Provinciaal blad van Limburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2016, 6239 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Limburg | Provinciaal blad 2016, 6239 | Verordeningen |
Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg 2016
Gedeputeerde Staten van Limburg
Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van
17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB EU L 347/487) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
Overwegende dat Verordening (EU) 1306/2013 en 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/549 van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
Overwegende dat Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betaling aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/608) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het vanwege het grote aantal noodzakelijke wijzigingen van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg in 2016 wenselijk achten een geheel nieuwe subsidieverordening vast te stellen;
Maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en het Delegatiebesluit van 26 september 2014 bekend dat zij in hun vergadering van 15 november 2016 gewijzigd hebben vastgesteld:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Awb: Algemene wet bestuursrecht;
c. beheeractiviteit: activiteit uit de koppeltabel;
d. beheerfunctie: functie van een cluster van beheeractiviteiten zoals opgenomen in de koppeltabel;
e. certificaat: namens Gedeputeerde Staten door de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer afgegeven certificaat, waarmee wordt gewaarborgd dat een natuurbeheerder of agrarisch collectief voldoet aan bepaalde beheereisen en het beheer op de afgesproken manier uitvoert;
f. koppeltabel: in bijlage 3 opgenomen overzicht van de subsidiabele beheeractiviteiten en maximale vergoedingen;
g. gescheperde schaapskudde: rondtrekkende schaapskudde die niet permanent op een plaats graast en die gehoed wordt door een herder met een of meer honden;
h. knooppuntennetwerk: bij de stichting landelijk Fietsplatform of stichting Wandelnetwerk geregistreerd routenetwerk voor fietsen of wandelen bestaande uit genummerde knooppunten en bewegwijzering tussen de knooppunten;
i. landbouwactiviteit: landbouwactiviteit als bedoeld en omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;
j. landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een groep van natuurlijke personen of rechtspersonen die, een landbouwactiviteit uitoefent op landbouwgrond;
k. landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, plus eventuele landschapselementen of watergangen direct grenzend aan landbouwgrond, waarbij er sprake mag zijn van een scheiding van die landbouwgrond door een kavelpad of watergang;
l. landelijke fietsroutes: bij de stichting landelijk Fietsplatform geregistreerde landelijke fietsroutes en ANWB-bewegwijzerde routes als onderdeel van een landelijk fietsroutenetwerk;
m. landelijke wandelroutes: bij de stichting Wandelnetwerk geregistreerde Lange Afstand Wandelpaden en Streekpaden als onderdeel van een landelijk wandelroutenetwerk;
n. landschapsbeheertype: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven beheertype;
o. landschapselement: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven element;
p. leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd;
q. monitoringstoeslag: extra vergoeding voor het uitvoeren van metingen en het vastleggen van de ontwikkelingen op het natuurterrein of de landbouwgrond met uitzondering van metingen in het kader van natuur- en landschapsbeheer, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;
r. monitoringsprogramma: door Gedeputeerde Staten vastgesteld meerjarig programma van metingen om de effecten van maatregelen en ingrepen te kunnen volgen vanuit vastgestelde beleidsdoelen en beleidstaken;
s. natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 waarin op basis van een afgestemde ambitie de overeengekomen doelen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn vastgelegd;
t. natuurbeheertype: in bijlage 2 opgenomen en nader beschreven beheertype;
u. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur die in het natuurbeheerplan is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de provinciale Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap;
v. opslag voor de prijsstijging: op de consumentenprijsindex gebaseerde opslag van de subsidie om de kostenstijging gedurende de looptijd van de beschikking te compenseren;
w. recreatietoeslag: extra vergoeding voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;
x. schapentoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen ten behoeve van de inzet van gescheperde schaapskuddes, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;
y. tarief: tarief voor de in artikel 2.2 genoemde subsidiabele activiteiten, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;
z. transactiekosten: kosten zoals bedoeld in artikel 2 sub e van Verordening (EU) nr. 1305/2013;
aa. vaartoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen op een natuurterrein dat alleen varend kan worden bereikt, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;
bb. Verordening (EU) nr. 640/2014: Gedelegeerde verordening van de Europese Commissie van tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden;
cc. Verordening (EU) nr. 809/2014: Uitvoeringsverordening van de Europese Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden.
1. Gedeputeerde Staten kunnen een of meerdere keren per jaar een openstellingsbesluit vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.
2. In het openstellingsbesluit, bedoeld in het eerste lid, geven Gedeputeerde Staten nadere invulling aan:
b. de onderdelen van het natuurbeheerplan waarvoor subsidie kan worden aangevraagd;
c. het subsidieplafond en de wijze van verdeling;
d. de periode van openstelling;
e. de tarieven voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer;
f. de normbedragen voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer;
g. het minimum aantal hectares aan activiteiten waarvoor een subsidie natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt.
1. Gedeputeerde Staten stellen het natuurbeheerplan vast.
2. Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten in ieder geval een elektronische kaart met topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:
a. voor welke natuurterreinen een subsidie natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:
1°. welk natuurbeheertype in stand kan worden gehouden;
2°. welke landschapsbeheertypen in stand kunnen worden gehouden;
3°. of het natuurterrein in aanmerking komt voor een vaartoeslag- of schapentoeslag;
b. voor welk leefgebied, of onderdeel van een leefgebied een subsidie agrarisch natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:
Artikel 1.4 Vereisten subsidieaanvraag
Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:
a. een subsidieaanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten;
b. een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde aanvraagformulier.
Artikel 1.5 Bevoegdheid en beslistermijn subsidieverlening
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie natuur- en landschapsbeheer of agrarisch natuur- en landschapsbeheer verstrekken.
2. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om subsidie binnen dertien weken na afloop van de aanvraagperiode.
3. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
Artikel 1.6 Verplichtingen algemeen
De subsidieontvanger is verplicht de administratie en de daartoe behorende bescheiden die betrekking hebben op de verstrekte subsidie ten minste gedurende een periode van vijf jaar na vaststelling van de desbetreffende subsidie te bewaren.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aan te wijzen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.
1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten tot afgifte van de volgende certificaten:
b. samenwerkingsverband natuurbeheer;
c. collectief agrarisch natuurbeheer.
2. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om de in het eerste lid genoemde certificaten te schorsen of in te trekken.
3. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot het aanvragen, schorsen en intrekken van certificaten.
§ 2 Natuur- en landschapsbeheer
1. Subsidie kan worden aangevraagd door:
a. natuurlijke personen, die krachtens eigendom of erfpacht zeggenschap hebben over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
b. privaatrechtelijke rechtspersonen en Staatsbosbeheer, die krachtens eigendom of erfpacht zeggenschap hebben over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
c. verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder a of b;
d. rechtspersonen die volgens een door Gedeputeerde Staten daartoe beschikbaar gesteld model een overeenkomst zijn aangegaan met natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder a of b.
2. Onverminderd het eerste lid en in afwijking van artikel 2.3 kan subsidie worden aangevraagd door gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, voor zover deze voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie ontvangen op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Limburg waarbij:
a. de periode waarvoor de subsidie overeenkomstig de Subsidieverordening ng natuur- en landschapsbeheer Limburg wordt verstrekt op of na 31 december 2015 eindigt, en
b. de subsidie natuurbeheer die op grond van de onderhavige regeling kan worden verstrekt niet later ingaat dan 1 januari van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de in onderdeel a bedoelde subsidie eindigt.
Artikel 2.2. Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
a. het beheer van natuurbeheertypen;
b. het beheer van landschapsbeheertypen.
1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:
a. de subsidieaanvrager een rechtspersoon is die waterwinning als doelstelling heeft;
b. de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die kennelijk is opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersoon, bedoeld onder a of een publiekrechtelijke rechtspersoon;
c. de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings-en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);
d. de subsidieaanvrager het natuurterrein waarop de subsidieaanvraag ziet heeft verkregen van:
2°. een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen;
3°. het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf van het ministerie van Financiën;
5°. een waterleidingmaatschappij.
2. In afwijking van het eerste lid, onder d, kan subsidie worden verstrekt, indien het natuurterrein waarop de subsidieaanvraag ziet is aangemerkt als een onderdeel waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in het natuurbeheerplan.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteiten vinden plaats op een natuurterrein dat is aangemerkt als een onderdeel waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in het natuurbeheerplan;
b. de activiteiten zijn gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of landschapsbeheertype;
c. de activiteiten zijn gericht op een beheer van minimaal 50 hectares;
d. de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a en b, beschikt over een individueel certificaat of een groepscertificaat;
e. de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, beschikt over een groepscertificaat, of de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren beschikken elk afzonderlijk over een individueel certificaat;
f. de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder d, dient bij de subsidieaanvraag afschriften in van de in dat artikel genoemde overeenkomst die hij heeft gesloten met de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.
2. De schapentoeslag, monitoringstoeslag of recreatietoeslag kan slechts worden verstrekt in aanvulling op de subsidie die de subsidieontvanger ontvangt voor het beheer van natuurbeheertypen.
3. De recreatietoeslag wordt slechts verstrekt voor zover het natuurterrein niet ingevolge artikel 2.9, vierde lid, is vrijgesteld van de openstellingsplicht.
4. De vaartoeslag wordt slechts verstrekt in aanvulling op de subsidie die de subsidieontvanger ontvangt voor het beheer van natuurbeheertypen;
5. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een kaart waarop de buitengrenzen van de natuurterreinen zijn aangegeven.
6. Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, niet beschikt over een groepscertificaat, gaat de aanvraag voor het beheerjaar 2017 vergezeld van de individuele certificaten, of aanvragen daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.
Artikel 2.5 Subsidiabele kosten
1. De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
a. kosten voor het beheer van een natuurterrein;
b. kosten voor de inzet van gescheperde schaapskuddes op een natuurterrein;
c. kosten voor monitoring, indien de subsidieaanvrager over een certificaat beschikt;
d. kosten voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein;
e. kosten die verband houden met het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen op een natuurterrein dat alleen varend kan worden bereikt.
2. Bij een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, die niet beschikt over een groepscertificaat, zijn de activiteiten van een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoert niet subsidiabel indien deze niet langer over een individueel certificaat beschikt.
3. Gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen komen niet in aanmerking voor de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder d.
4. Subsidiabel gestelde kosten zijn slechts subsidiabel indien de activiteiten zijn verricht nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.
5. Indien een aangevraagd individueel certificaat als bedoeld in artikel 2.4, vijfde lid, niet voor 1 oktober 2017 is afgegeven, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.
1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, wordt bepaald door het aantal hectares van het desbetreffende natuurbeheertype, en het aantal hectares, meters of stuks van het desbetreffende landschapsbeheertype, te vermenigvuldigen met het tarief vermenigvuldigd met zes jaar.
2. Indien van toepassing wordt het tarief, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:
a. het normbedrag voor monitoring per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares;
b. het normbedrag voor de recreatietoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares;
c. het normbedrag voor de schapentoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares.
3. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt verhoogd met het normbedrag voor de vaartoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares vermenigvuldigd met zes jaar.
4. Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.200, wordt de subsidie niet verstrekt.
Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld overeenkomstig het daartoe bepaalde in het openstellingsbesluit als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder c.
1. De subsidie, bedoeld in artikel 2.2, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten jaren, welke periode steeds begint op 1 januari.
2. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie verlenen onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tot stand komt.
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
1. Onverminderd artikel 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:
a. het verrichten van al het beheer dat noodzakelijk is voor de instandhouding van de natuurbeheertypen en landschapsbeheertypen en geen handelingen te verrichten of te gedogen die afbreuk doen aan de instandhouding daarvan;
b. er voor zorgdragen dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op het desbetreffende natuurterrein;
c. indien de subsidieontvanger een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder c, wordt de monitoring verricht overeenkomstig het monitoringsprogramma van de provincie;
d. het van zonsopgang tot zonsondergang kosteloos openstellen en toegankelijk houden van het desbetreffende natuurterrein op ten minste 358 dagen per jaar;
e. ervoor zorg te dragen dat namens Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden;
f. voor de gehele duur van de subsidie over een individueel certificaat of groepscertificaat te beschikken.
