Bekendmaking van het besluit van 8 november 2016 – zaaknummer 2015-013950 tot wijziging van een regeling
Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 november 2016
Het college van burgemeester en wethouders / Gedeputeerde staten
|
datum
|
Toestemming van de Raad/ Provinciale Staten
|
|
|
|
Buren
|
5 januari 2016
|
15 december 2015
|
Culemborg
|
8 december 2015
|
19 november 2015
|
Geldermalsen
|
17 november 2015
|
15 december 2015
|
Lingewaal
|
3 november 2015
|
10 december 2015
|
Maasdriel
|
10 november 2015
|
17 december 2015
|
Neder-Betuwe
|
27 oktober 2015
|
10 december 2015
|
Neerijnen
|
2 november 2015
|
17 december 2015
|
Tiel
|
10 november 2015
|
16 december 2015
|
West Maas en Waal
|
20 oktober 2015
|
3 december 2015
|
Zaltbommel
|
13 oktober 2015
|
10 december 2015
|
Gelderland
|
3 november 2015
|
16 december 2016
|
Gepubliceerd in de Staatscourant van 30 maart 2016, nr 16783
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
- 1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
actualisatie van de begroting: hiervan is sprake als het algemeen bestuur de aangepaste begroting vaststelt zonder dat er sprake is van nieuw beleid. Er mag wel sprake zijn van aanpassingen in de programma’s en/of andere aanpassingen mits er niet sprake is van nieuw beleid c.q. ontwikkeling van nieuwe uitgangspunten die nog niet eerder onder de aandacht zijn gebracht van de gemeenteraden en Provinciale Staten;
- b.
basistaken: taken bedoeld in versie 2.3 van het Basistakenpakket regionale uitvoeringsorganisaties omgevingsrecht zoals vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu op 25 mei 2011;
- c.
bovenregionale taken: taken die ten behoeve van de deelnemers en van deelnemers aan andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland worden verricht, met uitzondering van complexe taken;
- d.
burgemeester en wethouders: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
- e.
complexe taken: taken ten aanzien van
- •
inrichtingen die worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 en hoger als bedoeld in de VNG- uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009;
- •
inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort als bedoeld in artikel 1.1., derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; of
- •
inrichtingen die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
- f.
directeur: directeur van het openbaar lichaam;
- g.
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Gelderland;
- h.
gemeenteraden: de raden van de gemeenten waartoe de deelnemers behoren;
- i.
openbaar lichaam: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Rivierenland;
- j.
deelnemers: de bestuursorganen die deze regeling hebben getroffen;
- k.
provinciale staten: provinciale staten van Gelderland;
- l.
minister: de minister van Binnenlandse Zaken;
- m.
regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland;
- n.
robuust: in overeenstemming met de kwaliteitscriteria KPMG, versie 2.1 en de toekomstige opvolgers daarvan;
- o.
Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;
- p.
wijziging van de begroting: er is sprake van een wijziging van de begroting op het moment dat het algemeen bestuur nieuw beleid ontwikkelt en dit in de begroting gaat opnemen. Het moet gaan om items die niet eerder aan de orde zijn geweest in de begroting en om die reden ook nog niet onder de aandacht zijn gebracht bij de gemeenteraden en Provinciale Staten.
- 2.
Onder openbaar lichaam worden tevens de organen (algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter) en de medewerkers van het openbaar lichaam verstaan.
- 3.
Onder deelnemers worden tevens begrepen de rechtspersonen waarvan deelnemers bestuursorgaan zijn.
Artikel 2. Belang en tijdsduur
- 1.
De regeling is getroffen ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers ter zake van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het kader van het omgevingsrecht. Onder de belangen van de deelnemers wordt tevens begrepen het belang van een goede samenwerking tussen de omgevingsdiensten in Gelderland.
- 2.
De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.
Artikel 3. Openbaar lichaam
- 1.
Er is een openbaar lichaam, genaamd openbaar lichaam Omgevingsdienst Rivierenland.
- 2.
Het openbaar lichaam is statutair gevestigd in Tiel.
- 3.
Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk 2. Taken, bevoegdheden en bijdragen
Artikel 4. Basistaken
- 1.
Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 brengen de deelnemers de uitvoering van de basistaken onder bij het openbaar lichaam.
