Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 20 december 2016, nummer 841881/841887, tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017

Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017  

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Overwegende dat het gewenst is om een nieuwe regeling vast te stellen voor de subsidiering van kleine infrastructuur en de Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Hollland 2016 te laten vervallen;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

 

Besluiten vast te stellen:

 

Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017

 

Artikel 1  

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. fietsinfrastructuur: de fundering en de verhardingen van fietspaden met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels en verkeersvoorzieningen;

b. fietsparkeervoorzieningen: openbaar toegankelijke fietsenstallingen, fietskluizen,

fietsenrekken, fietsstandaards en de daarbij behorende ICT- voorzieningen;

c. businfrastructuur: de fundering en de verhardingen van busbanen met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels en verkeersvoorzieningen;

d. bushaltevoorzieningen: reizigersvoorzieningen zoals abri’s, afvalbakken, (elektronische) reisinformatiesystemen, zitgelegenheden en andere toebehoren bij bushaltes met meer dan 20 instappers per dag;

e. bushalte-infrastructuur: het perron, het toegangspad, de haltehaven en de hierbij behorende verhardingen en funderingen behorende bij een bushalte met meer dan 20 instappers per dag;

f. verkeersregelinstallaties: verkeerslichten met de daarbij behorende techniek;

g. voetpadinfrastructuur: de fundering en verharding van voetpaden met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels en verkeersvoorzieningen;

h. parkeervoorzieningen: parkeergelegenheden voor personenauto’s op publiek terrein;

i. weginfrastructuur: de fundering en verharding van de rijbanen voor het autoverkeer en bijbehorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en verkeersvoorzieningen;

j. omrijkosten: extra kosten die de vervoerder van openbaar vervoer moet maken, omdat hij moet omrijden of omdat hij vertraging ondervindt op de route vanwege een project in uitvoering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

k. openbare voorzieningen: voor iedereen toegankelijke instellingen;

l. project: geheel van activiteiten die samenhangen met een infrastructureel project;

m. regio: de regio’s Gooi en Vechtstreek, Haarlem-IJmond, Kop van Noord-Holland, Noord-Kennemerland en West-Friesland;

n. aanbesteden: het gehele aanbestedingsproces inclusief de gunning of de voorlopige gunning;

o. verkeersvoorziening: fysieke voorziening, bestemd voor de geleiding van het verkeer. Zoals betonning, geleiderail en verkeersborden (conform RVV en borden waaruit positief verkeersveiligheidseffect vanuit wetenschappelijke onderbouwing verwacht mag worden);

p. school-thuisroute: verbindingsroute (van huis) voor tweewielers van en naar één of meerdere scholen.

 

Artikel 2  

Op deze regeling is titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 3  

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van activiteiten die samenhangen met een infrastructureel project in de provincie Noord-Holland, maar buiten de Vervoerregio Amsterdam, waarvan de kosten maximaal € 3.000.000,- per project bedragen.

2. De te subsidiëren activiteiten, als bedoeld in lid 1 omvatten de aanleg, plaatsing of uitbreiding van:

a. fietsinfrastructuur;

b. businfrastructuur;

c. voetpadinfrastructuur;

d. weginfrastructuur;

e. verkeersvoorzieningen.

3. Voorts komen de volgende activiteiten voor subsidie in aanmerking, voor zover deze worden gerealiseerd als onderdeel van of in samenhang met de in lid 2 genoemde activiteiten:

a. fietsparkeervoorzieningen;

b. bushaltevoorzieningen;

c. bushalte-infrastructuur;

d. verkeersregelinstallaties;

e. parkeervoorzieningen;

f. bewegwijzering en openbare verlichting.

4. De projecten dienen de bevordering van de verkeersveiligheid in belangrijke mate als doelstelling te hebben.

 

Artikel 4  

Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

 

Artikel 5  

Gedeputeerde Staten verstrekken geen subsidies van minder dan € 5.000,-.

