Provincie Zeeland – Openstellingsbesluit 4.3.01 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen: investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven

 

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 8 november 2016, kenmerk 16017419, tot vaststelling van het openstellingsbesluit 4.3.01 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen: investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven.

 

Gedeputeerde Staten van Zeeland,

Gelet op artikel 1.3 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland.

 

BESLUITEN

 

I.

 

Open te stellen : Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen: investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland voor de periode van 28 november 2016 tot en met 16 januari 2017 voor het indienen van aanvragen.

II.

 

Het subsidieplafond vast te stellen op € 4.550.000 waarvan €2.275.000 Europees budget en provinciale middelen: €2.275.000.

III.

 

De volgende regels vast te stellen:

 

Artikel 1 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten genoemd in artikel 2.4.1 onderdeel a van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland:

  • a.

    De verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven.

Artikel 2 Aanvragers

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren die geen landbouwer zijn;

  • c.

    pachters

  • d.

    stichtingen voor kavelruil

  • e.

    landbouworganisaties

  • f.

    provincies

  • g.

    waterschappen

  • h.

    gemeenten

  • i.

    natuur- en landschapsorganisaties

Artikel 3 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de verordening subsidies POP3 2014-2020 Zeeland wordt subsidie geweigerd indien:

  • 1.

    Het project bij de weging van de selectiecriteria minder scoort dan 55% van het maximaal te behalen aantal punten

Artikel 4 Subsidiabele Kosten

Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1 onderdeel a van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland wordt verstrekt voor de kosten als bedoeld in artikel 2.4.3 van de verordening:

  • 1.

     

    • a.

      proceskosten verkaveling;

    • b.

      procedurekosten verkaveling;

    • c.

      investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken;

    • d.

      investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen.

  • 2.

    kosten van investeringen voor verbetering van de verkavelingsstructuur kunnen bestaan uit

    • a.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

    • b.

      algemene kosten met betrekking tot investeringen;

    • c.

      plan- en advieskosten

    • d.

      leges voor vergunningen en procedures;

    • e.

      haalbaarheidsstudies

    • f.

      personeelskosten

Artikel 5 Hoogte subsidie verbetering verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven

  • a.

    100% van de subsidiabele kosten van investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen;

  • b.

    40% van de subsidiabele kosten van investeringen ten behoeve van een betere bereikbaarheid en bewerkbaarheid van kavels.

  • c.

    100 % van de subsidiabele kosten voor juridische en algemene kosten als bedoeld in artikel 2.4.3 onder a en b van de Verordening.

  • d.

    De minimale subsidie per project bedraagt €400.000,00.

  • e.

    Bij kavelaanvaardingssubsidie bedragen de subsidiabele kosten per toebedeelde hectare maximaal €1.250,-.

Artikel 6 Selectiecriteria

Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van Verordening subsidies POP3 2014-2020 Zeeland de volgende criteria:

  • a.

    de kosteneffectiviteit;

    Kosteneffectiviteit wordt beoordeeld door gebruik te maken van de in de toelichting bij het openstellingsbesluit genoemde en onderbouwde ‘normkosten’

    • bij een kostprijs van 10% of meer hoger dan de norm; 1 punt:

    • bij een kostprijs van 0-10% hoger dan de norm; 2 punten;

    • bij een kostprijs die 0-10% lager dan de norm; 3 punten;

    • bij een kostprijs die 10% of meer lager is dan de norm; 4 punten.

  • b.

    de kans op succes/haalbaarheid

    Bij het bepalen van de scores voor het criterium de kans op succes/haalbaarheid wordt rekening gehouden met de in de toelichting genoemde aspecten

    • 1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op de in de toelichting genoemde aspecten matig.

    • 2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op de in de toelichting genoemde aspecten voldoende.

    • 3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op de in de toelichting genoemde aspecten goed.

    • 4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op de in de toelichting genoemde aspecten zeer goed.

  • c.

    de mate van effectiviteit van de activiteit

    Bij het bepalen van de scores voor het criterium genoemd in artikel 6, sub c wordt rekening gehouden met de in de toelichting genoemde aspecten

    • 1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

    • 2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

    • 3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

    • 4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

  • Toekenning van het aantal punten wordt berekend aan de hand van het aantal aspecten waar invulling aan wordt gegeven in het projectplan

    • Invulling van een tweetal aspecten; 1 punt;

    • Invulling van 3 aspecten; 2 punten;

    • Invulling van 4 aspecten; 3 punten;

    • Invulling van alle 5 aspecten; 4 punten

  • d.

    de urgentie

    • 1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van Nota Vastgoed, de Verkavelingsanalyse Zeeland of Kwaliteitsnet landbouwverkeer noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op langere termijn (7,5-10 jaar) aangepakt hoeft.