2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger die een toeslag ontvangt als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder d, de volgende verplichtingen:
a. het natuurterrein is voldoende toegankelijk en bevat voldoende wegen, vaarwegen en paden, die recreatief gebruik mogelijk maken;
b. de wegen, vaarwegen en paden als bedoeld onder a, worden onderhouden, ;
c. de subsidieontvanger verleent medewerking aan de markering en beheer van routes voor wandelen en fietsen in het kader van de landelijke wandelroutes, landelijke fietsroutes en knooppuntennetwerken voor wandelen en fietsen.
3. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger die een toeslag ontvangt als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder b, de volgende verplichtingen:
a. bij het in standhouden van het op het natuurterrein aanwezig natuurbeheertype wordt gebruik gemaakt van een of meerdere gescheperde schaapskuddes;
b. het gebruik van een of meerdere gescheperde schaapskuddes strekt zich uit over de gehele oppervlakte waarvoor de toeslag door Gedeputeerde Staten wordt verstrekt.
4. De subsidieontvanger is vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder d, indien:
a. sluiting nodig is bij of krachtens de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 of de Wet natuurbescherming;
b. het terrein naar zijn aard buiten machte van de subsidieontvanger niet toegankelijk is;
c. er bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk is tot een maximum van een hectare, of
d. het terrein vrijgesteld is op grond van het natuurbeheerplan.
5. Indien de subsidieontvanger niet kan voldoen aan een of meerdere verplichtingen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, doet hij daar een keer per jaar uiterlijk op 1 november melding van.
Artikel 2.12 Bevoorschotting en betaling
1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.
2. Gedeputeerde Staten nemen binnen tien weken na afloop van ieder kalenderjaar een beslissing tot voorschotverlening.
3. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
4. Het voorschot op het verleende subsidiebedrag wordt in vijf gelijke termijnen betaald, steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
Artikel 2.13 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal
1. De subsidieontvanger kan eenmaal per kalenderjaar in de aanvraagperiode een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar, gericht op vergroting van het areaal.
2. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie, indien:
a. de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten genoemd in artikel 2.4, uitgezonderd het eerste lid onder c, en
b. die wijziging leidt in de resterende looptijd van de verlening tot een verhoging van het subsidiebedrag van minimaal € 1.200.
3. De hoogte van de wijziging van de subsidie wordt bepaald op basis van het tarief en de toeslagen die van toepassing waren ten tijde van het nemen van de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 2.14 Subsidievaststelling
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast.
2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
3. Het restant bedrag wordt uitbetaald binnen zes weken na de subsidievaststelling.
§ 3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer
Subsidie kan worden aangevraagd door een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor een project met beheeractiviteiten gericht op behoud en versterking van een leefgebied.
Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het gedeelte van het leefgebied waarvoor subsidie is aangevraagd al een subsidie natuurbeheer op grond van deze regeling of de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Limburg is verstrekt.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de aanvrager beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer;
b. het project voldoet aan de beoordelingscriteria voor gebiedsaanvragen zoals die in het natuurbeheerplan in paragraaf 4.5 zijn opgenomen, inclusief de daarbij aangeduide kaarten;
c. aan het project ligt een gebiedsaanvraag ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:
1°. het minimum en maximum aantal hectares waarvoor per leefgebied, of onderdeel van het leefgebied beheeractiviteiten worden uitgevoerd, waarbij het maximum aantal hectares niet meer dan 15% meer mag zijn dan het minimum aantal hectares;
2°. per leefgebied, of onderdeel van het leefgebied een projectomschrijving op het niveau van beheerfunctie of cluster van beheeractiviteiten, een en ander afhankelijk van het gekozen abstractieniveau voor de beoordelingscriteria voor gebiedscriteria in het natuurbeheerplan;
4°. een berekening van de kosten voor het uit voeren van het project, gesplitst naar leefgebied of onderdeel van het leefgebied;
5°. een of meer topografische kaarten met een schaal van 1:5.000 waarop de buitengrenzen van de leefgebieden of onderdelen van de leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven.
2. Indien een aanvrager niet beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, kan hij in afwijking van het eerste lid, onder a, in de aanvraagperiode 2015 voor beheerjaar 2016 voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking komen, indien de aanvrager een aanvraag tot een certificaat heeft ingediend.
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
a. kosten voor het uitvoeren van beheeractiviteiten;
b. gederfde inkomsten voor het uitvoeren van beheeractiviteiten;
1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.2, wordt bepaald door het maximum aantal hectares per leefgebied dat voldoet aan de subsidievereisten zoals opgenomen in artikel 3.4 te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, vermenigvuldigd met zes.
2. De gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald door de begrote kosten per leefgebied, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder c, vierde onderdeel, te delen door zes en daarna te delen door het maximum aantal hectares dat voor dat leefgebied is aangevraagd.
3. Indien toepassing van het eerste tot en met tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 3.000.000,-, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Indien binnen de aanvraagperiode meerdere volledige subsidieaanvragen voor dezelfde locatie binnen een leefgebied zijn ingediend, wordt een aanvraag geselecteerd door te bepalen welke aanvraag het meest ecologisch effectief wordt uitgevoerd.
2. Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
a. de dekkingsgraad, zijnde de verhouding van het aantal hectares beheer dat is aangevraagd tot het totaal aantal hectares leefgebied waarop dat gedeelte van de aanvraag ziet, te waarderen met maximaal 50 punten;
b. de kwaliteit van beheer, zijnde:
1°. variatie in beheer, te waarderen met maximaal 40 punten;
2°. intensiteit van beheer, te onderscheiden in:
i. het aantal verschillende vormen van beheer dat is aangevraagd, te waarderen met maximaal 20 punten;
ii. de zwaarte van het aangevraagde beheer, te waarderen met maximaal 20 punten;
3. Indien een onderdeel van de aanvraag minder dan 20 punten scoort, wordt dat gedeelte van de aanvraag geweigerd.
4. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de rangschikking van die aanvragen bepaald door de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, waarbij de aanvraag met de laagste gemiddelde kosten het hoogst wordt gerangschikt.
