Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2016, 2957 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2016, 2957 | Verordeningen |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 24 mei 2016, PZH-2016-553891165 (DOS-2016-0000228), tot wijziging van de Subsidieregeling mobiliteit Zuid-Holland in verband met de instelling van het revolverend verenfonds
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;
Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
In deze regeling wordt verstaan onder:
spaarproject: regionaal project waarvoor maximaal vijf jaar aaneengesloten wordt gespaard door subsidieverstrekking op grond van de Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer Zuid-Holland 2012, de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer Zuid-Holland 2013 of deze regeling en dat uiterlijk in het zesde opeenvolgende jaar wordt gerealiseerd;
vrijvalproject: door een regio aangemeld infrastructureel project dat gerealiseerd kan worden met BDU-middelen die zijn vrijgevallen nadat subsidie is verstrekt op grond van de Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer Zuid-Holland 2012 of de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering verkeer en vervoer Zuid-Holland 2013;
Subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 12.1 wordt uitsluitend verstrekt aan de veerexploitanten ten behoeve van de volgende op 24 mei 2016 bestaande veerdiensten (autoveren en voet- en fietsveren) die overwegend forensen en scholieren vervoeren tussen:
Artikel 12.4 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 12.3, wordt subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 12.1 geweigerd indien:
Artikel 12.5 Opschortende voorwaarde
De subsidie in de vorm van een lening wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de subsidieverleningsbeschikking een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb met de provincie Zuid-Holland is gesloten.
Artikel 12.6 Subsidievereisten
Onverminderd artikel 12.3 wordt, om voor subsidie in de vorm van een lening als bedoeld in artikel 12.1 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:
het veerproject heeft een sluitend financieringsplan dat in ieder geval bestaat uit een: investeringsplan en een plan voor de jaarlijkse aflossingen met maximaal een looptijd van de technische levensduur van de nieuwe of gerenoveerde veerpont, waarin de verwachte inkomsten en uitgaven over de volledige looptijd van de lening zijn opgenomen alsmede de eventuele bijdragen van andere bestuursorganen dan Gedeputeerde Staten;
Artikel 12.7 Hoogte van de lening
Bij het opstellen van specifieke subsidievoorschriften die worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking, waaronder in ieder geval begrepen de hoogte van de lening, de aflossingstermijn en het rentepercentage, is het uitgangspunt dat er geen sprake is van staatssteun die krachtens artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie bij de Europese Commissie aangemeld moet worden.
Het door de subsidieontvanger te betalen rentepercentage bedraagt 0%, tenzij ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun als bedoeld in artikel 12.3 een hoger percentage noodzakelijk is.
In een overeenkomst als bedoeld in artikel 12.5 worden in ieder geval de volgende gegevens opgenomen:
Artikel 12.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd artikel 12.3 en in aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
met toepassing van artikel 38, onderdeel c en onderdeel d, onder 2 van de Asv wordt in afwijking van artikel 21, eerste lid, onderdeel a van de Asv, een administratie bijgehouden en op verzoek overgelegd, van aan de activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b van de Awb;
één keer per periode van 12 maanden wordt gedurende de looptijd van de lening een jaarrekening, waarin in ieder geval informatie wordt opgenomen waaruit het debiteurenrisico voor de provincie kan worden afgeleid, overgelegd, alsmede een opgave van het aantal overgezette passagiers, (brom)fietsen, auto’s, vrachtauto’s en bussen;
In het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 is het voornemen opgenomen een nieuw revolverend verenfonds op te zetten voor vernieuwing en groot onderhoud. Daarmee beoogt de provincie de 21 veren voor forensen en scholieren in de provincie op een kwalitatief hoog niveau voor de toekomst te behouden. Dit krijgt gestalte door het verstrekken van leningen aan veerexploitanten voor vernieuwing en renovatie van veerponten. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht wordt het verstrekken van een dergelijke geldlening juridisch aangemerkt als subsidieverlening, in dit geval op basis van de Subsidieregeling Mobiliteit.
Met het nieuwe revolverend fonds kunnen meer veerdiensten worden geholpen dan tot nu toe het geval was. Door het revolverende karakter van het fonds komen de geleende middelen in principe terug. Vervolgens kunnen deze middelen opnieuw worden ingezet. Er wordt hiermee een toekomstbestendig fonds gecreëerd waarmee meer veerdiensten gedurende een langere periode worden geholpen.
