Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2016, 6732 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2016, 6732 | Verordeningen |
Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Artikel 4 Treffen van maatregelen
Een tegemoetkoming in schade, veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten en waarvoor ingevolge artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of artikel 3.17, eerste lid van de Wet natuurbescherming een ontheffing kan worden verleend, wordt slechts toegekend indien:
de ontheffing of toestemming tot gebruik van een bestaande ontheffing op deugdelijke wijze en uiterlijk op de dag van schadeconstatering is aangevraagd en nadat deze is verleend daarvan op adequate wijze gebruik is gemaakt, en desondanks, bedrijfsmatige schade aan gewassen, teelten of overige producten is opgetreden.
Artikel 5 Hoogte van de tegemoetkoming
Artikel 6 Gevallen waarin geen tegemoetkoming wordt verleend
In de volgende gevallen wordt geen tegemoetkoming verleend:
indien de schade is aangericht door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort welke krachtens artikel 3.15, eerste lid van de wet bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen als soort welke in het gehele land schade veroorzaakt en voor het verontrusten en doden van de schadeveroorzakende diersoort een vrijstelling geldt;
indien de schade is aangericht door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort welke krachtens de Omgevingsverordening Gelderland op grond van artikel 3.15, derde lid van de wet is aangewezen als soort die schade veroorzaakt en voor het bestrijden van die soort een vrijstelling geldt, tenzij aan deze vrijstelling voorwaarden, beperkingen of clausules zijn verbonden waardoor de vrijstelling feitelijk gelijk gesteld moet worden aan een ontheffing verleend op basis van artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of artikel 3.17, eerste lid van de wet;
voor schade veroorzaakt door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort waarvoor een ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of 3.17, eerste lid van de wet is verleend, waarbij in de verleende ontheffing geen bepalingen zijn opgenomen die de schadebestrijding in de weg staan;
voor schade op gronden welke zijn gelegen binnen een straal van 500 meter van een vuilstortplaats, tenzij de schade is aangericht op gronden die zijn aangewezen als ganzenrustgebied door een schadeveroorzakende diersoort die niet mag worden verontrust of gedood in de periode dat de schade is veroorzaakt;
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Gepubliceerd te Arnhem
Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning
P.G.G. Hilhorst - secretaris
In artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming is bepaald dat Gedeputeerde Staten in voorkomende gevallen tegemoetkomingen verlenen in geleden schade door natuurlijk in het wild levende:
a. vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, of
b. dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet.
Ter invulling van deze taak en bevoegdheid hebben Gedeputeerde Staten beleidsregels vastgesteld op grond van artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.
Grondgebruikers die schade van beschermde dieren ondervinden, kunnen onder omstandigheden een tegemoetkoming in deze schade krijgen. Uitgangspunt is dat de schade die de grondgebruiker of zijn jachthouder had kunnen voorkomen of beperken niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.
Aanknopingspunt voor het beleid is dat een belanghebbende de maatregelen of inspanningen moet treffen die redelijkerwijs van hem gevraagd kunnen worden om schade te voorkomen of te beperken. Het moet voorts gaan om schade die niet tot het normale bedrijfsrisico en het normale maatschappelijke risico van de betrokkene behoort. Een zekere mate van schade door in het wild levende beschermde dieren dient een ieder voor lief te nemen. De bescherming van have en goed tegen schade door dieren is primair de verantwoordelijkheid van de grondgebruiker zelf. Daarbij is het nemen van maatregelen gericht op het voorkomen van schade een eerste aandachtspunt. Pas als dergelijke maatregelen tekort schieten, is schadebestrijding aan de orde. Indien, ondanks een deugdelijke en tijdige inspanning van de grondgebruiker om schade te voorkomen en beperken, schade ontstaat, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten een tegemoetkoming toe te kennen.
In IPO-verband hebben de gezamenlijke provincies ervoor gekozen het verlenen van tegemoetkomingen in faunaschade te mandateren aan de uitvoeringsorganisatie BIJ12.
In artikel 1 wordt aangegeven wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan.