5. Indien toepassing van het tweede en vierde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijke plek worden gerangschikt, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
Artikel 3.9 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten kunnen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 voor advies over artikel 3.8 voorleggen aan een adviescommissie.
Artikel 3.10 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 3.2, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, welke periode steeds begint op 1 januari.
Artikel 3.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
a. uitvoering vindt plaats in leefgebieden;
b. de subsidieontvanger doet uiterlijk voor 1 januari van ieder kalenderjaar per leefgebied of onderdeel van een leefgebied waarvoor is beschikt een opgave van de beheeractiviteiten op perceelsniveau in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen systeem;
c. de gekozen beheeractiviteit of combinatie van beheeractiviteiten past bij de beheerfunctie of het cluster van beheeractiviteiten zoals beschikt en het bijhorende leefgebied zoals aangewezen in het natuurbeheerplan;
d. wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, worden door de subsidieontvanger uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan het ingaan van de wijziging gemeld aan Gedeputeerde Staten, door de wijziging op perceelsniveau door te voeren via het daartoe onder b bedoelde systeem. De wijzigingen kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd;
e. wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen worden door de subsidieontvanger uiterlijk op 15 mei van het lopende beheerjaar doorgevoerd via het in onderdeel b bedoelde systeem;
f. wijzigingen bestaande uit het terug trekken van percelen met de daarbij horende beheeractiviteit zijn mogelijk tot en met 30 september, via het in onderdeel b bedoelde systeem, tenzij artikel 3 lid 2 van Verordening (EU) nr. 809/2014 zich tegen de wijziging verzet;
g. de subsidieontvanger dient ieder kalenderjaar in de periode waarin de Gecombineerde data inwinning wordt ingediend een betaalverzoek in voor dat kalenderjaar. De subsidieontvanger dient deze aanvraag in via een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld formulier
h. de subsidieontvanger dient uiterlijk 1 oktober van ieder kalenderjaar een verantwoording in waarin is beschreven:
1°. welke activiteiten als bedoeld onder b, daadwerkelijk zijn uitgevoerd;
2°. welke wijzigingen als bedoeld onder d, e en f hebben plaatsgevonden en waarom;
i. de subsidieontvanger dient uiterlijk 1 december van ieder kalenderjaar een voortgangsverslag in;
j. de subsidieontvanger beschikt voor de gehele duur van de subsidie over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer;
k. de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat er door of vanwege Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden;
l. de subsidieontvanger verleent medewerking aan een toezichthouder als bedoeld in artikel 1.7 om toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen en verleent een toezichthouder ongehinderd toegang tot percelen;
m. de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd in het desbetreffende leefgebied;
n. uiterlijk veertien dagen na het uitvoeren van de hierna genoemde activiteiten doet de subsidieontvanger daarvan een melding in het onder b) bedoelde systeem:
1°. het bemesten met ruige mest;
2°. het schoonmaken van watergangen;
o. uiterlijk vijf werkdagen dagen na het treffen van maatregelen ter bescherming van aangetroffen nesten doet de subsidieontvanger daarvan een melding in het onder b) bedoelde systeem.
Artikel 3.12 Bevoorschotting en betaling
1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag, naar aanleiding van het ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g.
2. Gedeputeerde Staten nemen binnen tien weken na afloop van ieder kalenderjaar een beslissing tot voorschotverlening.
3. De beslissing, bedoeld in het tweede lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
4. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in vijf termijnen betaald, steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid.
5. De hoogte van het voorschot wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.
6. Als het bedrag, bedoeld in het vijfde lid, hoger is dan het totaal bedrag dat voor de uitgevoerde beheeractiviteiten op grond van de vergoeding in bijlage 4 maximaal mag worden vergoed, geldt voor de berekening van het voorschot dit maximum bedrag.
Artikel 3.13 Wijziging subsidieverlening
1. De subsidieontvanger kan eenmaal per kalenderjaar in de aanvraagperiode een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar.
2. Onder wijziging van de beschikking tot subsidieverlening wordt verstaan:
a. vergroting van de minimum en maximum oppervlakte van het leefgebied of onderdeel van het leefgebied waarvoor reeds een beschikking is afgegeven, of
b. uitbreiding van de bestaande beschikking met een nieuw leefgebied of een onderdeel daarvan, of
c. aanpassing van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, of
d. een combinatie van een vergroting, zoals bedoeld onder a, met een aanpassing zoals bedoeld onder c, of
e. een combinatie van een uitbreiding, zoals bedoeld onder b, met een aanpassing zoals bedoeld onder c.
3. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie indien:
a. de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten genoemd in artikel 3.4, en
b. die wijziging leidt tot een verhoging van minimaal € 1.200.
4. In afwijking van de gegevens zoals bedoeld in artikel 3.4, eerste lid onder c ten 4°, dient de subsidieontvanger een berekening in van de kosten voor het uitvoeren van het project gedurende de na wijziging resterende looptijd van de subsidie, gesplitst naar leefgebied of onderdeel van het leefgebied.
5. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied. De gemiddelde kosten per hectare leefgebied worden bepaald door per leefgebied de kosten voor het uitvoeren van het project in de resterende looptijd te delen door het aantal jaren waarvoor de subsidieverlening na de wijziging nog loopt. Dit bedrag wordt gedeeld door het maximum aantal hectares waarvoor de subsidieverlening na de wijziging geldt. Het aldus berekende bedrag geldt met ingang van het kalenderjaar waarin de wijziging van kracht wordt voor de resterende looptijd van de subsidie bedoeld in artikel 3.10.
6. In afwijking van het bepaalde in het derde lid geldt dat de aanvraag in de situatie als bedoeld in het tweede lid, onder a, voldoet aan de subsidievereisten genoemd in artikel 3.4, eerste lid, sub a, sub b en sub c ten 1º, 4º en 5º.
Artikel 3.14 Subsidievaststelling
1. Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast, naar aanleiding van het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g.
2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
3. Het restant bedrag wordt binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het eerste of tweede uitbetaald.
4. De hoogte van het restant bedrag wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.
5. Als het bedrag, bedoeld in het vierde lid, hoger is dan het totaal bedrag dat voor de uitgevoerde beheeractiviteiten op grond van de vergoeding in bijlage 4 maximaal mag worden vergoed, geldt voor de berekening van het restant bedrag dit maximum bedrag.
