Openstellingsbesluit paragraaf 4 Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg

 

 

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 (POP3) Limburg, op 5 juli 2016 het volgende besluit vast:

 

Openstellingsbesluit paragraaf 4 subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg.

 

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg , hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerde Staten Paragraaf 4 “Investeringen in infrastructuur voor ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven” van Hoofdstuk 2 (hierna te noemen “Paragraaf 4”) van deze Verordening onder volgende nadere regels open te stellen.

 

Artikel 1 Openstellingsperiode

Paragraaf 4 wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode van 15 juli

2016 tot 1oktober 2016. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 30 september 2016 compleet te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten.

Artikel 2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt voor 2016 voor Paragraaf 4 vastgesteld op € 2.340.000,00, bestaande uit 50% ELFPO en 50% Provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van de Verordening zijn de activiteiten vermeld in artikel 2.4.1, onder lid b (verplaatsing van landbouwondernemingen gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur) niet subsidiabel. De artikelen 2.4.4 en 2.4.7 zijn zodoende niet van toepassing.

Artikel 4 Aanvraag

    • 4.1

      In aanvulling op artikel 1.7 onder lid 2 van de Verordening dienen aanvragers als genoemd onder c (pachters) een verklaring bij de subsidieaanvraag te voegen waaruit blijkt dat zij een pachtovereenkomst met een looptijd van minimaal 6 jaar hebben die niet eindigt voor de einddatum van het project en dat de grondeigenaar instemt met deelname.

    • 4.2

      In aanvulling op artikel 1.7 onder lid 2f van de Verordening is het toevoegen van een kaart, waarop de ligging van het projectgebied is aangegeven, aan het projectplan zeer wenselijk ten behoeve van de selectie van de aanvragen.

    • 4.3

      In aanvulling op artikel 1.7 onder lid 2 a en b van de Verordening dient de begroting te zijn gespecificeerd per subsidiabele kostenpost en dient de toelichting op de begroting de berekeningen te bevatten van de hoogte van de subsidiabele kostenposten dan wel onderbouwd te zijn met opgevraagde offertes.

     

Artikel 5 Subsidiabele kosten van investeringen

In afwijking van artikel 2.4.5 van de Verordening wordt voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.4.1, onder a, géén subsidie verstrekt voor de kosten zoals bedoeld in artikel 2.4.5, onder b (de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa), onder c (tweedehands installatiegoederen, indien noodzakelijk voor het project en de kosten de marktwaarde niet overstijgen), onder d (bijdragen in natura) en onder h (haalbaarheidsstudies).

Artikel 6 Hoogte subsidie verbetering verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven

    • 6.1

      In aanvulling op artikel 2.4.6 van de Verordening bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag maximaal € 650.000,00 en dient het aan te vragen subsidiebedrag minimaal € 50.000,00 te bedragen. Indien de subsidieaanvraag minder dan € 50.000,00 bedraagt dan zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

    • 6.2

      In aanvulling op artikel 2.4.6, onder b van de Verordening (kosten investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken), bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag maximaal

Artikel 7 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 7.1

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals hieronder beschreven.

    • a.

      Kosteneffectiviteit van de kavelruil: het aantal te ruilen hectares landbouwgrond dat binnen de activiteiten van de subsidieaanvraag in de kavelruil betrokken is ten opzichte van de totale kosten voor kavelruil, inclusief de kosten als bedoeld onder artikel 2.4.3 onder a en b (= proces en procedurekosten) van de uitvoeringsregeling, uit te drukken in kosten per geruilde hectare. Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

  • i.

    4 punten indien de kosten minder dan € 1.800,00 (exclusief BTW) per geruilde hectare bedragen;

  • ii.

    3 punten indien de kosten tussen € 1.800,00 en 1.900,00 (exclusief BTW) per geruilde hectare bedragen;

  • iii.

    2 punten indien de kosten tussen € 1.900,00 en € 2.000,00 (exclusief BTW) per geruilde hectare bedragen;

  • iv.

    1 punt indien de kosten tussen € 2.000,00 en € 2.100,00 (exclusief BTW) per geruilde hectare bedragen;

  • v.

    0 punten indien de kosten meer dan € 2.100,00 (exclusief BTW) per geruilde hectare bedragen.

  • b.

