Provincie Zeeland – Wijziging Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 26 januari 2016, kenmerk 16000987 houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland

  • -

    overwegende dat de Tweede Kamer op 30 oktober 2014 bij het vaststellen van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor het jaar 2015 een amendement heeft aangenomen waarmee ten laste van de begroting van het ministerie in de jaren 2015, 2016 en 2017 telkens een bedrag van 1 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van cofinanciering tot maximaal 50% van de kosten van opruiming van drugsafvaldumpingen (Kamerstuk 34000 XII nr. 49);

  • -

    overwegende dat op 3 december 2015 tussen het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de vereniging van het Interprovinciaal Overleg het convenant “Uitwerking amendement cofinanciering opruiming drugsdumpingen” is afgesloten waarin nader is bepaald hoe de verdeelsleutel van het beschikbare bedrag tussen de provincies tot stand komt en waarin afspraken zijn vastgelegd over de wijze en voorwaarden waarop provincies overgaan tot subsidieverstrekking op basis van het amendement;

  • -

    overwegende dat in de provincie Zeeland jaarlijks ten minste één drugsdumping plaatsvindt en derhalve voor 2015 uit het gereserveerde bedrag € 21.722,- via het provinciefonds beschikbaar wordt gesteld aan de provincie Zeeland voor subsidieverstrekking;

  • -

    overwegende dat gedeputeerde staten daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing acht:

    • Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU L352/1 van 24 december 2013;

    • Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU L352/9 van 24 december 2013;

  • -

    gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

 

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I

Na hoofdstuk 12 wordt toegevoegd een hoofdstuk luidende:

 

Hoofdstuk 13 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie voor opruiming van drugsafval

Artikel 13.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in

    • 1°.

      Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L352/1 van 24 december 2013; of

    • 2°.

      Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU L352/9 van 24 december 2013;

  • b.

    drugsafval: afval dat ontstaat bij de productie van synthetische drugs;

  • c.

    erkende verwijderaar: verwijderaar die over de benodigde milieuvergunningen beschikt om afval volgens de juiste regelgeving te kunnen en mogen verwijderen;

  • d.

    synthetische drugs: uit chemische grondstoffen geproduceerde verdovende middelen;

  • e.

    zakelijk gerechtigden: personen met een zakelijk recht als bedoeld in boek 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek, op een zaak.

Artikel 13.2

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt aan:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      zakelijk gerechtigden.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1, eerste lid, kan subsidie worden verstrekt aan een natuurlijke persoon.

  • 3.

    Artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onder a en c is niet van toepassing.

Artikel 13.3

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het opruimen van drugsafval; of

  • b.

    het opruimen van de bodemverontreiniging die voortvloeit uit het dumpen van drugsafval.

Artikel 13.4

Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager medeverantwoordelijk geacht kan worden voor de productie of dumping van het drugsafval waarop de aanvraag is gericht.

 

Artikel 13.5

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      er is sprake van een illegale dumping van drugsafval;

    • b.

      de grond waarop illegaal drugsafval is gedumpt:

      • 1°.

        is gelegen binnen de gemeente grenzen; of

      • 2°.

        behoort tot het zakelijk recht van de aanvrager;

    • c.

      van de illegale dumping is aangifte gedaan bij de politie;

    • d.

      de opruiming van de dumping, bedoeld onder a, is gedaan in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • e.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een bewijs van aangifte van de politie met tenminste een kaart met de locatie waar de drugsafval is aangetroffen, foto’s van de dumping en een beschrijving van de aangetroffen drugsgerelateerde afvalstoffen;

      • 2°.

        een bewijs van de gemaakte kosten voor verwijdering en afvoer van het drugsafval;

      • 3°.

        een bewijs van verwijdering en afvoer van het drugsafval.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.3, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het aangetroffen drugsafval is verwijderd conform de daartoe geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      het aangetroffen drugsafval is verwijderd door een erkende verwijderaar.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.3, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de bodemverontreiniging is een gevolg van de illegale dumping van drugsafval als bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • b.

      de bodemverontreiniging is verwijderd conform artikel 6 tot en met artikel 13 van de Wet bodembescherming.

Artikel 13.6  

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.3.1, eerste lid, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidiëring in aanmerking de daadwerkelijk door onafhankelijke derden gemaakte kosten voor zover deze niet op andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen voor:

    • a.

      het opruimen van drugsafval; of

    • b.

      de uit de dumping voortvloeiende bodemverontreiniging.

  • 2.

    Artikel 1.3.2 is niet van toepassing.

Artikel 13.7  

Een subsidieaanvraag voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagformulier;

  • b.

    een subsidieaanvraag bevat, in afwijking van artikel 1.4.2, eerste lid, ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen;

  • c.

    subsidieaanvragen worden ingediend na afloop van het project en binnen de door gedeputeerde staten jaarlijks vast te stellen openstellingsperiode voor het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 13.8

Gedeputeerde staten stellen jaarlijks het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 13.3, voor de periode, bedoeld in artikel 13.7, aanhef en onder c, vast.