- 2.
Tot de basistaken kunnen behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met die basistaken.
- 3.
Over het uitvoeren van de basistaken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer en het openbaar lichaam.
Artikel 5. Overige taken
- 1.
Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 kunnen de deelnemers de uitvoering onderbrengen bij het openbaar lichaam van de overige taken in het omgevingsrecht, waaronder in ieder geval de overige milieu taken niet vallend onder het basistakenpakket, BRIKS-taken, taken betreffende de Huisvestingswet, Leegstandswet, Monumentenwet en Algemene plaatselijke verordening met betrekking tot de leefomgeving dan wel de daarvoor in de plaats getreden wet- en regelgeving.
- 2.
Tot de taken bedoeld in het eerste lid kunnen behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met die taken.
- 3.
Het besluit van een deelnemer tot deelname aan de regeling bevat een opgave van de taken bedoeld in het eerste lid.
- 4.
Over het uitvoeren van de taken bedoeld in het eerste lid worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer die het aangaat en het openbaar lichaam.
- 5.
Het algemeen bestuur is, na voorafgaande toestemming van de deelnemers, bevoegd om op verzoek van een deelnemer de uitvoering van taken als bedoeld in het eerste lid bij het openbaar lichaam onder te brengen. Het derde lid is niet van toepassing.
- 6.
Na vijf jaar na inwerkingtreding van deze regeling is het algemeen bestuur, na voorafgaande toestemming van de deelnemers, bevoegd om op verzoek van een deelnemer de uitvoering van taken als bedoeld in het eerste of het vijfde lid terug te leggen bij de deelnemer.
- 7.
Het algemeen bestuur bepaalt de voorwaarden waaronder de taken als bedoeld in het vijfde lid worden ingebracht respectievelijk van uitvoering van taken als bedoeld in het zesde lid wordt afgezien.
Artikel 6. Andere taken
- 1.
Het algemeen bestuur kan besluiten dat het openbaar lichaam andere uitvoerende, coördinerende, adviserende en ondersteunende taken op het gebied van het omgevingsrecht voor een of meerdere deelnemers uitvoert.
- 2.
Over de uitvoering van de andere taken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer en het openbaar lichaam.
Artikel 7. Bovenregionale taken en complexe taken
- 1.
Het openbaar lichaam is gehouden bovenregionale taken en complexe taken die niet robuust kunnen worden uitgevoerd door het openbaar lichaam, te laten uitvoeren door andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland die de taken aan zich hebben getrokken.
- 2.
Het openbaar lichaam is gehouden bovenregionale taken en complexe taken die het openbaar lichaam aan zich heeft getrokken, uit te voeren voor andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland.
- 3.
De taken worden uitgevoerd tegen vergoeding van de tussen de regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland overeen gekomen kosten.
- 4.
Over de uitvoering van bovenregionale en complexe taken kunnen overeenkomsten worden gesloten tussen het openbaar lichaam en andere uitvoeringsdiensten in Gelderland.
- 5.
Over de uitvoering van complexe taken en bovenregionale taken kunnen in daarvoor in het bijzonder aangewezen gevallen samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten tussen de regionale uitvoeringsdienst en andere publiekrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 8. Bevoegdheden
- 1.
De deelnemers dragen geen publiekrechtelijke bevoegdheden over aan het openbaar lichaam.
- 2.
De deelnemers beslissen ieder afzonderlijk over de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het openbaar lichaam.
Artikel 9. Beperking privaatrechtelijke bevoegdheden
Het openbaar lichaam is behoudens instemming van de deelnemers niet bevoegd tot:
- a.
het vestigen van opstal-, pand- en hypotheekrechten;
- b.
het afgeven van garanties of andere waarborgen;
- c.
het in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken;
- d.
het in eigendom aannemen of uitgeven van onroerende zaken;
- e.
het oprichten van en het deelnemen in een rechtspersoon;
- f.
commerciële dienstverlening aan private partijen.
Artikel 10. Bijdragen
- 1.
