Openstellingsbesluit paragraaf 2 Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 (POP3) Limburg, op 19 juli 2016 het volgende besluit vast:

 

Openstellingsbesluit paragraaf 2 subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg.

 

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg , hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerde Staten Paragraaf 2 “Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische bedrijven” van Hoofdstuk 2 (hierna te noemen “Paragraaf 2”) van deze Verordening onder volgende nadere regels open te stellen.

Artikel 1 Openstellingsperiode

Paragraaf 2 wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode van 1 september tot 15 oktober 2016. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 14 oktober 2016 compleet te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten

Artikel 2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt voor 2016 voor Paragraaf 2 vastgesteld op € 1.160.000,00 bestaande uit 50% ELFPO en 50% Provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.2.3, eerst lid van de Verordening is niet verrekenbare of compensabele BTW (artikel 2.2.3, tweede lid, onder (f)) subsidiabel.

Artikel 4 Hoogte subsidie

In aanvulling op artikel 2.2.4 van de Verordening bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag maximaal € 250.000,00 en dient het aan te vragen subsidiebedrag minimaal € 20.000,00 te bedragen. Indien de subsidieaanvraag minder dan € 20.000,00 bedraagt dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

Artikel 5 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 5.1

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals beschreven in artikel 2.2.5 en hieronder nader weergegeven.

     

    • i.

      Effectiviteit van de activiteit

Dit criteria heeft betrekking op de mate waarin de activiteit bijdraagt aan één of meerdere beleidsdoelen (artikel 2.2.5, eerste lid onder b). Paragraaf 2 wordt opengesteld om bij te dragen aan het realiseren van doelstellingen van POP3 en het provinciaal beleid, met name doelstellingen uit het Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2), het Aanvalsplan Asbest en Energie, het Provinciaal Waterplan 2016-2021 en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014). Daarom dient de aanvraag betrekking te hebben op één of meerdere van onderstaande thema’s (zie artikel 2.2.1, tweede lid.)

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie;

  • b.

    beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

  • d.

    klimaatmitigatie;

  • e.

    klimaatadaptatie;

  • f.

    verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

  • g.

    behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

  • 4 punten (zeer goed) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema c of g;

  • 3 punten (goed) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema e;

  • 2 punten (gemiddeld) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema b;

  • 1 punt (onvoldoende) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema a, d of f.

     

    • ii.

      Innovativiteit

De mate waarin de investering bijdraagt aan innovatie en modernisering van het landbouwbedrijf of de landbouwsector (artikel 2.2.5, eerst lid, onder c). Het gaat hier om de mate waarin de innovatie (investering) gemiddeld al bij de doelgroep wordt toegepast. Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

  • 4 punten (zeer goed) als de investering betrekking heeft op een baanbrekende innovatie die geheel nog niet in de praktijk wordt toegepast;

  • 3 punten (goed) als de investering betrekking heeft op een innovatie die nog niet in de betreffende sector wordt toegepast;

  • 2 punten (gemiddeld) als de investering betrekking heeft op een innovatie die slechts in enkele gevallen wordt toegepast;

  • 1 punt (onvoldoende) als de investering betrekking heeft op de eerste uitrol van innovatieve systemen.

     

    • iii.

      Kosteneffectiviteit

Kosteneffectiviteit van de activiteit (artikel 2.2.5, eerste lid, onder d) heeft betrekking op de mate waarin het doel bereikt wordt ten opzichte van de kosten die hiervoor gemaakt worden. Hierbij is van belang hoe groot het mogelijke toepassingsbereik van de innovatie is binnen de agrarische sector ten opzichte van de omvang van de totale projectkosten. Op dit criterium kan als volgt gescoord worden.

  • 4 punten (zeer goed) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector zeer goed is;

  • 3 punten (goed) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector goed is;

  • 2 punten (gemiddeld) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector standaard is;

  • 1 punt (onvoldoende) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector matig is.

     

    • iv.

