Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 23 augustus 2016, nr. 818AA4F6, tot wijziging van de Verordening subsidies POP3 2014–2020 provincie Utrecht

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

Gelet op artikel 4.2 van de Verordening subsidies POP3 2014–2020 provincie Utrecht;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Verordening subsidies POP3 2014–2020 provincie Utrecht te wijzigen op bepalingen van ondergeschikte aard.

Besluiten:

Artikel I  

De Verordening subsidies POP3 2014-2020 provincie Utrecht als volgt te wijzigen:

 

A

 

Artikel 2.6.5, eerste lid onder d. komt als volgt te luiden:

  • d.

    de urgentie van de maatregelen om de doelen als bedoeld onder a tot en met c te realiseren;

B

 

Aan artikel 2.7.6, het tweede lid, wordt onder i een nieuw onderdeel j toegevoegd:

  • j.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

C

 

Artikel 2.7.8, eerste en tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdelen b en c, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid onderdeel e;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, eerste lid onderdeel a, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid onderdeel e, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.7.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.6 onderdeel i.

D

 

Aan artikel 2.8.6, het eerste lid, wordt onder i een nieuw onderdeel j toegevoegd:

  • j.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

E

 

Artikel 2.8.8, eerste en tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdelen b en c, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid onderdeel e;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel d tot en met j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, eerste lid onderdeel a, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid onderdeel e, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, onderdeel a tot en met h en j, en de kosten als bedoeld in artikel 2.8.6, tweede lid, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.6 onderdeel i.

F

 

Aan artikel 3.2.2 wordt onder c een nieuw onderdeel d toegevoegd:

  • d.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

G

 

Aan artikel 3.3.2 wordt nieuw onderdeel c toegevoegd en worden de onderdelen c en d geletterd als d en e:

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid, met name eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, maatschappen,

H

 

Aan artikel 3.4.2 wordt onder b een nieuw onderdeel c toegevoegd:

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

I

 

Aan artikel 3.5.2 wordt onder b een nieuw onderdeel c toegevoegd:

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 23 augustus 2016.

Gedeputeerde staten van Utrecht,

Voorzitter

Secretaris

Naar boven