Provinciaal blad van Limburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2016, 6930 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2016, 6930 | Verordeningen |
Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v.
Provinciale Staten van Limburg
maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in artikel 145 van de Provinciewet, bekend dat zij in hun vergadering van 16 december 2016 hebben vastgesteld de nieuwe integrale tekst van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v.:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
de som van de periodiek betaalde beloningen en de winstdelingen en bonusbetalingen, met uitzondering van belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en met uitzondering van door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde niet op de beloning ingehouden sociale verzekeringspremies;
de functie van leidinggevend of toezichthoudend topfunctionaris zoals bedoeld in de WNT of een opvolger van deze wet of andere daartoe in de WNT of een opvolger van deze wet aangewezen functionaris. De functie van (top)functionaris kan hierbij worden vervuld op grond van een (fictieve) dienstbetrekking of anders dan op grond van een (fictieve) dienstbetrekking
Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies (zoals bedoeld in artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht) waarover niet bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.
De verordening vormt zonder nadere uitwerking in nadere regels geen wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar Gedeputeerde Staten verklaren deze verordening wel van toepassing op subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze verordening is van toepassing op subsidies die op basis van Europese wet- en regelgeving worden verstrekt dan wel die in het kader van co-financiering van een Europese subsidie worden verstrekt, voor zover deze niet in strijd is met de voor de bedoelde subsidies geldende Europese voorschriften.
Ten aanzien van subsidies die als staatssteun zoals bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn aan te merken, is deze verordening van toepassing voor zover deze niet in strijd is met Europeesrechtelijke regels.
Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, zijn Gedeputeerde Staten het bevoegde bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening en van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 5 Grondslag subsidieverstrekking
Gedeputeerde Staten stellen, indien zij van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid gebruik willen maken, per beleidsterrein, onderdelen van beleidsterreinen of voor een programma of project nadere regels vast. Hierbij zullen Gedeputeerde Staten aandacht hebben voor de verhouding tussen de aard van de nadere regels en de zwaarte van de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager/-ontvanger. In de nadere regels wordt ten minste gepreciseerd:
Van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan door Gedeputeerde Staten slechts gebruik worden gemaakt voor zover zij nadere regels hebben vastgesteld zoals bedoeld in het tweede lid, dan wel indien toepassing wordt gegeven aan één van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan door Gedeputeerde Staten slechts gebruik worden gemaakt indien de activiteiten van de subsidieontvanger in overwegende mate gericht zijn op de Nederlandse provincie Limburg en/of aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de Nederlandse provincie Limburg of op een andere wijze het belang van de Nederlandse provincie Limburg dienen.
Gedeputeerde Staten kunnen in nadere regels bepalen dat een subsidie aan een rechtspersoon of aan een natuurlijk persoon kan worden geweigerd of worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
HOOFDSTUK 2 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 11 Bij een aanvraag in te dienen gegevens
Een aanvraag voor een projectsubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:
een begroting, omvattende een overzicht van alle realistisch geraamde kosten, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een dekkingsplan voor de kosten van die activiteiten. Indien bij een aanvraag voor een projectsubsidie bij de bepaling van de kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van door Gedeputeerde Staten vast te stellen standaardberekeningswijzen. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door Gedeputeerde Staten te bepalen definities;
Een aanvraag voor een exploitatiesubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:
een activiteitenplan dat voldoet aan het gestelde in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;
een begroting die voldoet aan het gestelde in artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht.
De aanvrager dient desgewenst op verzoek van Gedeputeerde Staten een beschrijving te geven van eventuele organisatorische verbanden met andere rechtspersonen en van eventuele banden van financiële aard die blijvend van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten of op de inkomsten daaruit.
Indien een aanvrager voor de eerste keer een exploitatiesubsidie aanvraagt, voegt hij een afschrift van de oprichtingsakte dan wel de laatst gewijzigde statuten, het jaarverslag, de jaarrekening dan wel de balans van het vorige jaar als bijlagen toe aan de aanvraag. Indien van toepassing worden bij een volgende aanvraag de gewijzigde statuten overgelegd.
Gedeputeerde Staten kunnen in specifieke gevallen afwijken van het bepaalde in dit artikel en ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede tot en met zesde lid, van dit artikel genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.
Artikel 15 Niet-subsidiabele kosten
kosten die samenhangen met financiële en/of contractuele verplichtingen aangegaan voordat een projectsubsidie is aangevraagd, met uitzondering van voorbereidingskosten zoals kosten voor onderzoek, voorlichtingsactiviteiten of het ontwikkelen van plannen met betrekking tot de in de aanvraag genoemde activiteiten, tenzij in nadere regels anders is bepaald;
Indien na het indienen van de subsidieaanvraag financiële en/of contractuele verplichtingen worden aangegaan die betrekking hebben op de in de aanvraag genoemde activiteiten of aanvrager beslist iets na te laten in afwachting van de subsidiebeschikking en Gedeputeerde Staten besluiten tot (gedeeltelijke) afwijzing van de aanvraag, zijn de (financiële) consequenties van het aangaan van voornoemde verplichtingen en/of het nalaten voor risico van de aanvrager.
