Beleidsregels verlagen subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) PB 2016-31 Nummer1848176

 

 

Gedeputeerde Staten van Flevoland maken gelet op het bepaalde In artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht bekend dat zij In hun vergadering van 14 juni 2016 onder nummer 1822729 het volgende besluit hebben genomen.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

Overwegende dat:

  • Gedeputeerde Staten subsidies verstrekken in het kader van subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Flevoland 2010, de subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Flevoland 2016 en de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020;bovengenoemde subsidieregelingen mede worden gefinancierd vanuit het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma en moeten passen binnen de kaders van toepasselijke Europese verordeningen.

  • door de overige provincies en de staatssecretaris eveneens subsidies worden verstrekt op grond van Plattelandsontwikkelingsprogramma waarop dezelfde Europese verordeningen van toepassing zijn;

  • Europa voorschrijft dat subsidieverlenende overheden vastleggen welke sancties worden toegepast in het geval de subsidieontvanger de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen niet naleeft of de gesubsidieerde activiteiten niet uitoefent;

  • de staatssecretaris van Economische Zaken in overleg met GS van de provincies “beleidsregels verlagen subsidie POP” heeft vastgesteld;

  • het uit oogpunt van overzichtelijkheid en rechtsgelijkheid wenselijk is dat GS deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing verklaren bij het verlagen van door hen verstrekte subsidies op grond van SVNL 2010, SVNL 2016 en de provinciale Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020

Het wenselijk is dat GS deze beleidsregels van overeenkomstig toepassing verklaren bij het verlagen van door hen verstrekte subsidies op grond van SVNL 2010, SVNL 2016 en de provinciale Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020

gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

de Beleidsregels verlagen subsidie POP vast te stellen

ARTIKEL I

Bij het verlagen van subsidies als bedoeld in hoofdstuk 4 en de afdelingen 5.1.3 en 5.1.4 van de subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Flevoland 2010 en hoofdstuk 3 van de subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Flevoland 2016, handelen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de als bijlage bij dit besluit gevoegde “beleidsregels omtrent het verlagen van subsidie verleend voor plattelandsontwikkeling in het kader van verordening (EG) nr. 1305/2013 en Verordening 1698/2005 (Beleidsregels verlagen subsidie POP), vastgesteld door de staatssecretaris van Economische Zaken bij besluit van 19 mei 2016, tenzij de wijze van verlaging rechtstreeks voortvloeit uit genoemde regelingen of de toepasselijke Europese regelgeving.

ARTIKEL II

Bij het verlagen van subsidies als bedoeld in de provinciale Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 handelen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de als bijlage bij dit besluit gevoegde “beleidsregels omtrent het verlagen van subsidie verleend voor plattelandsontwikkeling in het kader van verordening (EG) nr. 1305/2013 en Verordening 1698/2005(Beleidsregels verlagen subsidie POP), vastgesteld door de staatssecretaris van Economische Zaken, bij besluit van 19 mei 2016, tenzij de wijze van verlaging rechtstreeks voortvloeit uit genoemde regelingen of de toepasselijke Europese regelgeving.

ARTIKEL III

Verwijzingen naar de Beleidsregels verlagen subsidie POP2 in de subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Flevoland 2010 worden gelezen als verwijzingen naar de Beleidsregels verlagen subsidie POP.

ARTIKEL IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Beleidsregels verlagen subsidies POP.

ARTIKEL V

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Aldus besloten In de vergadering van Gedeputeerde Staten van 14 juni 2016.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

T.van der Wal, de secretaris L. Verbeek, voorzitter

Uitgegeven op 15 juni 2016

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland

Nr. 27007

24 mei

2016

Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 19 mei 2016, nr. WJZ/16027022, houdende beleidsregels omtrent het verlagen van subsidie verleend voor plattelandsontwikkeling in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en Verordening (EU) nr. 1698/2005 (Beleidsregel verlagen subsidie POP)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, handelende na overleg met Gedeputeerde Staten van de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant, Zeeland en Limburg,Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    verordening 1698/2005: verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU 2005, L277);

  • b.

    verordening 1303/2013: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Veror-dening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • c.

    verordening 1305/2013: Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • d.

    verordening 1306/2013: Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • e.

    verordening 1307/2013: Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • f.

    verordening 640/2014: Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsont-wikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L 181);

  • g.

    uitvoeringsverordening 809/2014: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, platte-landsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L227);

  • h.

    richtlijn 2004/18/EG: richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU 2004, L 134);

  • i.

