Beleidsregel Bibob provincie Drenthe 2017

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 14 februari 2017, kenmerk 4.1/2017000435, team Bestuur en Concernzaken, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de Beleidsregel Bibob provincie Drenthe 2017

 

 

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

 

BESLUITEN:

 

 

vast te stellen de hierna volgende Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur provincie Drenthe 2017.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

H. Brink, plv. voorzitter

mevrouw mr. A.M. van Schreven, secretaris

 

 

 

Uitgegeven 23 maart 2017

 

 

Paragraaf 1. Algemeen

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • b.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • c.

      eigen onderzoek: het onderzoek door Gedeputeerde Staten of, en zo ja in hoeverre, sprake is van een situatie als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 of 5a van de wet. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek wordt beoordeeld of er grond is voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau te vragen;

    • d.

      RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, regionaal samenwerkingsverband voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit;

    • e.

      subsidieverstrekking: subsidieverlening of subsidievaststelling;

    • f.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2.

    Daar waar in deze beleidsregel wordt gesproken over ‘Gedeputeerde Staten’ wordt daaronder tevens begrepen: Gedeputeerde Staten handelend namens de provincie Drenthe als rechtspersoon.

 

Paragraaf 2. Omgevingsvergunning (artikel 2.1, eerste lid , aanhef en onder e, van de Wabo juncto artikel 2.6, eerste lid, van de Wabo) en Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1, eerste lid en onder i, van de Wabo)

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag of een wijziging tenaamstelling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen de wet toepassen bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen, het reviseren, het veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 tot en met 28.6 van Bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht en bij een wijziging tenaamstelling als bedoeld in artikel 2.25, lid 2, van de Wabo, van een vergunning als bedoeld in dit lid.

  • 2.

    Bij andere aanvragen dan die genoemd in het eerste lid zullen Gedeputeerde Staten de wet toepassen indien er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat bij de aanvraag sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Die aanwijzingen kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen informatie;

    • b.

      informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC;

    • c.

      informatie van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

    • d.

      informatie van het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de wet waaruit blijkt dat er een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

 

Artikel 2.2. Toepassingsbereik bij een verleende vergunning

Gedeputeerde Staten zullen de wet toepassen bij een verleende vergunning indien er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Die aanwijzingen kunnen gebaseerd zijn op:

  • a.

    eigen informatie;

  • b.

    informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC;

  • c.

    informatie van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

  • d.

    informatie van het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de wet waaruit blijkt dat er een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

 

Artikel 2.3. Uitzondering op het toepassingsbereik

Gedeputeerde Staten zullen de wet niet toepassen wanneer de aangevraagde dan wel verleende vergunning betrekking heeft op een inrichting die gedreven wordt door een overheidsinstantie of semi-overheidsinstantie.

 

Paragraaf 3. Toepassingsbereik bij subsidieverstrekking

 

Artikel 3  

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen ten aanzien van subsidieverstrekking de wet toepassen indien er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Die aanwijzingen kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen informatie;

    • b.

      informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC;

    • c.

      informatie van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

    • d.

      informatie van het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de wet waaruit blijkt dat er een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zullen bij afzonderlijk besluit subsidieregelingen of risicocategorieën aanwijzen waarop bij een aanvraag een eigen onderzoek wordt uitgevoerd.

 

Paragraaf 4. Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

 

Artikel 4  

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen ten aanzien van vastgoedtransacties de wet toepassen indien er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 5a van de wet. Die aanwijzingen kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen informatie;

    • b.

      informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC;

    • c.

      informatie van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

    • d.

      informatie van het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de wet waaruit blijkt dat er een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

      • 2.

        Bij de start van de onderhandelingen zullen Gedeputeerde Staten de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

Paragraaf 5. Toepassingsbereik bij aanbestedingen

 

Artikel 5  

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen ten aanzien van openbare aanbestedingen de wet toepassen indien er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 5 van de wet. Die aanwijzingen kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen informatie;

    • b.

      informatie van één of meerdere partners binnen het RIEC;

    • c.

      informatie van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

    • d.

      informatie van het Bureau als bedoeld in artikel 11a van de wet waaruit blijkt dat er een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

      • 2.