Alleen forensenveren en scholierenveren die het gehele jaar varen komen in aanmerking voor financiële ondersteuning van de provincie. Veren die het hele jaar door forensen en scholieren vervoeren zijn voor de mobiliteit het meest belangrijk. Voor hun voortbestaan moeten de veerexploitanten van deze veren grote investeringen doen in de vernieuwing en renovatie van hun veerponten. Zij kunnen hiervoor een lening krijgen van de provincie. Dit is een uitzondering op het provinciaal financieel beleid. De provincie stelt hiertoe vanuit een revolverend verenfonds € 12 miljoen beschikbaar. Hiermee worden in de provincie de veerverbindingen voor forensen en scholieren in stand gehouden. Beoogd wordt hiermee tevens de verduurzaming van de veerponten te stimuleren.
Financiering van de investeringen voor vernieuwing en renovatie van de veerponten vindt plaats op basis van onderhavige regeling, gekoppeld aan een subsidiebeschikking en een individuele overeenkomst tot lening. Hiervoor is € 12 miljoen beschikbaar gebaseerd op een risicoreserve van € 5 miljoen. De provincie kan geld beschikbaar stellen aan veerexploitanten voor vernieuwing en renovatie van forensen- en scholierenveren, tegen een lagere rente dan gebruikelijk in de financiële markt.De te betalen rente bedraagt 0%, tenzij er ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun een hogere rente gevraagd moet worden.
De leningen worden verstrekt binnen de staatssteunkaders van de-minimisverordening of de artikelen 36 of 37 (milieubescherming) van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Van de subsidie-verleningsbeschikkingen wordt, als de Algemene groepsvrijstellingsverordening wordt toegepast, kennis gegeven aan de Europese Commissie. De aflossingstermijn van de leningen is in principe gelijk aan de afschrijvingstermijn(circa 8 tot 10 jaar voor de vervanging van motoren, roetfilters en katalysatoren, 10 tot 20 jaar voor de vervanging van laad- en loskleppen, 20 jaar a 25 jaar afhankelijk van grootte veerpont- voor een nieuwe veerpont), tenzij de staatssteunkaders andere aflossingstermijnen voorschrijven. De aflossing van de lening vindt lineair plaats.
Wanneer aan een onderneming niet meer dan € 200.000,00 per drie belastingjaren aan subsidie of voordeel wordt verleend geeft de Europese commissie aan dat dit als de-minimissteun wordt gezien en niet wordt aangemerkt als staatssteun. Alle entiteiten die vallen onder juridische of feitelijke zeggenschap van dezelfde entiteit worden daarbij als één onderneming beschouwd,; dit wordt uitgewerkt in art 2, tweede lid van de De-minimisverordening. Daarnaast is een de-minimisverklaring vereist. Voorts moet de steunverlening voldoen aan de eisen die ten aanzien van cumulatie worden gesteld zoals uiteengezet in artikel 5 van de De-minimisverordening.
Algemene groepsvrijstellingen voor milieubescherming
Er kan gebruik worden gemaakt van de Algemene groepsvrijstellingen voor milieubescherming (artikel 36 en 37), als de aanvragen daadwerkelijk leiden tot het bereiken van een hoger niveau van milieubescherming. Dit moet de aanvrager aantonen. Ook moet er worden voldaan aan aanvullende eisen die onder andere betrekking hebben op cumulatie.
In artikel 36, vijfde lid en artikel 37, derde lid van de Algemene groepsvrijstellingverordening wordt nadrukkelijk bepaalt dat alleen de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke Unienormen of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen, voor subsidie in aanmerking komen. Deze kosten worden als volgt vastgesteld:
in alle overige gevallen worden de kosten van investeringen in milieubescherming vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht. Het verschil tussen de kosten van beide investeringen levert de met milieubescherming verband houdende kosten op en geldt als de in aanmerking komende kosten.
De kosten die niet rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Het vervolgens te subsidiëren bedrag bedraagt 40% van de in aanmerking komende kosten hetgeen afhankelijk van de grootte van de onderneming met 10 of 20 procentpunten verhoogt mag worden.
Alle voor een bepaald project verleende staatssteunmiddelen dienen bij elkaar opgeteld te worden om zo het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie). Hierdoor kan - kortgezegd - nagegaan worden of er voldaan is aan de maximale steunintensiteiten. Cumulatie van de de-minimissteun met steun op basis van de Algemene groepsvrijstellingsverordening is niet mogelijk voor dezelfde in aanmerking komende kosten wanneer daarmee de maximale steunintensiteit op basis van de Algemene groepsvrijstellingsverordening wordt overschreden. In artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening wordt cumulatie nader uiteengezet.
