Openstellingsbesluit Maatregel Niet-productieve investeringen water (klimaatprojecten)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 8 november 2016, kenmerk 5.2/2016004404, team Natuur en Water, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van het Openstellingsbesluit Maatregel Niet-productieve investeringen water (klimaatprojecten)

 

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op de Verordening Subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3- subsidies provincie Drenthe), hierna te noemen de Verordening;

 

gelet op artikel 1.3 van de Verordening;

 

 

BESLUITEN:

 

 

de volgende nadere regels vast te stellen.

 

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

dr.h.c. J. Tichelaar, voorzitter

mevrouw mr. A.M. van Schreven, secretaris

 

 

 

Uitgegeven 11 november 2016

 

 

Artikel 1 Openstelling

  • 1.

    De maatregel Niet-productieve investeringen water, zoals opgenomen in Hoofdstuk 2, paragraaf 6 van de Verordening onder de regels van dit openstellingsbesluit open te stellen voor de periode van 14 november 2016 tot en met 14 februari 2017.

  • 2.

    Het subsidieplafond vast te stellen op totaal € 2.934.315,--, bestaande uit € 2.257.166,-- ELFPO-middelen en € 677.150,-- provinciale middelen.

  • 3.

    De ELFPO-middelen dienen met € 1.580.015,-- aangevuld te worden vanuit andere overheden anders dan provincie Drenthe.

 

Artikel 2 Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1. van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen:De bij het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016-2021) vastgestelde factsheets (OW_33, OW_34, OW_35, OW_44, NLGW0001, NLGW0002, NLGW0003, NLGW0010 allen voor zover betrekking hebbend op Drents grondgebied) die zijn opgenomen in het landelijke KRW portaal: https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/Beheer/Rapportage/Publiek?viewName=Factsheets&jaar=2015&maand=December;

  • b.

    Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden regio Oost 2016-2021:Het werkprogramma dat ten behoeve van het Deltaprogramma Zoetwater in regio Oost (ZON) in een bestuursovereenkomst is vastgelegd. Het maatregelenprogramma voor Zuid-Drenthe is onderdeel hiervan; zie: http://www.twentswaternet.nl/actueel/persberichten/nieuwsberichten/wel-goed-water/;

  • c.

    Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021Het werkprogramma dat ten behoeve van het Deltaprogramma Zoetwater in regio IJsselmeergebied in een bestuursovereenkomst is vastgelegd. Het maatregelenprogramma voor Noord-Drenthe is onderdeel hiervan; zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-31819.html;

  • d.

    Omgevingsvisie Drenthe 2014: In 2014 is de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op kaart 1 in deze omgevingsvisie zijn de vastgestelde beekdalen in de provincie Drenthe opgenomen en op kaart 10 de grondwaterbeschermingsgebieden, zie http://www.provincie.drenthe.nl/onderwerpen/wonen-leefomgeving/actualisatie/kaarten/.

  • e.

    bovenwettelijke investeringen: Investeringen die het niveau dat nodig is om aan wettelijke (nationale en internationale) milieueisen te voldoen, te boven gaan.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In deze openstelling wordt onder niet-productieve investeringen als bedoeld in artikel 2.6.1 van de Verordening verstaan:

  • 1.

    investeringen die bijdragen aan klimaatdoelen; hierbij gaat het om:

    • a.

      herinrichting van watergangen en kunstwerken die daarin voorkomen;

    • b.

      maatregelen op agrarisch gebied om water vast te houden of te bergen;

  • 2.

    investeringen die bijdragen aan de (her)inrichting, transformatie of het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

 

Artikel 4 Aanvrager

In afwijking van artikel 2.6.2 van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    bestuurscommissies;

  • i.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.6.3 van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties, niet zijnde vervangingskosten, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • f.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

  • g.

    personeelskosten conform artikel 1.9 van de Verordening.

 

Artikel 6 Verplichtingen aanvrager

  • 1.

    De aanvraag wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening en conform de formats (zie website SNN: http://www.snn.eu/subsidies/landbouw-pop3/provincie-drenthe/) ingediend.

  • 2.

    In afwijking op artikel 1.17, eerste lid, onder f van de Verordening, mag de projectduur langer dan drie jaren zijn, maar dient het verzoek tot vaststelling van de subsidie uiterlijk op 31 december 2021 te zijn ingediend.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de activiteit openbaar te maken en te verspreiden via de geëigende netwerken.