    POP2: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 als bedoeld in artikel 15 van verordening 1698/2005;

  • j.

    POP3: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 als bedoeld in artikel 6 van verordening 1305/2013;

  • k.

    controle: uitoefening door ambtenaren van RVO.nl of NVWA van de bevoegdheid tot toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de van toepassing zijnde wetgeving;l. baselinevoorwaarden: voorwaarden, bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van verordening 1306/2013, de relevante criteria en minimumactiviteiten zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c), ii) en iii), van verordening 1307/2013, en relevante minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere ter zake relevante dwingende voorschriften die bij nationaal recht zijn vastgesteld, zoals opgenomen in bijlage 3 bij onderhavige beleidsregel;m. beheer onder de SVNL of PSAN: beheer als bedoeld in de hoofdstukken 3, 5 en 7 van de Subsidie-regeling agrarisch natuurbeheer van de onderscheiden provincies, hoofdstuk 4 en de afdelingen 5.1.2 en 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies;n. beheer onder de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016: beheer door een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschaps-beheer 2016 van de onderscheiden provincies;o. beschikte hectareprijs: het gemiddelde bedrag per hectare per jaar voor het realiseren van een leefgebied of onderdeel van een leefgebied, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies;p. jaarbetaling: jaarlijkse uitbetaling van een gedeelte van het totale bedrag van een verleende oppervlakte gebonden subsidie;q. maximale vergoeding: de maximale vergoeding die betaald mag worden voor het uitvoeren van beheeractiviteiten als bedoeld in paragraaf 2.3 van deze beleidsregel;r. randvoorwaarden: voorschriften, bedoeld in artikel 3.1 en bijlagen 3 en 4 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;s. minister: Minister van Economische Zaken.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik beleidsregel

  • 1.

    De minister, onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van de onderscheiden provincies, besluit, onderscheidenlijk besluiten, voor subsidies voor plattelandsontwikkeling in het kader van verordening 1305/2013 tot het verlagen van subsidie in de in deze beleidsregels genoemde gevallen op basis van de in de afdelingen 4.2.5 en 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheden en met inachtneming van verordening 1306/2013 en verordening 640/2014.

  • 2.

    Deze beleidsregel is van toepassing op subsidies die worden verstrekt ter uitvoering van POP3. Zij is tevens van toepassing op (termijn- of eind-) betalingsaanvragen voor projecten waarvoor onder het POP2 subsidie is verstrekt, die zijn ingediend na 31 december 2014 en die nog niet zijn afgehandeld op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel.

Artikel 1.3 POP subsidies volledig bekostigd met nationale middelen

De bepalingen inzake het verlagen van subsidies of van subsidiabele kosten zoals die zijn opgenomen in verordening 1306/2013, verordening 640/2014 en in onderhavige beleidsregel zijn van overeenkom-stige toepassing op subsidies die zijn verstrekt ter uitvoering van het POP2 en POP3 en die volledig worden bekostigd met nationale middelen.

Artikel 1.4 overmacht of uitzonderlijke omstandigheden

  • 1.

    Verlagingen of intrekkingen als bedoeld in deze beleidsregel worden niet toegepast indien de niet-nalevingen of tekortkomingen het gevolg zijn van overmacht of uitzonderlijke omstandighe-den als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van verordening 1306/2013, mits voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening 640/2014.

  • 2.

    Artikel 4, eerste lid, van verordening 640/2014 is van overeenkomstige toepassing op de verlaging of intrekking van subsidies als bedoeld in de hoofdstukken 3, 5 en 7 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, hoofdstuk 4 en de afdelingen 5.1.3 en 5.1.4 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer en hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschaps-beheer 2016 van de onderscheiden provincies.

