Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 31 oktober 2016 (nr. 819BB41E) tot wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016

Provinciale Staten van Utrecht;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 20 september 2016, nr. 819B973E, inzake de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016;

 

gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

 

overwegende dat met ingang van 16 juni 2015 de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 van kracht is geworden;

 

overwegende dat in de genoemde regeling nog enkele wijzigingen dienen te worden aangebracht;

Besluiten de volgende wijzigingsregeling vast te stellen:

ARTIKEL I

Onderdeel A

 

Artikel 2.1 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid wordt aan het slot van onderdeel c de punt vervangen door een puntkomma.

     

  • 2.

    Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • d.

      rechtspersonen die volgens een door Gedeputeerde Staten te bepalen model een overeenkomst zijn aangegaan met natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder a of b.

  • 3.

    In het tweede lid wordt aan het slot van onderdeel a de puntkomma vervangen door: , en.

Onderdeel B

 

Artikel 2.4 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Onderdeel c van het eerste lid komt te luiden:

    • c.

      de activiteiten zijn gericht op een beheer van minimaal 75 hectares;

  • 2.

    Aan het eerste lid worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

    • d.

      de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a en b, beschikt over een individueel certificaat of een groepscertificaat;

    • e.

      de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, beschikt over een groepscertificaat, of de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren beschikken elk afzonderlijk over een individueel certificaat;

    • f.

      de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder d, dient bij de subsidieaanvraag afschriften in van de in dat artikel genoemde overeenkomst die hij heeft gesloten met de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.

  • 3.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een kaart waarop de buitengrenzen van de natuurterreinen zijn aangegeven.

  • 4.

    Het zesde lid komt te luiden:

    • 6.

      Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, niet beschikt over een groepscertificaat, gaat de aanvraag voor het beheerjaar 2017 vergezeld van de individuele certificaten, of aanvragen daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.

Onderdeel C

 

Artikel 2.5 wordt gewijzigd als volgt:

 

Na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4.

    Bij een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c en d, die niet beschikt over een groepscertificaat, zijn de activiteiten van een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoert niet subsidiabel indien deze niet langer over een individueel certificaat beschikt.

  • 5.

    Indien een aangevraagd individueel certificaat als bedoeld in artikel 2.4, vijfde lid, niet voor 1 oktober 2017 is afgegeven, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.

Onderdeel D

 

Artikel 2.8, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie verlenen onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tot stand komt.

Onderdeel E

 

Artikel 2.9 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel d, wordt aan het slot de punt vervangen door een puntkomma.

     

  • 2.

    Aan het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

    • e.

      ervoor zorg te dragen dat namens Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden;

    • f.

      voor de gehele duur van de subsidie over een individueel certificaat of groepscertificaat te beschikken.

  • 3.

    Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 5.

      Indien de subsidieontvanger niet kan voldoen aan een of meerdere verplichtingen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, doet hij daar een keer per jaar uiterlijk op 1 november melding van.

Onderdeel F

 

Artikel 2.10 vervalt.

Onderdeel G

 

Artikel 2.11 vervalt.

Onderdeel H

 

Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Beheertype N17.01 Vochtig hakhout en middenbos vervalt per 1-1-17.

     

  • 2.

    Achter N17.04 worden de beheertypen N17.05 Wilgengriend en N17.06 Vochtig en hellinghakhout toegevoegd zoals beschreven in de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL II

 

Dit besluit treedt in werking op eerste dag na publicatie in provinciaal blad.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 31 oktober 2016.

Provinciale Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Griffier,

BIJLAGE

N17.05 Wilgengriend (regionaal pakket)