Onder kapitaalintensieve teelten worden in ieder geval verstaan de teelt van: bloemen, bloembollen, bomen, graszoden, fruit en hoog salderende groentes. Het gaat bij kapitaalintensieve teelten om teelten die meerdere jaren op een plek staan of teelten die per hectare hoge financiële opbrengsten opleveren (hoog salderen). Dit zijn gewassen waar in redelijkheid een grotere inspanning van de grondgebruiker mag worden verlangd om deze gewassen te beschermen.
In de artikelen 3 tot en met 5 is vastgelegd hoe de aanvraag om een tegemoetkoming wordt beoordeeld. Daarbij hebben Gedeputeerde Staten ter invulling van artikel 6.1 Wet natuurbescherming bepaald welke schade in aanmerking wordt genomen. Het gaat hierbij om vraat-, graaf-, wroet- of veegschade. Geen tegemoetkoming wordt bijvoorbeeld verleend voor structuurschade aan gronden doordat natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten die gronden hebben betreden. Verder komen uitsluitend personen die hun hoofdberoep in de landbouw hebben voor een tegemoetkoming in aanmerking. Wanneer een aanvrager verplicht is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een gecombineerde opgave te doen, is dat een aanwijzing dat hij zijn hoofdbestaan of een substantieel gedeelte van zijn bestaan in de landbouw vindt of pleegt te vinden.
Daartoe is besloten op grond van de overweging dat door het hoge beschermingsniveau van de wet bepaalde individuen in de samenleving schade lijden doordat bij de wet natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten schade toebrengen aan gewassen of bepaalde teelten. Als die personen voor wat betreft hun inkomen (mede) afhankelijk zijn van de opbrengsten van die gewassen of die teelten dan achten Gedeputeerde Staten het redelijk dat die personen (gedeeltelijk) voor die schade worden gecompenseerd. Hierbij geldt dat de aanvrager het perceel waarop schade is aangericht op titel van eigendom, erfpacht of (teelt)pachtovereenkomst in gebruik dient te hebben.
Voorts is van belang dat de grondgebruiker zelf al het mogelijke dat in redelijkheid van hem kan worden verwacht, heeft ondernomen om schade zoveel mogelijk te voorkomen of beperken.
BIJ12 heeft daartoe ter nadere invulling van de in artikel 4 tweede lid bedoelde maatregelen en ter voorlichting van grondgebruikers de Handreiking Faunaschade en de Faunschade Preventie Kit opgesteld en op haar website geplaatst. Daarin worden voor de verschillende schadeveroorzakende diersoorten per gewas maatregelen opgesomd die de grondgebruiker, en soms zijn jachthouder, kan treffen om schade zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Gedeputeerde staten verlangen niet dat de grondgebruiker alle in de Handreiking en de Faunaschade Preventie Kit opgesomde maatregelen treft, alvorens voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Wel kan in redelijkheid van de grondgebruiker worden gevergd dat hij een aantal van de in de Handreiking voor het betreffende gewas of teelt opgesomde maatregelen heeft getroffen of dat hij andere maatregelen om schade te voorkomen of te beperken heeft getroffen, waarvan de effectiviteit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten afdoende wordt onderbouwd. De maatregelen dienen gevarieerd te worden aangewend. De taxateur zal bij zijn taxatie de door de grondgebruiker aangewende maatregelen ter voorkoming of beperking van schade in zijn taxatierapport vermelden.
Teneinde innovatieve verjaagmaatregelen te stimuleren bestaat de mogelijkheid ook niet in de Handreiking vermelde verjaagmethoden toe te passen. Wel is het daarbij noodzakelijk dat de grondgebruiker, voordat hij het nieuwe middel gaat uittesten, de verwachte werking schriftelijk motiveert aan BIJ12. Eventueel kan de consulent faunazaken van BIJ12 ter plaatse nader onderzoek instellen. Indien Gedeputeerde Staten de grondgebruiker toestemming verleent het door hem voorgestelde middel te testen, zal de faunabeheereenheid in wiens werkgebied het schadeperceel is gelegen van die toestemming in kennis worden gesteld.