HOOFDSTUK 2. VOORSCHRIFTEN INZAKE OPPERVLAKTE GEBONDEN SUBSIDIES

Paragraaf 2.1 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 2.1 toepassingsbereik

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op subsidies die zijn verstrekt ter uitvoering van het POP2 en POP3, waarbij de hoogte van de subsidie is gebaseerd op de oppervlakte waarop de subsidiabele activiteit dient te worden uitgevoerd.

Artikel 2.2 uniforme buffertolerantie oppervlaktemetingen

De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van verordening 809/2014, bedraagt 1 meter.

Paragraaf 2.2 Beheer onder de SVNL of PSAN

Artikel 2.3 verlaging in verband met beheer

  • 1.

    Indien een subsidieontvanger voorschriften inzake het beheer niet naleeft of de betrokken landbouwgrond niet voldoet aan de terreinkenmerken die voor de subsidie zijn voorgeschreven, wordt de subsidie verlaagd of ingetrokken overeenkomstig Bijlage 1.

  • 2.

    Indien een niet-naleving, als bedoeld in het eerste lid, wordt geconstateerd, wordt de subsidie overeenkomstig artikel 36 van verordening 640/2014 geschorst en de subsidieontvanger verzocht de niet-naleving te herstellen binnen een termijn van maximaal 3 maanden, tenzij:a.sprake is van opzettelijke nalatigheid; ofb.herstel niet meer mogelijk is.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hersteltermijn, als bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de fysieke omstandigheden ter plaatse.

  • 4.

    Indien sprake is van herhaalde niet-naleving van voorschriften inzake het beheer als bedoeld in artikel 35, derde lid, van Verordening 640/2014, wordt de subsidie verlaagd door het overeenkom-stig Bijlage 1 vastgestelde percentage te verdubbelen.

  • 5.

    Indien meerdere niet-nalevingen zijn geconstateerd, wordt per geconstateerde niet-naleving een verlaging vastgesteld en worden de verlagingen gecumuleerd.

  • 6.

    De verlaging, bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid van dit artikel, wordt berekend als een percentage van de jaarbetaling voor de betreffende beheereenheid.

  • 7.

    Indien door de geconstateerde niet-naleving de realisatie van de doelstelling van de subsidie permanent niet meer behaald kan worden, wordt de subsidieverlening voor de desbetreffende beheereenheid geheel ingetrokken.

Artikel 2.4 onderdeclaratie arealen

Indien een subsidieontvanger niet alle in artikel 16 van Verordening 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de betalingsaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de jaarbetalingen die in dat jaar aan die subsidieontvanger moet worden gedaan als volgt verlaagd:

  • a.

    indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;

  • b.

    indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;

  • c.

    indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.

Artikel 2.5 baselinevoorwaarden

Indien een subsidieontvanger één of meerdere baselinevoorwaarden niet naleeft, wordt de subsidie-verlening geheel ingetrokken.

Artikel 2.6 verlaging in verband met randvoorwaarden

  • 1.

    Indien een subsidieontvanger een of meerdere randvoorwaarden niet naleeft, wordt de jaarbeta-ling verlaagd overeenkomstig artikel 97 van verordening 1306/2013 en de artikelen 39 en 40 van verordening 640/2014.

  • 2.

    Artikel 2, eerste tot en met vierde lid, en artikel 3 van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB zijn van overeenkomstige toepassing. Waar in voornoemde artikelen gesproken wordt van ‘minister’ en ‘landbouwgrond’ wordt voor de toepassing van het onderha-vige artikel gelezen ‘Gedeputeerde Staten’ respectievelijk ‘subsidiabele oppervlakte’.

  • 3.

    Indien de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, niet binnen de aan de subsidieontvanger medegedeelde termijn is hersteld, wordt de jaarbetaling met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.7 vergroening en verbod op dubbele financiering

  • 1.

    Indien een subsidieontvanger de oppervlakte waarop hij beheer uitvoert gebruikt om te voldoen aan de verplichting om een ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 2.17 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB te realiseren, ongeacht of hij daartoe gebruik maakt van een door de minister erkende certificeringsregeling, wordt de jaarbetaling verlaagd.

  • 2.