 

Artikel 6  

Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

 

Artikel 7  

Een aanvraag om subsidie bevat in elk geval:

a. een begroting van de kosten van het project, conform het begrotingsformat vermeld in bijlage 1 van deze uitvoeringsregeling;

b. een financieringsplan van de kosten van het project;

c. een inhoudelijke beschrijving van het project, waarin de doelstelling van het project, de huidige situatie, de maatregelen benodigd voor het realiseren van de nieuwe situatie, en de nieuwe situatie is omschreven, alsmede de effecten van het project op de verkeersveiligheid;

d. een situatieschets en schetsontwerp van het project;

e. de uitvoeringsplanning;

f. de uit het ‘VIA Statistiek Ongevallen’ geleverde ongevallengegevens met betrekking tot het aantal UMS-ongevallen (uitsluitend materiële schade), ernstig verkeersgewonden en verkeersdoden dat in de 10 voorgaande jaren heeft plaatsgevonden op de projectlocatie (straatnaam projectlocatie);

g. verifieerbare gegevens met betrekking tot het gebruik van de projectlocatie als school-thuisroute

 

Artikel 8  

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor 2017 vast op € 13.654.390,-.

1. Het subsidieplafond wordt als volgt verdeeld:

a. Haarlem-IJmond € 4.915.581,-

b. Gooi en Vechtstreek € 3.003.966,-

c. Noord-Holland Noord € 5.734.843,-

2. Noord-Holland Noord wordt uitgesplitst in drie regio’s:

a. Kop van NH € 1.720.452,-

b. West-Friesland € 1.720.452,-

c. Noord Kennemerland € 2.293.939,-

 

Artikel 9  

1. Een aanvraag om subsidie is tijdig ingediend indien de aanvraag in de periode van 2 januari 2017 tot en met 15 februari 2017 is ontvangen.

2. Een aanvraag om subsidie die buiten de in het vorig lid genoemde periode wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen.

3. Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk 16 weken na 15 februari 2017.

 

Artikel 10  

Subsidie wordt geweigerd indien:

a. een project al is aanbesteed (artikel 1, lid n);

b. een project financieel niet haalbaar is;

c. activiteiten al gesubsidieerd zijn door de provincie Noord-Holland;

d. een project uitsluitend dient ter ontsluiting van woonwijken, bedrijventerreinen of openbare voorzieningen;

e. een project uitsluitend dient voor comfort of verfraaiing;

f. een project uitsluitend de aanpassing of aanleg van recreatieve fietspaden behelst;

g. een project uitsluitend dient voor de aanleg van noodvoorzieningen;

h. een project wordt uitgevoerd door de provincie Noord-Holland, waaraan de subsidieaanvrager een financiële bijdrage dient te leveren;

i. een project naar het oordeel van Gedeputeerde Staten maatregelen omvatten die negatieve gevolgen hebben voor de doorstroming van het openbaar vervoer en/of het provinciaal wegennet.

 

Artikel 11  

1. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

a. de kosten als genoemd in het begrotingsformat in bijlage 1 van deze uitvoeringsregeling benodigd voor de aanleg, plaatsing of uitbreiding van de voorzieningen of infrastructuur;

b. omrijkosten.

2. Subsidie wordt niet verstrekt voor de kosten van:

a. vervanging, beheer of onderhoud;

b. grondverwerving;

c. voorbereiding, administratie en toezicht;

d. saneringskosten.

 

 

Artikel 12  

De subsidie bedraagt:

a. 50 % van de subsidiabele kosten voor de aanleg, plaatsing of uitbreiding van de activiteiten genoemd in artikel 3, lid 1, met uitzondering van de activiteit genoemd onder artikel 3, lid 2 onder b;

b. 50 % van de omrijkosten met een maximum van € 500.000,-;

De vergoeding van de omrijkosten worden uitgekeerd nadat kan worden aangetoond

dat de betreffende omrijkosten voor 100% zijn vergoed aan de vervoerder.

c. indien de kosten onder a of b gedeeltelijk anderszins worden gesubsidieerd, wordt een zodanig subsidiebedrag vastgesteld, dat het totaal van alle subsidies niet meer bedraagt dan 50 % van de subsidiabele projectkosten;

d. 100 % van de subsidiabele kosten voor de aanleg, plaatsing of uitbreiding van

businfrastructuur als bedoeld in artikel 3, lid 2 onder b.

