Vaststelling notitie Drainage en beregening Natura 2000-gebieden

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 15 december 2015, kenmerk 3.3/2015005454, team Natuur en Water, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de notitie Drainage en beregening rondom Natura 2000-gebieden

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

BESLUITEN:

 

vast te stellen de notitie Drainage en beregening rondom Natura 2000-gebieden.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

dr.h.c. J. Tichelaar, voorzitter

mevrouw mr. A.M. van Schreven, secretaris

 

 

Uitgegeven 1 februari 2016

 

Drainage en beregening rondom Natura 2000 gebieden

 

1. Inleiding

Ingevolge artikel 19d van de Natuurbeschermingswet is het verboden zonder vergunning projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.

Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat drainage en grondwateronttrekking voor beregening activiteiten zijn die kunnen leiden tot een significant negatief effect op de habitats in een Natura 2000-gebied die afhankelijk zijn van het grondwater.

Onder meer in Drenthe loopt een discussie over de vraag onder welke omstandigheden de aanleg en vervanging van drainage en beregeningsinstallaties rondom de Natura 2000 gebieden vergunningplichtig is. Deze discussie is nu actueel. Het voornemen is om in de ontwerp-beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden (beleids)uitspraken neer te leggen hoe met deze problematiek om te gaan. Deze ontwerp-beheerplannen worden nu afgerond. Hierbij is nog wel van belang een onderscheid te maken tussen de ontwerp-beheerplannen voor die gebieden waarvoor het Rijk het bevoegd gezag is en de ontwerp-plannen voor die gebieden waarvoor de provincie het bevoegd gezag is. Het Rijk heeft het voornemen zijn ontwerp-beheerplannen op korte termijn ter inzage te leggen. Het Rijk heeft het ontwerp-beheerplan voor Witterveld al bij de provincie ingediend met de vraag, of met het ter visie leggen van dit ontwerp-beheerplan kan worden ingestemd. De provincie gaat haar ontwerp-beheerplannen later medio februari/maart 2016 ter inzage leggen. Het Rijk heeft aangegeven de (beleids)uitspraken die de provincie in haar ontwerp-beheerplannen gaat opnemen, eveneens in zijn ontwerp-beheerplannen op te zullen nemen. Dit bepaalt nu de spoedeisendheid. Het bevoegd gezag van het Rijk voor de beheerplannen van een aantal gebieden wordt overigens later aan de provincie overgedragen. Een reden te meer om op dit gebied met gelijkluidende (beleids)uitspraken te komen.

 

2. Uitgangspunten oplossingsrichting

De oplossingsrichting is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

a. Onderkennning van en wederzijds respect voor elkaars belangen.

De provincie Drenthe is verantwoordelijk voor realisering van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden en heeft daarbij belang bij een goed functionerende landbouw in haar provincie in samenhang met een goed ontwikkelde natuur. Verder is de provincie Drenthe als bevoegd gezag gehouden de kaders van de Natuurbeschermingswet in acht te nemen.

De agrarische sector heeft belang bij een gezonde bedrijfsexploitatie. Daarbij hoort onder andere goed bewerkbare landbouwgrond en behoud van de bijbehorende grondwaarde.

De terreinbeherende organisaties en de Natuur en Milieu Federatie Drenthe hebben belang bij het tegengaan en verminderen van verdroging ten behoeve van behoud en verbetering van de natuurkwaliteit in onder meer de Natura 2000-gebieden.

b. Zoveel mogelijk redeneren vanuit een gemeenschappelijk belang

Het gemeenschappelijk belang van bovenstaande partijen kan gevonden worden in het verder optimaliseren van de waterhuishouding in en rondom de Natura 2000-gebieden. Vermijdbare kosten en zaken die weinig tot niets bijdragen aan het versterken van het gemeenschappelijk belang moeten zoveel mogelijk worden vermeden.

 

3. Oplossingsrichting

De oplossingsrichting bestaat uit drie fasen die werkender weg moeten worden bereikt.