Artikel 16 Subsidiabele loonkosten projectsubsidies
Bij de aanvraag voor een projectsubsidie verstrekt de aanvrager informatie omtrent de van het project deel uitmakende directe loonkosten. Het maximale subsidiabele uurtarief bedraagt de geldende WNT-norm gedeeld door 1.650 productieve uren per jaar, zijnde het vastgestelde aantal productieve uren per fulltime dienstverband, dan wel een evenredig deel van deze norm, indien het dienstverband van kortere duur is of indien sprake is van een dienstverband met een kleinere omvang dan een fulltime dienstverband.
De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd, indien:
niet wordt voldaan aan het in artikel 5, vierde lid opgenomen criterium dat de activiteiten van de aanvrager in overwegende mate gericht zijn op de provincie Limburg en/of aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de Nederlandse provincie Limburg of op een andere wijze het belang van de Nederlandse provincie Limburg dienen;
Met het oog op een doelmatige besteding van provinciaal subsidiegeld, wordt onverminderd het bepaalde in het eerste lid, de aanvraag om een exploitatiesubsidie geweigerd indien aannemelijk is dat de subsidieontvanger de provinciale subsidie zal besteden aan inkomens boven het bezoldigingsmaximum in de WNT. In geval van bijzondere omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten hiervan afwijken.
HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 20 Verplichtingen algemeen
Indien door of namens de subsidieontvanger een of meer publicaties worden gedaan met betrekking tot de te subsidiëren activiteit(en), dient bij die publicaties gebruik te worden gemaakt van het betreffende actuele logo van de Provincie Limburg en te worden vermeld dat het project wordt gerealiseerd met steun van de Provincie Limburg.
Indien de subsidie € 25.000,00 of meer bedraagt en de periode van uitvoering van de activiteiten meer dan 12 maanden duurt, kan een tussentijdse voortgangsrapportage ten hoogste één keer per 12 maanden worden gevraagd, tenzij in het belang van een doelmatige subsidieverstrekking vaker een rapportage is gewenst. Indien tussentijdse verantwoording als verplichting wordt opgelegd, wordt het tijdstip van aanleveren van de tussentijdse rapportage in de subsidieverleningsbeschikking vastgelegd.
Het object waarvoor een subsidie is verleend van € 25.000,00 of meer mag niet binnen een periode van 10 jaar na realisering daarvan worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij Gedeputeerde Staten hier uitdrukkelijk toestemming voor verlenen. In het laatste geval kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat een vergoeding verschuldigd is, waarbij bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan wordt van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen.
De subsidieontvanger die een exploitatiesubsidie of een projectsubsidie van € 125.000,00 of meer ontvangt of op wie artikel 32, tweede lid of vierde lid van deze verordening van toepassing is, voert een financiële administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem aan het project toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten en opbrengsten kunnen worden afgelezen en gespecificeerd, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een inzichtelijke tijdschrijving controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn. Tevens wordt in de financiële administratie een strikte scheiding aangebracht tussen de gesubsidieerde en de overige activiteiten.
De subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie is verplicht toestemming aan Gedeputeerde Staten te vragen voor het oprichten van dan wel het deelnemen in een rechtspersoon zoals gesteld in artikel 4:71, eerste lid, sub a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Behalve in het geval van waarderingssubsidies verzekert de subsidieontvanger zich tegen de door Gedeputeerde Staten aangegeven risico’s. De subsidieontvanger sluit in ieder geval een adequate verzekering tegen de risico's van wettelijke aansprakelijkheid en van brandschade. Voorts sluit de subsidieontvanger een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor haar bestuurder(s) af indien het totaal aan subsidies voor de betrokken subsidieontvanger over een jaar € 125.000,00 of meer bedraagt. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dienen de polisbladen desgevraagd te worden overgelegd.
Artikel 23 Reserves en voorzieningen
Met betrekking tot het mogen vormen van reserves en voorzieningen door een ontvanger van een structurele exploitatiesubsidie, kunnen Gedeputeerde Staten beleidsregels vaststellen.
Artikel 24 Verplichtingen bij aanbesteding
De subsidieontvanger die een subsidie van € 125.000,00 of meer ontvangt, neemt de bepalingen van door Gedeputeerde Staten vast te stellen regels inzake aanbesteding bij subsidiëring in acht bij de verlening van opdrachten voor leveringen, diensten of werken in het kader van de uitvoering van activiteiten die met die subsidie worden gefinancierd.
Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming
In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten een vergoeding verschuldigd, welke bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het een onroerende zaak betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.
Gedeputeerde Staten kunnen op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding is verschuldigd, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling, en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.
In geval sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, dan wel, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, kennelijke beëindiging van de activiteiten en indien de instelling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in staat is de eventueel resterende gelden of (on)roerende zaken overeenkomstig de doelstelling van de instelling aan te wenden, wordt het positief liquidatiesaldo bij voorrang ter beschikking gesteld van de Provincie Limburg, indien een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid Burgerlijk Wetboek opgestelde (liquidatie)rekening dat toelaat.
Artikel 26 Overige verplichtingen
Gedeputeerde Staten kunnen naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Gedeputeerde Staten kunnen voorts verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht. Gedeputeerde Staten kunnen in dat kader in elk geval verplichtingen opleggen ten aanzien van SROI en/of toegankelijkheid voor mindervaliden. In nadere regels kunnen deze nader worden uitgewerkt.
HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVASTSTELLING/-VERANTWOORDING
Artikel 28 Indieningstermijn voor de subsidievaststelling
Indien de subsidie niet, conform artikel 13, derde en vierde lid, al direct bij de verlening, zonder voorafgaande verleningsbeschikking, is vastgesteld, dient schriftelijk een bevoegdelijk ondertekende aanvraag tot subsidievaststelling te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, of een door dit college aangewezen instantie, binnen zes maanden na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.
Betreft de aanvraag tot vaststelling een exploitatiesubsidie dan wordt de aanvraag tot subsidievaststelling vóór 1 juli van het jaar na afloop van het betreffende jaar (c.q. jaren) waarvoor de subsidie is verstrekt, ingediend. In het geval van meerjarige exploitatiesubsidies zal in de beschikking worden aangegeven of de subsidie jaarlijks dan wel na afloop van de subsidieperiode zal worden vastgesteld.
Artikel 31 Verantwoording subsidies tot € 25.000,00
Subsidies tot € 25.000,00 en subsidies verstrekt onder toepassing van artikel 13, vierde lid, worden zonder voorafgaande subsidieverlening door Gedeputeerde Staten direct vastgesteld en steekproefsgewijs wordt gecontroleerd of de activiteit(en) waarvoor subsidie is verstrekt, is/zijn verricht conform de opgelegde verplichtingen.
Artikel 32 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,00 tot € 125.000,00
Ter voorkoming van over-subsidiëring en/of op basis van risico-inschatting kunnen Gedeputeerde Staten in voorkomende gevallen bepalen dat de subsidieontvanger naast de bescheiden genoemd in het eerste lid op basis van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aantoont dat de kosten zijn gemaakt en er sprake was van een financieringsbehoefte.
De ontvanger van een exploitatiesubsidie dient naast de bescheiden in het eerste lid op basis van een verklaring inzake kosten en opbrengsten aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dient daarbij de stand van de reserves en voorzieningen aan te geven of overlegt een jaarrekening zoals bedoeld in artikel 4:75, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 33 Verantwoording subsidies vanaf € 125.000,00
De aanvraag tot vaststelling bevat:
een overzicht van de activiteit(en) en de hieraan verbonden kosten en opbrengsten (financieel verslag of jaarrekening). Wanneer een ontvanger van een exploitatiesubsidie zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de provinciale subsidie, is artikel 4:77 juncto 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op het financieel verslag;
Instellingen die een jaarlijkse exploitatiesubsidie ontvangen, kunnen provinciale projectsubsidies waarover financiële verantwoording moet worden afgelegd via de jaarlijkse rekening en verantwoording ter subsidievaststelling aanbieden. Voorwaarde is dat de aan het project toe te rekenen kosten en opbrengsten expliciet en transparant in de jaarverantwoording zijn opgenomen.
Artikel 35 Verantwoording via de SiSa-systematiek
Subsidies aan (mede)overheden gefinancierd uit middelen die het Rijk aan de Provincie Limburg ter beschikking stelt om specifiek beleid van het Rijk uit te voeren (de zogenaamde specifieke uitkeringen), eventueel aangevuld met provinciale middelen, worden verantwoord volgens de krachtens de financiële verhoudingswet en aanverwante regelgeving vormgegeven SiSa-systematiek.
HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 36 Wijziging/intrekking subsidie
Gedeputeerde Staten trekken een beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in of wijzigen deze ten nadele van de ontvanger indien de subsidieverlening of subsidievaststelling toch in strijd blijkt te zijn met artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.
Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen, die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.
Artikel 40 Intrekken verordening en overgangsrecht
Bij het in werking treden van deze verordening wordt de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg ingetrokken, met dien verstande dat de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg van toepassing blijft voor subsidiebesluiten die zijn genomen vóór inwerkingtreding van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v., ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.
De Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. is van toepassing op nadere regels en beleidsregels die onder de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg zijn vastgesteld, tenzij Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de aanvrager daardoor in zijn belangen wordt geschaad. In dat laatste geval handelen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg.
Provinciale Staten voornoemd
de griffier,
mw. drs. J.J. Braam
de voorzitter,
dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
In 2009 is in het kader van deregulering en vermindering van administratieve lasten het Kader financieel beheer rijkssubsidies vastgesteld. Het is een rijksbreed bindend kader dat de uitvoering en verantwoording van rijkssubsidies vereenvoudigt en uniformeert. Dit Rijksbreed/Uniform subsidiekader beoogt vermindering van de regeldruk en de uitvoerings- en controlelasten bij subsidies. De landelijke trend is dat medeoverheden, zoals provincies en gemeenten, zich aansluiten bij dit Rijksbreed/Uniform subsidiekader en het gedachtegoed ervan omarmen. Ook de Provincie Limburg heeft deregulering en klantgerichtheid hoog in het vaandel staan en beoogt verdere reductie van administratieve lasten te bevorderen en heeft daartoe in 2011 de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg vastgesteld.
Het subsidiekader is gebaseerd op de uitgangspunten: proportionaliteit; sturing op prestaties en hoofdlijnen; uniformering en vereenvoudiging en verantwoord vertrouwen. Op basis van deze uitgangspunten is een aantal met elkaar samenhangende maatregelen ontwikkeld:
drie standaard uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen waarvan de toepassing wordt bepaald door de hoogte van het subsidiebedrag, uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces (o.a. termijnen, voorschotten, rapportages) en beleid om misbruik te voorkomen.