      Kans op succes

De kans op succes wordt gebaseerd op de kwaliteit van het projectplan (artikel 2.2.5, tweede lid, onder b), waarbij de volgende aspecten van belang zijn:

  • de betreffende innovatie is direct toepasbaarheid op het bedrijf van de aanvrager;

  • de benodigde financiering en vergunningen zijn voorhanden;

  • er is in de betreffende bedrijfstak behoefte aan de betreffende innovatie;

  • er wordt aangegeven hoe andere landbouwers worden gestimuleerd om kennis te nemen van de innovatie op het bedrijf van de aanvrager.

Elk aspect wordt gekwalificeerd met: zeer goed (4 punten), goed (3 punten), voldoende (2 punten) en onvoldoende (1 punt). Het totaal behaalde punten wordt gemiddeld over het aantal aspecten. Het afgeronde gemiddelde (bijvoorbeeld een gemiddelde van 2,50 wordt 3) vormt de score op het criterium.

 

  • 5.2

    Weging van de selectiecriteria:

    De afgeronde scores van de selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      (i) effectiviteit van de activiteit heeft een wegingsfactor van 3 (maximaal 12);

    • b.

      (ii) innovativiteit heeft een wegingsfactor van 3 (maximaal 12);

    • c.

      (iii) kosteneffectiviteit heeft een wegingsfactor van 1(maximaal 4) ;

    • d.

      (iv) kans op succes heeft een wegingsfactor van 1(maximaal 4);

Totaal maximaal aantal punten 32

Indien er met toepassing van de in artikel 5.2 omschreven wegingsfactor in totaal minder dan 18

punten worden behaald wordt de aanvraag om subsidie afgewezen.

 

5.3 Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van de projecten.

Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria.

Artikel 6 Voorschotten

In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan er maximaal één keer per jaar een verzoek om een voorschot worden ingediend.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2016 en heeft een looptijd tot einde POP 3 periode.

 

TOELICHTING

Paragraaf 2 is gericht op fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen.

 

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de paragraaf “Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen” en is bedoeld voor investering in de toepassing van innovatieve technieken, processen of productie.

 

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de investering betrekking hebben op één of meerdere van de thema’s (zoals in artikel 2.2.1, tweede lid van de Verordening) opgenomen:

 

a) verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie;

b) beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen; 

c) geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

d) klimaatmitigatie

e) klimaatadaptatie;

f) verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

g) behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit

 

Het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en tuinbouw Loont 2 (LLtL2)” is een doorontwikkeling van beleidskader Limburgse Land-en tuinbouw Loont (LLtL1) uit 2013. Het motto van LLTL is “In 2025 is ieder Limburgs land- en tuinbouwbedrijf een lust voor haar omgeving”. Middels het programma LLTL2 worden de komende jaren investeringen aangescherpt in lijn met de doelen van het Coalitieakkoord “In Limburg bereiken we meer”. LLtL2 benoemd op basis hiervan vier investeringslijnen met speerpunten. Voor deze paragraaf zijn met name investeringslijn 1 – Ruim baan voor voorlopers en doorontwikkelaars - en Investeringslijn 2 – Meerwaarde voor omgeving- leidend. Het betreft de volgende speerpunten:

 

• technologische innovaties (investeringslijn 1);

• duurzaam produceren (investeringslijn 2);

 

LLTL2 geeft daarmee ook invulling aan de Limburgse ambitie zoals in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014) specifiek in paragraaf 7.6.1 is opgenomen “De land- en tuinbouw in Limburg is een innovatieve sector met economisch gezonde bedrijven en vooruitstrevende ondernemers, die duurzaam produceren en midden in de samenleving staan”. Aan de thema’s die het beste aansluiten bij de speerpunten ‘technologische innovaties’ en ‘duurzaam produceren’ wordt een hoger puntenaantal toegekend. Ook het Aanvalsplan Asbest en Energie en het Provinciaal Waterplan 2016-2021 bieden aanknopingspunten voor de thema’s in deze paragraaf. Een aanvraag zal duidelijk moeten beschrijven en beargumenteren hoe bij te dragen aan provinciaal beleid.

 

Op de provinciale website www.limburg.nl alsook op de website www.lltloont.nl zijn de betreffende beleidsdocumenten beschikbaar.

 

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

 

De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag. Wanneer het totaal van goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden vanwege gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw worden ingediend, mits deze aan de dan geldende nadere regels voldoen.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

de secretaris,

dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon

Naar boven