Besluit van Gedeputeerde Staten van 23 augustus 2016, PZH-2016-561465982(DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2016 (Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2016)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland,

 

Overwegende dat het wenselijk is samenwerkingsverbanden te stimuleren die innovaties in de landbouwsector ontwikkelen en testen met als doel de verduurzaming van de landbouwsector,

 

Besluiten:

 

Vast te stellen het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2016

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in paragraaf 2.7 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan worden ingediend in de periode van 15 september 2016 tot en met 17 november 2016.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 2 Deelplafond

  • 1.

    Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt € 1.000.000,-.

  • 2.

    Het deelplafond, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit 50% uit ELFPO middelen en voor 50% uit provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.7.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie in de grondgebonden landbouw;

  • b.

    de uitvoering van een innovatieproject in de grondgebonden landbouw.

Artikel 4 subsidievereiste

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.7.6, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de activiteit betrekking op ten minste één van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • c.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

  • 2.

    Indien de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op de uitvoering van een innovatieproject in de grondgebonden landbouw bestaat het samenwerkingsverband. In aanvulling op artikel 2.7.6, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland, uit ten minste een partij uit de voedselketen of verwerkingsketen, niet zijnde een landbouwer.

  • 3.

    Tot de voedselketen, bedoeld in het tweede lid, behoren producenten en verwerkers van landbouwproducten, distributeurs en retailers.

  • 4.

    Tot de verwerkingsketen, bedoeld in het tweede lid, behoren ondernemingen die bijproducten van landbouwproducten verwerken tot grondstoffen.

Artikel 5 subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.7.7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • b.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • c.

    bijdragen in natura voor zover het betreft onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, gronden of onroerende goederen;

  • d.

    personeelskosten.

Artikel 6 niet-subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7.7, eerste lid, komen de kosten van tweedehands goederen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7 Subsidiehoogte

Indien toepassing van artikel 2.7.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,-, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 8 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.10 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de kosteneffectiviteit;

    • c.

      de mate van innovatie;

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteit.

  • 2.

    Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan een tot en met vier punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 2;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 3.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 25 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 10 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2020.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking duurzame innovaties landbouw Zuid-Holland 2016.

 

Den Haag 23 augustus 2016

 

Drs. R.A.M. van der Sande, plv. voorzitter

 

Drs. J.H. de Baas, Secretaris.

 

Toelichting

Algemeen

Uit de SWOT-analyse in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (hierna: POP programma) blijkt dat de agrarische sector en de afzetketen hun kostenreductiestrategie zal moeten verschuiven naar een meerwaardestrategie. Zo kan de concurrentiekracht worden behouden en kunnen de externe effecten voor milieu, landschap en samenleving worden verminderd. Veel spelers in de agrosector kenmerken zich door kleinschaligheid,initiatieven zijn vaak versnipperd. Samenwerking is noodzakelijk om nieuwe producten, diensten, markten en ketenmodellen te ontwikkelen, om zo zowel het rendement als het imago van de landbouwsector maar ook de omgevingskwaliteit te verbeteren.

 

Het Ambitiedocument InovatieAgenda Duurzame Landbouw van de provincie Zuid-Holland en het POP programma sluiten goed op elkaar aan. In het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw is het volgende opgenomen:

"Samenwerking en gezamenlijke inzet is nodig om de negatieve effecten (onder andere verlies biodiversiteit, mindere leefomgevingskwaliteit en achteruitgang in kwaliteit van het cultuurlandschap) te beperken en de positieve ontwikkelingen ( onder andere kringlooplandbouw, een hoog percentage weidegang) verder te ondersteunen. Om de verduurzaming te bereiken is een duurzame innovatieaanpak met proeftuinen nodig voor de lange termijn. De ambitie is: verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen met een duurzame innovatieaanpak voor gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Dit gebeurt met proeftuinen. Proeftuinen zijn een zichtbare plek waar koplopers in de landbouw- en voedselketen innovaties in de duurzame landbouw uitproberen en ontwikkelen".