 

Artikel 13  

1. Indien het subsidieplafond van een regio wordt bereikt worden de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt op een prioriteitenlijst per regio.

2. De rangschikking wordt bepaald aan de hand van de criteria en bijbehorende gewichten zoals vermeld in bijlage 2 van deze uitvoeringsregeling.

3. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijsten.

4. De aanvragen die door het bereiken van het subsidieplafond niet kunnen worden gehonoreerd, worden geplaatst op een reservelijst per regio.

5. Indien voldoende vrijval van middelen ontstaat doordat op grond van deze regeling verleende subsidies zijn ingetrokken, omdat niet voldaan is aan de in artikel 14, onder b. genoemde termijn, worden aanvragen die op de reservelijsten staan vermeld naar de volgorde op deze lijsten alsnog gehonoreerd.

 

Artikel 14  

De subsidieontvanger is verplicht om:

a. het logo of de naam van de provincie op alle publiciteitsuitingen te plaatsen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit;

b. het project voor 1 november 2017 aan te besteden, tenzij lid c van toepassing is;

c. indien een op de reservelijst geplaatst project met toepassing van artikel 13 lid 5 alsnog wordt gehonoreerd, het project voor 1 juni 2018 aan te besteden;

d. het project gedurende 10 jaar in stand te houden.

 

Artikel 15  

De subsidieontvanger is verplicht om:

a. binnen 3 weken na aanbesteding van het project hiervan schriftelijk melding te maken bij Gedeputeerde Staten;

b. bij verkoop of teniet doen binnen 10 jaar van het gesubsidieerde project, hiervan per ommegaande melding te maken bij Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 16  

1.Gedeputeerde Staten kunnen na ontvangst van de melding, bedoeld in artikel 15, sub a, een voorschot verlenen van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

2. Gedeputeerde Staten kunnen het in lid 1 bedoelde voorschot gespreid betalen door betalingen te koppelen aan de uitvoeringsplanning.

 

Artikel 17  

1. Bij verkoop of teniet doen van het project binnen de in artikel 14, onder d. omschreven instandhoudingstermijn van 10 jaar, kunnen Gedeputeerde Staten in een zo nodig gewijzigde subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4:49, lid 1 onder c, Awb, de subsidie verlaagd vaststellen.

2. De in lid 1 genoemde verlaging bedraagt 10 procent van de verstrekte subsidie, vermenigvuldigd met het aantal resterende jaren van de in lid 1 genoemde termijn.

 

Artikel 18  

1. Indien de subsidieontvanger een gemeente of een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I, II of IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen is, wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de activiteit is voltooid, ingediend.

2. In de overige gevallen wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen 13 weken na het tijdstip, waarop het project overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening moet zijn voltooid.

3. Gedeputeerde Staten stellen voor de aanvraag als bedoeld in het eerste lid een formulier vast.

4. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in de leden 1 en 2 tot vaststelling van de subsidie.

 

Artikel 19  

1. De Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2016 wordt ingetrokken.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij is geplaatst.

3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018.

4. Deze regeling wordt aangehaald als de Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017.

 

Haarlem, 20 december 2016

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

 

J.W. Remkes, voorzitter

 

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

 

 

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.

Bijlage 1: begrotingsformat

Begrotingsformat subsidieaanvragen behorende bij Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017.

 

Voor een toelichting op de gebruikte termen in onderstaand format, inclusief voorbeelden, zie onderaan het begrotingsformat. Wij vragen u de toelichting aandachtig door te nemen, zodat u het format correct kunt invullen.