Voor het verstrekken van leningen wordt een risicoanalyse uitgevoerd. Bij de risicoanalyse wordt ook gekeken naar de kredietwaardigheid en solvabiliteit van de veerexploitant en de constructie en toekomstbestendigheid van de veerdienst. Daarnaast wordt gekeken of tegen de veerexploitant geen collectieve insolventieprocedure loopt en de veerexploitant niet voldoet aan de criteria volgens nationaal recht om, op verzoek van zijn schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen. Getoetst wordt of de aanvragen van de veerexploitanten voldoen aan de voorwaarden ten aanzien van het staatssteunrecht alsmede ten aanzien van de eigen voorwaarden van de provincie. Het risico voor de provincie wordt verkleind door het vestigen van het 1e hypotheekrecht op de nieuwe veerpont of het vestigen van een pandrecht van ten minste 50% van de lening voor de renovatie van een veerpont. Voor het revolverend verenfonds wordt samengewerkt met oevergemeenten (en andere partijen) die exploitatietekorten dekken van veerdiensten.
Om (potentiële) veerexploitanten die een lening aanvragen inzicht te geven in de praktische uitwerking van de de-minimisregeling, zijn hieronder ter illustratie twee voorbeelden gegeven. Aanvrager x doet een aanvraag voor een lening van € 1.000.000 met het verzoek deze af te lossen binnen 10 jaar. Afhankelijk van de rating (kredietwaardigheid) van de aanvrager en de zekerheden die de aanvrager stelt kan het rentepercentage worden bepaald om binnen de kaders van de de-minimisregeling (maximale steun in drie jaar € 200.000) te blijven. Hierbij worden eerder ontvangen subsidies ook meegenomen. De referentiepercentages worden berekend op basis van de Mededeling van de Europese Commissie (Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentierente en disconteringspercentages worden vastgesteld).
Bij de begripsbepalingen zijn Algemene groepsvrijstellingsverordening, De-minimisverordening, constructie van de veerdienst en veerproject toegevoegd.
Het begrip “veerproject” is opgenomen in de begripsbepalingen en heeft zowel betrekking op de aanschaf van een nieuwe veerpont als de renovatie van een bestaande.
De doelgroep is limitatief beperkt doordat alleen de veerverbindingen die in de regeling zijn opgenomen voor subsidie in aanmerking komen. Hiermee wordt voorkomen dat er subsidie wordt verstrekt voor verbindingen die naar het oordeel van de provincie onvoldoende van belang zijn voor forensen en scholieren.
De eerste weigeringsgrond voorkomt dat een lening wordt verstrekt voor een veer dat slechts een beperkt aantal uren per week actief is en de tweede weigeringsgrond is opgenomen om te voorkomen dat een lening wordt verstrekt voor een veerverbinding waarvan nu al duidelijk is dat deze binnen 5 jaar zal worden beëindigd. Dat kan blijken uit jaarrekeningen, een uitdraai van Graydon, of aanvullend onderzoek van een expert naar de constructie en toekomstbestendigheid van de veerdienst.
Ter uitvoering van de subsidieverleningsbeschikking wordt een overeenkomst afgesloten. Deze overeenkomst krijgt de vorm van een leningovereenkomst. De opschortende voorwaarde uit artikel 12.5 heeft tot doel te voorkomen dat de subsidieverleningsbeschikking al in werking treedt voordat de overeenkomst tot stand is gekomen.
In dit artikel zijn de algemene vereisten opgenomen waar een veerproject aan moet voldoen. Onder een sluitend financieringsplan, zoals beschreven in onderdeel b, wordt verstaan: een investeringsplan voor de vernieuwing of renovatie van een veerpont en een plan voor de jaarlijkse aflossingen met maximaal een looptijd van de technische levensduur van de nieuwe of gerenoveerde veerpont, waarin de verwachte inkomsten en uitgaven van de veerdienst zijn opgenomen.
De hoogte van de te verstrekken lening hangt af van de kosten van het veerproject, maar zal in de praktijk vaak worden beperkt door de regels ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun.
De inhoud van de overeenkomst wordt niet limitatief duidelijk gemaakt in dit artikel. Dit biedt de mogelijkheid voor maatwerk.
In voorkomende gevallen kan afgeweken worden van artikel 12.11, onderdeel c, te denken valt aan gevallen waarin ook een bank een lening voor het veerproject verstrekt. Dan wordt ten behoeve van de provincie een hypotheek- of pandrecht gevestigd ter grootte van het verleende bedrag of andere zekerheden afgesproken als een bankgarantie.
Bij afloop van het veerrecht/veercontract worden over de verplichting van onderdeel e nadere afspraken gemaakt met de veerexploitant en de betrokken oevergemeenten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2016-2957.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.