Provinciaal blad van Zeeland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2016, 6193 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2016, 6193 | Overige besluiten van algemene strekking |
Provincie Zeeland – Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water
Besluit van gedeputeerde staten van 15 november 2016, kenmerk 16017854 houdende vaststelling Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water.
Gedeputeerde staten van Zeeland,
Gelet op artikel 1.3 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland
Besluiten vast te stellen Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water Zeeland 2016.
Een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in paragraaf 2.6 van de verordening kan worden ingediend in de periode van 12 december 2016 tot en met 12 februari 2017. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de voornoemde periode is ontvangen.
Artikel 2. Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied van Zeeland ten behoeve van een meer robuuste zoetwatersituatie met het oog op klimaatverandering en toenemende verzilting. Concreet moeten deze investeringen bijdragen aan: (a) voorkoming of beperking van wateroverlast, watertekort en/of verzilting van grond- en/of oppervlaktewater, en/of (b) kwaliteitsverbetering van grond- en/of oppervlaktewater.
Aangezien de benodigde nationale publieke financiering niet in het openstellingbesluit beschikbaar wordt gesteld, dient een aanvraag voorzien te zijn van een subsidie-intentie of subsidiebeschikking van een nationale overheid (zoals bijvoorbeeld waterschap, provincie en/of gemeente).
Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van Verordening subsidies POP3 2014-2020 Zeeland de volgende criteria:
Kans op succes/haalbaarheid. Op basis van het projectplan worden de volgende aspecten in samenhang bezien: de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider, de uitvoerbaarheid van het projectplan, de betrokkenheid van relevante partijen bij de uitvoering van het project, het realiteitsgehalte van de planning, opzet en begroting, de mate waarin het project al is voorbereid/snel in uitvoering kan worden genomen, het draagvlak voor het plan en de mate waarin eventueel noodzakelijke vergunningen reeds zijn verkregen.
Na sluiting van de openstellingstermijn worden alle aanvragen beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 6 gerangschikt naar score. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek:
Criterium 6.a: 0-4 punten, gewicht 2
Criterium 6.b: 0-4 punten, gewicht 3
Criterium 6.c: 0-4 punten, gewicht 2
Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7 een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de verordening.
Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding
Dit besluit wordt aangehaald als Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water Zeeland 2016 en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin hij wordt geplaatst.
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 15 november 2016.
Toelichting bij het Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water Zeeland
De basis van het openstellingsbesluit wordt gevormd door de Verordening POP3 subsidies Zeeland. In artikel 1.3 van deze regeling is bepaald dat Gedeputeerde Staten een openstellingsbesluit kunnen vaststellen. Het onderhavige besluit betreft de openstelling van een subsidieregeling met betrekking tot paragraaf 2.6 van de verordening, niet-productieve investeringen water. Subsidiëring is mogelijk voor projecten op het gebied van waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie toelichting artikel 2).
Artikel 2. Subsidiabele activiteiten
Lid 1. Het begrip niet-productieve investering betekent dat de investering niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming.
De term zoetwatersituatie wordt gebruikt in plaats van de meer gebruikelijke term zoetwatervoorziening, om te accentueren dat de regeling specifiek van toepassing is op het gebied zonder (grootschalige) aanvoer van extern water. Dit gebied wordt niet of nauwelijks voorzien van zoet water van elders en is voor haar zoetwaterbehoefte aangewezen op natuurlijke neerslag.
Inrichting van het gebied en/of toepassing van innovatieve technieken of methodes kan de robuustheid van die zoetwatersituatie positief beïnvloeden. Dat is van belang omdat door klimaatverandering (in elk geval hogere temperaturen en daardoor meer verdamping) en zeespiegelstijging, droogtestress en verzilting toenemen. Daarnaast tendeert de landbouwkundige ontwikkeling naar een stringentere zoetwaterbehoefte. Al met al wordt het lastiger de balans tussen zoetwaterbehoefte en -beschikbaarheid te behouden.
Het is een expliciet beleidsdoel van de provincie Zeeland deze balans te bewaren door de natuurlijke neerslag optimaal te benutten, maar tevens ruimte te bieden voor het bergen van zware regenbuien. Dit wordt aangeduid als robuuste zoetwatersituatie. Het zichtjaar dat daarbij wordt gehanteerd is 2030, dus de middellange termijn. Aanpassing van de zoetwatersituatie is niet een proces met een scherpe begin- en eindpunt, maar een voortdurend proces. Niettemin kan 2030 goed als zichtjaar dienen, omdat tegen die tijd er een significante optimalisatieslag uitgevoerd dient te zijn. De regeling wordt opengesteld voor activiteiten en investeringen die erop zijn gericht dit beleidsdoel te helpen verwezenlijken. Expliciet wordt opgemerkt dat deze activiteiten en investeringen niet beperkt hoeven te blijven tot technische voorzieningen, zolang maar duidelijk is dat zij bijdragen aan het bereiken van een robuuster zoetwatersituatie.