    • 2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van de Nota Vastgoed, de Verkavelingsanalyse Zeeland of Kwaliteitsnet landbouwverkeer noodzakelijk is en die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn (5-7,5 jaar), aangepakt moet worden.

    • 3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van Nota Vastgoed, de Verkavelingsanalyse Zeeland of Kwaliteitsnet landbouwverkeer noodzakelijk is en die op grond van die plannen op korte termijn (2,5-5 jaar), aangepakt moet worden

    • 4 punten indien er sprake is van een op grond van noodzakelijke opgave die op grond van Nota Vastgoed, de Verkavelingsanalyse Zeeland of Kwaliteitsnet landbouwverkeer onmiddellijk (0-2,5 jaar) aangepakt moet worden.

Artikel 7 Puntenmethodiek

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 6 en in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek

  • a.

    Het aantal te behalen punten voor het criterium onder artikel 6a: 1-4 punten met een weging van 3

  • b.

    Het aantal punten voor het criterium genoemd onder 6b : 1-4 punten met een weging van 2

  • c.

    Het aantal punten voor het criterium genoemd onder 6c : 1-4 punten met een weging van 2

  • d.

    Het aantal punten voor het criterium genoemd onder 6d : 1-4 punten met een weging van 2

De te behalen minimumscore is 55% van het maximaal te behalen aantal punten (36). Projecten waarvan de score minder bedraagt dan 55% van 36 punten komen niet in aanmerking voor subsidie

 

Artikel 8 Adviescommissie

Gedeputeerde staten van Zeeland stellen een adviescommissie in voor de rangschikking van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland.

 

Artikel 9 verplichting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Zeeland bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen over te leggen.

 

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website https://www.zeeland.nl/subsidie-aanvragen/pop-3

 

IV.

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van het provinciaal blad waarin dit besluit woirdt geplaatst.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016.

 

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

 

Uitgegeven 10 november 2016.

De secretaris, A.W. Smit

 

Bijlage 1 Toelichting:

Algemeen:

In het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 (POP-3) heeft de provincie Zeeland de mogelijkheid om maatregelen open te stellen voor het indienen van projectvoorstellen die voor een EU- subsidie in het kader van het POP-3 in aanmerking kunnen komen.

Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken is een blijvende investering in de landbouwstructuur noodzakelijk. Door deze investeringen kan de efficiëntie van de sector worden verhoogd. Dit kan worden bereikt door de juiste aanpassingen van percelen.

De openstelling van deze maatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid en waterhuishouding.

Met de vaststelling van de Nota Grondbeleid door de Provinciale Staten van Zeeland is ervoor gekozen om de komende jaren een bijdrage te leveren aan de verbetering van de agrarische structuur in combinatie met de realisatie van diverse maatschappelijke doelstellingen. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het verwerven van gronden voor het vergroten van de verkeersveiligheid (over-en weergebruik terugdringen) en de realisatie van infrastructuur (bijv. vrijliggende fietspaden) op basis van het PVVP 2015 (provinciaal verkeer en Vervoer Plan). Ook het vrijwillig verwerven van gronden voor bijvoorbeeld aquacultuur (Economische Agenda 2.0) en het verwerven van gronden voor het Natuurnetwerk Nederland (Natuurvisie 2016-2022) zijn maatschappelijke doelen waar een bijdrage aan zal worden geleverd.

Op basis van de mogelijkheden die het Europese POP-programma hiertoe biedt, heeft de provincie met het vaststellen van de Nota Grondbeleid aansluiting gezocht bij de Europese randvoorwaarden. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de realisatie van de in de Nota grondbeleid geformuleerde doelstellingen mede met behulp van Europese subsidie van uit het POP-3 programma te verwezenlijken.

Met de vaststelling van het Mobiliteitsplan 2016-2019 door Provinciale Staten is de keuze gemaakt om uitvoering te geven aan Kwaliteitsnet Landbouwverkeer, dat deel uitmaakt van het Mobiliteitsplan. Met het Kwaliteitsnet Landbouwverkeer beoogt provincie Zeeland dat het landbouwverkeer zich over grotere afstanden vlot(ter) en veilig(er) kan verplaatsen (economisch belang en verkeersveiligheidsbelang), zonder dat dit ten koste gaat van, of zelfs een verbetering biedt voor, de verkeersveiligheid en doorstroming van het overige verkeer en de leefbaarheid in omringende kernen. In het Kwaliteitsnet Landbouwverkeer zijn 45 prioritaire knelpunten aangegeven. Doordat bij het opstellen van het Mobiliteitsplan onder andere aansluiting is gezocht bij de randvoorwaarden van de Europese POP-3 maatregel inzake 'Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven', is de mogelijkheid gecreëerd om mede met behulp van de Europese subsidie vanuit het POP-3 programma de in het Mobiliteitsplan opgenomen prioritaire knelpunten voor het landbouwverkeer te verbeteren of op te heffen.