        Gedeputeerde Staten zullen bij de start van een aanbestedingsprocedure bekendmaken dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

 

Paragraaf 6. Slotbepalingen

 

Artikel 6.1. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

 

Artikel 6.2. Intrekking

De Beleidsregel toepassing Wet Bibob bij aanbestedingen en omgevingsvergunningen 2013 wordt per 1 april 2017 ingetrokken.

 

Artikel 6.3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Bibob provincie Drenthe 2017.

 

 

Toelichting Beleidsregel Bibob provincie Drenthe 2017

 

 

1 . Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

 

2 . De Wet Bibob algemeen

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van hun integriteit hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van de integriteit van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob.

 

3 . Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob voor provincies

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door de provincie. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

Publiekrechtelijke mogelijkheden zijn:

  • omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten

  • omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

  • omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

  • subsidies

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van partij in privaatrechtelijke transacties kan bij:

  • 1.

    de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde of onderaannemer, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen sectoren zijnde bouw, milieu en ICT;

  • 2.

    het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

 

4 . Waarom een beleidslijn

Provincies zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen of en in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, het dit instrument zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de provincie meer duidelijkheid en zekerheid in haar werkwijze aan externen. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna ‘de Bibob-toets’) zal plaatsvinden.

Door deze beleidsregel wordt voorkomen dat sprake is van willekeur in de toepassing van de wet. De provincie geeft met deze beleidsregel een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van haar integriteit. Bovendien kan de vaststelling van deze beleidsregel een preventieve werking hebben.

 

Paragraaf 2, Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen

In artikel 2.1, eerste lid, zijn de aanvragen opgenomen, waarbij het wenselijk is om standaard een eigen onderzoek te starten. De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de ‘Commissie van Traa’, het onderzoek ‘Schijn bedriegt’ en overige onderzoeken door het Wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie (WODC) en Politie, alsmede uit enkele grote strafzaken (TCR-affaire), blijkt dat het werkveld milieu gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen. Het ligt dan ook voor de hand dat de provincie het Bibob-instrument inzet binnen het werkveld milieu. Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig voor criminaliteit; met het overtreden van de milieuwetgeving kunnen daar grote winstmarges worden behaald.

Voor de overige beschikkingen geldt dat het Bibob-instrumentarium zal worden toegepast indien daarvoor aanleiding is.

 

Paragraaf 3, Toepassingsbereik bij subsidieverstrekking

In artikel 3 wordt aangegeven dat het Bibob-instrumentarium zal worden toegepast indien daarvoor aanleiding is. Bij afzonderlijk besluit kunnen Gedeputeerde Staten subsidieregelingen of risicocategorieën aanwijzen waarop bij een aanvraag een eigen onderzoek wordt uitgevoerd.

 

Paragrafen 4 en 5, Toepassingsbereik bij privaatrechtelijke transacties

In artikel 4 wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Deze sector wordt in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar beschouwd, maar is op onderdelen kwetsbaar gebleken voor invloeden vanuit de criminele omgeving.

De wet beperkt zich op dit terrein tot de gevallen, waar de provincie partij is bij de transactie.

De Wet Bibob zal hierbij signaalgericht worden toegepast.

In artikel 5 wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven. Door de wetgever is de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie- en communicatietechnologie (ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot een Bibob-toets over te gaan, maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen, waarbij de inzet gemotiveerd kan worden. Gedeputeerde Staten zullen het instrument signaalgericht toepassen op openbare aanbestedingen vanwege het grotere afbreukrisico. Dit laat onverlet, dat als concrete informatie daartoe aanleiding geeft, de Wet Bibob zal worden toegepast bij andere vormen van aanbesteden.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.

Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt ook bij aanbestedingen de algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die de reguliere wetgeving biedt. In dit verband kan verwezen worden naar de Aanbestedingswet 2012 op grond waarvan het overleggen van een ‘eigen verklaring integriteit’ verplicht is gesteld.

 

5 . Versterking eigen onderzoek

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek zal de provincie in eerste aanleg gebruikmaken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook zal zij gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.

De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt tot gegevens uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, het Justitieel Documentatie Systeem en de Politieregisters.

Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) is bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier alsook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt zijn ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kan het RIEC adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid van de provincie, waarbij zij, in geval van een negatief besluit, haar besluit afdoende moet motiveren.

 

Naar boven