Wijziging Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 7 juli 2016, kenmerk BC/2016003307, team Bestuur en Concernzaken, tot bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten inzake wijziging van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden

 

 

Gedeputeerde Staten maken bekend dat door Provinciale Staten in hun vergadering van 6 juli 2016 is vastgesteld hetgeen volgt.

 

 

Besluit G-3

 

Provinciale Staten van Drenthe;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 1 juni 2016, kenmerk 22/3.12/2016002699;

 

gelet op het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden;

 

 

BESLUITEN:

 

 

  • I.

    De Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      in artikel 34, vierde lid, onder b, wordt “375%” vervangen door: 250%;

    • b.

      in artikel 34, vierde lid, onder c, wordt “200%” vervangen door: 175%;

    • c.

      in artikel 34, vierde lid, onder c, wordt “400%” vervangen door: 250%.

 

  • II.

    In de artikelsgewijze toelichting wordt na de laatste alinea van de toelichting op artikel 34 een alinea ingevoegd luidende: Voor het vaststellen van een hogere vergoeding geldt de volgende systematiek als leidraad (deze systematiek volgt uit het Rapport commissievergoedingen, opgesteld door Pro Facto, d.d. 3 mei 2016). Het wettelijke systeem gaat zoals gezegd uit van een basisvergoeding per vergadering. Vervolgens is een drietal wegingsfactoren te onderscheiden, waarbij geldt dat elke wegingsfactor is gestaffeld:

    • 1.

      deskundigheid: deze factor houdt het vereiste in dat sprake is van een of meer com-missieleden die op grond van hun bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie zijn aangetrokken. De factor is als volgt gestaffeld:

      • a.

        lichte deskundigheid: 1

      • b.

        gemiddelde deskundigheid: 1,2

      • c.

        zware deskundigheid: 1,5

    • 2.

      aard en omvang werkzaamheden: deze factor betreft de situatie waarin de basisvergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de taken en de omvang van de door de commissieleden te verrichten werkzaamheden. Deze factor hoort bij de voorbereiding, het bijwonen en het nawerk van commissievergaderingen. De factor is als volgt gestaffeld:

      • a.

        licht takenpakket: 1

      • b.

        gemiddeld takenpakket: 1,2

      • c.

        zwaar takenpakket: 1,5

    • 3.

      commissieafhankelijke toeslag: deze factor is van toepassing als blijkt dat een commissie of een bepaald commissielid naast de werkzaamheden direct ten behoeve van een vergadering nog extra werkzaamheden verricht. De factor is als volgt gestaffeld:

      • a.

        beperkte hoeveelheid extra werkzaamheden: 1,2

      • b.

        grote hoeveelheid extra werkzaamheden: 1,5

         

        Het basisbedrag wordt vermenigvuldigd met de wegingsfactoren, waarvan de hoogten dus per commissie(lid) kunnen verschillen. Daarnaast laat de systematiek de ruimte om, afhankelijk van de samenstelling en werkwijze van de commissie, een hogere vergoeding vast te stellen. Het blijft immers maatwerk, zo stelt ook bovengenoemd rapport.

  • III.

    Artikel 34, vierde lid, zoals dat gold onmiddellijk voor de inwerkingtreding van het besluit onder I, blijft van toepassing op de op dat moment zittende voorzitter en leden van de Commissie personele aangelegenheden en van de Adviescommissie cultuur.

 

Assen, 6 juli 2016

 

 

Provinciale Staten voornoemd,

 

dr.h.c. J. Tichelaar, voorzitter

mevrouw mr. drs. G.V. Buissink, griffier

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

namens dezen,

 

mevrouw drs. C.J.Q.C. de Keijzer,

teamleider Bestuur en Concernzaken

 

 

 

Uitgegeven 15 juli 2016

 

Naar boven