Met dit openstellingsbesluit wordt aan de realisatie van bovenstaande doelstellingen invulling gegeven.

 

Link Nota Grondbeleid en Verkavelingsanalyse Zeeland: https://www.zeeland.nl/search/zeeland/nota%20grondbeleid

Link Kwaliteitsnet Landbouwverkeer: https://www.zeeland.nl/verkeer-en-openbaar-vervoer/veilig-landbouwverkeer

Link Mobiliteitsplan 2016-2019: https://www.zeeland.nl/publicaties-en-bekendmakingen/publicaties/mobiliteitsplan-zeeland

Link SSK- raming: www.crow.nl/vakgebieden/contracteren/ssk-kostenramingen-in-de-bouw

 

Artikel 1 Subsidiabele activiteit

Deze maatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid en waterhuishouding. Het gaat daarbij om de volgende concrete acties:

  • projecten gericht op draagvlakontwikkeling, inhuur van kavelruil-coördinatoren en andere experts, opstellen en uitvoeren van verkavelingsplannen en verkavelingsprocedures. In verband met de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven: investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken zoals: graven en dempen van sloten, met elkaar verbinden van percelen, aanpassen van drainage, aanleg of verbetering van dammen en kavelpaden, aanpassen van het wegenstelsel, aanpassen van de waterhuishouding.

Artikel 2 Aanvragers

De in de Verordening genoemde lijst van mogelijke aanvragers is in het geheel overgenomen zodat zoveel mogelijke aanvragers een project kunnen indienen.

 

Artikel 3 Weigeringsgronden

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie moet minimaal 55 procent van het maximaal aantal te behalen punten ( = 36) worden behaald.

 

Artikel 5 Hoogte subsidie

Er is een ondergrens van € 400.000,- aan subsidie aangehouden. Dit aangezien het feit dat de uitvoeringskosten van (kleine) projecten relatief hoog zijn.

 

Artikelen 6 en 7 Selectiecriteria, Puntenmethodiek, weging en selectie

Gedeputeerde Staten hanteren voor de beoordeling en rangschikking van de subsidieaanvragen een puntenscoring. Aanvragen worden beoordeeld op:

  • a.

    kosteneffectiviteit

  • b.

    kans op succes/ haalbaarheid

  • c.

    mate van effectiviteit van de activiteit

  • d.

    urgentie, een en ander zoals aangegeven in het openstellingsbesluit.

Het zwaartepunt qua weging wordt op b (kans op succes/ haalbaarheid) en d (urgentie) gelegd. Vandaar dat c een weging heeft van 2 (maximaal is een weging van 3) en b en d een weging van 2 hebben gekregen. Kosteneffectiviteit (a) heeft altijd een weging van 3 binnen deze maatregel.

De verwachting is dat op deze maatregel vooral Kavelruilprojecten (proces én uitvoering) en de uitvoering van infrastructurele inpassingsmaatregelen, zoals bijvoorbeeld wegen en watergangen, zullen worden ingediend. Met het oog hierop hanteren we voor ingediende kavelruilprojecten een andere norm dan voor de uitvoering van inpassingswerken. Hieronder worden de verschillende te hanteren normen aangegeven.

 

artikel 6 sub a Kosteneffectiviteit (maximaal 12 punten)

Bij het bepalen van de scores voor het criterium genoemd in artikel 6, sub a, wordt rekening gehouden met de volgende aspecten: Redelijke subsidiabele kosten worden hierbij als norm gehanteerd op basis van ervaringscijfers (score 3 punten).

Het normbedrag dat gehanteerd wordt voor kavelruilprojecten is € 1.700,- per geruilde hectare.

De norm die gehanteerd wordt voor infrastructurele inpassingsmaatregelen:

Op basis van ervaringscijfers conform de Standaard Systematiek voor Kostenramingen. (De SSK- ramingssystematiek is een systematiek voor het maken van kostenramingen in de bouw en biedt een handreiking voor kostenmanagement).