Artikel 3.15 Verlagen subsidies
1. Ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 640/2014 verlagen Gedeputeerde Staten de verleende of vastgestelde subsidie indien er onregelmatigheden zijn geconstateerd bij de uitvoering van controles als bedoeld in artikel 28 en 37 van Verordening (EU) nr. 809/2014.
2. Indien een landbouwer, of andere grondgebruiker van landbouwgrond, die ten behoeve van de subsidieontvanger beheeractiviteiten uitvoert, subsidieverplichtingen, de baseline of randvoorwaarden schendt, wordt de schending toegerekend aan de subsidieontvanger.
Artikel 3.16 Overgangsbepalingen (vervallen)
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg 2016.
http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/assets/Index-landschap-2017.pdf
http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/assets/Index-Natuur-2017.pdf
http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/assets/2016-08-16-wg-NB-11-1-Koppeltabel2016-v-16-08-2016-aangepast-pdf.pdf
Bijlage 4: Maximale vergoeding als bedoeld in artikel 3.12 lid 6 en 3.14 lid 5
http://www.portaalnatuurenlandschap.nl/assets/Kopie-van-bijlage-4-SVNL16-1105.pdf
Toelichting behorende bij de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg 2016
Per 1 januari 2016 gaat het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) 2016 in. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige SNL hebben betrekking op het agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 gaat uit van een collectieve aanpak en de inzet van agrarisch natuur- en landschapsbeheer op de meest kansrijke gebieden. Agrarische collectieven vragen de subsidie aan; boeren vragen dus niet meer individueel subsidie aan voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Het rijk zet zich in voor versterking van de natuur en een effectieve invulling van de internationale natuurdoelen. Uitgangspunt daarbij is het instandhouden en bevorderen van plant- en diersoorten, van natuurlijke habitats met internationale betekenis, van ecologisch gezonde watersystemen en een schoon milieu.
Provinciaal beleid natuur en landschap
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid. Zij treedt op als gebiedsregisseur in het landelijk gebied en brengt de partijen bij elkaar die zorgen voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer. De provincie bepaalt ook waar zij welke doelen wil realiseren en welke financiële middelen zij hiervoor inzet. Zij legt deze doelen en middelen onder andere vast in het provinciale Natuurbeheerplan. Hierin staat in welke gebieden natuur-, agromilieu- en klimaatdiensten ingezet kunnen worden.
De provincie houdt bij de uitvoering van het natuurbeleid rekening met beleidsdoelen van andere overheden en activiteiten in het landelijk gebied, zoals het waterbeleid, recreatiebeleid, economisch en milieubeleid, zodat synergie kan worden bereikt.
Via het SNL 2016 verleent de provincie subsidie voor het behoud en de ontwikkeling van (agrarische) natuurgebieden en landschappen. De natuurkwaliteit staat hierbij centraal.
In de Strategische Visie SNL die is vastgesteld tussen overheden en beheerders van gronden, zijn de volgende uitgangspunten bepaald:
• Uniformiteit in twaalf provincies (het is een landelijk stelsel met provinciale specificaties).
• De provincies stellen doelen en kaders en regisseren overleg (sturing op hoofdlijnen).
• Alle partijen die landschap en (agrarische) natuurgebieden beheren en kunnen bijdragen aan natuurkwaliteitsdoelstellingen stemmen met elkaar af en werken met elkaar samen.
• Uitgangspunt is een gebiedsgerichte benadering. Dat betekent dat rekening wordt gehouden met regionale verschillen in het landschap, wat leidt tot regionaal maatwerk.
• Er wordt afgestemd met waterschappen over de realisatie en financiering van kwalitatieve en kwantitatieve waterdoelen.
• De beheerders van gronden worden afgerekend op uitgevoerd beheer.
• Het stelsel is robuust: beleidswijzigingen zijn eenvoudig in te passen.
• Met het SNL krijgen beheerders van gronden meer verantwoordelijkheid voor en vertrouwen in de uitvoering.
• Het SNL past binnen de regels van staatssteun en POP.
Europa stelt regels voor staatssteun en controleert op de inzet van POP-gelden. In het SNL zijn de regels zoveel mogelijk beperkt tot het voldoen aan de Europese eisen.
Uitgangspunten van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL) zijn:
• De juridische basis voor subsidieverlening is zo simpel mogelijk;
• Er zijn geen dubbelingen met de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
• Subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (agrarische collectieven) en voor natuurbeheer (natuurbeheerders);
• Onderscheid tussen gecertificeerde en niet-gecertificeerde natuurbeheerders voor natuurbeheer;
• Uniformiteit in de twaalf provincies.
De Index Natuur en Landschap is een gemeenschappelijke, landelijk uniforme “natuurtaal” die de typen natuur, landschap en agrarische natuur in Nederland beschrijft. De Index onderscheidt twee niveaus: natuurtypen (voor de sturing en verantwoording op landelijk niveau), en beheertypen (voor de operationele aansturing van het beheer op regionaal en lokaal niveau). Voor het natuurbeheer vormen de beheertypen de basis voor afspraken over doelen en middelen tussen provincie en natuurbeheerder. Voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer kunnen zowel afspraken worden gemaakt op het niveau van natuurtypen als op het niveau van beheertypen.
Catalogus groen blauwe diensten
De Catalogus groen blauwe diensten is een overzicht van de maximale vergoedingen die Nederlandse overheden mogen geven aan grondeigenaren of beheerders van gronden die een Groenblauwe dienst (agrarische) natuur en landschap, cultuurhistorie, recreatie of waterbeheer) leveren. In de Catalogus zijn alle beheeractiviteiten beschreven waarvoor provincies in het SNL subsidie verstrekken. Voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn de beheeractiviteiten samengevat in een koppeltabel die aangeeft welke beheeractiviteiten binnen een leefgebied of onderdeel daarvan kunnen worden vergoed met medefinanciering vanuit Europa.
