Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 9 november 2016 (6956) tot wijziging van de Grondwaterheffingsverordening Zuid-Holland in verband met onbalans tussen inkomsten en uitgaven

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 4 oktober 2016, PZH-2016-565823322;

Gelet op artikel 7.7 van de Waterwet en de artikelen 145 en 220 van de Provinciewet;

Besluiten:

Artikel I

De Grondwaterheffingsverordening Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 wordt

‘houder van een inrichting: houder van de door gedeputeerde staten of een waterschap verleende vergunning, dan wel degene die de opdrachtgever is van een meldingsplichtige onttrekking’

vervangen door:

houder van de inrichting of het werk:

  • a.

    indien het daartoe krachtens de Waterwet of de Waterschapswet bevoegde gezag een vergunning heeft verleend voor de onttrekking van het grondwater: degene aan wie de vergunning is verleend;

  • b.

    indien ter zake van de onttrekking van het grondwater de krachtens de Waterwet of de Waterschapswet voorgeschreven melding is gedaan: degene die deze melding heeft gedaan;

  • c.

    in overige gevallen: degene ten behoeve van wie de onttrekking plaatsvindt;.

B.

In artikel 4 wordt ‘houder van een inrichting’ vervangen door: houder van de inrichting of het werk.

C.

In artikel 5 wordt ‘€ 0,0113’ vervangen door: € 0,005.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

Den Haag, 9 november 2016

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

griffier,

voorzitter,

 

 

Toelichting

In 2015 is een evaluatie uitgevoerd naar de doelmatige besteding van de heffingsgelden voor het onttrekken van grondwater. Hieruit is gebleken dat de Voorziening Grondwaterheffing blijft stijgen. Gezien het bestemmingskarakter van de heffing is dit ongewenst. Naar aanleiding hiervan is een nadere analyse uitgevoerd van de inkomsten en uitgaven van de grondwaterheffing in relatie met de omvang van de voorziening.

Inkomsten en uitgaven

De geschatte jaarlijkse inkomsten uit grondwaterheffingen (drinkwaterbedrijven en overige) bedragen met het huidige tarief ongeveer 1,1 miljoen euro.

De uitgaven fluctueren per jaar. Dit komt voornamelijk door wisselende uitgaven aan onderhoud en monitoring. Gemiddeld worden de uitgaven voor de komende jaren (tot en met 2019) geraamd op ongeveer € 700.000,-.

Balans

Op basis van de te verwachten uitgaven en inkomsten komt het gemiddelde jaarlijkse saldo van de grondwaterheffing uit op ongeveer € 400.000 positief, resulterend in een positief saldo van ongeveer € 1,6 miljoen.

Voorziening Grondwaterheffing

De stand van de Voorziening Grondwaterheffing per 1 januari 2016 bedraagt ongeveer € 3.1 miljoen. Zonder aanpassing van het grondwaterheffingstarief stijgt de voorziening naar € 4,7 miljoen in 2019.

Voorgesteld wordt om het heffingstarief te verlagen naar € 0,005 (1/2 eurocent). Hiermee kunnen in ieder geval alle uitgaven tot en met 2019 worden bekostigd. Er blijft voldoende geld beschikbaar in de voorziening (ongeveer 2 miljoen eind 2019) voor onvoorziene zaken en de hoogte van de voorziening doet dan meer recht aan het bestemmingskarakter van de heffing. Uit een beperkte inventarisatie is gebleken dat de orde van grootte van dit bedrag overeen komt met wat andere provincies als voorziening hanteren.

Wijziging definitie ‘houder van een inrichting’

Na inwerkingtreding van de Grondwaterheffngsverordening Zuid-Holland is in artikel 7.7 van de Waterwet de definitief van ‘houder van een inrichting’ gewijzigd. Om de daardoor ontstane discrepantie weg te nemen wordt dezelfde definitie nu ook in de verordening opgenomen.

In de huidige praktijk heeft deze wijziging geen verschuiving van geadresseerden tot gevolg.

Inwerkingtreding

Inwerkingtreding op 1 januari is praktisch omdat de heffingen per kalenderjaar worden opgelegd.

Den Haag, 4 oktober 2016

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

plv. secretaris,

voorzitter,

 

 

drs. G.M. Smid-Marsman

drs. J. Smit

Naar boven