Blijkens de wetsgeschiedenis is de grondgebruiker degene die verantwoordelijk is voor het voorkomen en beperken van door in het wild levende beschermde dieren aangerichte schade, met uitzondering van schade veroorzaakt door de vijf bejaagbare soorten. Voor die bejaagbare soorten draagt de jachthouder mede een verantwoordelijkheid. Voor schadeveroorzakende diersoorten dient de grondgebruiker tijdig een ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of een toestemming krachtens artikel 3.17, vierde lid van de wet aan te vragen ten behoeve van zijn jachthouder om die diersoorten te doden en in enkele gevallen ook om deze te kunnen storen door te verjagen. Indien de provincie op voorhand al een ontheffing heeft verleend aan de faunabeheereenheid, kan de grondgebruiker volstaan met het aanvragen van een toestemming bij deze faunabeheereenheid.
Gedeputeerde staten menen dat het tijdig aanvragen van een ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid of artikel 3.8, eerste lid van de wet of een toestemming krachtens artikel 3.17, vierde lid van de wet één van de mogelijkheden is om (dreigende) belangrijke landbouwschade te voorkomen of te beperken. Als de grondgebruiker een dergelijke ontheffing of toestemming niet of niet tijdig heeft aangevraagd of daarbij niet voldoet aan de vereisten die Gedeputeerde Staten stellen ten aanzien van indiening daarvan, dan zal in beginsel geen tegemoetkoming worden verleend. Tijdig aanvragen van een ontheffing of toestemming houdt in dat deze uiterlijk op de dag dat de schade van enige omvang is geconstateerd, wordt aangevraagd. Op dat moment wordt immers van de grondgebruiker verwacht dat hij direct actie onderneemt.
Gedeputeerde staten zullen bezien in welke gevallen het aanvragen van een ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid of artikel 3.8, eerste lid of een toestemming op grond van artikel 3.17, vierde lid van de wet achterwege kan blijven, bijvoorbeeld indien kan worden aangetoond dat afschot van schadeveroorzakende diersoorten nauwelijks of geen effect sorteert op het voorkomen of beperken van de schade door die diersoort of omdat een ontheffing gezien de duurzame instandhouding van de soort ongewenst is.
Wordt een ontheffing verleend dan zal ook de schade die gedurende de behandelingsperiode van de ontheffingsaanvraag, welke ondanks de inspanningen van de grondgebruiker nog is ontstaan, bij de taxatie van de omvang van de schade worden betrokken. Het taxatierapport kan eventueel worden voorzien van opmerkingen van de aanvrager.
Als een ontheffing op inhoudelijke gronden wordt geweigerd, achten Gedeputeerde Staten een tegemoetkoming in de schade op zijn plaats.
Van een verleende ontheffing moet adequaat gebruik worden gemaakt. Dit houdt in dat minimaal twee keer per week verjaging met ondersteunend afschot, of pogingen tot afschot, dient plaats te vinden. Om te kunnen toetsen of er sprake is van adequaat gebruik wordt een aanvrager gevraagd een rapportage van de jachthouder ten aanzien van het gebruik van de ontheffing te overleggen.
Het eigen risico is gesteld op 5% van de getaxeerde schade met een minimum van € 250,00 per aanvrager per meldingsjaar. Dit betekent dat een eigen risico van € 250,00 berekend wordt over het totale aantal aanvragen van een aanvrager per jaar, tot een bedrag van € 5.000,00 is getaxeerd. Boven dit bedrag zal 5% van de getaxeerde schade als eigen risico berekend worden. Om de administratieve lasten te beperken worden tegemoetkomingen die lager zijn dan € 50,00 niet uitgekeerd. Voor diersoorten welke op geen enkele wijze mogen worden ver- of bejaagd kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de schade volledig te vergoeden.
In bepaalde perioden geldt in ganzenrustgebieden en Natura 2000-gebieden rust voor aangewezen diersoorten. Dat wil zeggen dat er in die periode geen gebruik mag worden gemaakt van ontheffingen voor het verontrusten en doden van de aangewezen in het wild levende beschermde dieren. Er bestaat dan in de regel geen mogelijkheid om de schadeveroorzakende diersoort te bestrijden. Om die reden moet de schade niet ten laste van de grondgebruiker blijven en wordt geen eigen risico gehanteerd.