    De mate waarin het project bijdraagt aan investeringslijn 2 uit de nota Limburgse Land- en tuinbouw Loont 2: de doelen van de “investeringslijn nummer 2 – Meerwaarde voor de omgeving” zijn van belang evenals de mate van integraliteit met andere beleidsdoelen. Binnen LLtL2 besteedt investeringslijn 2 aandacht aan de speerpunten structuurversterking met integrale omgevingseffecten, revitalisering en beheer buitengebied en duurzaam produceren. Het is van belang dat projecten bijdragen aan deze speerpunten naast de bijdrage aan de overige beleidsdoelen, zoals beschreven bij criterium d. Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

  • i.

    4 punten indien een bijdrage wordt geleverd aan 2 of meer speerpunten;

  • ii.

    2 punten indien een bijdrage wordt geleverd aan 1 speerpunt;

  • iii.

    0 punten indien geen bijdrage wordt geleverd aan de speerpunten.

  • c.

    De noodzaak tot verbetering van de verkavelingsstructuur: Projecten zijn urgenter als ze zijn gelegen binnen een aantal geselecteerde kansrijke gebieden voor kavelruil (zie kaartbijlage) en bij een overwegend kleinschalige verkavelingssituatie.

Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

  • i.

    4 punten bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen van < 3 hectare en gelegen binnen één van de kansrijke gebieden;

  • ii.

    3 punten bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen tussen 3 en 4 hectare en gelegen in één van de kansrijke gebieden;

  • iii.

    2 punten bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen tussen 4 en 5 hectare en gelegen binnen één van de kansrijke gebieden;

  • iv.

    1 punt bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen van > 5 ha en gelegen binnen één van de kansrijke gebieden;

  • v.

    0 punten bij een ligging buiten één van de kansrijke gebieden.

  • d.

    De integraliteit van de kavelruil te onderbouwen vanuit het:

  • i.

    nut landbouw (huiskavelvergroting, kavelconcentratie, afstandsverkorting, bedrijfsvergroting);

  • ii.

    nut natuur (beschikbaar krijgen van gronden middels ruilingen binnen de goudgroene natuur);

  • iii.

    nut leefbaarheid (verbetering toegankelijkheid, landschap en cultuurhistorie, herstel landschapsstructuren en –elementen);

  • iv.

    nut water (beschikbaar krijgen van gronden middels ruilingen voor uitvoeringsmaatregelen voor de verbetering van de waterhuishouding);

  • v.

    nut verkeersveiligheid (vermindering vervoersbewegingen, oplossen verkeersknelpunten).

Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

  • -

    4 punten bij nut op alle vijf punten i t/m v;

  • -

    3 punten bij nut op vier van de vijf punten i t/m v;

  • -

    2 punten bij nut op drie van de vijf punten i t/m v;

  • -

    1 punt bij nut op twee van de vijf punten i t/m v;

  • -

    0 punten bij nut op één of nul van de vijf punten i t/m v.

     

    7.2 Weging van de selectiecriteria:

De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

  • a.

    Onderdeel a een wegingsfactor van 1 (maximaal 4);

  • b.

    Onderdeel b een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

  • c.

    Onderdeel c een wegingsfactor van 1,5 (maximaal 6);

  • d.

    Onderdeel d een wegingsfactor van 2 (maximaal 8);

Indien er op de selectiecriteria a, b of d 0 punten wordt gescoord of er met toepassing van de in artikel 7.2 omschreven wegingsfactor in totaal minder dan 15 punten wordt behaald, wordt de aanvraag om subsidie afgewezen.

 

7.3 Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van de projecten.

Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria.

Artikel 8 Voorschotten

In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan maximaal 2 keer per jaar een verzoek om een voorschot worden ingediend.,

Artikel 9 Verplichtingen

In aanvulling op artikel 1.27, lid 1 van de Verordening dient het verzoek om vaststelling uiterlijk 31 december 2019 te zijn ingediend.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 15 juli 2016.

 

 

TOELICHTING

Artikel 1 Openstellingsperiode

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan “Investeringen in infrastructuur voor ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven” in Limburg. Projecten dienen daarom in ieder geval in voldoende mate aan te sluiten bij de uitganspunten en doelstellingen zoals beschreven in het Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont, met name in Investeringslijn 2 “meerwaarde voor de omgeving” alsmede ook de mate van integraliteit met andere beleidsterreinen.

Op de provinciale website www.limburg.nl alsook op de website www.lltloont.nl is meer informatie beschikbaar over het provinciaal beleid inzake land- en tuinbouw en natuur. Hier zijn ook de betreffende beleidsdocumenten beschikbaar.