  • meer dan 10% boven de SSK raming: 1 punt;

  • 0-10% boven de SSK raming: 2 punten;

  • tussen -10 en 0% lager dan de SSK raming: 3 punten;

  • meer dan 10% lager dan de SSK raming: 4 punten.

 

artikel 6 sub b Kans op succes/ haalbaarheid (maximaal 8 punten)

Bij het bepalen van de scores voor het criterium genoemd in artikel 6, sub b wordt rekening gehouden met de volgende aspecten: De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een projectplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien:

  • I.

    de eisen die worden gesteld aan de ervaring/deskundigheid van de projectleider/het bureau dat het plan tot opstellen van een verkavelingsplan heeft ingediend

  • II.

    de inhoudelijke kwaliteit van het projectplan, te bepalen aan de hand van de volgende criteria;

    • a.

      hoe realistisch is het plan (project),

    • b.

      zijn relevante partijen bij de ontwikkeling dan wel uitvoering van het project betrokken,

    • c.

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

    • d.

      zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd (de mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt)

  • III.

    de mate waarin er al draagvlak voor het plan bestaat, aan te tonen door bijvoorbeeld de resultaten van een draagvlakonderzoek of enquêteresultaten, maar kan ook aangetoond worden met het al aanwezig zijn van een samenwerkingsintentie van de belangrijkste partijen of het aantonen van de betrokkenheid van met name de ondernemers en andere eigenaren/gebruikers wiens gronden deel uit maken van het te verkavelen plangebied.

De uitwerking zal worden gewogen op basis van de bovengenoemde aspecten onder I, II en III, waarbij op elk aspect maximaal 33,33% kan worden gescoord. Voor onderdeel II geldt, dat de maximale 33,33% op 4 criteria behaald kan worden waarbij ieder criterium voor 25% meeweegt. De behaalde scores worden bij elkaar opgeteld tot een eindscore.

De volgende eindscores worden gehanteerd:

matig 0-25%, (1 punt)

voldoende 25-50%, (2 punten)

goed 50-75%, (3 punten)

zeer goed 75-100% (4 punten)

 

artikel 6 sub c Mate van effectiviteit van de activiteit (maximaal 8 punten)

Bij het bepalen van de scores voor het criterium genoemd in artikel 6, sub c wordt rekening gehouden met de volgende aspecten;

De effectiviteit van het opstellen van een projectplan wordt bepaald door de kwaliteit die het projectplan uiteindelijk zal kunnen hebben en door de gekozen werkwijze. De kwaliteit van het projectplan wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te bezien:

  • a.

    de begrenzing van het gebied waar het projectplan betrekking op zal hebben,

  • b.

    het aantal deelnemers uit het betreffende gebied dat bij het opstellen van het projectplan betrokken zal gaan worden,

  • c.

    de grootte van het beoogde gebied waarop de kavelruil van toepassing zal gaan zijn, dan wel de lengte van de infrastructurele inpassingspassingsmaatregel

  • d.

    de mate van integraliteit van het projectplan en

  • e.

    de verbetering in verkavelingsstructuur die bereikt kan gaan worden in het gebied waar het ruilverkavelingsproces plaats vindt of van de verbetering die door de uitvoering van een infrastructurele inpassingsmaatregel bereikt kan gaan worden. Dit door het verschil te meten tussen de ‘uitgangskwaliteit’ én de te behalen ‘eindkwaliteit’ (voor kavelruil bijvoorbeeld op grond van kadasterkaarten).

artikel 6 sub d urgentie (maximaal 8 punten)

Bij het bepalen van de scores voor het criterium genoemd in artikel 6, sub d gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden door de verkaveling en/of infrastructurele inpassingsmaatregelen geïdentificeerd zijn als opgaven die (integraal dan wel sectoraal) noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar de verbetering van de verkavelingsstructuur aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten die zijn aangegeven in de door Provinciale Staten van Zeeland vastgestelde Nota Grondbeleid en de daarbij behorende Verkavelingsanalyse Zeeland van het Kadaster/Lei Wageningen alsmede ook in het Kwaliteitsnet Landbouwverkeer dat deel uitmaakt van het Mobiliteitsplan 2016-2019.

 

Artikel 8 Adviescommissie

Gedeputeerde staten hebben op 14 juni 2016, kenmerk 16008619, een adviescommissie ingesteld voor de beoordeling en rangschikking van de projecten die in het kader van POP-3 worden ingediend. De Adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels een rangschikking door het toekennen van punten aan de hand van in artikelen 6en 7genoemde wegings- en selectiecriteria.

Naar boven