 

Artikel 3

Subsidie kan worden verstrekt voor de twee activiteiten afzonderlijk, maar ook gezamenlijk. Zo is het mogelijk dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het oprichten van een projectmatig samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan. Maar ook is het mogelijk om subsidie te verstrekken voor de uitvoering van het innovatieproject.

Tot de grondgebonden landbouw behoren akkerbouw, opengronds-groenteteelt, vollegronds-tuinbouw, fruitteelt en melkrundveehouderij. Essentieel is dat de agrarische bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

 

Artikel 4

In artikel 2.7.6 van de Uitvoeringsregeling Pop-3 Zuid-Holland staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op 3 van deze thema’s:

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

  • b.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • c.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Deze drie thema’s sluiten namelijk aan bij de doelen van het Ambitiedocument InnovatieAgendaDuurzame Landbouw.

In het Ambitiedocument worden de volgende doelen genoemd:

  • 1.

    Verbeteren kwaliteit van de leefomgeving via verduurzaming door:

    • a.

      sluiten van kringlopen;

    • b.

      versterken van regionale voedselketens;

    • c.

      versterken biodiversiteit bij normale agrarische bedrijfsvoering door nieuwe verdienmodellen.

  • 2.

    Versterken van volhoudbare sterke economische sector door de landbouwsector als sterk economisch cluster op lange termijn in stand te houden.

Artikel 5 en 6

Op grond van dit openstellingsbesluit komen niet alle mogelijke vormen van bijdrage in natura voor subsidie in aanmerking.

Alleen de bijdrage in natura in de vorm van onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, grond of onroerende goederen komen voor subsidie in aanmerking.

De kosten van tweedehandsgoederen (machines en installaties) komen niet voor subsidie in aanmerking.

Het betekent niet dat er geen tweedehandsgoederen of andere vormen van bijdragen in natura bij de uitvoering van het project mogen worden ingezet. De inzet komt alleen niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 7

In paragraaf 2.7 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt geregeld hoe de subsidiehoogte berekend wordt. De hoogte van de subsidie is onder andere afhankelijk van welke (deel)activiteit er wordt uitgevoerd. Op basis van dit openstellingsbesluit worden geen subsidies verstrekt van minder dan € 50.000,-.

 

Artikel 8

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Aan de wegingsfactoren kan een wegingsfactor worden toegekend van 1, 2 of 3. Op basis van het doel van de openstelling wordt de wegingsfactor per criterium toegekend.

 

Op basis van dit openstellingsbesluit kan zowel subsidie worden aangevraagd voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan, als voor de uitvoering van een innovatieproject. In het geval dat de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op het oprichten van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan wordt bij de toetsing aan de criteria gekeken naar het beoogde doel van de samenwerking.

 

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

De gesubsidieerde activiteit draagt bij aan de thema’s die in artikel 4 staan opgesomd. Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.

1 punt wordt behaald als de activiteit onvoldoende mate bijdraagt aan het thema. Dit is het geval als de activiteit bijvoorbeeld gericht is op een geringer gebruik van grondstoffen, maar dat de afname van het gebruik niet erg groot is. Op het landbouwbedrijf wordt bijvoorbeeld veel water en gas gebruikt, maar door de toepassing van waterbesparende kranen en een nieuwe verwarmingsinstallatie blijft het landbouwbedrijf water en gas verbruiken maar daalt het gebruik in enige mate.

2 punten worden behaald indien de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema als voldoende/gemiddeld is te kwalificeren. Bijvoorbeeld wanneer de activiteit betrekking heeft op een nieuw verdienmodel, waarbij een bestaand verdienmodel in beperkte mate wordt aangepast.

3 punten worden behaald indien de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema als goed is te kwalificeren. Dit is bijvoorbeeld het geval als een kringloop op bedrijfsniveau wordt gesloten of dat door de activiteit de biodiversiteit aanzienlijk verbeterd.