Een belangrijk aspect in het subsidietraject is gelegen in vereenvoudiging van de regels voor de verantwoording van de subsidie. Hierbij wordt rekening gehouden met de proportionaliteit tussen subsidiebedrag en lasten. Hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger, hoe minder of eenvoudiger de verplichtingen zijn en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht. Bij subsidiebedragen tot € 125.000,00 gaat de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. (hierna: verordening) uit van subsidiëring op basis van activiteiten c.q. resultaten. Informatieverplichtingen voor de subsidieontvangers zijn verminderd: geen tussentijdse rapportages meer voor kortlopende subsidies. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger is de belangrijkste factor bij subsidieverstrekking. Zo heeft de subsidieontvanger een meldingsplicht indien situaties zich voordoen zoals opgenomen in artikel 21.
De drie standaard uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen en grensbedragen
Hoogte subsidiebedrag en verantwoording
Arrangement 1 tot € 25.000,00: direct vaststellen en desgevraagd (steekproefsgewijs)
verantwoording over de prestaties
Arrangement 2 Vanaf € 25.000,00 tot € 125.000,00: verantwoording over de prestaties
Arrangement 3 Vanaf € 125.000,00: verantwoording over kosten en prestaties
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING PROVINCIE LIMBURG 2017 e.v.
De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geeft het wettelijk kader voor het verstrekken van subsidies door bestuursorganen (hoofdstuk 4, titel 4.2 ‘subsidies’). Belangrijk uitgangspunt van dat kader is dat subsidieverstrekking slechts mogelijk is als daaraan een wettelijk voorschrift (lees: verordening) ten grondslag ligt waarin wordt bepaald welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen. Voor de provinciale bestuursorganen is voornoemde grondslag gelegen in deze verordening in combinatie met nadere regels van Gedeputeerde Staten (zie de toelichting bij artikel 5). De verordening op zichzelf is geen wettelijk voorschrift . De subsidietitel van de Awb biedt een gedetailleerd kader van het proces van subsidieverstrekking. Daarom zijn veel bepalingen niet nog een keer opgenomen in deze verordening. Dat impliceert uiteraard wel dat het lezen van de verordening alleen niet voldoende is om een volledig beeld te krijgen van alle regels waardoor provinciale subsidies worden beheerst. Daarvoor bieden de verordening én de Awb samen de basis. In aanvulling daarop kunnen Gedeputeerde Staten ook nog ‘nadere regels’ en beleidsregels vaststellen. Daarbij kan het gaan om regels, waarin nadere inhoudelijke criteria worden geformuleerd. Maar ook procedurevoorschriften, waarin (aanvullende) eisen worden gesteld over bijvoorbeeld het tijdstip waarop subsidie moet worden aangevraagd en verantwoord en de gegevens die daarbij moeten worden overgelegd. Gedeputeerde Staten hebben bij het vaststellen van ‘nadere regels’ en beleidsregels klantvriendelijkheid en deregulering hoog in het vaandel staan.
Het vorenstaande impliceert dat subsidierelaties worden beheerst door de wet (Awb), een verordening (de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. dan wel een andere specifieke verordening) en beleidsSpecifieke nadere regels. Bij een subsidieaanvraag zal derhalve eerst de Awb bekeken worden, daarna de onderhavige verordening en vervolgens de nadere regels die betrekking hebben op het beleidsterrein waarvoor subsidie wordt gevraagd.
De onderhavige verordening is in beginsel van toepassing op het verstrekken van subsidies op alle provinciale beleidsterreinen. Voor een aantal heel specifieke beleidsterreinen bestaan daarop afgestemde ‘eigen’ subsidieverordeningen zoals de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied en de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer.
Gedeputeerde Staten verklaren de onderhavige verordening van toepassing op subsidies zoals genoemd in artikel 4:23, derde lid, van de Awb.
In deze verordening zijn Gedeputeerde Staten het orgaan, binnen de door de Provinciale Staten vastgestelde financiële en beleidsmatige kaders, dat met de uitvoering is belast. Een en ander is in overeenstemming met het gedachtegoed van het dualisme. Gedeputeerde Staten hebben hiermee de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook over het verstrekken van voorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. Uitgezonderd van deze algemene bevoegdheidsoverdracht zijn de gevallen waarin bij of krachtens wet uitdrukkelijk is bepaald welk bestuursorgaan bevoegd is. Zijn daarbij Gedeputeerde Staten aangewezen, dan is overdracht van bevoegdheid uiteraard niet nodig. Is in de wet Provinciale Staten als bevoegd orgaan aangewezen dan zal bezien worden of het opportuun is dat Provinciale Staten de bevoegdheid aan zich houden.
Artikel 5 Grondslag subsidieverstrekking
Deze verordening (met een globale omschrijving van te subsidiëren activiteiten) is op zichzelf niet reeds aan te merken als een wettelijk voorschrift, in de zin van artikel 4:23, eerste lid, van de Awb (zie ook artikel 2, tweede lid, van deze verordening). Daartoe zijn nadere c.q. aanvullende regels van Gedeputeerde Staten vereist waarin concreet is uitgewerkt op basis van welke criteria, welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen. Gedeputeerde Staten hanteren ook bij nadere regels de uitgangspunten klantvriendelijkheid en deregulering.
Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelsleutel
Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen. Het subsidieplafond is een instrument waarmee het bestuursorgaan de uitgaven op grond van een subsidieregeling binnen het in de begroting vastgelegde kader kan houden. Het is volgens artikel 4:25 Awb alleen mogelijk om met subsidieplafonds te werken, als de verordening daar de mogelijkheid voor biedt.
Een subsidieplafond zal vooral uitkomst bieden als sprake is van een potentieel zeer ruime kring van subsidieontvangers waarvan op voorhand vaststaat dat niet alle aanvragen gehonoreerd kunnen worden.
Het vaststellen van een subsidieplafond impliceert, dat subsidieaanvragen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden. Het subsidieplafond moet bekend worden gemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Een subsidieplafond kan bijvoorbeeld jaarlijks, voor een deel van het jaar (zoals halfjaarlijks of voor een bepaalde tranche) of voor de gehele looptijd van een subsidieregeling worden vastgesteld. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet het bestuursorgaan ook de wijze van verdeling van de beschikbare middelen aangeven.
Artikel 11 Bij een aanvraag in te dienen gegevens
Subsidieverstrekking geschiedt alleen op schriftelijke aanvraag.
De subsidietitel van de Awb bevat geen specifieke voorschriften waaraan een aanvraag moet voldoen.
Daarvoor moet in de eerste plaats worden teruggevallen op de algemene bepalingen van afdeling 4.1.1. Awb omtrent het aanvragen van beschikkingen (naam, adres, dagtekening en aanduiding van de gevraagde beschikking). Daarnaast dient de aanvrager de gegevens te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2 Awb).
In de tweede plaats moet de onderhavige verordening worden geraadpleegd. Hierin is bepaald dat een bevoegdelijke ondertekende aanvraag in beginsel vergezeld dient te gaan van een activiteitenplan en een begroting.
Gedeputeerde Staten zullen nadere regels vaststellen met betrekking tot standaardberekeningswijzen en daarbij gehanteerde kostenbegrippen. Deze nadere regels worden gebruikt indien bij de bepaling van de kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven.
Gedeputeerde Staten kunnen verder nadere regels stellen over de gegevens die bij een aanvraag moeten worden overgelegd, zo kunnen zij ook bepalen dat er andere of minder gegevens nodig zijn dan genoemd in dit artikel. Ook kunnen Gedeputeerde Staten formulieren en richtlijnen opstellen voor gegevens die bij een aanvraag dienen te worden overgelegd, zoals bijvoorbeeld een aanvraagformulier of een begrotingsformat.
Artikel 12 Beslistermijn op een aanvraag voor een subsidie
Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen Gedeputeerde Staten gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. Ingevolge art. 4:13 Awb geldt een redelijke termijn, zijnde in ieder geval acht weken. Bij verordening kan daarvan worden afgeweken.
Per subsidie zal bekeken worden wat het -in het eerste lid omschreven- noodzakelijke bedrag is om de activiteiten/het project te kunnen realiseren. Er is in ieder geval geen sprake van een noodzaak als de kosten reeds uit anderen hoofde door een overheid of derden worden gefinancierd en/of als de begroting reeds sluitend is.
Artikel 15 Niet-subsidiabele kosten
De in het eerste lid genoemde kosten zijn niet-subsidiabel. Met het gestelde in het eerste lid, onder sub b wordt bedoeld dat de Provincie Limburg in beginsel geen lopende projecten subsidieert. Daarom komen kosten die samenhangen met verplichtingen aangegaan, vóórdat een subsidie is aangevraagd niet voor subsidie in aanmerking. Voor sommige voorbereidende werkzaamheden wordt een uitzondering gemaakt. Met het gestelde onder het eerste lid, onder sub c wordt bedoeld dat Gedeputeerde Staten geen kosten subsidiëren die bijvoorbeeld al door verzekeringen worden gedekt. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten ook andere kosten niet-subsidiabel verklaren.
Artikel 16 Subsidiabele loonkosten projectsubsidies
In het kader van een doelmatige besteding van subsidiegelden, wil de Provincie Limburg in principe geen loonkosten subsidiëren die buitensporig hoog zijn. We hebben hier immers te maken met gemeenschapsgeld. Om te voorkomen dat subsidiemiddelen worden ingezet om buitensporige lonen te bekostigen ten koste van de activiteiten/het project, wordt in dit artikel bepaald welke loonkosten tot welk bedrag subsidiabel zijn. Voor het maximaal te subsidiëren uurtarief c.q. normbedrag voor directe loonkosten is aansluiting gezocht bij de WNT-norm. De WNT-norm wordt jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd.
Dit artikel is aanvullend op de weigeringsgronden in de Awb.
Reden voor het in het eerste lid opnemen van sub b en g is om te bewerkstelligen dat met de provinciale middelen een provinciaal belang wordt gediend. In het Rijksbreed/Uniform subsidiekader wordt uitgegaan van vertrouwen. Het beschamen van dit vertrouwen zal door de Provincie Limburg worden aangepakt. Hiertoe kunnen Gedeputeerde Staten beleidsregels opstellen. Sub i in het eerste lid is opgenomen om op voorhand subsidies te kunnen weigeren aan subsidieontvangers die reeds misbruik, dan wel oneigenlijk gebruik van door de Provincie Limburg verstrekte subsidies hebben gemaakt (zie ook artikel 27 van deze verordening).
