criterium, waarvan gebruik gemaakt zal worden indien dat gelet op het soort openstelling nuttig is voor de selectie. De wijze waarop met de selectiecriteria wordt omgegaan staat beschreven in §3.’

§2 twee alinea vervalt

‘Een voorbeeld van een investering die primair een maatschappelijk doel dient zijn maatregelen om de afspoeling van nutriënten en bestrijdingsmiddelen van het boerenerf naar grond- en oppervlaktewater te reduceren met bassins waarin erfafspoelwater opgevangen en gezuiverd wordt.’ vervalt

§3 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

Jonge landbouwers hebben, doordat de start of overname van een bedrijf veel financiële middelen vraagt, na de start/overname vaak te kampen met een tekort aan financiële middelen, waardoor geen investeringen in het bedrijf mogelijk zijn. Deze zogenaamde investeringsdip zorgt ervoor dat vooral deze groep achterblijft met verduurzaming van hun bedrijven. Om deze reden wordt deze specifieke groep gesteund. Investeringen die voor subsidie in aanmerking komen zijn fysieke investeringen in modernisering van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers. Het zal voornamelijk gaan om de aanschaf van modernere installaties en machines waarmee de jonge landbouwer een achterstand kan inlopen. Reguliere vervangingsinvesteringen, dwz. vervanging van ‘versleten’ goederen door identieke goederen, komen niet in aanmerking. Ook investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de rentabiliteit van bedrijven komen niet voor subsidie in aanmerking. De modernisering moet bijdragen aan verbetering van het milieu, klimaatbestendigheid, dierenwelzijn, volks-en diergezondheid, landschap/ruimtelijke kwaliteit of biodiversiteit. Ten behoeve van de uitvoering van deze maatregel zal door Gedeputeerde staten een lijst van fysieke investeringen opgesteld worden die gericht zijn op verduurzaming van landbouwbedrijven. Per fysieke investering wordt een puntenaantal vastgesteld. Mocht een openstelling worden overvraagd, dan komen investeringen die hoger scoren het eerst voor subsidie in aanmerking.

Een specifiek aandachtspunt bij deze maatregel is het gegeven dat een jonge landbouwer bij de bedrijfsovername vaak niet alleen zeggenschap krijgt over het bedrijf. In veel gevallen is er sprake van een maatschap waarin de jonge landbouwer deel gaat nemen. Om voor subsidie vanuit deze maatregel in aanmerking te kunnen komen zal de deelname aan de maatschap aan specifieke voorwaarden moeten voldoen. Indien er sprake is van een jonge landbouwer die onderdeel wordt van een maatschap, dan is de maximale subsidie die kan worden verkregen procentueel lager, maar de maximaal te verkrijgen subsidie blijft 20.000 euro.

§6 laatste alinea wordt gewijzigd als volgt:

De subsidiabele kosten in een project worden voor 100% gesubsidieerd. Indien de provincie slechts het ELFPO-budget ter beschikking stelt en in het openstellingsbesluit is niet bepaald dat de POP-subsidie uit 100% ELFPO financiering kan bestaan, dient de aanvrager bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte nationale overheidsfinanciering ten behoeve van het project beschikbaar is (zie artikel 1.4). Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om de inbreng van 50% van de totaal subsidiabele kosten door de aanvrager zelf, indien de aanvrager een overheid, bijvoorbeeld een waterschap, is.

Artikel 2.7.9 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

Artikel 2.7.9. Selectiecriteria

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument voor Provincies waarmee zij met het POP3-programma de nodige accenten kunnen geven om goed in te kunnen spelen op de regionale en lokale context. In dit artikel zijn in lid 1 de criteria opgenomen die bij gebruik van selectiecriteria gehanteerd zullen worden. De wijze waarop met de selectiecriteria wordt omgegaan staat beschreven in §3.

Artikel 4.1 wordt in zijn geheel gewijzigd als volgt:

Artikel 4.1

In artikel 4.1 wordt bepaald dat als toezichthouders op deze regeling zijn aangewezen de aangewezen ambtenaren van RVO.nl en de NVWA. Deze ambtenaren zijn daartoe aangewezen op grond van de Betaalorgaanstatus van RVO.nl resp. het verrichten van controles ten behoeve van RVO.nl. Op grond van lid 2 zijn bijvoorbeeld ook auditoren van Rijk, provincies, Europese Commissie en Europese Rekenkamer toezichthouders. Dit omdat auditoren, steekproefsgewijs, onderzoek kunnen doen naar verleende subsidies. Daarnaast kunnen GS besluiten nog andere toezichthouders te benoemen. Subsidieverkrijgers zijn verplicht altijd alle medewerking te verlenen aan aangewezen toezichthouders.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij Is geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 21 maart 2017.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris,

de voorzitter,

TOELICHTING  

Provinciale Staten van Flevoland heeft op 16 december 2015 de Subsidieverordening POP3 Flevoland 2014-2020 vastgesteld. Deze verordening wordt door Gedeputeerde Staten van Flevoland door middel van deze derde wijziging op diverse onderdelen aangepast. Provinciale Staten heeft Gedeputeerde Staten de bevoegdheid toegekend om wijzigingen van deze verordening vast te stellen. Het gaat hierbij om (taal)technische wijzigingen of wijzigingen waarvan in Europees en/of interprovinciaal/landelijk verband is afgesproken dat deze noodzakelijk zijn.

Naar boven