 

A. Eindfase (na uitvoering verbeterpakket).

De eindfase (fase 3) wordt bereikt met een gebiedsgerichte benadering. Per Natura 2000-gebied wordt een overgangszone bepaald. Binnen deze overgangszone wordt in fase 2 een door de landbouw en natuur gedragen verbeterpakket ontwikkeld en in fase 3 uitgevoerd om de hydrologische toestand van het Natura 2000-gebied (tegengaan/vermindering van verdroging) verder te verbeteren in samenhang met het realiseren van goede omstandigheden voor landbouwkundig gebruik. Tegen de achtergrond dat het niet de bedoeling is dwingend inbreuk te maken op bestaand gebruik, kan dit verbeterpakket ook slaan op bestaande drainage en beregening en de vervanging daarvan. De overgangszone richt zich op het gebied waar het grootste effect kan worden verwacht bij het optimaliseren van de waterhuishouding. De breedte van de overgangszone is verder afhankelijk van de locatie en kwetsbaarheid van de aanwezige habitattypen in het Natura 2000-gebied en de geohydrologie. De grootte van de overgangszone moet per Natura 2000-gebied nog nader worden bepaald.

Deze aanpak heeft het karakter van een passende beoordeling voor het gebied. Op basis daarvan worden in fase 3 voor de overgangszone algemene regels gesteld voor het aanleggen en vervangen van drainage en het onttrekken van grondwater voor beregening. Als voldaan wordt aan de algemene regels is het aanleggen en vervangen van drainage en het onttrekken van grondwater voor beregening niet vergunningplichtig. Voorwaarde is wel dat de uitwerking per overgangszone als passende beoordeling in het beheerplan wordt opgenomen. De beheerplannen moeten na de uitwerking hierop worden aangepast conform de daarvoor geldende procedures.

Het aanleggen en vervangen van drainage en de grondwateronttrekking voor beregening buiten de overgangszones worden in fase 3 na vaststelling van de overgangszones en na uitvoering van het verbeterpakket binnen de overgangszones , geacht geen verslechterend of significant verstorend effect in de zin van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet te hebben en zijn daarmee niet vergunningplichtig.

 

De provincie is trekker van deze gebiedsgerichte aanpak. Dat betekent dat de provincie voldoende capaciteit ter beschikking gaat stellen om van deze aanpak een succes te maken. Uiteraard wordt ook van de terreinbeherende organisaties, de NMFD, de LTO en andere partijen inzet gevraagd.

 

B. Op weg naar de eindfase

In de tussentijd zolang het eindplaatje nog niet is bereikt, wordt per Natura 2000-gebied een onderzoekszone ingesteld. Voor het bepalen van de ligging en de grootte van de onderzoekszone gelden de volgende uitgangspunten:

  • Wij gaan redeneren van buiten naar binnen.

  • Per Natura 2000-gebied kan de grootte van de onderzoekszone verschillen.

  • Buiten bufferzones die als onderdeel van een gebiedsproces worden gerealiseerd, wordt geen onderzoekszone ingesteld.

 

Op basis van deze uitgangspunten is per gebied de onderzoekszone bepaald. Deze onderzoekszones worden met een beleidsmatige onderbouwing in de ontwerp-beheerplannen opgenomen.

 

Bij de aanleg van drainage en bij nieuwe grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening binnen deze onderzoekszones wordt een voortoets uitgevoerd. Dit geldt tevens voor de op de kaart aangeduide bufferzones zolang deze nog niet zijn gerealiseerd. Deze voortoets heeft tot doel na te gaan, of er een verslechterend of significant verstorend effect optreedt in de zin van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet. Is dat het geval, dan dient de initiatiefnemer de vergunningprocedure te volgen en dient hij een passende beoordeling te maken. Laat de voortoets zien dat er geen verslechterend of significant verstorend effect optreedt, dan is de aanleg van drainage of een nieuwe grondwateronttrekking ten behoeve van beregening niet vergunningplichtig.