Het Natuurbeheerplan beschrijft de beleidsdoelen en subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie. De provincie geeft subsidie voor een aanzienlijk deel van de kosten voor ontwikkeling en beheer van natuur en landschap. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies; het geeft de kaders aan waaraan een aanvraag moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie.
Voor het agrarisch natuurbeheer zijn de beleidsdoelen biodiversiteit en water gekoppeld aan de agrarische leefgebieden. Begrenzing op de kaart in het Natuurbeheerplan gebeurt op basis van natuurtypen (=leefgebied) met daaronder een of meerdere beheertypen. In de tekst van het Natuurbeheerplan bepaalt de provincie welke doelsoorten waar beschermd moeten worden en welk beheer daarvoor ingezet kan worden. Ook kunnen er instapeisen worden geformuleerd per beheertype.
Beheertypenkaart en ambitiekaart kern van het Natuurbeheerplan
De beheertypenkaart geeft alle bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur en landschap weer. Deze kaart vormt ook de basis voor het verlenen van beheersubsidies. Voor een deel van de natuurgebieden en agrarische gebieden met specifieke natuurwaarden bestaat een ambitie om het huidige gebruik of het beheer te veranderen. Dit ligt vast op de ambitiekaart.
Openstellingsbesluit: subsidiemogelijkheden en –budget
De provincie geeft de subsidiemogelijkheden jaarlijks aan op de kaarten in het Natuurbeheerplan. In het provinciale openstellingsbesluit staat of de subsidie wordt opengesteld en hoeveel subsidie beschikbaar is (in subsidieplafonds per natuurtype, leefgebied of onderdeel daarvan, al dan niet onderverdeeld naar regio’s).
Natuurbeheerders en agrarische collectieven kunnen een verklaring van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer krijgen waarmee wordt ingestemd met de manier waarop deze beheerders de kwaliteitseisen voor het uitvoeren van beheer, de organisatie en de administratie garanderen. Dit wordt een (natuur)certificaat genoemd. Vertrouwen in de beheerder staat hierbij centraal. Om voor een certificaat in aanmerking te komen, stelt de natuurbeheerder respectievelijk het agrarisch collectief een Kwaliteitshandboek op dat gebaseerd is op een Programma van Eisen. De Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer verstrekt, namens de provincies, de certificaten na beoordeling van het kwaliteitshandboek en voert audits uit bij de gecertificeerden om de kwaliteitsbewaking in de praktijk te toetsen.
Er wordt jaarlijks veel geïnvesteerd in (agrarisch) natuurbeheer. Om vast te stellen of de afgesproken doelen voor in stand houden van soorten worden gehaald of dat de uitvoering bijgesteld moeten worden, hebben Rijk, provincies en beheerders van gronden een uniforme werkwijze ontwikkeld, de Werkwijze Monitoring Beoordeling Natuurnetwerk – Natura 2000/PAS. Hiermee kan worden gestuurd op de ambities voor het Natuurnetwerk Nederland en een vitaal platteland, op beheerprestaties en op een effectieve inzet van middelen. Voor het agrarisch natuurbeheer is deze werkwijze nog in ontwikkeling.
Artikel 1.1 Definities, onderdeel d
Binnen een beheerfunctie zijn diverse beheeractiviteiten samengevoegd, waarna wordt gesproken van een cluster. Die clustering heeft plaatsgevonden vanuit het achterliggende doel van die beheerfunctie. In de koppeltabel (zie daarvoor artikel 3.11 onder c) is terug te vinden dat clustering heeft plaatsgevonden vanuit de volgende beheerfuncties:
- Optimaliseren broed- en opgroeimogelijkheden
- Optimaliseren nestbescherming
- Optimaliseren voortplantingsmogelijkheden
In de openstelling worden de subsidieplafonds vastgesteld en bekendgemaakt. Daarbij is het mogelijk om een deelplafond vast te stellen, specifiek voor bepaalde doelgroepen, onderdelen van het natuurbeheerplan of leefgebied.
Een eigenaar die de grond in erfpacht heeft gegeven, zal geen subsidie meer kunnen aanvragen omdat hij slechts het bloot eigendom heeft en geen zeggenschap meer heeft over het grondgebruik en het beheer. Wel kunnen de genoemde gerechtigden die hun grond in pacht uitgeven subsidie aanvragen en ontvangen zolang ze de pacht zo hebben vorm gegeven dat de zeggenschap over het beheer nog bij hen ligt. Pachters komen niet in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer.
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Tweede lid, onderdeel a en c, Toegankelijkheid
Er wordt belang gehecht aan de recreatieve openstelling van natuurterreinen. Daarom bevat het tweede lid verplichtingen ten behoeve van landelijke wandelpaden, fietsroutes en knooppuntennetwerken. Van subsidieontvangers wordt niet alleen gevraagd om het natuurterrein open te stellen voor publiek, maar ook om desgevraagd medewerking te verlenen aan bewegwijzering van wandel- en fietsroutes.
Als een natuurterrein om de in het vierde lid genoemde redenen niet kan worden opengesteld, dan is dat gedeelte vrijgesteld van openstelling.
Een terrein is toegankelijk (oftewel begaanbaar) als er in het terrein gelopen, gefietst of gevaren kan worden zonder dat er gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld bij moerassen en
Een terrein is bereikbaar als het te bereiken is vanaf de openbare weg, of via een aangrenzend opengesteld terrein.
Algemeen agrarisch natuur- en landschapsbeheer
De agrarische gebieden rondom de natuurgebieden vormen een belangrijke schakel in het realiseren van de natuurdoelen vanwege de bufferfunctie die zij vervullen. Daarnaast zijn er veel soorten die hun leefgebied in het agrarisch gebied hebben. Om dit beter op elkaar aan te sluiten, is een effectiever en efficiënter agrarisch natuur- en landschapsbeheer nodig.
Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is gericht op het creëren van positieve omstandigheden voor biodiversiteit, waterkwaliteit en –kwantiteit. Bovendien heeft het beheer een duidelijke meerwaarde voor natuur, landschap, water en agrarisch ondernemerschap. Het nieuwe agrarisch natuurbeheer is het resultaat van een integrale toepassing in de streek.