Per 1 november 2014 hebben wij het Faunafonds opdracht gegeven om tijdelijk ook buiten rustgebieden en Natura2000-gebieden geen eigen risico te hanteren voor ganzenschade in de winter. Voor landbouworganisaties was vooral de invoering van winterrust op meerjarig grasland buiten rustgebieden een grote stap. Het draagvlak daarvoor is beperkt zolang de reductie van de standganzen in de zomer nog niet is gerealiseerd. Gestreefd wordt om de stand van de zomerganzen en de daarbij horende landbouwschade voor 2019 op het gewenste niveau te krijgen. De landbouworganisaties zijn toch akkoord gegaan met het hele pakket, onder voorwaarde van een extra tegemoetkoming voor winterschade op agrarisch grasland. De afspraak heeft betrekking op de maanden november tot en met februari en loopt tot 1 maart 2019.
Artikel 6.1 van de wet bevat het uitgangspunt dat een tegemoetkoming slechts wordt verleend voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van een belanghebbende behoort te blijven. In artikel 6 is een aantal gevallen vastgesteld waarvoor Gedeputeerde Staten geen tegemoetkoming verlenen. Deze gevallen sluiten aan bij de voorzieningen die de wet of de provinciale verordening bieden om schade te voorkomen of te beperken.
Voor schade aangericht door diersoorten waarvoor het gehele jaar voor zowel grondgebruiker als jachthouder voldoende mogelijkheden bestaan om schade aan de landbouw door die diersoorten te voorkomen dan wel te beperken, wordt geen tegemoetkoming verleend. Er kan sprake zijn van provinciale vrijstellingen waarin voorwaarden, beperkingen of clausules zijn opgenomen met betrekking tot schadebestrijding. Van dergelijke vrijstellingen kan gezegd worden dat zij in de praktijk hetzelfde werken als een ontheffing gebaseerd op artikel 3.3, eerste lid, 3.8, eerste lid of 3.17, eerste lid van de wet. Gedeputeerde staten behandelen dergelijke vrijstellingen in het kader van beleidsregels daarom als ware het ontheffingen.
Geen tegemoetkoming wordt verleend indien er sprake is van een ontheffing, op basis van artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of artikel 3.17 van de wet, zonder voorwaarden, beperkingen of clausules ten aanzien van de schadebestrijding. Een dergelijke ontheffing is qua werking in de praktijk vergelijkbaar en daarom beleidsmatig gelijk te stellen aan een vrijstelling.
Sinds 31 juli 2014 hanteerde het Faunafonds op verzoek van de provincies een afbouwregeling ten aanzien van tegemoetkomingen in vogelschade aan zacht fruit en pit- en steenvruchten. Deze voorzag in een tegemoetkoming van 30% van de getaxeerde schade in 2016. Omdat deze beleidsregels van kracht zijn op de op het moment van inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming lopende aanvragen en bezwaarprocedures, is de regeling voor 2016 opgenomen in het kader van een beleidsneutrale overgang. De vanaf 1 januari 2017 veroorzaakte schade door vogels aan fruit komt niet meer voor een tegemoetkoming in aanmerking. Het hoge risico op deze schade is algemeen bekend bij ondernemers. Desondanks zijn de arealen van zeer schadegevoelige fruitsoorten uitgebreid, waarmee bewust risico op schade is genomen. Het is de keuze van de ondernemer om afschermende of overige preventieve maatregelen in te zetten. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden geen beperkingen ten aanzien van de inzet van afschermende of werende middelen.
Schade veroorzaakt door diersoorten op gronden die zijn gelegen binnen de bebouwde kom of binnen een straal van 500 meter afstand van een vuilstortplaats, komt evenmin voor een tegemoetkoming in aanmerking. Binnen de bebouwde kom kan de grondgebruiker voorzien dat bepaalde maatregelen om schade te voorkomen of te beperken niet mogen worden aangewend. In geval van een vuilstortplaats is de aanwezigheid van schadeveroorzakende dieren voorzienbaar.