Overzicht subsidiabele projectkosten

kostengroep kostencategorie

Bouwkosten Overige bijkomende kosten (Let op! alleen de kosten voor Kabels en Leidingen achten wij subsidiabel en kunnen derhalve in onderstaand schema worden opgevoerd)

Directe kosten benoemd

Directe kosten nader te detailleren

Totale directe kosten

 

Indirecte kosten (maximaal 10% van de totale directe kosten)

Totale kosten per kostencategorie

 

Omrijkosten

 

Totale kosten (totale bouwkosten + totale overige bijkomende kosten + omrijkosten)

 

Uitsplitsing totale subsidiabele projectkosten + gevraagde subsidie

Subsidiabele projectkosten Gevraagde subsidie

Businfrastructuur

(100% subsidiabel)

Overige infrastructuur en voorzieningen

(50% subsidiabel)

Omrijkosten

(50% subsidiabel)

Totaal

Toelichting op begrotingsformat subsidieaanvragen Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017

De uitgangspunten gebruikt voor bovenstaand format zijn neergelegd in de publicatie ‘Standaard Systematiek voor Kostenramingen – SSK-2010, publicatie 137’ van het CROW. Voor het aanvragen van subsidie bent u verplicht bovenstaand format te gebruiken. In het format zijn alleen de kostencategorieën en kostengroepen opgenomen, die de provincie subsidiabel acht. U kunt dus alleen deze kosten opvoeren voor subsidie.

• Kostengroepen:

Directe kosten benoemd: De kosten die rechtstreeks met de productie of de levering van een product of dienst zijn gemoeid en die aanwijsbaar aan dit product of deze dienst zijn toe te rekenen. De ‘directe kosten benoemd’ worden uitgedrukt in een hoeveelheid, eenheid en eenheidsprijs voor de uit te voeren werkzaamheden. Voorbeeld: Er wordt een brug aangelegd. De kosten die resulteren na de berekening van het kostenkerngetal per vierkante meter brugdek maal het daadwerkelijke aantal vierkante meters, vallen onder de ‘directe kosten benoemd’.

Directe kosten nader te detailleren: Dit betreft een toeslag op de ‘directe kosten benoemd’ voor wel voorziene, maar nog niet expliciet uitgewerkte onderdelen. Voorbeeld: Op dit moment is bij de aanleg van de brug nog niet bekend hoe de brugleuningen en de randafwerkingen eruit moeten komen te zien. Voor deze kostenposten wordt middels een toeslag op de ‘directe kosten benoemd’ een bedrag geraamd geheten ‘directe kosten nader te detailleren’.

Indirecte kosten: De kosten binnen een object waarvan niet wordt geregistreerd ten behoeve van welk product of welke dienst ze worden gemaakt. Kosten die hieronder vallen zijn:

eenmalige kosten: kosten gemoeid met het inrichten en opruimen van het werkterrein; algemene bouwplaatskosten: kosten die specifiek op de bouwplaats worden gemaakt, zoals gebruik van rijplaten of wintervoorzieningen personeel, zoals kleding en handschoenen;

uitvoeringskosten: de kosten waarvan de hoogte afhangt van de tijdsduur van een werk, zoals projectmanagement, werkbegeleiding, kwaliteitsborging, verbruik opdrachtnemer; algemene kosten: algemene kosten van het bouwbedrijf, zoals kantoor en directie;

winst en risico: bedragen die zijn opgenomen in de aanneemsom ter dekking van de aannemerswinst en aannemersrisico binnen de bestekken/contracten; bijdragen: bijdragen RAW of bijdragen Fonds Collectief Onderzoek.

• Kostencategorieën:

Bouwkosten: De kosten voor de fysieke realisatie van het object. Het betreffen veelal de kosten die zijn gemoeid met het uiteindelijke uitvoeringscontract en bestaan uit een optelsom van de investeringen in manuren, materiaaluren, materiaalkosten, huurkosten en leveranties. Voorbeeld: De bouwkosten voor een weg omvatten de kosten voor de aanleg van de aardebaan en de wegverhardingen.

Overige bijkomende kosten: Alle kosten die niet tot de bouwkosten, vastgoedkosten of engineeringskosten kunnen worden gerekend. Voorbeelden van ‘overige bijkomende kosten’ zijn: heffingen, leges, vervangend vervoer, maar ook het verleggen van kabels en leidingen van derden. De provincie acht alleen de werkzaamheden gemoeid met kabels en leidingen subsidiabel en om die reden vragen wij u alleen deze kosten op te nemen in bovenstaand format.