Het maatschappelijk draagvlak en de beleefbaarheid en leefbaarheid van het platteland wordt vergroot, mede door aan te sluiten bij praktijk, omstandigheden en ervaring van ondernemers.
Vanaf 2016 vragen gecertificeerde agrarische collectieven subsidie aan voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, zij zijn de begunstigde van de subsidie. Een agrarisch collectief is een samenwerkingsverband in een bepaald gebied dat bestaat uit agrariërs en andere grondgebruikers in dat gebied die zich vrijwillig hebben verenigd voor het uitvoeren van agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Voor deze subsidie komen alleen agrarische collectieven in aanmerking, die een SNL-certificaat bezitten.
Bepaald is dat enkel een vereniging subsidie kan aanvragen. Een coöperatie is op grond van het Burgerlijk Wetboek een bijzondere vorm van een vereniging en wordt op grond van de verordening derhalve ook als een vereniging aangemerkt.
De keuze voor een vereniging vloeit voort uit de Brusselse eis dat subsidie alleen mogelijk is aan landbouwers en groepen van landbouwers of andere grondgebruikers. Uit die eis volgt dat er een directe relatie moet zijn tussen de “groep” die aanvraagt en landbouwers of grondgebruikers daarachter. De vereniging is de enige rechtsvorm die deze relatie zichtbaar maakt. Vanuit controleerbaarheid is volledige rechtsbevoegdheid nodig.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Uitgangspunt van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb2016) is een leefgebiedenbenadering: het creëren en in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbare beheeractiviteiten vragen in een bepaald gebied.
Er zijn vier agrarische leefgebieden en één categorie voor water. De vier leefgebieden komen overeen met de agrarische natuurtypen van de Index Natuur en Landschap: open grasland, open akkerland, natte dooradering en droge dooradering.
De beheeractiviteiten die samen nodig zijn voor het behoud of de versterking van een leefgebied zijn gebundeld in ‘clusters van beheeractiviteiten’. Per cluster worden ook de beheerfuncties aangegeven, bijvoorbeeld het creëren van foerageergebieden, of het verschralen of optimaliseren van voortplantingsmogelijkheden. Voor de categorie water gelden andere beheerfuncties, zoals waterberging of bufferzones. In afspraken met haar leden clustert het agrarisch collectief de beheeractiviteiten tot beheerpakketten.
Indien voor een gedeelte van het leefgebied waarvoor een subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie is verstrekt, dan wordt dat gedeelte van de aanvraag geweigerd. Het restant van de aanvraag kan dan gehonoreerd worden, als dat resterende gedeelte aan de gestelde eisen voldoet.
Vanaf 2016 is bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer sprake van een projectsubsidie voor het beheer gedurende zes jaar. Een gebiedsaanvraag moet voldoen aan alle opgesomde vereisten. Een agrarisch collectief kan bijvoorbeeld een gebiedsaanvraag doen voor drie verschillende leefgebieden of drie onderdelen van een leefgebied. De gebiedsaanvraag wordt dan voor ieder van die drie leefgebieden apart getoetst aan de subsidievereisten. Daarmee kan het voorkomen, dat de gebiedsaanvraag enkel voor twee leefgebieden of onderdelen voldoet en voor een leefgebied of onderdeel niet. Het onderdeel van de gebiedsaanvraag dat dan op dat ene leefgebied ziet wordt afgewezen en het agrarisch collectief ontvangt enkel voor de twee leefgebieden die wel voldoen aan de vereisten een subsidie.
De zesjarige subsidie wordt in de aanvraagperiode voor het SNL aangevraagd via een gebiedsaanvraag. Deze aanvraag is gebaseerd op een samenhangend ecologisch effectief en efficiënt beheerplan. In aanloop naar het insturen van de gebiedsaanvraag bespreekt het agrarisch collectief de concept-gebiedsaanvraag met de provincie om eventuele knelpunten of provinciale afwegingen af te stemmen.
Eerste lid, onder c, eerste onderdeel, Minimum en maximum aantal hectares per leefgebied
Bij de gebiedsaanvraag is het noodzakelijk het minimum aantal hectares (bijv. per leefgebied) te benoemen, waaronder de uiteindelijke betaalaanvragen niet uit mogen komen. Het maximum aantal hectares mag 15% hoger zijn dan het minimum. De begroting van de subsidiabele kosten is voor het maximum aantal hectares, want bij de betaalaanvraag wordt getoetst hoeveel hectares daadwerkelijk zijn beheerd en of de vergoeding van het gevoerde beheer niet het maximum bedrag in de Catalogus Groenblauwe Diensten overschrijdt (staatssteuntoets).
Eerste lid, onder c, tweede onderdeel, Projectomschrijving
De beheeractiviteiten die nodig zijn voor het behoud of de versterking van een leefgebied zijn gebundeld in ‘clusters van beheeractiviteiten’. Per cluster van beheeractiviteiten wordt ook de beheerfunctie aangegeven, bijvoorbeeld: broedmogelijkheden, opgroeimogelijkheden, foerageren en nat biotoop. Voor de categorie water gelden aanvullende beheerfuncties. Binnen elk cluster van beheeractiviteiten dragen beheerpakketten, combinaties van beheeractiviteiten en eventueel aanvullende voorwaarden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer op een bepaald perceel, bij aan de realisatie van de beheerfunctie van het cluster van beheeractiviteiten.
Tweede lid, uitzondering certificaatsvereiste
Duidelijk is dat voor de eerste aanvraagperiode onder deze regeling in 2015, voor start op 1 januari 2016, het niet mogelijk is om voor alle collectieven voor 1 juni al een certificaat af te geven. Daarom is in het tweede lid op het vereiste uit het eerste lid een uitzondering gemaakt. Voor de eerste aanvraagperiode is het voldoende dat op het moment van aanvragen van subsidie, tevens een aanvraag voor een certificaat is ingediend.
In artikel 3.11 onder l is vastgelegd dat het collectief als subsidieontvanger voor de gehele subsidieperiode moet beschikken over een certificaat. De subsidieperiode begint conform artikel 3.10 op 1 januari. Hieruit volgt dat het collectief voor de eerste aanvraagperiode daarom tot 1 januari de tijd heeft om het certificaat uiteindelijk te verkrijgen.