Evenmin wordt schade vergoed aan materialen welke worden gebruikt om gewassen af te dekken om daarmee een vroegere en naar verwachting hogere opbrengst te krijgen. Het risico van die schade dient voor rekening van de grondgebruiker te blijven. Eventuele schade wordt geacht gecompenseerd te worden door een hogere opbrengst voor het betreffende gewas. Wordt die hogere opbrengst niet gerealiseerd, dan is dat ondernemersrisico.
Schade welke in redelijkheid verzekerbaar is bij minimaal twee in Nederland gevestigde verzekeringsmaatschappijen komt niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.
Schade aangericht op gronden die verpacht zijn in een reservaat dient niet voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. Dit geldt ook voor schade op gronden waarvoor een (erf)pachtovereenkomst met een natuurterreinbeherende instantie is afgesloten, al ligt dit anders als er geen beperkingen aan het landbouwkundig gebruik van de gronden zijn verbonden. Bij landbouwkundige beperkingen gaat het bijvoorbeeld om de situatie waarin het agrarisch gebruik van de gronden ondergeschikt is aan het natuurbeheer. Hetzelfde dient te gelden voor die gronden waarvoor met anderen dan een natuurterreinbeherende instantie een (erf)pachtovereenkomst is afgesloten en indien uit deze overeenkomst beperkingen ten aanzien van het landbouwkundig gebruik of beperkingen ten aanzien van het bestrijden van schade volgen. Dit kan blijken uit de (erf)pachtovereenkomst of uit de bestemming die op de percelen berust.
Het gaat in die zin in artikel 6, onder l, sub I, II en III van de beleidsregels om die gevallen waarbij schade of is te verwachten, of niet (of minder) is te beperken, of waar het landbouwkundig gebruik ondergeschikt is gemaakt aan natuurdoelstellingen en dit consequenties zijn van een bedrijfskeuze door het aangaan van een dergelijke (erf)pachtovereenkomst.
Schade op gronden waarvan het feitelijk gebruik niet agrarisch is of op gronden die een functie als waterkering hebben, komt evenmin in aanmerking voor een tegemoetkoming. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om schade aan sport- en golfvelden of op zeedijken die door schapen worden begraasd. Reden hiervoor is dat op die gronden geen sprake is van normale agrarische productie en dat de kans op schade door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten op die gronden voorzienbaar is, dan wel dat de grondgebruiker zelf zich bij overeenkomst heeft verbonden bepaalde schadebestrijdingsmaatregelen niet toe te passen. Gedeputeerde staten achten het redelijk dat de schade in dergelijke gevallen tot het ondernemersrisico behoort en dat de grondgebruiker daarvoor niet wordt gecompenseerd.
Geen tegemoetkoming wordt verleend als op de betreffende gronden beperkingen rusten ten aanzien van het landbouwkundig gebruik of ten aanzien van de schadebestrijding. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een braakliggend terrein dat een grondgebruiker tijdelijk om niet gebruikt.
Geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de schade aan blijvend grasland in de maand oktober. Evenmin wordt een tegemoetkoming verstrekt voor de schade aan blijvend grasland in de herfst- en winterperiode bestemd voor de voederwinning van schapen.
Indien de schade is aangericht aan knol-, bol- en wortelgewassen, die langer dan gebruikelijk op het land hebben gestaan en daarom ook later dan gebruikelijk worden geoogst, komt deze niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Als de aanvrager het risico neemt om de gewassen langer dan gebruikelijk op het land te laten staan, stijgt de kans dat dieren schade aan de gewassen toebrengen. De mogelijkheden om te foerageren nemen elders immers af. Tevens wordt het kwaliteitsverlies bij deze gewassen later in het seizoen door nattigheid en vorst steeds groter. De verhoogde kans op schade die dit oplevert, dient voor rekening van de grondgebruiker te blijven. Dit is anders bij bloembollen en bij onderdekkersteelten, waarbij de gewassen juist in de wintermaanden worden geteeld en waarbij de gewassen met bijvoorbeeld stro of plastic worden afgedekt.