De deelnemers dragen bij aan de kosten van het openbaar lichaam naar rato van de bij het openbaar lichaam ondergebrachte taken als bedoeld in artikel 4 en artikel 5, met dien verstande dat de bijdrage in de eerste vijf jaren na het aangaan van de regeling is gekoppeld aan een afname gelijk aan hun inspanning in het jaar voorafgaande aan het aangaan van de regeling.
- 2.
Daarenboven vergoedt een deelnemer de kosten voor het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 6.
- 3.
Het algemeen bestuur stelt regels vast over de wijze waarop de door de deelnemers verschuldigde bijdragen worden bepaald
- 4.
De deelnemers dragen er steeds zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.
- 5.
De deelnemers betalen de door hen verschuldigde bijdragen per kwartaal vooruit, te weten vijfentwintig procent van de verschuldigde bijdrage.
Hoofdstuk 3. Algemeen bestuur
Artikel 11. Samenstelling en stemverhouding
- 1.
Het algemeen bestuur bestaat uit 11 personen, waaronder de voorzitter.
- 2.
Elke deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het algemeen bestuur aan.
- 3.
Een lid van het algemeen bestuur kan niet tevens medewerker in dienst van of op grond van een overeenkomst van opdracht werkzaam zijn voor het samenwerkingsverband dan wel in dienst van de provincie Gelderland.
- 4.
De leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de deelnemers en waarbij de deelnemers zowel de milieutaken als bouw- en RO-taken inbrengen hebben ieder twee stemmen, de overige leden hebben ieder een stem.
Artikel 12. Aanwijzing, schorsing en ontslag leden algemeen bestuur
- 1.
De deelnemers wijzen uit hun midden plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur aan.
- 2.
Als tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst de deelnemer in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.
- 3.
Een lid van het algemeen bestuur kan door de deelnemer die hem heeft aangewezen ontslag worden verleend of worden geschorst als dit lid het vertrouwen van die deelnemer niet meer bezit. Het ontslag gaat onmiddellijk in.
- 4.
Van elke aanwijzing, schorsing of ontslag geeft de deelnemer die het aangaat terstond kennis aan de voorzitter.
- 5.
Een lid van het algemeen bestuur kan ontslag nemen. Hij stelt de voorzitter en de deelnemer die hem heeft aangewezen hiervan tijdig op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.
- 6.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid geen lid meer is van het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen.
- 7.
De leden 1 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.
Artikel 13. Werkwijze
- 1.
Het algemeen bestuur vergadert zo dikwijls als hij dat nodig oordeelt, alsmede indien het dagelijks bestuur of ten minste twee leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt, doch ten minste twee maal per jaar.
- 2.
In de vergadering van het algemeen bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
- 3.
Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop lid 2 niet van toepassing is. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.
- 4.
In een vergadering als bedoeld in lid 3 kan alleen worden beraadslaagd en besloten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd indien meer dan de helft van de leden aanwezig is.
- 5.
Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.
Artikel 14. Bevoegdheden
- 1.
Het algemeen bestuur stelt de begroting en de jaarrekening vast.
- 2.
Het algemeen bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur met uitzondering van de bevoegdheden tot het vaststellen van de begroting alsmede wijzigingen daarvan en het vaststellen van de jaarrekening.
- 3.
Het algemeen bestuur kan instructies geven voor de werkwijze van het dagelijks bestuur.
- 4.
Het algemeen bestuur beslist over alle andere aangelegenheden waarvoor de bevoegdheid niet op grond van de Wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter toekomt.
Hoofdstuk 4. Dagelijks bestuur
Artikel 15. Samenstelling en stemverhouding
- 1.
Het dagelijks bestuur bestaat naast de voorzitter uit drie andere leden, onverminderd het bepaalde in artikel 14, derde lid, van de Wet.
- 2.
De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder een stem. Ingeval van het staken van de uitgebrachte stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Artikel 16. Aanwijzing, schorsing en ontslag leden dagelijks bestuur
- 1.
Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan.
- 2.
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer een ontslag uit het dagelijks bestuur ingaat.
- 3.
Als tussentijds een vacature in het dagelijks bestuur ontstaat, wijst het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering of zo spoedig mogelijk daarna een nieuw lid aan.
- 4.
Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.
- 5.
Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur waaronder begrepen de voorzitter ontslag verlenen of schorsen als dat lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Het ontslag gaat onmiddellijk in.