• Uitsplitsing totale subsidiabele projectkosten (onderste gedeelte begrotingsformat)

Wij verzoeken u om de totale subsidiabele kosten uit te splitsen naar de hieronder genoemde onderdelen (voor zover van toepassing):

a. Businfrastructuur: De fundering en de verhardingen van busbanen met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels.

b. Overige infrastructuur en voorzieningen: Fietsinfrastructuur, fietsparkeervoorzieningen, bushaltevoorzieningen, bushalte-infrastructuur, verkeersregelinstallaties (VRI’s), parkeervoorzieningen, voetpadinfrastructuur, weginfrastructuur alsmede bewegwijzering en openbare verlichting.

c. Omrijkosten: Extra kosten die de aanbieder van openbaar vervoer moet maken, omdat hij moet omrijden of omdat hij vertraging ondervindt op de route vanwege een project in uitvoering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze kosten zijn niet benoemd in de SSK-2010, publicatie 137, van het CROW, maar achten wij wel subsidiabel. Om die reden worden deze kosten apart benoemd.

 

Hieronder treft u een nadere toelichting aan op de niet-subsidiabele kosten, zoals opgenomen in artikel 11, lid 2 van de Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017. Onderstaande toelichting sluit aan op de terminologie gebruikt door het CROW in de SSK-2010, publicatie 137, en geeft nogmaals aan dat dergelijke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen en derhalve niet zijn opgenomen in het begrotingsformat:

Vervanging, beheer of onderhoud: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘levensduurkosten’. Let op! Het CROW rept binnen de definiëring van deze kostencategorie niet over het element vervangingskosten. Echter, de provincie acht deze kosten niet subsidiabel en ze zijn derhalve niet in het begrotingsformat opgenomen.

Grondverwerving: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘vastgoedkosten’.

Voorbereiding, administratie en toezicht: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘engineeringskosten’.

Bodemsanering: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘bouwrijp maken’.

 

Bijlage 2: Beoordelingsmethodiek behorende bij Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017

 

De rangorde van projecten waarvoor subsidie is aangevraagd, als bedoeld in artikel 13 lid 2 van de regeling, wordt per regio bepaald, door de projecten een score van 0-100 punten toe te kennen op basis van criteria voor doelbereik op de doelstelling verkeersveiligheid.

 

Criteria bij de doelstelling verkeersveiligheid

Onder verkeersveiligheid wordt ten behoeve van de prioritering verstaan de mate waarin het verkeer in een veilige staat (zonder doden, gewonden, etc.) kan plaatsvinden.

Voor de prioritering worden twee criteria gehanteerd:

 

A. De urgentie van het project: in hoeverre geeft de verkeersveiligheid op het betreffende wegvak reden om maatregelen te nemen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Maximaal aantal punten: 70.

Voor de beoordeling van dit criterium worden de volgende indicatoren gebruikt:

1. De Duurzaam Veilig-meter: door middel van dit wetenschappelijk onderbouwd instrument wordt op een schaal van 0-100% (0% is zeer onveilig, 100% is zeer veilig) bepaald in hoeverre het wegvak en/of de kruising voldoet aan de principes van Duurzaam Veilig. Weging: 100% - DV-score% = totale percentuele score. Deze totale percentuele score wordt afgezet tegen het maximaal haalbare aantal punten van 35.

2. De uit het ‘VIA Statistiek Ongevallen’ geleverde ongevallengegevens met betrekking tot het aantal UMS-ongevallen (uitsluitend materiële schade), ernstig verkeersgewonden en verkeersdoden dat in de 10 voorgaande jaren heeft plaatsgevonden op de projectlocatie (straatnaam projectlocatie). Het aantal UMS ongevallen scoort hierbij het laagst en het aantal plaatsgevonden dodelijke ongevallen scoort hierbij het hoogst. Deze totale score wordt afgezet tegen het maximaal haalbare aantal punten van 15.