4 punten worden behaald indien de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema als zeer goed is te kwalificeren. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de activiteit leidt tot een aanzienlijke reductie van het verbruik van grondstoffen, of dat er meerdere kringlopen op bedrijfsniveau worden gesloten of dat de activiteit betrekking heeft op en compleet nieuw verdienmodel waarbij de innovatie ook op andere bedrijven kan worden toegepast.

 

Criterium b. de kosteneffectiviteit;

1 punt wordt behaald indien de kosteneffectiviteit als onvoldoende is te kwalificeren. Dit is het geval als de input (kosten) hoog is ten opzichte van de opbrengst;

2 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit als gemiddeld is te kwalificeren. Dit is het geval als de input in verhouding staat met de prestatie;

3 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit als goed is te kwalificeren. Dit is het geval als de prestatie en de input helder zijn uitgewerkt en de input ten opzichte van de prestatie laag is;

4 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit als zeer goed is te kwalificeren. Dit is het geval als de prestatie en de input helder zijn uitgewerkt en de input ten opzichte van de prestatie buitengewoon goed is.

 

Criterium c. de mate van innovatie

1 punt wordt toegekend indien de innovatie nog niet wordt toegepast in Zuid-Holland of indien de innovatie bestaat uit een geringe aanpassing van een bestaand product, procedé of dienst.

2 punten worden toegekend indien de innovatie nog niet wordt toegepast in Nederland of indien de innovatie bestaat uit een verbetering van een bestaand product, procedé of dienst.

3 punten worden toegekend indien de innovatie nog niet wordt toegepast in de BeNeLux of indien de innovatie bestaat uit een fundamentele verbetering van een bestaand product, procedé of dienst.

4.punten worden toegekend indien de innovatie nog nergens of op beperkte schaal in Europa wordt toegepast of indien de innovatie bestaat uit de ontwikkeling van een nieuw product, dienst of procedé.

 

In het geval dat de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op het oprichten van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan wordt bij de toetsing, naast het beoogde doel van de samenwerking, ook gekeken naar het innovatieve karakter van het beoogde samenwerkingsverband. Hoe minder de samenwerking tussen de verschillende partijen uit de voedsel- of verwerkingsketen gebruikelijk is hoe hoger het aantal punten dat wordt toegekend.

 

Criterium d. de haalbaarheid van de activiteit.

Met dit criterium wordt bekeken of de activiteit succesvol uitgevoerd kan worden. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Onder andere is van belang of de juiste partijen aan de activiteit deelnemen, of de benodigde kennis voorhanden is en of aan andere randvoorwaarden wordt voldaan.

1 punt wordt behaald indien de haalbaarheid als onvoldoende kan worden gekwalificeerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de randvoorwaarden niet in beeld zijn gebracht;

2 punten worden behaald indien de haalbaarheid als gemiddeld kan worden gekwalificeerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de randvoorwaarden zijn wel in beeld gebracht maar niet vertaald zijn naar uitgewerkte beheermaatregelen;

3 punten worden behaald indien de haalbaarheid als goed kan worden gekwalificeerd. Dit is het geval als alle randvoorwaarden in beeld zijn gebracht en in voldoende mate zijn vertaald naar beheermaatregelen;

4 punten worden behaald indien de haalbaarheid als zeer goed kan worden gekwalificeerd. Dit is het geval als alle randvoorwaarden in beeld zijn gebracht en in zijn vertaald naar beheermaatregelen van een hoge kwaliteit.

 

Het doel van de openstelling is om innovaties in de landbouw te stimuleren. Het innovatieve element heeft daarom de hoogste wegingsfactor (3). Het effect van de activiteit (de mate waarmee wordt bijdragen aan de thema’s) en de kosteneffectiviteit hebben een wegingsfactor van 2. Deze criteria zijn minder van belang voor het doel van de openstelling. Het criterium haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 3. Kenmerk van een innovatieproject is dat de innovatie niet hoeft te slagen, maar wel van belang is dat de randvoorwaarden goed in beeld zijn gebracht en indien nodig beheersmaatregelen zijn genomen, zodat de kans dat de innovatie wel slaagt stijgt.

Naar boven