Artikel 17. Werkwijze
- 1.
Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het dagelijks bestuur hierom verzoekt.
- 2.
Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.
- 3.
In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
- 4.
Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop het derde lid niet van toepassing is. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.
- 5.
In een vergadering als bedoeld in het vierde lid kan alleen worden beraadslaagd en besloten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd indien meer dan de helft van de leden aanwezig is.
- 6.
De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.
Artikel 18. Bevoegdheden
- 1.
Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot het voeren van het dagelijks bestuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- a.
het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd;
- b.
het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
- c.
het voorstaan van de belangen van de regeling en het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het dagelijks bestuur van belang is;
- d.
het beheer van activa en passiva van het openbaar lichaam;
- e.
het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom;
- 2.
Het dagelijks bestuur benoemt en ontslaat het personeel, waaronder begrepen de directeur. Onder benoeming van personeel wordt tevens verstaan de tewerkstelling op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
- 3.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een regeling omtrent de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede de rechtspositieregelingen voor de directeur en het overige personeel.
- 4.
Het dagelijks bestuur stelt alle overige regelingen vast die noodzakelijk zijn.
- 5.
Het dagelijks bestuur bepaalt de wijze waarop de directeur bij verhindering of ontstentenis wordt vervangen.
- 6.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een regeling omtrent de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede de rechtspositieregelingen voor de directeur en het overige personeel.
- 7.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wet.
- 8.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het voeren van rechtsgedingen namens de regeling.
Hoofdstuk 5. Voorzitter
Artikel 19. Voorzitter
- 1.
Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan.
- 2.
Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die de voorzitter vervangt bij diens verhindering of ontstentenis.
- 3.
De voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.
- 4.
Als tussentijds de functie van de voorzitter vacant wordt, wijst het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering of zo spoedig mogelijk daarna de nieuwe voorzitter aan.
- 5.
De voorzitter is lid van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
Artikel 20. Bevoegdheden
- 1.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
- 2.
De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
- 3.
De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
Artikel 21. Samenwerking tussen uitvoeringsdiensten
- 1.
De voorzitter voert geregeld overleg met de voorzitters van de dagelijkse besturen van de andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland. Het overleg heeft als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten.
- 2.
De voorzitters wijzen uit hun midden een voorzitter van het overleg aan.
- 3.
Het overleg doet zo nodig voorstellen aan de deelnemers voor de programmering van bovenregionale taken.
Hoofdstuk 6. Informatie en verantwoording
Artikel 22. Dagelijks bestuur en leden dagelijks bestuur ten opzichte van het algemeen
bestuur
- 1.
De leden van het dagelijks bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
- 2.
Zij geven het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur.
- 3.
Zij geven tezamen en ieder afzonderlijk inlichtingen aan het algemeen bestuur wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt.
Artikel 23. Algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden en Provinciale Staten
- 1.
Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
- 2.
Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden of Provinciale Staten worden verlangd.
Artikel 24. Leden algemeen bestuur ten opzichte van deelnemers
- 1.
Een lid van het algemeen bestuur verschaft de deelnemer die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door die deelnemer of door een of meer leden van die deelnemer worden verlangd.
- 2.
Alvorens de gevraagde inlichtingen zoals bedoeld in het eerste lid te verstrekken, kan het lid zich daarover laten adviseren door het dagelijks bestuur.
- 3.
Een lid van het algemeen bestuur is de deelnemer die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die deelnemer aangegeven wijze.
Artikel 25. Openbaar lichaam ten opzichte van de deelnemers
Het openbaar lichaam zorgt er voor dat de deelnemers met ingang van 1 januari 2013, of zoveel later als het aanvangt zijn taken uit te voeren, op ieder moment kunnen beschikken over informatie met betrekking tot de in hoofdstuk 2 van deze regeling genoemde taken waarvoor zij het bevoegde bestuursorgaan zijn.
Artikel 26. Openbaar lichaam ten opzichte van andere regionale uitvoeringsdiensten
Ten aanzien van de taken als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze regeling geldt dat de wijze van benadering en ontsluiting van de op die taken betrekking hebbende informatie door het openbaar lichaam is afgestemd met die van de andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland.
Hoofdstuk 7. Directeur
Artikel 27. Directeur
- 1.
