Eerste wijziging Financiële verordening Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 14 december 2016 – zaaknummer 2015-006507 . PS2016-706

tot wijziging van een regeling

 

Vergadering d.d. 14 december 2016

Besluit nr. PS2016-706

 

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelezen de Statenbrief van 18 oktober 2016;

Gelet op artikel 216 van de Provinciewet;

BESLUITEN

I  

De Financiële Verordening Gelderland 2016 als volgt te wijzigen.

 

Artikel I

A

Artikel 5, zesde lid, komt te luiden:

  • 6.

    In de regels bedoeld in artikel 11 wordt de lengte van de afschrijvingstermijnen van de vaste activa bedoeld in artikel 35 van het Besluit bepaald op basis van de verwachte gebruiksduur.

 

B.

Artikel 5, negen en tiende lid, komen te luiden:

  • 9.

    De materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden niet geactiveerd indien de verkrijgingsprijs minder dan € 500.000,-- bedraagt.

  • 10.

    In afwijking van het bepaalde in het achtste en negende lid worden gronden en terreinen altijd geactiveerd.

 

C

Artikel 7. (Reserves en voorzieningen) komt te luiden:

  • 1.

    De kerntaken en de begrotingsonderdelen 'Mens en Middelen' en 'Algemene dekkingsmiddelen en overige' hebben elk één reserve, met dien verstande dat de Algemene Reserve en de Reserve Stamkapitaal afzonderlijk worden verantwoord.

  • 2.

    De kerntaakreserves en de reserves van de begrotingsonderdelen kunnen één of meer van de volgende functies hebben:

    • a.

      het dekken van de uitgaven voor een na het begrotingsjaar te realiseren vastgesteld doel (spaarfunctie);

    • b.

      het dekken van kapitaallasten van een investering (dekkingsfunctie);

    • c.

      het egaliseren van de lasten van structurele activiteiten indien de afwijkingen van het gemiddelde meer dan € 1 miljoen per jaar bedragen en niet of nauwelijks gelijkmatig in meerjarig kader kunnen worden geraamd (egalisatiefunctie);

    • d.

      doelen waarvoor het aanhouden van een reserve wordt voorgeschreven (wettelijke functie).

  • 3.

    De begroting bevat de meerjarige planning van dotaties en onttrekkingen aan de reserves op basis van het meerjarig bestedingsplan per reserve, waarbij van het eindsaldo van het begrotingsjaar van elke reserve een specificatie wordt opgenomen.

  • 4.

    De jaarrekening bevat, onverminderd het daarover bepaalde in het Besluit, tenminste een toelichting op de verschillen tussen de geraamde en de gerealiseerde dotaties en onttrekkingen aan de reserves.

  • 5.

    Middelen in een reserve die niet meer in het bestedingsplan passen worden aan de algemene middelen toegevoegd.

  • 6.

    Aan reserves wordt geen rente toegerekend tenzij dit wettelijk is verplicht.

  • 7.

    Aan een voorziening wordt uitsluitend rente toegevoegd als deze wordt ingesteld op basis van de netto-contante waarde of als de toevoeging volgt uit een wet.

  • 8.

    Aan de reserve 'Algemene dekkingsmiddelen en overige' wordt in ieder geval toegevoegd:

    • a.

      de netto-opbrengst uit het vermogensbeheer van het stamkapitaal, dat is opgenomen in

    • b.

      de Reserve Stamkapitaal;

    • c.

      het dividend van Alliander NV;

    • d.

      het dividend van Vitens NV;

    • e.

      de rente en de aflossing van Vitens NV voor een verstrekte achtergestelde lening van oorspronkelijk groot € 26 miljoen.

 

D

Onder vernummering van de artikelen 10, 11 en 12 in respectievelijk 11, 12 en 13 wordt een

nieuw artikel 10 toegevoegd dat luidt als volgt.

  • 1.