  • 4.

    Na afronding van de projectactiviteiten dient de subsidieaanvrager een verklaring af te geven dat het project fysiek is afgerond of dat alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer zijn gelegd. De verklaring dient te worden afgegeven in een door het SNN verstrekt format. De verklaring dient bij het verzoek tot vaststelling te worden gevoegd of op verzoek van het SNN eerder te worden overgelegd.

  • 5.

    In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot worden ingediend.

 

Artikel 7 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten waarbij:

    • a.

      50% te financieren uit ELFPO-middelen;

    • b.

      15% cofinancieringsbijdrage uit de provincie Drenthe;

    • c.

      35% cofinancieringsbijdrage uit een of meer overige regionale overhe(i)d(en), waarbij de overheid/overheden die de cofinanciering leveren, geen andere voorwaarden mogen stellen of selectiecriteria mogen toepassen dan aan ELFPO verbonden zijn.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt indien de berekende subsidie lager is dan € 250.000,--.

 

Artikel 8 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    De provincie Drenthe hanteert de volgende ambities:

    • optimale watercondities – zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit – voor landbouw, wonen, natuur en landschap;

    • voorbereid te zijn op directe en indirecte lange termijn gevolgen van klimaatverandering (wateroverlast, droogte en veiligheid, waterkwaliteit);

    • het realiseren van de beleidsdoelen voor de KRW.

De maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelen:

  • de realisatie van de klimaatdoelen

    • conform de doelstellingen in het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021;

    • conform de doelstellingen in het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021;

    • conform de doelstellingen in de Omgevingsvisie Drenthe 2014, zoals beschreven in paragraaf 8.1.1;

  • de realisatie van de de KRW-doelen

    • zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe 2014 en de daaronder vallende factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen;

    • zoals vastgesteld per drinkwaterwinning in de gebiedsdossiers voor de drinkwaterwinningen in Drenthe.

      • 2.

        Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 en 2.6.5 van de Verordening de volgende criteria en daaraan gekoppelde punten:

        • a.

          de mate waarin de maatregelen zijn opgenomen in de maatregelenprogramma’s klimaat zoals vastgelegd in de werkprogramma’s (art 2, lid 2 en 3), of aanvullende maatregelen welke bestuurlijk zijn geaccordeerd:

          • 0 punten Indien niet opgenomen in of toegevoegd zijn aan het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021, dan wel indien minder dan 20% van de projectkosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in of toegevoegd zijn aan genoemde werkprogramma’s.

          • 3 punten Indien tussen 20% en 70% van de projectkosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in of toegevoegd zijn aan het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

          • 5 punten Indien meer dan 70% van de projectkosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in of toegevoegd zijn aan het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

        • b.

          de mate waarmee de maatregel de gevolgen van klimaatmaatveranderingen mitigeert of adapteert passend bij de doelstellingen zoals verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe 2014 (paragraaf 8.1.1):

          • 0 punten Nagenoeg geen effect: minder dan 20% van de projectkosten dragen bij aan de gestelde klimaatdoelen.

          • 3 punten Matig effect: 20-70 % van de projectkosten dragen bij aan de gestelde klimaatdoelen.

          • 5 punten Substantieel effect: meer dan 70% van de projectkosten dragen bij aan de gestelde klimaatdoelen.

        • c.

          de mate waarin de maatregelen zijn opgenomen in de KRW-factsheets:

          • 0 punten Indien niet opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen als onderdeel van het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016-2021), dan wel indien minder dan 10% van de projectkosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in genoemde factsheet.

          • 3 punten Indien tussen 10% en 25% van de projectkosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen als onderdeel van het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016-2021).

          • 5 punten Indien meer dan 25% van de projectkosten in het project bestaat uit maatregelen die zijn opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen als onderdeel van het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016-2021).

        • d.

          de mate van effect van de maatregelen op de KRW doelen op het schaalniveau van een waterlichaam en voor zover het gaat om bovenwettelijke maatregelen:

          • 0 punten Nagenoeg geen effect: minder dan 10% van de uitvoeringskosten dragen bij aan de gestelde KRW doelen.