De directeur fungeert als ambtelijk secretaris voor het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en is als zodanig het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam in alles dat de hun opgedragen taak aangaat.
- 2.
De directeur is in de vergadering van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.
- 3.
De directeur ondertekent mede de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
- 4.
De directeur is hoofd van de ambtelijke organisatie.
Artikel 28. Samenwerking tussen uitvoeringsdiensten
- 1.
De directeur voert geregeld overleg met de directeuren van de andere regionale uitvoeringsdiensten in Gelderland. Het overleg heeft als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen de diensten.
- 2.
De directeuren wijzen uit hun midden een voorzitter van het overleg aan.
Hoofdstuk 8. Financiële bepalingen
Artikel 29. Begroting
- 1.
De vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur, zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Wet geschiedt niet eerder dan 8 weken nadat deze aan de gemeenteraden en Provinciale Staten is verzonden in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 59, eerste lid, van de Wet zorgt het dagelijks bestuur voor toezending van de ontwerpbegroting vergezeld van een behoorlijke toelichting aan Provinciale Staten en de gemeenteraden en wel vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient.
- 3.
In de begroting wordt het door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar verschuldigde bedrag opgenomen.
- 4.
Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met de door Provinciale Staten en de gemeenteraden opgestelde begrotingsrichtlijnen.
- 5.
De ontwerpbegroting wordt door de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Hiervan wordt openbaar kennis gegeven.
- 6.
Provinciale Staten en de gemeenteraden vergaderen niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving over de ontwerpbegroting. Zij kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 7.
Terstond na de vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan Provinciale Staten en de gemeenteraden, die ter zake bij de minister hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
- 8.
Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus aan de minister.
- 9.
Bij wijzigingen van de begroting wordt de procedure voor vaststelling van de begroting gevolgd. Gemeenteraden en Provinciale Staten worden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
- 10.
Bij een actualisatie van de begroting wordt de begroting door het algemeen bestuur vastgesteld. Actualisaties worden ter informatie verstuurd naar de gemeenteraden en Provinciale Staten.
- 11.
Conform artikel 59, vijfde lid, van de wet is het bepaalde in artikel 59, eerste, derde en vierde lid, van de Wet, niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerpwijzigingen, voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit.
- 12.
Het dagelijks bestuur biedt een voorstel als in het elfde lid bedoeld, uiterlijk drie weken voor de voorgenomen datum van vaststelling aan het algemeen bestuur aan.
Artikel 30. Jaarrekening
- 1.
De vaststelling van de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 58, derde lid, van de Wet geschiedt vóór 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.
- 2.
Het dagelijks bestuur zorgt voor de toezending van de ontwerpjaarrekening vergezeld van een behoorlijke toelichting aan Provinciale Staten en de gemeenteraden en wel vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.
- 3.
Provinciale Staten en de gemeenteraden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpjaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpjaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 4.
Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
- 5.
In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.
- 6.
Verrekening van het verschil tussen hetgeen op grond van artikel 10 van deze regeling is bepaald enerzijds en hetgeen op basis van de jaarrekening is verschuldigd anderzijds vindt plaats zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de jaarrekening.
- 7.
Terstond na de vaststelling van de jaarrekening zendt het algemeen bestuur de jaarrekening aan Provinciale Staten en de gemeenteraden, die ter zake bij de minister hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
- 8.
Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan de minister.
Artikel 31. Saldo
1.Een batig saldo van de jaarrekening kan door het algemeen bestuur worden toegevoegd aan de reserves tot een maximum van 2,5% van de jaarlijkse exploitatielasten of
€ 500.000 en wel de laagste van deze twee.
- 2.
Het algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de jaarrekening:
- a.
geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves zal worden gebracht; of
- b.
geheel of gedeeltelijk ten laste van de deelnemers zal worden gebracht naar rato van de begroting.
- 3.
Het besluit, zoals bedoeld in het tweede lid, sub b, van dit artikel, behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.
Artikel 32. Financieel beheer
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid verantwoording en controle wordt voldaan.
Hoofdstuk 9. Archief
Artikel 33. Zorg en beheer archief
- 1.
Het algemeen bestuur stelt een archiefverordening vast.
- 2.
Voorts wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.
- 3.
Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de regeling.
- 4.
Het dagelijks bestuur stelt een Besluit informatiebeheer vast. In dit besluit is geregeld hoe de vorming en het beheer van de dynamische archieven van het openbaar lichaam plaatsvinden.
Hoofdstuk 10. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 34. Toetreding
- 1.
De deelnemers zijn bevoegd te beslissen over toetreding van nieuwe deelnemers tot de regeling. Het algemeen bestuur wordt in de gelegenheid gesteld hierover zijn zienswijze bekend te maken.
- 2.
De deelnemers regelen de voorwaarden voor toetreding.
Artikel 35. Uittreding
- 1.
Een deelnemer kan uittreden uit de regeling na een daartoe strekkend besluit van de deelnemer, doch niet eerder dan na vijf jaar na inwerkingtreding van de regeling.
- 2.
Het uittredingsbesluit van een deelnemer wordt niet later genomen dan een jaar voorafgaand aan de datum waarop de uittreding plaatsvindt. Uittreding is slechts mogelijk per 1 januari.
- 3.
De gevolgen van de uittreding worden geregeld in een tussen het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer te sluiten vaststellingsovereenkomst.
- 4.
Het algemeen bestuur stelt regels vast ten aanzien van de wijze waarop de gevolgen van de uittreding worden bepaald en in de vaststellingsovereenkomst worden vastgelegd. Dit besluit behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.
- 5.
In de regels als bedoeld in lid 4 wordt in ieder geval opgenomen dat ten behoeve van de vaststelling van de uittredingskosten een onafhankelijke registeraccountant wordt ingeschakeld. De opdracht daartoe wordt verstrekt door het algemeen bestuur in overleg met de uittredende deelnemer.
- 6.
Over de vaststellingsovereenkomst als bedoeld in het derde lid wordt besloten door het algemeen bestuur. Het besluit tot vaststelling van de vaststellingsovereenkomst behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.
- 7.
De kosten van het opstellen van de vaststellingsovereenkomst komen voor rekening van de uittredende deelnemer.
- 8.
Nadat de vaststellingsovereenkomst is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen 6 maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan het openbaar lichaam te voldoen.
- 9.
Het dagelijks bestuur ziet toe op de naleving van de op grond van de vaststellingsovereenkomst geldende verplichtingen.
Artikel 36. Wijziging en opheffing
- 1.
De regeling kan tussentijds worden gewijzigd of opgeheven als tenminste tweederde van de deelnemers daartoe besluit.
- 2.
Deelnemers en het algemeen bestuur zijn bevoegd een wijziging in de regeling aan de deelnemers in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de deelnemers.
- 3.
Ingeval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur vooraf, na overleg met de deelnemers, een liquidatieplan vast waarin in ieder geval wordt aangegeven wat de kosten van de opheffing zijn, op welke wijze een positief of negatief saldo wordt verrekend met de deelnemers, wat de gevolgen zijn die de beëindiging heeft voor het personeel en op welke manier die gevolgen worden opgevangen.
- 4.
Het dagelijks bestuur is belast met de vereffening van de financiële verplichtingen.
- 5.
Zo nodig blijven de organen van de regeling na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 11. Klachten
Artikel 37. Klachtenregeling
Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.
Hoofdstuk 12. Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 38. Bijlagen
- 1.
Het Basistakenpakket regionale uitvoeringsorganisaties omgevingsrecht, versie 2.3, zoals vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu op 25 mei 2011 is als bijlage 1 bij deze regeling gevoegd en maakt daarvan deel uit.
- 2.
De beschrijving van de milieutaken en de bouw- en ruimtelijke ordeningstaken en de inbreng van de deelnemers als bedoeld in artikel 5, eerste lid, is als bijlage 2 bij deze regeling gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Artikel 39. Inwerkingtreding
- 1.
De regeling treedt in werking met ingang van de dag. waarop die conform de geldende regelgeving bekendgemaakt is.
- 2.
Gedeputeerde staten dragen zorg voor de in artikel 53 van de Wet bedoelde toezending en bekendmaking.
Artikel 40.
(vervallen)
Artikel 41. Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland.
Gepubliceerd te Arnhem
Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland
mw. N.M.H. Roesink