    In de legestarieven wordt een opslag voor indirecte kosten opgenomen.

  • 2.

    De opslag voor indirecte kosten als bedoeld in het vorige artikellid wordt bepaald op de totale indirecte lasten, gedeeld door de totale lasten, vermenigvuldigd met 100 procent en afgerond naar beneden op een vol procent.

  • 3.

    Voor de berekening bedoeld in het vorige artikellid worden de meest actuele ramingen gebruikt en worden de kosten van besluitvorming door een bestuursorgaan niet in de opslag meegenomen.

II  

De Kadernota Reserves en Voorzieningen 2013 (PS2013-509) vervalt.

III  

Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2017.

Provinciale Staten van Gelderland

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

E.F.M. Peters

Bijlage bij Statenbrief - zaaknummer 2016-006507 Toelichting Eerste wijziging Financiële verordening Gelderland 2016

Algemeen

In de Financiële verordening Gelderland 2016 (PS2015-714) zijn de beleidsmatige uitgangspunten voor de uitoefening van de financiële functie vastgelegd. Artikel 216 van de Provinciewet verplicht Provinciale Staten tot het vaststellen van een financiële verordening, waarin naast de uitgangspunten voor het financiële beleid ook bepalingen voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie zijn opgenomen. Deze verordening is een middel om de kader stellende en controlerende rol van Provinciale Staten in te vullen. Enkele ontwikkelingen hebben geleid tot aanpassing van de verordening. Hierna zijn de belangrijkste wijzigingen toegelicht.

 

Artikel I, onderdeel A

Een wijziging van het Besluit Begroting en verantwoording provincies en gemeente (BBV) verplicht ons om met ingang van 1 januari 2017 ook investeringen met een maatschappelijk nut, zoals wegen, viaducten en openbare verlichting, te activeren. Het doel hiervan is om de activa (eigendommen) van de verschillende overheidsinstanties beter te kunnen vergelijken. In artikel 5, zesde lid, wordt nu volstaan met het opnemen van het uitgangspunt voor het afschrijven van de activa; de verwachte gebruiksduur. De concrete afschrijvingstermijnen worden opgenomen in de Uitvoeringsregeling Financiële verordening. Dit past beter binnen de kaderstellende rol van Provinciale Staten en voorkomt dat elke nieuwe afschrijvingstermijn aan Provinciale Staten moet worden voorgelegd. Om budgettaire effecten van deze wijziging van de verordening te voorkomen wordt voor elk af te schrijven activum een zogenaamde dekkingsreserve ingesteld. Daaruit worden de jaarlijkse afschrijvingslasten gedekt.

 

Artikel I, onderdeel B

Het activeren van investeringen betekent dat deze langjarig in de administratie voorkomen, wat jaarlijks diverse administratieve handelingen meebrengt. Uit efficiencyoverwegingen is in de geldende verordening al bepaald dat investeringen met een economisch nut, zoals ict-voorzieningen, beneden € 50.000 niet worden geactiveerd. Deze worden dus direct volledig afgeschreven en verdwijnen uit de administratie. Met ingang van 2017 moeten investeringen met een maatschappelijk nut, zoals wegen en viaducten, ook worden geactiveerd. Hierbij gaat het vaak om veel meer en grotere investeringen. Om de administratieve lasten te beperken en omdat de vergelijkbaarheid daarmee naar onze mening niet in het geding komt is voor deze investeringen een aanzienlijk hoger bedrag (€ 0,5 mln.) als efficiencymaatregel opgenomen. Het bedrag voor investeringen met een economisch nut wordt gehandhaafd omdat de lasten van deze investeringen in bepaalde gevallen worden doorberekend in (leges)tarieven. De realiteit van de berekening van deze tarieven is hiermee gediend.