De voortoets wordt na aanvraag door de provincie gefinancierd met een nog nader te bepalen maximum aantal aanvragen per jaar. Aanvragen van voortoetsen worden ter informatie aan de Groenmanifestpartijen toegezonden.

Aanbevolen wordt de komende maanden aan de hand van een aantal concrete en/of fictieve casussen de voortoets als instrument nader vorm te geven en te bezien op zijn praktische consequenties.

Nieuwe grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening binnen een grens van 200 m van de grens van een Natura 2000-gebied worden geacht een verslechterend of significant verstorend effect te hebben in de zin van artikel 19d Natuurbeschermingswet, tenzij de initiatiefnemer met een passende beoordeling aantoont dat dit niet het geval is.

 

Voor de bestaande drainages en grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregeningsinstallaties en voor de vervanging daarvan geldt dat er binnen de onderzoekszone geen vergunningplicht geldt. Bestaand gebruik is meegenomen in de gebiedsanalyses van de PAS in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen.

Voorwaarde om te kunnen spreken van vervanging van bestaande drainage is dat de drainage op maximaal dezelfde diepte wordt uitgevoerd met dezelfde tussenruimtes en maximaal dezelfde capaciteit. Hierbij wordt uitgegaan van de oorspronkelijke functionaliteit. Mocht de bestaande drainage op een ondieper niveau worden vervangen, dan mogen de tussenruimtes kleiner zijn, mits er sprake is van een vergelijkbaar effect aan het maaiveld.

Ten aanzien van de bestaande drainages is een aantal inventarisaties voorhanden. De provincie gaat in samenspraak met de terrreinbeherende organisaties, de NMFD en de LTO een onderzoeksplan opstellen en uitvoeren om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de bestaande drainages. Communicatief wordt vanuit de provincie en de LTO de oproep gedaan om alle bestaande drainages bij de provincie voor 1 maart 2016 te melden. De bestaande drainages worden in een provinciaal register vastgelegd. Dit register geeft mede richting de agrariër zekerheid. Als peildatum voor het bestaand zijn van drainage geldt de datum van 1 november 2015.

Drainageactiviteiten die niet gerelateerd kunnen worden aan in het provinciaal register opgenomen bestaande drainages worden geacht vergunningplichtige activiteiten in de zin van de Natuurbeschermingswet te zijn. Dit geldt evenzeer, wanneer drainageactiviteiten niet vooraf zijn gemeld bij de provincie.

Van vervanging van bestaande grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening is sprake, wanneer de bestaande beregeningsputten zijn dan wel voor een bepaalde datum (uiterlijk 1 maart 2016) worden gemeld bij het desbetreffende waterschap. Als peildatum voor het bestaand zijn van een beregeningsput geldt de datum van 1 november 2015.

Via de oor– en oogfunctie van betrokken partijen wordt beoogd regelmatig ter plekke te gaan controleren, of er inderdaad alleen sprake is van vervanging van drainage en/of beregening. Waar nodig wordt door de provincie als bevoegd gezag het handhavingsinstrumentarium ingezet.

 

Het aanleggen en vervangen van drainage en de grondwateronttrekking voor beregening buiten de onderzoekszones worden geacht geen verslechterend of significant verstorend effect in de zin van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet te hebben en zijn daarmee niet vergunningplichtig.

 

4. Proces

Gedeputeerde Staten (GS) hebben op 15 december 2015 met bovenvermelde oplossing en met onderstaand proces ingestemd. GS hebben er verder mee ingestemd dat het ontwerp-beheerplan Witterveld ter visie wordt gelegd onder de voorwaarde dat bovenvermelde regeling ten aanzien van drainage en beregening in het ontwerp-beheerplan wordt opgenomen.

 

De Groenmanifestpartners (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, het Drentse Landschap , Natuur en Milieufederatie Drenthe en LTO Noord) hebben eveneens met bovenvermelde oplossing en onderstaand proces ingestemd .