          • 3 punten Matig effect: 10 - 25% van de projectkosten dragen bij aan de gestelde KRW doelen.

          • 5 punten Substantieel effect: meer dan 25% van de projectkosten dragen bij aan de gestelde KRW doelen.

        • e.

          de mate waarin de investering betrekking heeft op een voorkeursgebied. De volgende voorkeursgebieden zijn onderscheiden:

          • in samenhang met realisatie van de klimaatdoelen:

            • de beekdalen zoals weergegeven op kaart 1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

          • in samenhang met realisatie KRW doelen:

            • de beekdalen zoals weergegeven op kaart 1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

            • de grondwaterbeschermingsgebieden(inclusief grondwaterbeschermingsgebied Drentse Aa) zoals weergegeven op kaart 10 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014.Mate van ligging binnen voorkeursgebied wordt als volgt bepaald (totaal score maximaal 2 punten):

              • 0 punten projectgebied ligt voor minder dan 50% binnen voorkeursgebied

              • 1 punt projectgebied ligt voor 50-75% binnen voorkeursgebied;

              • 2 punten projectgebied ligt voor meer dan 75% binnen voorkeursgebied.

        • f.

          de mate waarin de maatregelen kosteneffectief zijn.

          • 1.

            De hoogte van de kosten voor de voorbereiding van de maatregelen, die aan te merken zijn als kosten genoemd in artikel 5.c, 5.d, 5.e, 5.g van dit besluit, inclusief bijbehorende BTW, bedragen:

            • 0 punten 20% of meer van de totale subsidiabele kosten

            • 2 punten tussen de 10 en 20% van de totale subsidiabele kosten

            • 4 punten 10% of minder van de totale subsidiabele kosten

          • 2.

            De hoogte van de kosten voor begeleiding van de maatregelen, die aan te merken zijn als kosten genoemd in artikel 5.c, 5.d, 5.e, 5.g van dit besluit, inclusief bijbehorende BTW, bedragen:

            • 0 punten 20% of meer van de totale subsidiabele kosten

            • 2 punten tussen de 10 en 20% van de totale subsidiabele kosten

            • 4 punten 10% of minder van de totale subsidiabele kosten

 

Artikel 9 Wegingsfactoren

Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking van subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.15 en artikel 2.6.5 van de Verordening de volgende wegingsfactoren:

  • voor het criterium genoemd in artikel 8.2.a is de wegingsfactor 2;

  • voor het criterium genoemd in artikel 8.2.b is de wegingsfactor 2;

  • voor het criterium genoemd in artikel 8.2.c is de wegingsfactor 1;

  • voor het criterium genoemd in artikel 8.2.d is de wegingsfactor 1.

  • voor het criterium genoemd in artikel 8.2.e is de wegingsfactor 1.

  • voor het criterium genoemd in artikel 8.2.f is de wegingsfactor 1.

 

Per project kunnen inclusief wegingsfactoren maximaal 40 punten worden gescoord.

 

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd als:

    • a.

      In totaal niet een minimumscore van 22 punten (incl. toepassen wegingsfactor) wordt behaald (zijnde 55% van het maximaal aantal te behalen punten) ;

    • b.

      de kosten voor voorbereiding en begeleiding van de maatregelen, die aan te merken zijn als kosten genoemd in artikel 5.c, 5.d, 5.e, 5.g van dit besluit, inclusief bijbehorende BTW, 40% of meer van de totale subsidiabele kosten bedragen;

    • c.

      er bij de subsidieaanvraag geen verklaring kan worden overlegd van één of meerdere andere overheden dat die bereid is/zijn het resterende deel van de subsidie bij te dragen;

    • d.

      indien de totale projectkosten voor klimaatdoelen (artikel 8.2.b) en KRW-doelen (artikel 8.2.d) te zamen minder dan 80% van de subsidiabele kosten bedragen.

  • 2.

    Subsidie wordt geweigerd indien niet-productieve investeringen niet plaatsvinden in het landelijk gebied van Drenthe.

 

Artikel 11 Adviescommissie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de criteria en wegingsfactoren zoals opgenomen in artikel 9.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 van de Verordening worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 3.

