Regeling tot wijziging van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020

 

 

Gedeputeerde Staten van provincie Fryslân;

overwegende dat met ingang van 16 februari 2016 de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020 van kracht is geworden;

overwegende dat enkele wijzigingen ter verbetering van het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma noodzakelijk zijn;

 

BESLUITEN

de volgende regeling tot wijziging van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020 vast te stellen:

 

Artikel I

Onderdeel A

In het eerste lid van artikel 2.7.6 wordt na onderdeel i een onderdeel toegevoegd, luidende:

j.operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

 

Onderdeel B

Artikel 2.7.8 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2.7.8 hoogte subsidie

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdelen b en c, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid onderdeel e;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel a, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid onderdeel e, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

       

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6 onderdeel i.

       

  • 3.

    De percentages genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en

    • b.

      een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

       

Onderdeel C

In het eerste lid van artikel 2.8.6 wordt na onderdeel i een onderdeel toegevoegd, luidende:

j.operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

 

Onderdeel D

Artikel 2.8.8 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2.8.8 hoogte subsidie

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdelen b en c, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid onderdeel e;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel a, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid onderdeel e, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6 onderdeel i.

  • 3.

    De percentages genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en

    • b.

      een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

       

Onderdeel E

In artikel 3.2.2 wordt na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

d.ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

 

Onderdeel F

Artikel 3.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdelen c en d worden vervangen door de letters d en e.

  • 2.

    Na onderdeel b wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • c.

      ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;

       

Onderdeel G

In artikel 3.4.2 wordt na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

c.ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

 

Onderdeel H

In artikel 3.5.2 wordt na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

c.ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

 

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Naar boven