Wijziging Uitvoeringsregeling vraagbundeling breedbandnetwerken Drenthe 2014

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 24 mei 2016, kenmerk 3.5/2016001971, team Subsidies en Inkoop, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de Uitvoeringsregeling vraagbundeling breedbandnetwerken Drenthe 2014

 

 

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

 

BESLUITEN:

 

 

  • I.

    de Uitvoeringsregeling vraagbundeling breedbandnetwerken Drenthe 2014 als volgt te wijzigen.

 

A

In artikel 1, onder e, worden de woorden “wit gebied” gewijzigd in: “wit gebied en eventueel in grijs gebied”.

 

B

Aan artikel 1, Begripsbepalingen, wordt toegevoegd een nieuwe begripsbepaling, luidende: “h. grijs gebied: gebied, zoals omschreven in de EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken (2013/C 25), waarin één netwerkexploitant aanwezig is en in de nabije toekomst waarschijnlijk geen ander netwerk zal worden ontwikkeld”.

 

C

In artikel 2, eerste lid, wordt na de woorden “in witte gebieden” ingevoegd de volgende zinsnede: “en eventueel in grijze gebieden en, indien deze activiteiten leiden tot de conclusie dat er voldoende vraag is, het opstellen van een business case”.

 

D

In artikel 4, tweede lid, wordt na de bestaande tekst ingevoegd de volgende zin: “Bij het verstrekken van subsidies voor initiatieven in gebieden waar de ondergrens van 1.000 potentiële aansluitingen niet haalbaar is, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten een lagere vaste voet te hanteren dan genoemd in het eerste lid, onder a.”

 

E

In de eerste zin van de toelichting op artikel 2 worden geschrapt de woorden: “(in witte gebieden)”.

 

F

De derde alinea van de toelichting op artikel 2 wordt vervangen door de volgende tekst: “Indien er na de vraagbundelingsfase concrete voornemens bestaan om in het onderzochte gebied een NGA-netwerk te realiseren, kan voor de aanleg van dat netwerk ook een beroep worden gedaan op steun van de provincie. Hiervoor is een aparte regeling opgesteld, de Uitvoeringsregeling aanleg breedband Drenthe 2015. Aan het indienen van een aanvraag om subsidie op grond van die regeling moet een sluitende business case ten grondslag liggen, die met die aanvraag moet worden meegestuurd (zie artikel 5, lid 1, onder a, van de Uitvoeringsregeling aanleg breedband Drenthe 2015). Het opstellen van zo’n business case maakt daarom deel uit van de vraagbundelingsfase en dient dan ook te wor-den bekostigd uit de subsidie voor vraagbundeling.

Kosten in verband met voorbereiding van de aanleg van een netwerk (bijvoorbeeld adviezen op diver-se terreinen, voor zover specifieke kennis niet bij het Breedbandplatform aanwezig is) kunnen als stelpost worden meegenomen in de aanvraag voor financiering van de aanleg.”

 

G

In de vijfde alinea van de toelichting op artikel 2 worden de woorden “de door de provincie aangestel-de kwartiermaker breedband” gewijzigd in: “de Stichting Breedbandplatform Drenthe”.

 

H

De toelichting op artikel 4, tweede lid, wordt als volgt aangevuld:

“De ondergrens van 1.000 potentiële aansluitingen is gesteld vanuit een oogpunt van doelmatigheid. De provincie wil voorkomen dat er een te grote versnippering van initiatieven en van inzet van over-heidsmiddelen plaatsvindt. Daar waar sprake is van initiatieven die betrekking hebben op minder dan 1.000 potentiële aansluitingen, dienen die initiatieven te onderzoeken of, en zo ja in hoeverre, hun gebied kan worden vergroot door aangrenzende gebieden in de vraagbundeling mee te nemen of door aansluiting te zoeken bij bestaande initiatieven. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin het niet mogelijk is om te werken met ten minste 1.000 aansluitingen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de vraagbundelingsfase in aangrenzende gebieden al is afgerond, als de aanpak en gebruikte methodieken in aangrenzende gebieden zodanig van elkaar verschillen dat samen optrek-ken niet voor de hand ligt of als gedwongen opschaling naar ten minste 1.000 potentiële aansluitingen contraproductief zou zijn in de bottom up-benadering die de provincie voorstaat. In dergelijke gevallen kunnen Gedeputeerde Staten maatwerk leveren, door te besluiten om wel te subsidiëren, maar daarbij de vaste voet in de subsidie, naar rato of anderszins, te verlagen. Alvorens te besluiten om kleinere initiatieven apart te subsidiëren, bekijkt de provincie overigens wel altijd of er in de buurt niet andere initiatieven zijn waarmee kan worden samengewerkt.”

 

I

De toelichting op artikel 5 wordt aangevuld met de volgende tekst:

“Artikel 5, onder a

De begroting dient tevens een globale indicatie te geven van de kosten van een op te stellen business case.”

 

J

De tweede zin van de derde alinea van de toelichting op artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: “Voor steun ten behoeve van de aanleg van infrastructuur hebben Gedeputeerde Staten een aparte regeling vastgesteld.”

 

  • II.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

dr.h.c. J. Tichelaar, voorzitter

mevrouw mr. A.M. van Schreven, secretaris

 

 

 

Uitgegeven 3 juni 2016

Naar boven