Lid 1 sub a. Realiseren beleidsdoel waterkwantiteit
In praktische zin vertaalt het beperken van waterschaarste en verzilting zich in twee sporen, nl. investeringen in (i) de vergroting van zoetwatervoorraden in het gebied en daarmee de beschikbaarheid van zoet water en (ii) het verminderen van de (piek)zoetwaterbehoefte. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat deze investeringen het vigerende beleid ten aanzien van de beperking van wateroverlast dienen te respecteren, wat erop neerkomt dat zij moeten matchen met de maatregelen die waterschap Scheldestromen in het kader van de Planvorming Wateropgave treft.
Lid 1 sub b. Realiseren beleidsdoel waterkwaliteit
Hoewel de nadruk van de regeling ligt op het realiseren van het beleidsdoel waterkwantiteit, komen ook investeringen in verbetering van de (grond)waterkwaliteit voor subsidiëring in aanmerking. Zeker wanneer die een positieve uitwerking hebben op de lokale biodiversiteit. Een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve maatregelen geldt uiteraard als extra aanbeveling.
Projecten dienen een direct verband met landbouwactiviteiten te hebben. Dit verband moet expliciet beschreven worden in de subsidieaanvraag.
De doelgroep is conform artikel 2.6.2. van de verordening.
Om projecten van enige omvang te verkrijgen, en aldus de uitvoeringskosten van de regeling te beperken, is ten aanzien van de subsidiabele kosten een minimumgrens opgenomen van € 400.000.
Artikel 5. Subsidiabele kosten
Lid 1. Kosten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
Het aantal subsidiabele kostencategorieën is minder dan de in artikel 2.6.3. lid 1 en lid 2 van de verordening genoemde lijst. Daarbij wordt vermeld dat grondkosten vallen onder kosten van onroerende goederen (lid 1 onderdeel a) en maximaal 10% van de subsidiabele kosten mogen bedragen.
Er wordt geen subsidie verstrekt in:
Ook voorbereidingskosten kunnen gesubsidieerd worden, mits zij zijn gemaakt na 1 oktober 2016.
Artikel 6. Selectiecriteria en artikel 7. Puntensystematiek
De selectie van projecten zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle binnen de in artikel 1 genoemde periode ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, gescoord. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (artikel 9 lid 2) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend dan gaan projecten met hogere scores voor.
De subsidieaanvraag dient voldoende informatie te bevatten om de toetsing aan de subsidiecriteria te kunnen uitvoeren. Bij meerdere projecten met gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op criterium 6b (Effectiviteit van de activiteit). Voor zover dit onvoldoende onderscheidend is, kan loting plaatsvinden. Conform artikel 2.6.5. lid 1 van de verordening worden voor de selectie in ieder geval de criteria kosteneffectiviteit (criterium 6a) en bijdrage aan de beleidsdoelen (criterium 6b) gehanteerd. Toegevoegd zijn kans op succes/haalbaarheid (criterium 6c) en urgentie (criterium 6d). De motivering voor de wijze van selectie is derhalve dat deze goed aansluit op de verordening.
Bij de weging van de genoemde criteria (zie artikel 7) domineert criterium 6b (wegingsfactor 3), omdat aan de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het verwezenlijken van de beleidsdoelen (de effectiviteit van de activiteit), het hoogste gewicht wordt toegekend. Het criterium 6d (urgentie) heeft het laagste gewicht (wegingsfactor 1), omdat de beleidsdoelen weliswaar van groot belang voor Zeeland worden geacht, maar vooral voor de middellange termijn. Om die reden geldt in dit verband nadrukkelijk dat de effectiviteit van groter belang wordt geacht dan de snelheid. De overige twee criteria hebben een wegingsfactor 2.