Verder wordt geen tegemoetkoming verstrekt voor schade aangericht aan bijproducten. Voorbeelden van bijproducten zijn stro (bij het hoofdproduct granen en peulvruchten) en hooi (bij het hoofdproduct graszaad).
Schade aan gebouwen, installaties en voertuigen etc. wordt niet vergoed. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om schade ten gevolge van aanrijdingen of aanvaringen met beschermde diersoorten.
Schade door beschermde dieren aan dieren in een stal komt niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. Alvorens een schadeveroorzakende diersoort de stal of het gebouw bereikt, kunnen er voldoende barrières opgeworpen worden om de schade te voorkomen. Bovendien zijn stallen en andere bouwwerken af te sluiten en is het voor rekening van een grondgebruiker indien dit niet goed gebeurt.
Daarnaast is bepaald dat indien de aanvrager handelingen verricht of nalaat handelingen te verrichten waardoor de taxateur niet (meer) in staat is de omvang van de schade te taxeren, de aanvrager zijn aanspraak op een tegemoetkoming verliest.
Een tegemoetkoming wordt ook niet verleend in de gevallen dat de grondgebruiker het gewas niet meer oogst of dat het beschadigde perceel niet meer in gebruik wordt genomen en dit (mede) het gevolg is van andere omstandigheden dan schade door beschermde dieren. Voorbeelden zijn het niet oogsten maar onderploegen van gewassen of het niet meer beweiden van grasland met vee vanwege natte omstandigheden.
Schade veroorzaakt door ziektekiemen valt niet onder de reikwijdte van artikel 6.1 van de wet. Vaak zal het causale verband tussen een ziekte en de aanwezigheid van een beschermde diersoort niet aanwezig zijn of (achteraf) te bepalen zijn. Voor de duidelijkheid is besloten om in de beleidsregels de uitsluiting van ziekte voor tegemoetkomingen op te nemen.
De beleidsregels bevatten geen limitatieve opsomming van situaties waarin geen tegemoetkoming wordt verleend. In dit verband geldt dat in de beleidsregels niet op voorhand alle (toekomstige) situaties kunnen worden benoemd waarin de schade voor rekening van de aanvrager behoort te blijven. Uit artikel 6.1 van de wet vloeit voort dat een tegemoetkoming alleen wordt verstrekt als de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de aanvrager behoort te blijven. Het is dan ook niet met de wet te verenigen dat Gedeputeerde Staten een tegemoetkoming zouden verstrekken voor schade die ten laste van de aanvrager behoort te blijven. In de beleidsregels is dit uitgangspunt expliciet vastgelegd.
Ten slotte geldt dat Gedeputeerde Staten zijn gehouden aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedeputeerde staten handelen overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De wolf heeft een strikt beschermde status waardoor bestrijding verboden is. Om acceptatie van de komst van de wolf in Nederland te bevorderen wordt geen eigen risico gehanteerd. Daarbij speelt mee dat de kosten van een gedood schaap of een gedode geit of veterinaire kosten beperkt zijn in verhouding tot het behandelbedrag.
Omdat er tot nu toe sprake is van een enkele zwervende wolf in Nederland wordt schade door de wolf als onvoorzienbaar aangemerkt. Daarom wordt, om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, van grondgebruikers niet verlangd dat zij preventieve middelen inzetten om het risico op wolvenschade te verkleinen.
Grondgebruikers kunnen een tegemoetkoming aanvragen voor schade aangericht door een zwervende wolf aan zowel landbouwhuisdieren als hobbymatig gehouden schapen en geiten. Zodra er sprake is van een territoriaal wolvenpaar in Nederland vervalt deze aanspraak op een tegemoetkoming met betrekking tot schade aan hobbymatig gehouden schapen en geiten en wordt deze beleidsregel ingetrokken.
Indien een gehouden schaap of geit verwond is door een wolf en is behandeld door een dierenarts, kan een tegemoetkoming van maximaal 80% van de kosten worden aangevraagd met een maximum van de marktwaarde van het prooidier. Wanneer het prooidier na behandeling door een dierenarts overlijdt, bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming dus maximaal twee keer de marktwaarde zijnde de tegemoetkoming in dierenartskosten en de marktwaarde van het dier.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2016-6732.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.