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
Onderdeel a en b zijn de kosten die rechtstreeks met het verrichten respectievelijk leveren van de dienst te maken hebben. Onderdeel c benoemt transactiekosten. Dit zijn kosten die niet direct met de uitvoering van de dienst te maken hebben, maar kosten verbonden aan het vervullen van de randvoorwaarden zodat de dienst daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Denk aan kosten voor administratie, ureninzet om de aanvraag te kunnen doen etc. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal 20% transactiekosten en streefpercentage van 15%.
Artikel 3.6 Niet subsidiabele kosten
Kosten die voortvloeien uit het voldoen aan de basis, vanuit de goede landbouwpraktijk, vallen buiten de subsidie.
Hierbij kan worden gedacht aan:
a. de vastgestelde toepasselijke dwingende normen krachtens titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013;
b. de vastgestelde toepasselijke criteria krachtens artikel 4, lid 1, onder c), tweede en derde streepje, van de RB-verordening
c. de minimumactiviteiten en toepasselijke minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;
d. andere toepasselijke dwingende voorschriften die bij nationale wetgeving zijn vastgesteld.
In dit lid 4 wordt de ondergrens voor het te subsidiëren bedrag geregeld. Elke provincie kan hier een eigen ondergrens bepalen. SCAN adviseert daarvoor een minimaal bedrag van Є50.000.
In dit artikel is geregeld hoe het beschikbare geld verdeeld wordt over de ingekomen aanvragen die volledig zijn en aan de vereisten van artikel 3.4 voldoen.
Als er voor een gebied meerdere aanvragen binnenkomen, worden die aanvragen onderling gewogen.
In het tweede lid is beschreven hoe de aanvragen onderling worden gewogen. Alle aanvragen worden onderling gewogen op basis van de beoordelingscriteria en van punten voorzien. De aanvraag met de meeste punten gaat voor, totdat het geld verdeeld is.
Artikel 3.11 Subsidieverplichtingen
Onder d Wijziging van activiteiten op perceelsniveau
Tijdens het beheerjaar kan blijken dat het beheerplan voor dat jaar niet helemaal uitvoerbaar blijkt of niet klopt. Bij het beheer dat gericht is op specifieke doelsoorten is het bijvoorbeeld van belang de beheeractiviteiten (zoals uitgesteld maaien) aan te passen aan de aanwezigheid van jonge dieren. Ook kunnen vogels op een ander perceel gaan zitten dan dat in het beheerplan is opgenomen, waardoor het beheer verlegd moet worden. Deze wijzigingen zijn toegestaan en moeten direct in het systeem vastgelegd worden. Tot het indienen van het jaarlijks betaalverzoek uiterlijk op 15 mei kan, als hiervoor een ecologische reden is, de locatie van het beheer verplaatst worden naar meer effectieve percelen. Nadat het betaalverzoek is ingediend, kunnen beheerlocaties niet meer wijzigen. Wel kan tot 30 september het beheer op een perceel wijzigen, bijvoorbeeld vanwege het uitvliegen van kuikens.
De subsidieontvanger vraagt in de zesjarige subsidieperiode jaarlijks tussen 1 april en 15 mei uitbetaling aan voor alle percelen waarop zij beheer uitvoert volgens de subsidiebeschikking. Hiermee wordt het maximaal te betalen subsidiebedrag vastgelegd (het aantal hectares uit de gebiedsaanvraag vermenigvuldigd met het gemiddelde bedrag per hectare). Voor beheerjaar 2016 doet de subsidieontvanger dus uiterlijk op 15 mei 2016 een betaalverzoek voor het beheer dat in 2016 plaatsvindt.
Uiterlijk 1 oktober dient de subsidieontvanger jaarlijks de verantwoording van het betaalverzoek in. In de verantwoording wordt op perceelsniveau vastgelegd welk beheer is uitgevoerd (de locatie en de beheeractiviteit per oppervlakte). Samen met de actuele veldgegevens wordt dit gebruikt als basis voor het jaarlijkse evaluatiegesprek met de provincie.
De verantwoording van het betaalverzoek is de basis voor de hoogte van de betaling die steeds na afloop van een beheerjaar wordt uitgekeerd. Bij het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 hoeft dus niet jaarlijks een kostenoverzicht te worden ingediend. Bepaald wordt of de beheeractiviteiten in het beheerplan volgens de Catalogus Groenblauwe Diensten, eventueel na correcties en sancties, gelijk of hoger zijn dan het maximaal uit te betalen bedrag. De subsidieontvanger krijgt het bedrag dat vermeld is in de betaalaanvraag uitbetaald als aan de subsidiebeschikking wordt voldaan en het maximumbedrag dat volgt uit de eerdergenoemde berekening niet wordt overschreden.
Artikel 3.13 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal
Een uitbreidingsaanvraag is een verzoek tot uitbreiding van de zesjarige subsidiebeschikking. Als hiervoor budget wordt opengesteld, kan het agrarisch collectief jaarlijks een uitbreidingsaanvraag indienen voor de resterende looptijd van de oorspronkelijke zesjarige subsidiebeschikking. De uitbreidingsaanvraag moet de oorspronkelijke aanvraag versterken en passen binnen het natuurbeheerplan dat op het moment van het indienen van de uitbreidingsaanvraag geldt. De uitbreidingsaanvraag doorloopt dezelfde beoordelingsprocedure als nieuwe aanvragen.
Artikel 3.14 Subsidievaststelling
Aan het einde van de zesjarige subsidieperiode wordt de afrondende subsidiebeschikking vastgesteld op basis van de jaarlijkse beschikkingen op het betaalverzoek, uitgebreid met de laatste beoordeling van het betaalverzoek. De vaststelling wordt getoetst aan de subsidiebeschikking.
Artikel 35 van verordening (EU) nummer 640/14 bepaalt dat het bevoegd gezag een sanctiebeleid moet opstellen. Daarin wordt aangegeven hoe de provincie omgaat met de situatie dat de subsidieontvanger niet aan haar verplichtingen voldoet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2016-6239.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.