Deze openstelling richt zich op structuurverbetering via gebiedsmaatregelen waar naast land- en tuinbouw ook aandacht is voor natuur, water, landschap, cultuurhistorie en milieuaspecten.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Enkel kosten voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven komen in aanmerking. Kosten voor verplaatsing van landbouwondernemingen gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur niet.

Artikel 4 Aanvraag

Artikel 4.1

Het toevoegen van een verklaring waaruit blijkt dat pachters een langdurige pachtovereenkomst hebben en dat de grondeigenaar instemt met deelname is noodzakelijk vanwege haalbaarheid, realisatie, en continuïteit van het project.

Artikel 4.3

Bij de beoordeling en rangschikking van de aanvragen speelt de kosteneffectiviteit een belangrijke rol en daarvoor moet ook de redelijkheid van de begrote kosten beoordeeld kunnen worden. Hoe goed een begroting is gespecificeerd en hoe goed de diverse kostenposten zijn onderbouwd bepaalt hoe goed een correcte rangschikking van de ingediende aanvragen kan plaatsvinden.

Artikel 6 Hoogte subsidie verbetering verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven

De bijdrage voor verbetering verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven bedraagt maximaal € 650.000,00 en minimaal € 50.000,00.

Een subsidie van maximaal € 800,00 per door het in de kavelruil betrokken bedrijf geruilde kavel voor investeringen ten behoeve van een betere bereikbaarheid en bewerkbaarheid van kavels is gebaseerd op het feit dat uit ervaringscijfers blijkt dat een investering van maximaal € 2.000,00 per geruilde ha ruim voldoende is om kavels opnieuw in te richten en goed te ontsluiten. Van deze kosten wordt ingevolge artikel 2.4.6 lid b van de verordening 40% gesubsidieerd.

Artikel 7 Selectiecriteria, weging en selectie

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

 

Naast de twee verplichte criteria: a kosteneffectiviteit en b mate waarin de activiteit bijdraagt aan één of meerdere beleidsdoelen, worden additioneel de volgende 2 criteria gehanteerd bij de beoordeling: c de noodzaak tot verbetering van de verkavelingsstructuur en d de integraliteit van de kavelruil .

 

De selectiecriteria zijn zo gekozen dat de aanvragen worden gerangschikt naar de mate waarin ze passen bij de doelen van het provinciaal beleid voor de land- en tuinbouw, zoals o.a. vermeld in het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en tuinbouw Loont 2 (LLtL2)” .

Voor paragraaf 4 zijn met name de doelen van de “Investeringslijn nummer 2 - Meerwaarde voor de omgeving” van het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en tuinbouw Loont 2 (LLtL2)” alsook de mate van integraliteit met andere beleidsterreinen van belang .

Binnen LLtL2 besteedt investeringslijn 2 aandacht aan: - structuurversterking met integrale omgevingseffecten, - revitalisering en beheer buitengebied en - duurzaam produceren.

De integraliteit met ander beleidsterreinen vertaalt zich in gebiedsgericht en geïntegreerd werken. Maatschappelijke doelen op het vlak van natuur, water, landbouw, toerisme en recreatie, monumenten alsook de samenhang met de stedelijke ontwikkeling, leefbaarheid en duurzaamheid vormen hier aandachtspunten. Draagvlak bij bewoners, ondernemers, (grond-)eigenaren en (mede-)overheden is hierbij essentieel.

 

De noodzaak tot verbetering van de verkavelingsstructuur blijkt uit de ligging van een project binnen één van de op de kaartbijlage aangegeven gebieden en de urgentie wordt groter naarmate de gebruikspercelen kleiner zijn. Het op de kaartbijlage aangegeven gebied Parkstad is in dit kader een bijzonder gebied, waar vraag en aanbod met betrekking tot de wensen voor kavelruil mede in het kader van het beheer van de natuurgebieden bij elkaar gebracht gaan worden. Dit gebied is daarom opgenomen op de kaartbijlage.

 

De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag. Indien een project minder dan 15 punten (55% van het totaal aantal te behalen punten) scoort wordt de aanvraag om subsidie afgewezen. Wanneer het totaal van goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden vanwege gebrek aan middelen, kunnen in de opvolgende tender opnieuw worden ingediend, mits deze aan de dan geldende nadere regels voldoen.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M . Bovens

de secretaris,

dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon

Naar boven