 

Artikel 13.9

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 13.3, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 13.10

  • 1.

    Indien de binnen de periode, bedoeld in artikel 13.7, aanhef en onder c, ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 13.8, te boven gaan, verdelen gedeputeerde staten de subsidie naar evenredigheid onder de voornoemde subsidieaanvragen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 13.9 wordt het percentage van de subsidiehoogte bepaald door het aantal binnen de periode, bedoeld in artikel 13.7, aanhef en onder c, ingediende volledige subsidieaanvragen.

Artikel 13.11

In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 13.3, 13 weken na afloop van de aanvraagperiode.

 

Artikel 13.12

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen de subsidie, bedoeld in artikel 13.3, direct vast.

  • 2.

    Bij een beschikking als bedoeld in het eerste lid, vindt de betaling van het subsidiebedrag in een keer plaats.

  • 3.

    De artikelen 1.7.1 tot en met 1.9.10 zijn niet van toepassing.

Artikel 13.13

De artikelen 1.5.3 en 1.6.6 zijn niet van toepassing.

 

Artikel II

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen wordt als volgt gewijzigd:

Hoofdstuk 14 Slotbepalingen

§ 14.1 Intrekken

 

Artikel 14.1.1

Het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft voor subsidiebesluiten die zijn genomen op grond van de Algemene subsidiebesluit Zeeland 2007.

 

§ 14.2 Inwerkingtreding en aanhaling

 

Artikel 14.2.1

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: "Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013", afgekort tot "Asb 2013".

Artikel III

Aan de Toelichting bij het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 wordt na de toelichting op Hoofdstuk 6 toegevoegd:

Toelichting op hoofdstuk 13 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie voor opruiming van drugsafval

Algemeen

De subsidieregeling vloeit voort uit het amendement inzake de tegemoetkoming in de kosten van het opruimen van drugsafvaldumpingen (inclusief de daaruit voortkomende bodemverontreiniging), en de afspraken tussen de Staatssecretaris van IenM en de provincies die in dat kader zijn gemaakt over de wijze en voorwaarden waaronder provincies zorg dragen voor de cofinanciering van de kosten die gemeenten en grondeigenaren voor het opruimen van drugsafvaldumpingen hebben gemaakt.

Deze afspraken zijn vastgelegd in het convenant Uitwerking amendement cofinanciering opruiming drugsdumpingen. Onder andere omvat dit afspraken met betrekking tot de wijze waarop de beschikbare gelden over de provincies zijn verdeeld en de wijze waarop de beschikbare bedragen worden verstrekt aan de doelgroep

 

Het doel van de regeling is het verstrekken van subsidie tot een maximum van 50% van de kosten wegens het opruimen van dumpingen van drugsafval. Er wordt regelmatig afval afkomstig van de productie van synthetische drugs gedumpt door drugscriminelen. Dit afval kan leiden tot gevaren voor het milieu en de volksgezondheid. De kosten van het opruimen komen nu voor rekening van de betrokken decentrale overheden, voornamelijk gemeenten, en grondeigenaren of degene die het grootst zakelijk recht op de grond heeft. In het convenant en aldus ook in deze regeling is het amendement zo uitgelegd dat niet alleen aan decentrale overheden, vooral gemeenten, subsidie kan worden verleend maar ook rechtstreeks aan grondeigenaren. Omdat vooral in het buitengebied niet alleen sprake is vol eigendom van grond, maar ook van zakelijk rechten zoals erfpacht en opstal waarbij bepaalde eigendomsbevoegdheden of verplichtingen bij de erfpachter of de houder van het recht van opstal berusten, is in de regeling de term zakelijk gerechtigden gebruikt in plaats van eigenaren.

 

Voor het opruimen van drugsafval bestaan in iedere regio’s protocollen vanwege de mogelijkheid van milieu- en gezondheidschade. Deze protocollen schrijven, voor zover dit niet uit de Wet bodembescherming of de Wet Milieubeheer voortvloeit, voor op welke wijze drugsafval verwijderd dient te worden, wie hier bij geraadpleegd moet worden en door wie het uitgevoerd moet worden.

 

Juridisch kader

De inhoud van de regeling is tot stand gekomen in overleg met de 12 provincies. Iedere provincie hanteert dezelfde bepalingen voor wat betreft de volgende essentialia:

- doelgroep

- subsidiabele activiteit

- weigeringsgronden

- vereisten subsidiabele activiteit

- vereisten aanvraag

- periode van openstelling

- subsidiabele kosten

- subsidiehoogte

- verdeelcriteria

- beslistermijnen en vaststelling ineens

Deze essentialia worden door iedere provincie binnen hun eigen structuur van regelgeving, waaronder de eigen Algemene subsidieverordening, vastgesteld in een regeling of als onderdeel van een algemeen subsidiebesluit of een algemene subsidieverordening.