1.1 Algemene beschrijving

Een wilgengriend is een perceel waarop wilgen geplant zijn, die periodiek kort boven de grond worden afgezet. Het betreft natte bossen van smalbladige wilgen die aan een zeer intensief hakhoutbeheer zijn onderworpen. De grienden komen zowel binnendijks als buitendijks voor, buitendijks vooral als getijdegriend. Als grienden periodiek door rivierwater overstroomd worden en niet meer regelmatig onderhouden vallen ze ook onder zachthoutooibossen. Wilgengrienden vormen van oudsher een karakteristiek onderdeel van het rivieren- en zoetwatergetijdenlandschap. In een traditioneel beheerde griend wordt de hergroei op de hakhoutstoven doorgaans elke 3 tot 5 (hooguit 10) jaar afgezet. Nog intensiever beheerde grienden hebben een 1- of 2-jarige kapcyclus. Buitendijks werden met name de zwaardere en langere wilgensoorten gekweekt die geschikt zijn als hakgriend. Binnendijks werd voornamelijk jaarlijks geoogst snijgriend gekweekt, maar tegenwoordig vaak hakgriend. De grienden hebben over het algemeen een weelderige ondergroei onder anderen van mossen en levermossen, en zijn rijk aan vogels en insecten.

 

Getijdegrienden kennen door de getijde beweging dagelijks grote verschillen in waterstanden. In getijdegrienden kunnen bijzondere soorten als zomerklokje en spindotterbloem aanwezig zijn.

 

De wilgenteelt in de natte griendbossen vereist een goede beheersing van de waterhuishouding. Greppels en duikers in de grienden dienen vooral voor de afwatering, kaden om het water binnen de griend vast te houden.

 

In getijdegrienden bepalen eb en vloed het tijdstip waarop beheeractiviteiten kunnen worden uitgevoerd.

1.2 Afbakening

  • Wilgengrienden worden periodiek laag bij de grond afgezet, lager dan 1,5m.

  • Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven van smalbladige wilgensoorten. Meestal dient om de 2 tot 5 jaar gehakt te worden.

  • Wilgengrienden staan op natte bodem en kunnen zowel binnen- als buitendijks voorkomen.

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Voorbeeldgebieden

langs de Nieuwe Merwede, de Rhoonse grienden, delen van de Biesbosch, Bommelerwaard, Polder Achthoven, Het Beesdse veld, Autena en Bolgarijen

N17.06 Vochtig en hellinghakhout (regionaal pakket)

1.1 Algemene beschrijving

Vochtig en hellinghakhout zijn loofbossen die bestaan uit houtgewas dat men niet hoog laat opschieten, maar dicht bij de grond afzet om de stronken weer te laten ontspruiten en de gevormde opslag te kunnen oogsten. Middenbos bestaat uit hakhout met overstaanders (doorgegroeide hakhouttelgen) of bovenstaanders (aangeplante bomen).

Hakhout en middenbos komen al eeuwen voor in Nederland. Door hakhoutbeheer kan een voortdurende houtopbrengst gewaarborgd worden. Door het dicht bij de grond afzetten van de bomen ontstonden de kenmerkende stobben of stoven, die vele eeuwen oud kunnen zijn. Verschillende boomsoorten zorgden voor hout voor verschillende doeleinden: brandhout, gebruikshout voor bijvoorbeeld gereedschapsstelen, schors voor de leerlooierij.

In verschillende vormen komt dit type door het gehele land voor. De variatie is groot: van hellinghakhout in Zuid-limburg tot elzenhakhout in Zeeland. Essen- en elzenhakhout komt voor in het rivierengebied, maar soms ook in beekdalen en op de overgang van kleigronden- naar zandgebieden. Vochtige eikenhakhout komt voor op de zandgronden. De hakhouthellingbossen in Zuid-Limburg, waar het vaak in de vorm van middenbos voorkomt, worden ook tot dit type gerekend. Het beheertype Vochtig en hellinghakhout betreft hakhoutcomplexen die niet of nauwelijks machinaal te bewerken zijn doordat ze vochtig zijn, op een helling liggen of de stoven op rabatten staan.

In West-Nederland en het rivierengebied zijn hakhoutbossen vaak opvallende elementen in het open landschap. Denk bijvoorbeeld aan elzenhakhout in het veenweidegebied. Overal in de natte zandgebieden komen vochtige hakhoutbossen voor, vaak eertijds gelegen in open gebieden, maar nu dikwijls omgeven door jonger bos en daardoor landschappelijk minder herkenbaar. Met name oud hakhout en middenbos herbergt met de oude groeiplaats, het dunne strooiseldek, vochtige microklimaat en het hakhoutbeheer samenhangende zeldzame bosplanten van vochtige standplaatsen en aan oude hakhoutstoven gebonden mossen en insecten. Het vochtige microklimaat in het essenhakhout wordt bedreigt door essentaksterfte, een agressieve schimmel die juist de jonge takken na het afzetten van de stoven aantast.

1.2 Afbakening

  • Vochtig en hellinghakhout wordt periodiek afgezet.

  • Het betreft hakhout of middenbos op vochtige bodem of steile hellingen.

  • Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven. Bij dit vochtige type kan gedacht worden aan boomsoorten van rijke groeiplaatsen als els, es, hazelaar, haagbeuk maar ook eiken op rabatten. De cyclus verschilt per vorm en boomsoort, maar meestal dient om de 5 tot 20 jaar afgezet te worden. Bij middenbos is een deel overstaanders die in een veel lagere cyclus gekapt worden.

  • Wilgengrienden vallen onder beheertype N17.05 Wilgengriend.

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Voorbeeldgebieden

....

TOELICHTING

Onderdeel B (artikel 2.4)

Sinds 2012 vindt een herziening van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) plaats om te komen tot:

  • Een efficiënter subsidieaanvraagproces en daarmee lagere uitvoeringskosten;

  • Kwalitatief beter beheer;

  • Meer samenwerking in het gebied;

  • Een eenvoudige uitvoering van het SNL.

Voor particuliere beheerders heeft onderzoek tot de conclusie geleid dat de subsidieverlening SNL aan particuliere beheerders efficiënter kan door gebruik te maken van collectieven, die de aanvragen op gewenst kwaliteitsniveau opstellen.

 

Vanaf 2016 geldt daarom dat de aanvraag een minimumaantal hectaren betreft. De aanvrager dient te beschikken over een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer. Daarnaast is het mogelijk dat een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, of een andere rechtspersoon, die zelf niet beschikt over een groepscertificaat subsidie aanvraagt. Dan geldt de eis dat de eigenaren of erfpachters van de natuurterreinen waar het beheer wordt uitgevoerd elk afzonderlijk over een individueel certificaat beschikken. Op deze wijze kan het collectief beheer op twee manieren vorm krijgen:

  • beheerders kunnen aansluiten bij een subsidieaanvrager die beschikt over een groepscertificaat natuurbeheer;

  • beheerders met een individueel certificaat kunnen aansluiten bij een subsidieaanvrager die niet over een groepscertificaat beschikt.

Beheerders die zelfstandig een aanvraag willen doen, kunnen dat doen als zij voldoen aan de minimale omvang genoemd in artikel 2.4 en over een individueel certificaat beschikken. Door deze wijziging is altijd sprake van certificering. Het gaat dan hetzij om de aanvrager, hetzij om de beheerder die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

 

De subsidieaanvrager is de partij aan wie de subsidie wordt verleend. Zij is voor de subsidieverstrekker het aanspreekpunt. De doorbetaling van subsidiebedragen aan de personen die het beheer uitvoeren, is een zaak tussen subsidieontvanger en beheerders.

Onderdeel C (artikel 2.5)

Bij een niet-gecertificeerde subsidieontvanger waarvan de eigenaren of erfpachters van de natuurterreinen waar het beheer wordt uitgevoerd over een individueel certificaat dienen te beschikken, geldt het volgende. De kosten zijn slechts subsidiabel als degenen die over een certificaat dienen te beschikken daar ook over beschikken. Indien het certificaat van één van hen wordt ingetrokken, zijn de kosten die voor het desbetreffende beheer worden gemaakt vanaf dat moment niet meer subsidiabel.

Onderdeel H (bijlage 2)

Het oude beheertype N17.01 Vochtig hakhout en middenbos is gesplitst in twee nieuwe beheertypen: N17.05 Wilgengriend en N17.06 Vochtig en hellinghakhout. Tussen deze types zijn er grote verschillen in beheer en beheerkosten. Door hier onderscheid in te maken wordt de beheersubsidie meer in lijn gebracht met de beheerkosten van de afzonderlijke hakhoutterreinen.

Naar boven