    De verlaging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door de ingezette oppervlakte te vermenig-vuldigen met de component inkomstenderving, indien die component deel uitmaakt van het tarief dat geldt voor de betreffende subsidiabele activiteit.

  • 3.

    De verlaging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door de ingezette oppervlakte te vermenig-vuldigen met het tarief dat geldt voor de betreffende subsidiabele activiteit, indien de betreffende oppervlakte wordt ingezet als een beheerde rand of strook als bedoeld in de certificeringsregeling, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

  • 4.

    De berekeningswijzen, bedoeld in het tweede en derde lid, worden slechts toegepast voor zover de subsidiabele activiteit gelijk is aan de activiteit die de subsidieontvanger moet verrichten als onderdeel van de verplichting om een ecologisch aandachtsgebied te realiseren.

Paragraaf 2.3 Beheer onder de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016

Artikel 2.8 aanpassing verantwoording

  • 1.

    Indien uit de verantwoording als bedoeld in artikel 3.11, onderdeel h, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies blijkt dat de beheeractiviteiten die de subsidieontvanger in een kalenderjaar heeft verricht niet volledig passen bij:

    • a.

      de beheerfunctie of het cluster van beheeractiviteiten zoals beschikt, of

    • b.

      het bijhorende leefgebied aangewezen in het natuurbeheerplan, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld de verantwoording zodanig aan te passen dat deze past binnen de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2.

    De aangepaste verantwoording vormt de basis voor de berekening van de hoogte van de jaarbetaling en de verlagingen in deze paragraaf.

Artikel 2.9 verlaging in verband met beheer

  • 1.

    Indien een subsidieontvanger een beheeractiviteit waartoe hij zich heeft verbonden niet of niet juist uitvoert, wordt de subsidie voor die beheeractiviteit verlaagd overeenkomstig het verlagings-percentage in Bijlage 2.

  • 2.

    Indien een niet-naleving, als bedoeld in het eerste lid, wordt geconstateerd, wordt de subsidie overeenkomstig artikel 36 van verordening 640/2014 geschorst en de subsidieontvanger verzocht de niet-naleving te herstellen binnen een termijn van maximaal 3 maanden, tenzij:

    • a.

      sprake is van opzettelijke nalatigheid; of

    • b.

      herstel niet meer mogelijk is.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hersteltermijn, als bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de fysieke omstandigheden ter plaatse.

  • 4.

    Indien sprake is van herhaalde niet-naleving van voorschriften inzake de beheeractiviteit zoals bedoeld in artikel 35, derde lid, van verordening 640/2014, wordt de subsidie verlaagd door het overeenkomstig Bijlage 2 vastgestelde percentage te verdubbelen.

  • 5.

    Indien meerdere niet-nalevingen zijn geconstateerd, wordt per geconstateerde niet-naleving een verlaging vastgesteld en worden de verlagingen gecumuleerd.6.De verlaging, zoals bedoeld in het eerste en vierde lid, wordt toegepast op de jaarbetaling. De verlaging wordt berekend als een percentage van de maximale vergoeding voor de betreffende beheeractiviteit.

Artikel 2.10 verlaging in verband met randvoorwaarden

  • 1.

    Indien een verenigingslid een of meerdere randvoorwaarden niet naleeft, wordt de jaarbetaling aan de subsidieontvanger verlaagd.

  • 2.

    De verlaging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend overeenkomstig artikel 2.6, met dien verstande dat het resulterende verlagingspercentage wordt toegepast op het bedrag dat voort-vloeit uit de vermenigvuldiging van de beschikte hectareprijs en het aantal hectares waarmee het betreffende verenigingslid deelneemt aan het beheer.

  • 3.

    Indien een verenigingslid een of meerdere baselinevoorwaarden niet naleeft, wordt voor de hectares waarmee het verenigingslid in het betreffende jaar deelneemt aan het beheer geen jaarbetaling verstrekt.

Artikel 2.11 verlaging bij onderrealisatie

Indien een subsidieontvanger ten aanzien van een of meerdere leefgebieden niet voldoet aan het minimum aantal hectares opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening wordt de subsidie voor het betreffende kalenderjaar overeenkomstig artikel 19 van Verordening 640/2014 berekend.