 

Staatssteun

Mogelijk is subsidie voor het opruimen van drugsafval is aan te merken als staatssteun

Indien hiervan in het concrete geval sprake blijkt te zijn, wordt gebruik gemaakt van de ruimte die de de-minimisverordening biedt, in algemene zin en specifiek voor de landbouwsector.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 13.1

Voor de begripsbepalingen is aangesloten bij de omschrijving zoals gehanteerd in het convenant.

Onder b drugsafval

Het afval kan verpakt zijn, bijvoorbeeld in plastic tanks, jerrycans of gascilinders.

Onder c erkende verwijderaar

Omdat het verwijderen van drugsafval, voor zover dit niet onder verplichtingen uit de Wet bodembescherming of de Wet milieubeheer valt, gereguleerd wordt door protocollen die regionaal verschillend kunnen zijn, maar in alle gevallen eisen stellen aan de wijze waarop en de persoon die het afval verwijdert, is met het begrip erkende verwijderaar beoogd de persoon te benoemen die in de protocollen of regelgeving is aangewezen om te mogen verwijderen.

Onder e zakelijk gerechtigden

Met dit begrip wordt aangesloten bij de beperkt rechten die op een eigendom gevestigd kunnen worden, conform boek 3 en 5 van het Burgerlijk wetboek, en het volle eigendom uithollen. Te denken valt aan recht van vruchtgebruik, erfpacht en recht van opstal. Deze rechthebbenden zijn vaak ook degenen die zeggenschap hebben over het eigendom wanneer het opruimen van bijvoorbeeld drugsafval betreft.

 

Artikel 13.2

Voor de doelgroep is aangesloten bij de uitleg die in het convenant aan het amendement is gegeven. Voorts is het begrip grondeigenaar opgevat als zakelijk gerechtigden op de grond.

Van belang bij de afbakening van de doelgroep is dat er alleen een verwijderingsplicht bestaat voor de veroorzaker, zie artikel 10.2 van de Wet milieubeheer of artikel 13 van de Wet bodembescherming.

 

Artikel 13.3

Op grond van de formulering wordt ook voor het opruimen van bodemverontreiniging door dumping van drugsafval, subsidie verstrekt. Dit kan gelijktijdig met het opruimen van het drugsafval plaatsvinden maar het kan ook zijn dat er alleen sprake is van bodemverontreiniging als gevolg van de drugsdumping. Overigens is het ook mogelijk dat er geen bodemverontreiniging is bij een dumping van drugsafval.

 

Artikel 13.4

Ook een zeer lichte betrokkenheid, zoals verhuur van een loods voor productie, wijst op betrokkenheid en leidt tot weigering van de aanvraag.

Het al dan niet ontvangen van een tegemoetkoming in de kosten op andere wijze is geen reden tot weigering, mogelijk wel tot matiging van de subsidiehoogte. Dit is geregeld in artikel 13.6.

Sinds 2013 is de reikwijdte van de Wet Bibob aangepast en kan deze rechtstreeks op iedere subsidieregeling worden toegepast zonder dat dit specifiek is bepaald in de regeling.

 

Artikel 13.5

Onder d

In het convenant en het amendement is bepaald dat na afloop van het kalenderjaar subsidie kan worden verstrekt voor opruiming van dumpingen in dat (voorafgaande) kalenderjaar. Omdat de regeling mogelijk meerdere keren op deze wijze wordt opengesteld, is niet het concrete jaar genoemd maar verwezen naar het jaar voor het moment van aanvraag, vermits deze als vanzelfsprekend binnen de openstellingsperiode is ingediend.

Onder e

De gevraagde bijlagen ter onderbouwing van de vereisten is beperkt omdat de subsidie achteraf wordt verstrekt. Een begroting of een activiteitenplan is niet meer aan de orde.

 

Artikel 13.6

De subsidiabele kosten omvatten alleen de kosten van derden, nu dit alleen kosten zijn die daadwerkelijk zijn gemaakt. Deze kosten zijn op factuur aantoonbaar.

 

Artikel 13.7

Onder a

Voor het vaststellen van het aanvraagformulier verlenen GS mandaat aan GS van de provincie Noord-Brabant omdat de provincie Noord-Brabant de ontvankelijkheidstoets en inhoudelijke toets op zich neemt. Hiertoe vervult Noord-Brabant het subsidieloket.

 

Artikel 13.10

Indien er meer aanvragen zijn dan vooraf voorzien (het Rijk stelt immers via het provinciefonds per jaar een bijdrage beschikbaar aan de hand van het vooraf per provincie gemelde gevallen) en bedoelde hogere aantal aanvragen dan eerder voorzien daardoor bovendien het aan de hand daarvan vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, worden de subsidies naar evenredigheid percentueel lager vastgesteld.

 

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat het besluit van kracht blijft voor aanvragen die voor die datum zijn ingediend.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 26 januari 2016.

 

 

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

 

Uitgegeven 28 januari 2016

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven