Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 31 oktober 2016 (nr. 819BB41F) tot wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht

Provinciale Staten van Utrecht;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 20 september 2016, nr. 819B973E, inzake de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht;

 

gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

 

overwegende dat met ingang van 1 januari 2010 de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer van kracht is geworden;

 

overwegende dat in de genoemde regeling jaarlijks wijzigingen worden aangebracht om knelpunten in de uitvoering op te lossen;

Besluiten de volgende wijzigingsregeling vast te stellen:

ARTIKEL I

Onderdeel A

 

Artikel 5.1.2.4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het desbetreffende kalenderjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende landschapselement is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende landschapselement subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met een opslag voor loon- en prijsontwikkeling.

Artikel 12.9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Onderdeel B

 

In bijlage 3, onderdeel B1, komt de omschrijving van agrarisch beheerpakket A01.01.03 te luiden:

Agrarisch beheerpakket <<A01.01.03 Plas-dras>>

Onderdeel C

 

In bijlage 7, onderdeel C, vervalt subonderdeel 5 (Toeslag hoog waterpeil).

Onderdeel D

 

In de Index Landschap komt de afbakening van landschapselement L01.04 als volgt te luiden:

Afbakening

  • Een bossingel is een vrijliggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken.

  • Een bossingel is minimaal 25 meter lang en maximaal 20 meter breed.

  • Een bosje is een vrijliggend vlakvormig en aaneengesloten landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken.

  • Een bosje is minimaal 2,0 are en maximaal 1 hectare groot.

Onderdeel E

 

In de Index Agrarisch komt de omschrijving van agrarisch beheertype A01.01.03 als volgt te luiden:

 

A01.01.03 Plas-dras

Algemene beschrijving

Plas-dras biedt een aantrekkelijke biotoop voor weidevogels om te rusten en te foerageren. Op plas-draspercelen kunnen soms honderden weidevogels worden aangetroffen. De aantrekkingskracht is daarmee erg groot en gehoopt wordt dat een deel van deze weidevogels zal besluiten in het gebied te blijven om te broeden. Daarnaast bieden plas-draspercelen ook foerageer- en rustmogelijkheden buiten het directe broedseizoen, bijvoorbeeld voor al uitgevlogen jonge vogels en doortrekkers.

Het plas-draspakket bestaat uit een grotendeels onder water staand graslandperceel. De periode waarin het perceel onder water staat kan variëren van 2 maanden tot bijna een half jaar. In deze periode staat op het perceel steeds minimaal op 60% van de oppervlakte een waterlaag van minimaal 5 cm. Aan het eind van de plas-drasperiode zal het perceel weer droogvallen, waarna het perceel zich kan herstellen, of weer ingezaaid moet worden.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland.

  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

Beheereisen

  • De beheereenheid is jaarlijks geïnundeerd. De inundatieperiode staat hieronder gedefinieerd.

  • Plas-dras: In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheereenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.

Beheerpakketten

Plas-dras:

A01.01.03a De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 april;

A01.01.03b De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 mei;

A01.01.03c De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 juni;

A01.01.03d De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 1 augustus.

Onderdeel F

 

In de Index Agrarisch komen de beheereisen van agrarisch beheertype A01.02.01 als volgt te luiden:

Beheereisen

  • Tussen 1 mei en het moment van grondbewerking moet op de beheereenheid één van de volgende gewassen aanwezig zijn: grassen, granen (niet zijnde maïs of graanstoppel), kruiden of een mengsel van deze. Onder het moment van grondbewerking wordt verstaan de periode waarin de in het betreffende pakket beschreven handelingen uitgevoerd mogen worden.

  • Het gewas wordt ingezaaid, waarbij in het natuurbeheerplan bepaald wordt welke zaaimengsels en welke zaaidichtheden gebruikt mogen worden. Voor pakket A01.02.01b geldt dat het gewas ook door spontane ontwikkeling aanwezig mag zijn.

  • 20–70% van de beheereenheid dient jaarlijks ten minste twee maal te worden gemaaid tussen 1 maart en 15 september. Delen die opnieuw zijn ingezaaid hoeven in hetzelfde voorjaar niet te worden gemaaid. Het beheer wordt strooksgewijs uitgevoerd volgens onderstaande pakketten. Het toegestane maairegime wordt verder gedifferentieerd in het natuurbeheerplan.

  • Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes of kleefkruid.

  • De beheereenheid mag niet worden beweid of bemest.

  • In elk pakket mag de beheereenheid in de periode van 1 september tot 15 april geploegd worden.

  • Daar waar ploegen is toegestaan, mag ook een andere diepe grondbewerking worden toegepast.

Onderdeel G

 

In de Index Agrarisch komen de beheereisen van agrarisch beheertype A01.02.02 als volgt te luiden:

Beheereisen

  • Op de beheereenheid moet tussen 1 mei en 15 maart een graanmengsel staan van tenminste 50% zomertarwe, aangevuld met rogge, haver of een zaaddragend gewas niet zijnde graan of maïs. De beheereenheid mag niet worden geoogst.

  • De beheereenheid dient jaarlijks tussen 16 maart en 30 april te worden ingezaaid met een gangbare zaaidichtheid.

  • Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes, of kleefkruid.

Onderdeel H

 

In de Index Agrarisch vervalt de Toeslag hoog waterpeil.

 

ARTIKEL II

 

Dit besluit treedt in werking op Publicatiedatum provinciaal blad, met dien verstande dat artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot 1 januari 2014.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 31 oktober 2016.

Provinciale Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Griffier,

TOELICHTING

 

Ook dit jaar worden er weer wijzigingen aangebracht om knelpunten in de uitvoering op te lossen en aanpassingen die landelijk zijn afgesproken door te voeren.

 

Onderdeel A: Bij de uitvoering van de subsidieverordening is gebleken dat gecertificeerde beheerders, waaronder Staatsbosbeheer, geen uitbreidingsaanvragen op de SVNL kunnen doen als in de loop van de contractperiode de oppervlakte natuurterrein toeneemt. Om dergelijke uitbreidingsaanvragen mogelijk te maken is een wijziging aangebracht in artikel 12.9 die inhoudt dat de SVNL niet langer per 1/1/17 vervalt.

Naar boven