Dit criterium beloont projecten met een hoge ‘value for money’. Binnen het selectiecriterium Kosteneffectiviteit is gekozen voor variant (iii) uit het addendum, zijnde de mate waarin doelstellingen uit het openstellingsbesluit met de subsidiabele kosten worden behaald. Dit is te beschouwen als afgeleide naar de kosten van het volgende criterium 6b, de effectiviteit van de activiteit. De beoordeling van deze kosten zal waar mogelijk plaatsvinden op basis van normkosten. Er wordt echter vanuit gegaan dat aanvragen vanwege het gewenste innovatieve karakter betrekkelijk weinig componenten zullen bevatten waarvoor normkosten beschikbaar zijn. Dat compliceert de gedegen beoordeling van de absolute kosten, vandaar dat ook getoetst zal worden hoe groot de bijdrage aan het behalen van de beleidsdoelen is in relatie tot de gevraagde subsidie. In praktische zin betekent dit dat private projectbijdragen die buiten de aanvraag worden gehouden, maar wel bijdragen aan het projectresultaat de score op dit criterium positief zullen beïnvloeden. Niettemin zullen de scores op dit criterium veel meer dan op de volgende drie worden bepaald op basis van onderlinge vergelijking van de ingediende aanvragen.
6b. Effectiviteit van de activiteit
Dit criterium beoordeelt de mate waarin een activiteit of investering bijdraagt aan het dominante beleidsdoel van de meer robuuste zoetwatersituatie, zoals beschreven in artikel 2 lid 1. Aanvragers wordt verzocht expliciet toe te lichten op welke manier hun project bij zal dragen aan de meer robuuste zoetwatersituatie (kwalitatief aspect) en daarbij een indicatie te geven van de omvang van die bijdrage (kwantitatieve score). Voor de beoordeling van dit criterium worden de volgende drie deelaspecten gehanteerd, die gezamenlijk goed zijn voor een maximale score van 4 punten:
Ruimtelijke toepasbaarheid - hoe breder toepasbaar een activiteit is hoe meer hij bij kan dragen aan de robuustere zoetwatersituatie. Indien een activiteit dus weliswaar de waterbeschikbaarheid verhoogt of de waterbehoefte verlaagt, maar slechts een klein toepassingsgebied kent, dan zal de score voor deze activiteit matig zijn. Een maatregel die alleen in de duinen kan worden toegepast, scoort minder dan één die in het hele gebied zonder externe aanvoer kan worden toegepast. Al naar gelang de ruimtelijke toepasbaarheid toeneemt, zal de score voor dit aspect oplopen tot zeer goed.
Combinatie van techniek en sociaalmaatschappelijke elementen - verbetering van een zoetwatersituatie is niet alleen een technische aangelegenheid, maar ook mensenwerk. Indien een project zowel technische als sociaalmaatschappelijke elementen bevat, wordt dat positief beoordeeld. Een voorbeeld van een gedragselement is dat mensen of instanties voor wie het project potentieel handelingsperspectief biedt, worden betrokken bij de uitvoering. Dat kan variëren van het summier informeren van deze externen tot het ze actief betrekken bij de uitvoering. Hoe hoger de graad van actieve betrokkenheid, hoe hoger de score op dit deelaspect.
Innovatief karakter van de aanpak - voorstellen worden positief beoordeeld wanneer zij een vernieuwend karakter hebben en dus niet slechts een reeds beproefde aanpak op een andere plaats en/of op een andere schaal toepassen. Hiermee wordt niet bedoeld dat een aanpak geen gebruik kan maken van reeds beproefde technieken, concepten of methodieken, maar wel dat een vernieuwend conceptueel karakter leidt tot een hogere score.
6c. Kans op succes/haalbaarheid
Dit criterium weegt de concreetheid en uitvoerbaarheid van het projectplan en beoordeelt de kwaliteit (reputatie) van de uitvoerende partijen. Met dit criterium worden aanvragers ertoe aangezet hun projectvoorstellen zoveel mogelijk te ontdoen van "gebakken lucht". Hoe realistischer die uitvoeringsplannen, zowel inhoudelijk als qua timing, hoe positiever het oordeel. Er worden vier deelaspecten beschouwd waarop een aanvraag positief kan scoren en daarmee per aspect een punt kan verdienen. De som van de punten behaald op de deelaspecten bepaalt de totaalscore voor dit criterium. De vier aspecten zijn:
Dit criterium is gereserveerd om het aspect tijd toch een zeker gewicht toe te kennen, hoezeer de openstelling ook geen spoedeisend karakter heeft, zoals al onder artikel 2 lid 1 beschreven is. Het beleidsdoel is immers geprojecteerd op de middellange termijn. Grootschalige implementatie of uitrol van beproefde technieken, concepten of methodieken in 2030 lijkt realistisch. Dat neemt niet weg dat het wenselijk is dat er ook op kortere termijn al stappen richting opschaling gezet kunnen worden. Het zicht hierop wordt middels dit criterium beloond.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2016-6193.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.