De reden voor het opnemen van het tweede lid is dat de Provincie Limburg het maatschappelijk onacceptabel vindt om instellingen, die zelf zogenaamd niet in staat zijn inkomsten te genereren, te subsidiëren in hun exploitatie, terwijl diezelfde instellingen wel excessieve beloningen verstrekken aan hun topfunctionarissen. Naar het oordeel van de Provincie is aannemelijk dat de provinciale subsidie zal worden besteed aan inkomens boven het bezoldigingsmaximum in de WNT indien bij de subsidieontvanger een of meer topfunctionarissen werkzaam zijn (in dienst of ingehuurd) met een bezoldiging die boven de WNT norm ligt.
Artikel 18 Bevoorschotting en betaling
Subsidies tot € 25.000,00 worden direct vastgesteld. Hier vindt geen bevoorschotting plaats, maar wordt het gehele subsidiebedrag in één keer uitbetaald. Bij subsidies vanaf € 25.000,00 heeft de subsidieontvanger in principe geen recht op uitbetaling van het subsidiebedrag. In de meeste gevallen heeft de aanvrager het geld echter wel direct nodig om de activiteit te kunnen financieren. Gedeputeerde Staten kunnen daarom voorschotten op het subsidiebedrag toekennen en kunnen hiertoe beleidsregels vaststellen.
Uit artikel 4:93 van de Awb vloeit voort dat verrekening van een bestuursrechtelijke geldschuld met een bestaande vordering slechts mogelijk is voor zover daarin bij wettelijk voorschrift is voorzien. Dat betekent dat teveel betaalde subsidie voor het ene jaar niet zomaar mag worden verrekend met subsidie voor het volgende jaar. Er moet een wettelijke grondslag (een wet of een provinciale verordening) zijn waarin staat dat verrekend mag worden. Het gaat hierbij om een ‘kan-bepaling’, er kan verrekend worden, er moet niet worden verrekend. Voorgaande biedt de mogelijkheid om bij een subsidieverstrekking een nog te ontvangen bedrag (bv. wegens een lagere vaststelling van een subsidie door de ontvanger terug te betalen bedrag) te verrekenen bij de subsidieverstrekking voor een volgend jaar.
Artikel 20 Verplichtingen algemeen
In dit artikel staan de verplichtingen vermeld die elke subsidieontvanger in ieder geval in acht moet nemen. Bij het niet naleven van deze verplichtingen kunnen Gedeputeerde Staten sancties treffen (lagere vaststelling, ten nadele wijzigen of intrekking van de subsidie). Gedeputeerde Staten kunnen hiertoe beleidsregels vaststellen. De verplichting in het tweede lid omvat ook publicaties per e-mail of via internet. Het actuele logo zoals bedoeld in artikel 20, tweede lid, is te downloaden via www.limburg.nl/subsidies.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig schriftelijk en gemotiveerd bij Gedeputeerde Staten melding te maken van het feit dat de gesubsidieerde activiteit niet (geheel) en/of niet tijdig zal worden verricht en/of niet aan de eventuele voorwaarde(n) zal worden voldaan. Verder doet de subsidieontvanger onmiddellijk schriftelijk en gemotiveerd melding aan Gedeputeerde Staten van wijzigingen van 20% of meer in de begrote kosten of opbrengsten. Ook dient een subsidieontvanger onverwijld schriftelijk te melden zodra een bezoldiging die hoger is dan de maximale bezoldiging in de WNT wordt/is overeengekomen voor het vervullen van de functie van topfunctionaris.
In het geval van een melding zal beoordeeld moeten worden of daaraan consequenties worden verbonden voor de subsidie. Zo zou het kunnen zijn dat in het geval de activiteiten niet of niet geheel worden uitgevoerd of de begroting substantieel wijzigt, de subsidie lager wordt bijgesteld. Het kan ook zijn dat er nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten, maar dat de hoogte van het subsidiebedrag desondanks gelijk blijft.
Het tijdig doorgeven van meldingen betekent dat het melden van (één van) de in dit artikel genoemde omstandigheden bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie doorgaans te laat zal zijn, aangezien deze in de meeste gevallen al eerder aannemelijk zijn, waarmee er sprake is van een nodeloos tijdsverloop. Met deze meldingen kan derhalve ten tijde van de vaststelling geen rekening meer worden gehouden en zal de subsidie worden gekort conform het door Gedeputeerde Staten vast te stellen sanctie- en handhavingsbeleid. Indien de subsidie zonder voorafgaande verleningsbeschikking direct is vastgesteld (conform artikel 13, derde of vierde lid), geldt de meldingsplicht echter eveneens en kan de subsidie lager worden bijgesteld op grond van artikel 4:49 Awb. De melding die een subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie moet doen zodra er binnen de organisatie sprake is van inkomens boven het bezoldigingsmaximum in de WNT, leidt tot beëindiging van de subsidierelatie met inachtneming van de afbouwregeling in de Algemene wet bestuursrecht (aangezien deze subsidies dikwijls voor drie of meer achtereenvolgende jaren worden verstrekt), tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten van dit standpunt afwijken (zie ook artikel 17, tweede lid).
Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming
Artikel 4:41 Awb bevat een subsidieverplichting voor gevallen waarin de subsidie bij de subsidieontvanger tot vermogensvorming heeft geleid. Het bepaalde in artikel 4:41 Awb geldt alleen wanneer de verordening daarover een bepaling bevat. Daarom is dit artikel nodig. Van toepassing verklaren, impliceert dat een vergoeding verschuldigd is in situaties waarbij de subsidieontvanger goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming ervan wijzigt, een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van goederen, de activiteiten geheel of gedeeltelijk heeft beëindigd, de subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden. Hoe hoog de vergoeding is, wordt bij afzonderlijke beschikking door Gedeputeerde Staten aangegeven. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op de wijze zoals aangegeven in het derde lid. Bij het vierde lid kan bijvoorbeeld worden gedacht aan maatschappelijke instellingen, die fuseren of deel gaan uitmaken van een koepelorganisatie. In een dergelijke situatie kunnen Gedeputeerde Staten besluiten dat ze geen vergoeding verlangen, als de werkzaamheden of activiteiten worden voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en na een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger. Het spreekt voor zich dat een dergelijk verzoek tijdig moet worden ingediend, zodat het college voldoende tijd heeft om een weloverwogen beslissing te nemen.
Artikel 26 Overige verplichtingen
Dit artikel geeft een wettelijke grondslag voor alle andere redelijke verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. Deze bepaling is vereist gelet op het bepaalde in de artikelen 4:38 en 4:39 Awb. De bepalingen in de Awb geven in feite aan welke verplichtingen toegestaan zijn. Artikel 4:37 Awb verschaft het bestuursorgaan rechtstreeks de bevoegdheid om over alle daar genoemde onderwerpen in een verleningsbesluit verplichtingen op te nemen (bijvoorbeeld verplichting met betrekking tot de administratie van de gesubsidieerde activiteiten, te verzekeren risico’s etc.).
Op grond van artikel 4:38 Awb kunnen ook verplichtingen die op andere dan de in artikel 4:37 Awb genoemde onderwerpen betrekking hebben, aan de subsidieontvanger worden opgelegd, mits deze verplichtingen samenhangen met het doel van de subsidie. Een voorbeeld hiervan is de verplichting om voortgangsrapportages over te leggen. Artikel 4:39 Awb schept in beperkte mate ruimte voor het opleggen van zogenaamde niet-doelgebonden verplichtingen. Deze niet-doelgebonden verplichtingen strekken niet expliciet tot verwezenlijking van het subsidiedoel, maar zijn ondersteunend aan andere beleidsdoelen. Men denke aan verplichtingen in het kader van SROI, zoals de verplichting om bij het restaureren stagiairs te betrekken of verplichtingen in het kader van toegankelijkheid voor mindervaliden zoals het in een gebouw of tijdens een evenement voorzieningen aanbrengen met het oog op het vergroten van de toegankelijkheid voor mensen met een lichamelijke beperking.
Artikel 27 Misbruik en Oneigenlijk gebruik
Met de invoering van de uitgangspunten van het Rijksbreed/Uniform subsidiekader binnen de Provincie Limburg wordt ook een provinciebreed beleid geformuleerd om misbruik te bestrijden. Het tegengaan van misbruik is een belangrijk element waarin in de verschillende fases van het subsidieproces rekening mee moet worden gehouden. Doordat wordt uitgegaan van vertrouwen is het van belang dat er voldoende checks and balances zijn ingebouwd om te borgen dat deze aanpak niet leidt tot verruiming van misbruik. Gedeputeerde Staten stellen hiervoor een M&O-beleid vast. Bij constatering van ernstige onregelmatigheden (misbruik) zal consequent gehandhaafd worden als benoemd in onderhavig artikel.
Artikel 28 Indieningstermijn voor de subsidievaststelling
De subsidieaanvrager dient in beginsel zelf de vaststelling van de subsidie aan te vragen, na afloop van de activiteiten of na afloop van het tijdvak waarvoor de verlening gold (artikel 4:44, eerste lid, Awb). De gedachte hierachter is dat vooral de subsidieontvanger belang heeft bij de vaststelling. Voor subsidies die verstrekt zijn conform artikel 13, derde en vierde lid hoeft geen aanvraag tot vaststelling te worden ingediend, aangezien deze subsidies zonder voorafgaande verleningsbeschikking direct worden vastgesteld. Voor alle overige subsidies geldt een termijn van zes maanden. Betreft het hierbij een structurele exploitatiesubsidie dan geldt de termijn als bedoeld in 4:74 Awb (zes maanden na afloop boekjaar, dus uiterlijk vóór 1 juli van het erop volgende kalenderjaar). Verder geeft artikel 4:74 Awb ruimte voor een afwijkende termijn bij jaarlijkse subsidies indien de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer jaren is verleend.
Indien de SiSa-systematiek van toepassing is worden de bij deze systematiek behorende termijnen in acht genomen (zie artikel 35).
Artikel 32 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,00 euro tot € 125.000,00
In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan Gedeputeerde Staten dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 13, tweede lid, wordt de wijze van verantwoording en controle al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt. Het eerste lid van dit artikel bepaalt, dat de subsidieontvanger op basis van een inhoudelijk verslag moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.