    In het geval het subsidieplafond zal worden overschreden door een aanvraag waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond of indien het subsidiebedrag wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen is gelijk, dan kan GS besluiten dat het subsidieplafond wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om het project dat zorgt/de projecten die zorgen voor de overschrijding van het subsidieplafond te subsidiëren.

  • 4.

    Het is mogelijk dat bij het toepassen van de selectiecriteria projecten uiteindelijk eenzelfde puntenaantal scoren. Indien niet alle projecten met hetzelfde puntenaantal gefinancierd kunnen worden door een tekortschietend budget, zal binnen de groep met gelijk aantal punten een verdere selectie plaats moeten vinden.

    • a.

      In een openstellingsbesluit wordt aangegeven welke weging ieder selectiecriterium heeft. Hoe hoger de wegingsfactor, hoe belangrijker de factor wordt gevonden. Bij gelijk eindigen van projecten, worden de scores van desbetreffende projecten op het hoogst gewaardeerde criterium (of bij meerdere criteria met dezelfde hoge wegingsfactor: de criteria) bezien. De best scorende projecten op het desbetreffende criterium (of criteria) worden gehonoreerd.

    • b.

      Mochten er dan nog altijd projecten gelijk scoren en het budget ontoereikend zijn, dan wordt gekeken naar de score op het criterium (of de criteria) die de op één na hoogste wegingsfactor van de openstelling hebben.

    • c.

      Mocht er dan nog geen onderscheidt te maken zijn, dan wordt tussen de desbetreffende projecten geloot.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten hebben een ambtelijke Adviescommissie POP3 ingesteld voor de selectie van projecten. De Adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op door middel van een rangschikking door het toekennen van punten op grond van de criteria zoals opgenomen in artikel 9.

 

Dit besluit treedt in werking op 14 november 2016.

 

 

Toelichting

 

Artikel 1 Openstelling

De maatregel Niet-productieve investering water is gericht op niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting of /transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen. Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben.

Voorliggend openstellingsbesluit heeft betrekking op zogenaamde pijler 2 POP3-middelen. Dat betreft middelen die voor projectsubsidies beschikbaar zijn.

 

Rekenvoorbeeld:

  • totaal subsidiabele kosten: € 1.000.000,--

  • ELFPO-subsidies 50%: € 500.000,--

  • provinciale cofinanciering: € 150.000,--

  • cofinanciering waterschap: € 350.000,--

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

De provincie Drenthe wil pijler 2 POP3 voornamelijk beschikbaar stellen om de effecten van klimaatverandering te adapteren of te mitigeren.

Met de maatregelen maken de regionale partijen de watersystemen veerkrachtiger, waardoor extreme weersomstandigheden beter worden opgevangen. Een voorbeeld hiervan is het robuuster inrichten van beekdalen, zodat meer water vastgehouden kan worden. De maatregelen richten zich daarnaast op het minimaliseren van waterverspilling en het bevorderen van de wateropname in de zandgronden, met als doel het bevorderen van zelfvoorzienendheid, een efficiënt grondwatergebruik en het vergroten van de grondwatervoorraad. Daarnaast wordt gewerkt aan waterbesparing en het vasthouden van water in natuur- en landbouwgebieden. Deze maatregelen zijn richtinggevend voor de toekomstige bescherming van de zoetwatervoorziening. Deze maatregelen zijn van groot belang voor de landbouw om ook in de toekomst van voldoende water verzekerd te zijn.

Daarnaast is er ook sprake van indirecte effecten waardoor bijvoorbeeld vanwege toenemende neerslag de waterkwaliteit negatief wordt beïnvloed. Ook maatregelen om deze effecten te voorkomen maken deel uit van de klimaatmaatregelen.

Over de uitvoering van de belangrijkste klimaatmaatregelen zijn bestuurlijk afspraken gemaakt zoals opgenomen in het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 en het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021.

 

Artikel 4 Aanvrager

In afwijking van artikel 2.6.2 van de Verordening komen projecten van gemeenten niet in aanmerking voor subsidie omdat de investeringen betrekking dienen te hebben op het landelijke gebied met een directe link met de landbouw.