Artikel 2.12 vergroening en verbod op dubbele financiering

  • 1.

    De jaarbetaling wordt verlaagd indien een verenigingslid de oppervlakte waarop hij beheer uitvoert gebruikt om te voldoen aan de verplichting om een ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 2.17 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB te realiseren, ongeacht of hij daartoe gebruik maakt van een door de minister erkende certificeringsregeling.

  • 2.

    Artikel 2.7, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.13 geen effectuering verlagingen en uitsluitingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten berekenen aan de hand van de stukken, bedoeld in artikel 3.11, onderdelen b en h, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies en de uitgevoerde controles de jaarbetaling waarop de vereniging recht zou hebben indien de basis voor die berekening zou worden gevormd door de maximale vergoeding in plaats van de beschikte hectareprijs.

  • 2.

    Op de aldus berekende jaarbetaling wordt het totaalbedrag van verlagingen en uitsluitingen die op grond van de toepasselijke EU-verordeningen en de onderhavige paragraaf opgelegd zouden moeten worden, in mindering gebracht.

  • 3.

    Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, na toepassing van de verlagingen, bedoeld in het tweede lid, hoger is dan het bedrag in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel g, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies betalen Gedeputeerde Staten uit conform het betaalverzoek.

  • 4.

    Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, na toepassing van de verlagingen, bedoeld in het tweede lid, lager is dan het bedrag in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onderdeel g, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 van de onderscheiden provincies betalen Gedeputeerde Staten het lagere bedrag uit.5.Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op de verlaging van de jaarbetaling overeenkomstig artikel 2.10.

Artikel 2.14 Schending administratieve verplichtingen

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de subsidieverplichtingen, bedoeld in artikel 3.11, onderdelen b en h, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016, wordt de jaarbetaling verlaagd met 1% per werkdag dat niet voldaan wordt aan de betreffende subsidiever-plichting.

  • 2.

    De jaarbetaling wordt niet verstrekt indien de subsidieontvanger de in artikel 3.11, onderdelen b en h, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 genoemde termijnen met meer dan 25 werkdagen overschrijdt.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de subsidieverplichting, bedoeld in artikel 3.11, onderdelen d, n of o, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016, wordt de jaarbetaling voor de desbetreffende beheeractiviteit verlaagd met 1% per werkdag dat niet voldaan wordt aan de desbetreffende subsidieverplichting. De basis voor de in de eerste volzin bedoelde verlaging wordt gevormd door de maximale vergoeding.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid bedraagt de vergoeding voor de desbetreffende beheeractiviteit € 0,– indien de subsidieontvanger de in artikel 3.11, onderdelen d, n of o, genoemde termijn zodanig overschrijdt dat de correcte uitvoering van de, in voorkomend geval gewijzigde, activiteit niet meer gecontroleerd kan worden.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN INZAKE NIET-OPPERVLAKTE GEBONDEN SUBSIDIES

Artikel 3.1 toepassingsbereik

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op subsidies die op grond van de Regeling POP3 subsidies van de onderscheiden provincies worden verleend ter uitvoering van het POP3 en waarbij de hoogte van de subsidie niet is gebaseerd op de oppervlakte van landbouwgrond.

Artikel 3.2 hersteltermijn

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in artikel 3.1 kunnen worden verlaagd of geschorst op basis van artikel 64, vierde lid, van verordening 1306/2013.

  • 2.

    De subsidie wordt geschorst indien verwacht wordt dat de subsidieontvanger binnen een reële hersteltermijn de niet-naleving kan herstellen.

  • 3.

    Geen hersteltermijn wordt geboden indien herstel niet mogelijk is omdat de niet-naleving een permanent karakter heeft en niet kan worden hersteld of indien niet alsnog aan de gestelde verplichtingen kan worden voldaan.

  • 4.

    Een reële hersteltermijn bedraagt ten minste 5 en maximaal 10 werkdagen.

  • 5.

    Betreft de tekortkoming het niet of niet geheel uitvoeren van één of meerdere activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt en waardoor de doelstelling van het project op de afgesproken einddatum van het project niet is of kan worden bereikt, dan zal de geboden hersteltermijn maximaal 20 werkdagen bedragen.

  • 6.

    Een hersteltermijn kan, indien de omstandigheden van het geval dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten rechtvaardigen, éénmalig worden verlengd met 5 tot 20 werkdagen.

Artikel 3.3 aanbestedingen

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger aanbestedingplichtig is op grond van de Aanbestedingswet 2012 en de Aanbestedingswet 2012 niet of niet volledig is nageleefd bij een aanbestedingplichtige activiteit, dan worden de gedeclareerde kosten die betrekking hebben op de desbetreffende opdracht gecorrigeerd.

  • 2.

    Indien de verlaging meer dan 10% van de correcte bedragen in de betalingsaanvraag betreft, vindt daarnaast korting op de uitbetaling plaats met het verschil tussen het berekende en het aangevraagde bedrag conform het bepaalde in Bijlage 4, deel II.

Artikel 3.4 niet realisatie activiteit

  • 1.

    Indien een subsidieontvanger de te subsidiëren activiteit gedeeltelijk niet realiseert waardoor de doelstelling van de subsidie als beschreven in de subsidieverleningsbeschikking geheel of gedeeltelijk niet gerealiseerd wordt, wordt de subsidie verlaagd overeenkomstig het kortingspercentage in Bijlage 4, deel I.

  • 2.

    In geval van een concrete actie die een investering in infrastructuur of een productieve investering omvat, wordt de subsidie verlaagd wanneer binnen vijf jaar na de eindbetaling aan de subsidieontvanger de concrete actie onderworpen is aan een van de gebeurtenissen als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van verordening 1303/2013. De subsidie wordt verlaagd overeenkomstig het kortingspercentage in Bijlage 4, deel I.

  • 3.

    Inzake een op te leggen verlaging kan advies gevraagd worden aan één of meerdere deskundige(n) of aan een adviescommissie.

Artikel 3.5 communicatieverplichtingen

Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan de voorwaarden inzake communicatie in de Regeling POP3 subsidies van de onderscheiden provincies wordt de subsidietoekenning verlaagd overeenkomstig het kortingspercentage in Bijlage 4, deel I.

Artikel 3.6 overige verplichtingen

Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan andere verplichtingen dan bedoeld in de artikelen 3.3, 3.4 of 3.5, die zijn opgenomen in de Regeling POP3 subsidies van de onderscheiden provincies of in de beschikking tot subsidieverlening, worden correcties of sancties toegepast overeenkomstig het kortingspercentage in Bijlage 4, deel I.

Artikel 3.7 verslag omtrent de voortgang

Indien een subsidieontvanger een op grond van de Regeling POP3 subsidies van de onderscheiden provincies of de beschikking tot subsidieverlening voorgeschreven verslag omtrent de voortgang bij herhaling niet of niet tijdig aanlevert of het verslag omtrent de voortgang bij herhaling niet of niet volledig voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, wordt de toegekende subsidie voor iedere week dat het verslag niet aan deze eisen voldoet verlaagd met 0,5% van de totaal verleende subsidie, met een maximum van 2%.

Artikel 3.8 herhaalde niet-naleving

1.Ingeval van herhaalde niet-naleving worden de in onderhavige beleidsregel en in Bijlage 4 opgenomen kortingspercentages als volgt verhoogd:

– bij een eerste herhaling van dezelfde niet-naleving 0,5%;

– bij een 2e herhaling 1%; en–bij een derde of frequentere herhaling 2%.

2.Indien bij een eerste niet-naleving geen sanctie werd opgelegd, wordt bij een herhaling van dezelfde niet-naleving een sanctie opgelegd overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 3.9 cumulatie

In geval van cumulatie van op te leggen sancties worden verlagingen toegepast in de volgorde van de hoogte van de op te leggen sancties, van hoog naar laag . Bij de achtereenvolgende verlagingen wordt steeds rekening gehouden met de reeds toegepaste verlaging. Het kortingspercentage bedraagt maximaal 100% van de subsidieverlening.

HOOFDSTUK 4. SANCTIEREGELS MET BETREKKING TOT SUBSIDIES BREDE WEERSVERZEKERING

Artikel 4.1

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van hoofdstuk 4, Titel 4.1, van de Regeling Europese EZ-subsidies.

