Wijziging regeling POP3 provincie Groningen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij in hun vergadering van 4 oktober 2016, nr. A.16, zaaknummer 654426 en corr.nr. 2016-57.830, het volgende besluit hebben genomen.

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen

Overwegende dat

 

  • -

    met ingang van 12 februari 2016 de Regeling Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 subsidies provincie Groningen van kracht is geworden;

  • -

    enkele wijzigingen ter verbetering van het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma noodzakelijk zijn;

 

Besluiten

 

De regeling te wijzigen als volgt:

Onderdeel A  

In het eerste lid van artikel 2.7.6 wordt de punt aan het eind van onderdeel i vervangen door een puntkomma en toegevoegd wordt een onderdeel j luidende:

  • j.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

Onderdeel B  

Artikel 2.7.8 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.7.8 hoogte subsidie

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdelen b en c, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid onderdeel e;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel a, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid onderdeel e, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6 onderdeel i.

  • 3.

    De percentages genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en

    • b.

      een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

Onderdeel C  

In het eerste lid van artikel 2.8.6 wordt de punt aan het eind van onderdeel i vervangen door een puntkomma en toegevoegd wordt onderdeel j, luidende:

  • j.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

Onderdeel D  

Artikel 2.8.8 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.8.8 hoogte subsidie

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdelen b en c, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid onderdeel e;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel a, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid onderdeel e, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6 onderdeel i.

  • 3.

    De percentages genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en

    • b.

      een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

Onderdeel E  

In artikel 3.2.2 wordt de punt aan het eind van onderdeel c vervangen door een puntkomma en toegevoegd wordt onderdeel d luidende:

  • d.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

Onderdeel F  

Artikel 3.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdelen c en d worden vervangen door de letters d en e.

  • 2.

    Na onderdeel b wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • c.

      ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

Onderdeel G  

In artikel 3.4.2 wordt de punt aan het eind van onderdeel b vervangen door een puntkomma en toegevoegd wordt onderdeel c, luidende:

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

Onderdeel H  

In artikel 3.5.2 wordt de punt aan het eind van onderdeel b vervangen door een puntkomma en toegevoegd wordt onderdeel c, luidende:

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

Inwerkingtreding  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Groningen, 4 oktober 2016.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

, voorzitter.

, secretaris.

Naar boven