 

Bestuurscommissies zijn commissies die op basis van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) zijn ingesteld, ter uitvoering van ons plattelandsbeleid en om die reden toegevoegd. bij het onderdeel ‘aanvragers’.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

In dit artikel wordt aangegeven welke kosten subsidiabel zijn. Daarnaast zijn conform de Verordening artikel 1 ook grondaankoop en voorbereidingskosten onder voorwaarden subsidiabel.

Onderdeel van de subsidiabele kosten kan zijn de aankoop van grond. In dat geval zijn de voorwaarden van artikel 1.10 van de Verordening onverkort van toepassing. Inrichtingsmaatregelen op de (aangekochte) grond vallen onder ‘verbetering’ van de gronden, waarop de voorwaarden voor de aankoop van grond niet van toepassing zijn.

 

De provincie streeft ernaar dat een groot deel van de subsidie besteed wordt aan fysieke maatregelen. Om die reden worden er grenzen gesteld aan wat aan proceskosten voor de voorbereiding en de uitvoering van projecten subsidiabel is (zie artikel 10).

 

Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9 van de Verordening.

 

Artikel 7 Hoogte subsidie

De subsidiabele kosten in een project worden voor 100% gesubsidieerd; de subsidie bestaat voor 50% uit ELFPO-middelen en voor 50% uit regionale cofinanciering.

De provincie Drenthe draagt daar 15% aan bij. De resterende bijdrage, 35%, moet door andere overheden geleverd moet worden, bijvoorbeeld een waterschap.

 

Indien de provincie minder subsidie beschikbaar stelt dan het Europese ELFPO-budget, dient een aanvrager bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte aanvullende nationale overheidsfinanciering, van bijvoorbeeld gemeente of waterschap, ten behoeve van het project beschikbaar is gesteld. Overeenkomstig artikel 1.8.e van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd als die niet voorzien is van een bijdrageverklaring of een subsidiebeschikking voor de benodigde resterende nationale overheidsfinanciering van één of meerdere andere overheden.

De overheid/overheden die de cofinanciering leveren, mogen geen andere voorwaarden stellen of selectiecriteria toepassen dan aan ELFPO verbonden zijn. De cofinanciering van de andere overheid/overheden maakt onderdeel uit van het totale subsidiebedrag dat het betaalorgaan (RVO) aan de begunstigde uitbetaalt.

 

Artikel 8 Selectiecriteria, weging en selectie

Aanvragen worden beoordeeld op de mate waarin de maatregelen bijdragen aan klimaatdoelen en op kosteneffectiviteit. Daarnaast wegen ook de neveneffecten op KRW-doelen mee. Integrale projecten die aan meerdere doelen bijdragen zijn daarmee in het voordeel.

 

De selectiecriteria zijn voor de provincie een belangrijk sturingsinstrument om op de regionale of lokale context in te kunnen spelen. De criteria dragen ook bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria zijn zo gekozen dat onnodige drempels voor aanvragers vermeden worden, met als doel om kansen zo goed mogelijk te benutten.

 

Klimaat

In ons waterbeheer zoeken wij al eeuwenlang naar een balans tussen teveel en te weinig water. Die balans is aan het veranderen: lag de nadruk in het verleden op het zo snel mogelijk afvoeren van een teveel aan water, steeds vaker is er sprake van droogteschade door een tekort aan water. De uitdaging is om water op het goede moment vast te houden en daarna te benutten, zonder dat dit leidt tot een substantiële toename van wateroverlast. En dat terwijl door klimaatverandering de kans op wateroverlast eerder toe - dan afneemt. Dat vraagt om een nieuwe zoetwaterstrategie en een robuuster watersysteem dat een grotere bandbreedte van weersextremen aankan.

De aanpak van de zoetwatervoorziening kan in de volgorde “sparen, aanvoeren, accepteren/adapteren” weergegeven worden. Spaarzaam watergebruik en lokale zelfvoorzienendheid zijn het startpunt, aanvoer van water uit hoofdwatersysteem en/of grondwatervoorraad is aanvullend en soms zal een tekort aan zoetwater moeten worden geaccepteerd. De drie stappen zijn bij concrete keuzes tegelijk aan de orde. Daarbij passen wij ons steeds aan zich wijzigende omstandigheden. De tijdhorizon van de strategie ligt op 2028 (korte termijn) en 2050 (middellange termijn). Tot die tijd is planvorming nog realistisch. Ook sluit deze termijn aan bij gebruikelijke termijnen voor ruimtelijke plannen en gebiedsontwikkeling.