Artikel 4.2

1.De subsidie wordt berekend op grond van de subsidiabele oppervlakte.2.De subsidiabele oppervlakte is de verzekerde oppervlakte, verminderd met het verschil tussen de verzekerde oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte.3.De geconstateerde oppervlakte is de oppervlakte zoals deze is vastgesteld na controle door het betaalorgaan.4.De verzekerde oppervlakte is de oppervlakte welke door de subsidieontvanger is verzekerd onder een goedgekeurde verzekering, als bedoeld in artikel 4.1.10. eerste lid, van de Regeling Europese EZ-subsidies.5.In afwijking van het tweede lid vindt geen vermindering van de subsidiabele oppervlakte plaats indien bij controle als bedoeld in het derde lid blijkt dat verzekerde oppervlakte 3% of minder afwijkt van de geconstateerde oppervlakte.

Artikel 4.3
  • 1.

    Indien de totale oppervlakte van de te verzekeren percelen zoals aangegeven in de subsidieaan-vraag als bedoeld in artikel 4.1.2, tweede lid, van de Regeling Europese EZ-subsidies afwijkt van de oppervlakte vermeld in de bewijsstukken welke op grond van artikel 4.1.2, derde lid, van de Regeling Europese EZ-subsidies, vóór 1 november aangeleverd moeten worden, dan is er sprake van een inconsistente aanvraag.

  • 2.

    Bij een inconsistente aanvraag wordt de kleinste van de oppervlaktes, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als aangevraagde oppervlakte.

Artikel 4.4

Indien de premie van de verzekering is gebaseerd op een groter verzekerde oppervlakte dan de subsidiabele oppervlakte, wordt het premiebedrag dat in aanmerking komt voor subsidie evenredig percentueel verlaagd met het vastgestelde verschil.

Artikel 4.5
  • 1.

    Indien de subsidiabele oppervlakte kleiner is dan de aangevraagde oppervlakte, is er sprake van een te grote aanvraag.

  • 2.

    Bij een te grote aanvraag worden de volgende sancties toegepast:

    • a.

      bij een afwijking tussen de totale subsidiabele oppervlakte en de totale aangevraagde oppervlakte van 10% of minder, wordt de subsidie niet verlaagd.

    • b.

      bij een afwijking tussen de totale subsidiabele oppervlakte en de totale aangevraagde oppervlakte van meer dan 10% tot en met 20%, wordt een verlaging van de subsidie toegepast die gelijk is aan het verschil tussen de subsidie op basis van de subsidiabele oppervlakte en de subsidie op basis van de aangevraagde oppervlakte.

    • c.

      bij een afwijking tussen de totale subsidiabele oppervlakte en de totale aangevraagde oppervlakte van meer dan 20% tot en met 50%, wordt geen subsidie uitgekeerd.

    • d.

      bij een afwijking tussen de totale subsidiabele oppervlakte en de totale aangevraagde oppervlakte van meer dan 50%, wordt geen subsidie uitgekeerd en wordt de subsidieaanvrager uitgesloten van de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het volgende jaar.

Artikel 4.6

Indien er sprake is van een herhaling van een te grote aanvraag, als bedoeld in artikel 4.5, dan zal ingeval er sprake is van:

  • a.

    een afwijking als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a, een verlaging worden toegepast overeenkomstig artikel 4.5, tweede lid, onderdeel b.

  • b.

    een afwijking als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b, een verlaging worden toegepast overeenkomstig artikel 4.5, tweede lid, onderdeel c;

  • c.

    een afwijking als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, onderdeel c, een verlaging worden toegepast overeenkomstig artikel 4.5, tweede lid, onderdeel d.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1
  • 1.

    De beleidsregels verlagen subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma worden ingetrokken.

  • 2.

    De beleidsregels verlagen subsidie POP2 worden ingetrokken.

  • 3.

    De Beleidsregel verlagen subsidie Brede weersverzekering wordt ingetrokken.

Artikel 5.2

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verlagen subsidie POP.

Artikel 5.3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 mei 2016

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

M.H.P. van Dam

Naar boven