3. De aanwezigheid van school-thuisroute voor één of meerdere scholen. De te subsidiëren activiteit leidt tot een aantoonbare en significante verbetering van de verkeersveiligheid op een verbinding die structureel en in aanmerkelijke mate wordt gebruikt voor schoolverkeer: maximaal haalbare aantal punten van 20.

 

B. De kwaliteit en effectiviteit van de door middel van het te subsidiëren project te realiseren maatregelen. Maximaal aantal punten: 30.

Voor de beoordeling van dit criterium worden de volgende indicatoren gebruikt:

1. De bewezen effectiviteit van de te subsidiëren maatregelen: is het effect van de maatregel wetenschappelijk door het SWOV of het CROW bewezen? Ja= 15 punten. Nee = 0 punten.

Door CROW bewezen maatregelen die hard rijden effectief lijken tegen te gaan:

 Kruispuntplateaus;

 Slingerremmers;

 Verkeerseilanden;

 Inrichting van de omgeving;

 Aanpassen wegoppervlak (ruw wegoppervlak)(CROW 2014 – Factsheet snelheidsremmende maatregelen. Ede).

 

Door het SWOV bewezen maatregelen die een positief effect hebben op de verkeersveiligheid:

 Herinrichting zone 30;

Een zone 30 is een aaneengesloten gebied van wegvakken en kruispunten met een snelheidslimiet van 30 km/uur. Het wegbeeld dient hierbij in overeenstemming te zijn met deze maximumsnelheid, dit vindt plaats door de aanwezigheid van snelheidsremmende infrastructuur zoals verkeersdrempels en vernauwingen en dergelijke. Uitsluitend autoverkeer dat er een herkomst of bestemming heeft mag volgens de principes van Duurzaam Veilig in een zone 30 km komen; (meer informatie: SWOV 2010, factsheet Zone 30 of CROW 2012, Basiskenmerken wegontwerp – Categorisering en inrichting van wegen).

 Herinrichting zone 60;

Een zone 60 is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom waarop relatief veel fietsers, langzaam gemotoriseerd verkeer en bestemmingsverkeer komt, met een snelheidslimiet van 60 km/u. Het wegbeeld dient hierbij in overeenstemming te zijn met deze maximum snelheid. Het volledig Duurzaam Veilig herinrichten van een Zone 60 bestaat uit het uitvoeren van alle volgende wegvak maatregelen:

• instellen maximumsnelheid 60 km/uur;

• één rijbaan (rijloper), dus geen asmarkering;

• kantmarkering alleen bij verhardingsbreedte > 4,5 m en in bijzondere situaties;

• fiets/ suggestiestroken bij verhardingsbreedte > 6,5 m;

• bij lange rechtstanden plaatselijke versmallingen of

• snelheidsremmers;

En om de volgende kruispuntmaatregelen:

• gelijkwaardige kruispunten: bij voorkeur T-splitsingen;

• snelheidsremmende maatregelen op kruispunten, bij voorkeur plateaus.

Bij een sobere herinrichting van een zone 60 worden van beide benodigde maatregelen, wegvak maatregelen en kruispuntmaatregelen, alleen de eerste twee toegepast. Dit zijn de volgende maatregelen:

• instellen maximumsnelheid 60 km/uur;

• één rijbaan (rijloper), dus geen asmarkering;

• gelijkwaardige kruispunten: bij voorkeur T-splitsingen;

• snelheidsremmende maatregelen op kruispunten, bij voorkeur plateaus.

 

 Aanleg vrij liggende fietspaden;

 Aanleg parallelwegen;

 Obstakelvrije afstand;

 Ongelijkvloerse kruisingen;

 Rotondes binnen de bebouwde kom;

 Rotondes buiten de bebouwde kom;

 Plateaus op kruispunten (SWOV 2013 – Update effectiviteit en kosten van verkeersveiligheidsmaatregelen. Den Haag).

 

2. Heeft het project maatregelen ten behoeve van de fietsinfrastructuur? Ja= 15 punten, nee= 0 punten.

 

Uitgegeven op 21 december 2016

 

 

Naar boven