 

Het project dient een bijdrage te leveren aan de realisatie van de doelen voor het thema zoetwatervoorziening. Het project dient te leiden tot een vergroting van de regionale (grond)watervoorraad en de vermindering van schade door vochttekorten voor natuur en/of landbouw. Ook kan het project tot doel hebben het voorkomen van indirecte effecten op de waterkwaliteit door het veranderende neerslagpatroon.

Voorbeelden van maatregelen zijn:

  • water vasthouden in/op de bodem (bijvoorbeeld reductie ontwateringsbasis, herprofilering watergang, functiecombinaties in natuurlijke laagtes/beekdalen en aanleg van waterretentie);

  • water vasthouden in watergangen (bijvoorbeeld bovenstrooms door meandering beken en peilverhoging).

  • voorkomen van afspoeling;

  • minder gebiedsvreemd water inlaten;

  • Verbeteren van de bodemstructuur.

 

De belangrijkste klimaatprojecten zijn opgenomen in of later toegevoegd aan het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021, het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021 en de Omgevingsvisie Drenthe 2014. Aangezien de provincie een groot belang hecht aan realisatie van deze projecten komt dat terug in de score van de in genoemde plannen opgenomen projecten. Daarnaast is ook het effect van genoemde maatregelen van belang wat tot uitdrukking moet komen in het conform artikel 1.7 van de Verordening meegeleverde projectplan waarin die effecten verder kunnen worden weergegeven.

Bij de beoordeling wordt onder projectkosten verstaan de totale subsidiabele kosten.

 

KRW

Watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn. Veilig, schoon en gezond water is een basisvoorwaarde voor het leven van mens, plant en dier. Klimaatverandering noodzaakt ons nu maatregelen te nemen en ons voor te bereiden op mogelijke langetermijneffecten. De te nemen maatregelen kunnen tegelijkertijd benut worden om de zichtbaarheid en beleefbaarheid van het watersysteem te vergroten.

Drenthe hanteert de volgende ambities:

  • optimale watercondities - zowel wat betreft kwaliteit als kwantiteit - voor landbouw, wonen, natuur en landschap;

  • een betrouwbare drinkwatervoorziening (zowel kwaliteit als kwantiteit);

  • voorbereid zijn op lange termijn gevolgen van klimaatverandering (veiligheid en droogte).

 

Een project kan tevens een bijdrage leveren aan de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze doelen zijn uitgewerkt in de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe 2014.

Voorbeelden van deze maatregelen zijn:

  • de aanleg- en inrichting van natuurvriendelijk oevers die tevens een buffer vormen tegen emissies naar oppervlaktewater;

  • het herstel van watersystemen naar hun natuurlijke toestand waaronder beekherstel en de hermeandering van waterlopen;

  • het herstellen van migratiemogelijkheden;

  • de vernatting van gronden;

  • de aanleg van bufferzones langs watergangen;

  • maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten (bijvoorbeeld peilgestuurde drainage);

  • de aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringsystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem. De daarvoor noodzakelijke ict- of technische voorzieningen kunnen hierbij worden meegenomen.

 

De belangrijkste KRW-projecten zijn opgenomen in de factsheets oppervlaktewaterlichamen en/of grondwaterlichamen KRW onderdeel van het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016-2021). Aangezien de provincie een groot belang hecht aan realisatie van deze projecten komt dat terug in de score van de in genoemde plannen opgenomen projecten. Daarnaast is ook het effect van genoemde maatregelen van belang wat tot uitdrukking moet komen in het conform artikel 1.7 van de Verordening meegeleverde projectplan waarin die effecten verder kunnen worden weergegeven. Alleen de bovenwettelijke maatregelen zijn subsidiabel.

Bij de beoordeling wordt onder projectkosten verstaan de totale subsidiabele kosten.