Op 16 december 2015 hebben de Groenmanifestpartners en de provincie met een gezamenlijk persbericht in een persconferentie de overeengekomen oplossing nader toegelicht.

Om de afspraken voldoende te borgen gaan de Groenmanifestpartners ieder voor zich de overeengekomen oplossing schriftelijk bevestigen. Borging vanuit de provincie heeft plaatsgevonden door een openbaar GS-besluit waarin met de afspraken is ingestemd.

 

De provincie gaat er op toezien dat de overeengekomen regeling ten aanzien van drainage en beregening als provinciaal beleid zowel in de ontwerp-beheerplannen voor die gebieden waarvoor het Rijk bevoegd gezag is, als in de ontwerp-beheerplannen voor die gebieden waarvoor de provincie het bevoegd gezag is, wordt opgenomen.

 

De eerste maanden van 2016 worden gebruikt om samen met de Groenmanifestpartijen een tijdelijke projectorganisatie te beginnen en een Plan van Aanpak op te stellen. De provincie neemt hier het initiatief. Onderdeel van het Plan van Aanpak wordt het instellen van een gezamenlijke stuurgroep die het proces aanstuurt en de voortgang bewaakt. De planning is er op gericht het inrichten van de tijdelijke projectorganisatie en het opstellen van het Plan van Aanpak in februari 2016 af te ronden. Voor het vervolgproces zullen ook de waterschappen gevraagd worden een rol te vervullen.

 

De periode tot de definitieve vaststelling van de beheerplannen wordt gebruikt om samen met de Groenmanifestpartijen tot een steeds verdere verfijning te komen van de onderzoekszones (bijvoorbeeld op basis van de resultaten van een aantal voortoetsen), de beoogde verbeterpakketten en de exacte bepaling van de overgangszones die gaan gelden in de eindfase.

Na vaststelling van de beheerplannen zal per gebied de gebiedsgerichte aanpak zijn definitieve vorm en inhoud moeten krijgen. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan die gebieden waar op dit moment gebiedsprocessen lopen ten aanzien van vernatting in relatie tot drainage; met deze lopende gebiedsprocessen zal rekening worden gehouden.

 

Bijlage 1

 

Schema fasen drainage en beregening

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3 (eindfase)

Onderzoekzones vastgesteld waar voortoets voor aanleg drainage en nieuwe grondwateronttrekking geldt

Verfijning onderzoekzones waar voortoets voor aanleg drainage en nieuwe grondwateronttrekking geldt

Overgangszones waar algemene regels gelden voor aanleg en vervangen drainage en grondwateronttrekking

 

Bepalen en vaststellen overgangszones

 

 

Ontwikkeling en uitvoering verbeterpakket

Verbeterpakket uitgevoerd

 

Bepalen algemene regels

 

Geen nieuwe grondwateronttrekking binnen 200 m

Geen nieuwe grondwateronttrekking binnen 200 m

Binnen de overgangszones gelden de algemene regels

Geen vergunningplicht voor bestaande drainage en grondwateronttrekking en vervanging* daarvan binnen onderrzoekszones

Geen vergunningplicht voor bestaande drainage en grondwateronttrekking en vervanging* daarvan binnen onderzoekszones

Binnen de overgangszones gelden de algemene regels

Geen vergunningplicht aanleg en vervanging drainage en grondwateronttrekking buiten onderzoekzones

Geen vergunningplicht aanleg en vervanging drainage en grondwateronttrekking buiten onderzoekzones

Geen vergunningplicht aanleg en vervanging drainage en grondwateronttrekking buiten overgangszones

 

*Vervanging van drainage is maximaal op dezelfde diepte met dezelfde tussenruimtes en maximaal dezelfde capaciteit (peildatum 1 november 2015). Mocht de bestaande drainage op een ondieper niveau worden vervangen, dan mogen de tussenruimtes kleiner zijn, mits er sprake is van een vergelijkbaar effect aan het maaiveld

 

Naar boven