Hoofdregel bij deze categorie subsidies is dat er géén financiële verantwoording wordt gevraagd over de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten. In het tweede lid is bepaald dat Gedeputeerde Staten in een aantal gevallen (risico-inschatting, over-subsidiëring, maar ook steekproeven om inzicht te krijgen in de realiteitsgehaltes van begrotingen) bij de subsidieverlening kunnen bepalen dat de subsidieontvanger naast een inhoudelijke verantwoording, ook verantwoording aflegt op basis van een verklaring van de werkelijke kosten en opbrengsten van de gesubsidieerde activiteiten. Deze verantwoordingswijze geldt binnen deze categorie standaard voor exploitatiesubsidies (vierde lid). In deze verordening wordt gesproken van de bedrijfseconomische begrippen kosten en opbrengsten, waarvoor echter ook steeds gelezen mag worden uitgaven en inkomsten of lasten en baten.
Op grond van het vijfde lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat voor bepaalde (categorieën van) subsidies, dan wel subsidieontvangers, er voor de verantwoording minder of andere dan de genoemde bescheiden en gegevens worden overgelegd. Dit kunnen bijvoorbeeld stukken en bewijzen zijn die al gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen. Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers voor de verantwoording van de provinciale subsidie speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen.
Artikel 33 verantwoording subsidies vanaf €125.000,00
Bij subsidies vanaf € 125.000,00 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en opbrengsten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van een uitgebreide verantwoording over de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten en opbrengsten.
Bij de financiële verantwoording wordt een controleverklaring van een onafhankelijke accountant geëist. In het eerste lid, sub b, is bepaald dat artikel 4:77 juncto 4:76 Awb van toepassing is als de subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie zijn inkomsten in overwegende mate aan de provinciale subsidie ontleent. Dit moet bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald. In deze verordening is ervoor gekozen deze bepaling van toepassing te verklaren. Artikel 4:77 Awb is in ieder geval van toepassing als de inkomsten van de subsidieontvanger voor meer dan 50% uit subsidie bestaan. Op grond van het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat voor bepaalde (categorieën van) subsidies, dan wel subsidieontvangers, er voor de verantwoording minder of andere dan de genoemde bescheiden en gegevens worden overgelegd. Dit kunnen bijvoorbeeld stukken en bewijzen zijn die al gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen. Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers voor de verantwoording van de provinciale subsidie speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen.
Artikel 34 Controleverklaring van een onafhankelijke accountant
Artikel 4:79 Awb biedt de mogelijkheid om de accountant tevens onderzoek te laten doen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het betreft een nadere verduidelijking van het in artikel 4:78 Awb vermelde onderzoek middels een aanwijzing van de subsidieverstrekker over de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole. Gedeputeerde Staten kunnen hiertoe een controleprotocol vaststellen. In zo’n controleprotocol wordt aangegeven welke ‘aandacht’ de externe onafhankelijke accountant aan de naleving van de verschillende verplichtingen moet schenken. De bevindingen van de accountant met betrekking tot zijn onderzoek naar de naleving van de verplichtingen dienen in de vorm van een schriftelijke verklaring tezamen met het financiële rapport te worden ingediend bij de aanvraag tot subsidievaststelling. De bevoegdheid tot review geeft de door de Provincie Limburg ingeschakelde accountant de bevoegdheid om – al dan niet – steekproefsgewijs het werk van de accountant te controleren.
Artikel 35 Verantwoording via de SiSa-systematiek
In juli 2008 is de Financiële-verhoudingswet gewijzigd in verband met de zogenaamde ‘Single information Single audit’- systematiek. Uitgangspunt is dat het Rijk in het kader van de verantwoording naar informatie vraagt die zoveel mogelijk aansluit bij de informatiebehoefte en verantwoordingsmomenten van de provincies en gemeenten zelf. Dit betekent dat het Rijk in principe voldoende heeft aan het jaarverslag inclusief de jaarrekening van een provincie, gemeente of gemeenschappelijke regeling. Inherent aan invoering van SiSa is dat er geen aparte verantwoording en accountantsverklaring per specifieke uitkering meer wordt gevraagd. Daarvoor in de plaats wordt een bijlage bij de jaarrekening van iedere mede-overheid opgenomen. In de bijlage wordt alleen de noodzakelijke verantwoordingsinformatie per specifieke uitkering opgenomen, zodat het Rijk zijn verantwoordelijkheid voor beheer van specifieke uitkeringen kan waarmaken. Daarnaast wordt er door de Provincie Limburg een inhoudelijk verslag gevraagd waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is ontvangen, zijn verricht. Conform de afspraken uit het bestuursakkoord Rijk – Provincies zal de SiSa-systematiek gelden voor bijdragen die de Provincie Limburg uit de specifieke uitkering van het Rijk, eventueel aangevuld met provinciale middelen, bekostigt.
Dit artikel maakt het mogelijk toezichthouders aan te wijzen zoals bedoeld in artikel 5:11 e.v. Awb.
Deze bevoegdheid is uitsluitend voorbehouden aan Gedeputeerde Staten. Een subsidieaanvrager kan geen beroep op dit artikel doen, dan wel daar rechten aan ontlenen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2016-6930.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.