 

Ligging in een voorkeursgebied

De mate waarin de klimaatdoelen en/of KRW-doelen wordt gerealiseerd hangt ook af in hoeverre ze gerealiseerd worden binnen de voor de provincie belangrijke beekdalen (klimaat en KRW) of grondwaterbeschermingsgebieden (KRW). De volgende voorkeursgebieden zijn onderscheiden:

  • in samenhang met realisatie van de klimaatdoelen:

    • de beekdalen zoals weergegeven op kaart 1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

  • in samenhang met realisatie KRW-doelen:

    • de beekdalen zoals weergegeven op kaart 1 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014;

    • de grondwaterbeschermingsgebieden(inclusief grondwaterbeschermingsgebied Drentse Aa) zoals weergegeven op kaart 10 van de Omgevingsvisie Drenthe 2014

 

Kosteneffectiviteit

De criteria voor beoordeling van de kosteneffectiviteit betreffen de proceskosten voor personeel van waterschappen, provincie, adviesbureaus enzovoort voor voorbereiding en begeleiding van de uitvoering van fysieke maatregelen. Hiermee wil de provincie bevorderen dat een zo groot mogelijk deel van de subsidie besteedt wordt aan fysieke maatregelen.

De provincie vindt een score voor bijvoorbeeld de kosten afgezet tegen de oppervlakte verbrede en/of natuurvriendelijk ingerichte oever, niet zinvol. De reden hiervoor is dat de hoogte van de kosten per eenheid voldoende worden bewaakt. Dat het ene project vervolgens duurder uitvalt dan het andere, is terug te voeren op de complexiteit van het gebied en de belangen die daar spelen. Dat is voor de provincie geen aanleiding om die projecten een lagere prioriteit te geven.

De meeste maatregelen zijn naar verwachting opgenomen in het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 of het Werkprogramma Zoetwatermaatregelen IJsselmeergebied 2016-2021 of daar later aan toegevoegd. Dat betreft een pakket aan maatregelen dat na zorgvuldige afwegingen tot stand is gekomen.

Ten einde de klimaatdoelen te realiseren, moeten al die maatregelen worden uitgevoerd, ongeacht of die goedkoop of duur zijn. Daarnaast wordt ruimte geboden aan nieuwe nog niet bekende maatregelen met een substantieel effect.

De effectiviteit van de maatregelen wordt indirect inhoudelijk beoordeeld in artikel 8.2.a en 8.2.b

 

Artikel 9 Wegingsfactoren

De score voor de bijdrage aan klimaatdoelen, het hoofddoel van deze openstelling, wegen twee maal mee, de score op de bijdrage aan KRW-doelen wegen één maal mee.

 

Artikel 10 Weigeringsgronden

Er wordt geen subsidie toekend aan projecten die niet het gewenste minimum aantal punten behalen. Tevens wordt geen subsidie toegekend aan projecten die teveel kosten aan voorbereiding en begeleiding toerekenen.

Conform artikel 2.6.1 moet het project een directe link met de landbouw hebben: aangezien in Nederland breed ingezet wordt op realisatie van klimaatdoelen en KRW-doelen en geen direct onderscheid kan worden gemaakt tussen landbouwmaatregelen en algemene watermaatregelen is die link aanwezig binnen de projecten van eerder genoemde programma’s.

 

Artikel 11 Adviescommissie

In de openstelling is precies aangegeven welke termijn voor de indiening van aanvragen wordt gehanteerd. De start- en einddatum worden hierbij strikt in acht genomen. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld en in een bepaalde rangorde op een lijst geplaatst. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toegekend. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren. Als consequentie hiervan bestaat de mogelijkheid dat, indien binnen een tender het subsidieplafond wordt bereikt, de projecten met de lagere scores geen subsidie zullen ontvangen. Mocht het plafond niet worden bereikt dan worden alle projecten, die de minimumscore hebben behaald, gesubsidieerd. De systematiek staat het niet toe dat na sluiting van de indieningstermijn de aanvragen alsnog worden gewijzigd. Wij adviseren aanvragers de aanvragen minimaal veertien dagen vóór sluiting van de indieningstermijn in te dienen om eventuele wijzigingen en/of aanvullingen te kunnen doorvoeren.

 

De projecten worden beoordeeld door een ingestelde adviescommissie van onafhankelijke deskundigen. Deze commissie is samengesteld uit twee deskundigen van de provincie Groningen, twee van de provincie Drenthe en twee van de provincie Fryslân. De deskundigen van de provincies Groningen en Fryslân zullen de projecten binnen de provincie Drenthe beoordelen.

 

Naar boven