 

Artikel I, onderdeel C

De Nota Reserves en Voorzieningen (PS2013-509) bevat enkele enkele uitgangspunten die achterhaald zijn door een gewijzigde werkwijze (bv. het Beleidsuitgangspunt 9, dat een regeling bevat over de inmiddels vervallen Reserve MIG) of voor de kaderstellende rol voor Provinciale Staten geen toegevoegde waarde hebben (bv. het Beleidsuitgangspunt 3, dat een regeling bevat over het instellen van reserves dat deels achterhaald is door het besluit over het instellen van één reserve per kerntaak). De verplichting om aan Provinciale Staten elke statenperiode een Nota Reserves en Voorzieningen ter vaststelling aan te bieden is daarom vervallen. De relevante beleidsuitgangspunten zijn overgeheveld naar de Financiële verordening. Het vervallen van de nota past goed in het kader van het terugdringen van de regelgeving. Daarnaast neemt met het opnemen van een aantal financiële beleidsuitgangspunten m.b.t. de reserves de relevantie van de verordening toe.

De belangrijkste inhoudelijke wijziging is het voorschrift dat in de begroting een specificatie van elke reserve wordt opgenomen. Dit naar aanleiding van de toezegging van Gedeputeerde Staten bij de Voorjaarsnota 2014 (PS2014-469).

 

Artikel I, onderdeel D

In het BBV wordt voorgeschreven om de kosten van de overhead (indirecte kosten) centraal in de begroting op te nemen. In de kerntaken worden in het vervolg alleen de kosten opgenomen die betrekking hebben op het primaire proces. Dat betekent dat het niet langer mogelijk is om op basis van de cijfers van de kerntaken alle tarieven (dus inclusief kosten overhead) te berekenen. De wijze van doorberekening van de opslag voor indirecte kosten op de tarieven dient in de Financiële verordening te worden vastgelegd. Dit artikel voorziet daarin.

Aangezien de provincie Gelderland de kosten van overhead al enkele jaren opneemt in het begrotingsonderdeel Mens en Middelen heeft deze verplichting voor de berekening van de tarieven op zichzelf geen gevolgen. De tarieven werden al extra comptabel berekend. De wijziging van het BBV bepaalt onder meer dat uit de begroting moet blijken hoe de tarieven worden berekend, welk percentage overhead in de tarieven wordt doorberekend en welke beleidskeuzes bij die berekening zijn gemaakt. De paragraaf Lokale Heffingen dient met ingang van de begroting 2017 een tabel te bevatten met een berekening van de tarieven. Deze berekening moet vervolgens worden aangevuld met een inhoudelijke toelichting over de totstandkoming van de tarieven en de beleidskeuzes die daaraan ten grondslag liggen. Deze toelichting moet niet alleen op het niveau van de verordeningen worden gegeven, maar ook op een meer gedetailleerd niveau, zijnde de onderliggende hoofdstukken of onderdelen. Ook de mate van kruissubsidiëring tussen de hoofdstukken of onderdelen binnen een verordening en binnen de hoofdstukken of onderdelen moet worden toegelicht.

Het overheadpercentage wordt als volgt bepaald:

  • 1.

    Aan de hand van functieomschrijvingen wordt een indeling gemaakt in directe taken en indirecte taken van zowel de vaste bezetting als van de ingehuurde capaciteit;

  • 2.

    Aan de indirecte taken worden materiele lasten en baten toegevoegd;

  • 3.

    Vervolgens wordt de kosten van de besluitvorming door de bestuursorganen in mindering gebracht op de overhead met als argument dat derden niet hoeven te betalen voor de omstandigheid dat de dienst wordt afgenomen van een politiek-bestuurlijke organisatie. Deze aftrekposten zijn 300% van de kosten van de Commissaris van de Koningin en Provinciale Staten en 600% van de kosten van Gedeputeerde Staten; en

  • 4.

    Tot slot wordt een aantal incidentele posten uit de overhead gehaald omdat deze ongewenste fluctuaties in het overheadpercentage tot gevolg hebben.

Naar boven