Provincie Zeeland – Eerste wijziging Verordening Ruimte Provincie Zeeland

Besluit van provinciale staten van 11 maart 2016, kenmerk 16001100, houdende vaststelling van de eerste wijziging op de Verordening Ruimte Provincie Zeeland.

 

Provinciale staten van Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 2 februari 2016, nr. 16001296;

  • -

    gelet op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

besluiten vast te stellen de navolgende eerste wijziging Verordening Ruimte Provincie Zeeland

 

Artikel I  

 

De verordening ruimte provincie Zeeland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.  

Artikel 1.1, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    De lettervolgorde a tot en met rr wordt gewijzigd in a tot en met vv

  • b.

    In alfabetische volgorde, waarbij de overige onderdelen opnieuw worden geletterd, worden nieuwe onderdelen ingevoegd luidende:

    • d.

      agrarisch onderzoeksbedrijf: een bedrijf dat zich geheel of in overwegende mate richt op onderzoek naar nieuwe agrarische gewassen en verbetering van bestaande agrarische gewassen ten behoeve van de agrarische sector;

    • p.

      biologische veehouderij: veehouderij waarin producten worden vervaardigd die gecertificeerd zijn volgens in Nederland geldende regelgeving van de Europese Unie voor biologische productie;

    • s.

      centrale bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanige exploitatie dat daarbij gedurende het jaar, in verschillende perioden, aan verschillende personen die hun hoofdverblijf elders hebben, recreatieve verblijfsmogelijkheden worden geboden;

    • nn.

      opstelling voor zonne-energie: een samenstel van bouwwerken of een andere constructie ten behoeve van het opwekken van elektriciteit of warmte door het opvangen van de straling van de zon geplaatst op of boven de grond, water daaronder begrepen met uitzondering van zonnepanelen op daken;

  • c.

    in de begripsbepaling voor bedrijventerrein vervalt de zinsnede "en opgenomen in het Integraal Bedrijven Inventarisatiesysteem";

  • d.

    aan de begripsbepaling voor intensieve veehouderij wordt na "weidegang" toegevoegd: met uitzondering van een biologische veehouderij;

  • e.

    de begripsbepaling voor bedrijfsvloeroppervlak wordt gewijzigd zodat deze komt te luiden: "Bedrijfsvloeroppervlak: de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen en andere bouwwerken geen gebouw zijnde – mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen – die worden of kunnen worden gebruikt voor de huisvesting van dieren ten behoeve van intensieve veehouderij, waaronder begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden."

B.  

Artikel 2.1 vervalt.

 

C.  

Na artikel 2.4 wordt een artikel toegevoegd luidende:

 

Artikel 2.4.a Zonne-energie

  • 1.

    In een bestemmingsplan wordt een opstelling voor zonne-energie uitsluitend toegelaten:

    • a.

      binnen bestaand bebouwd gebied zoals bedoeld in het Omgevingsplan of

    • b.

      op een bedrijventerrein of

    • c.

      op gronden waarop, met inachtneming van de overige bepalingen van deze verordening, mede glastuinbouwbedrijven worden toegelaten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een opstelling voor zonne-energie worden toegelaten buiten bestaand bebouwd gebied indien:

    • a.

      de opstelling wordt geplaatst binnen een in het bestemmingsplan voor een bedrijf aangewezen bouwvlak of

    • b.

      sprake is van een kleinschalige opstelling in een tuin of op een erf.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien op het tijdstip van inwerkingtreding van de eerste wijziging van deze verordening, krachtens een bestemmingsplan, een opstelling voor zonne-energie reeds is toegelaten met dien verstande dat de afwijking van de bepalingen van deze verordening niet mag worden vergroot.

D.  

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het tweede tot en met het vierde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.

  • b.

    In het vijfde lid nieuw wordt "derde lid" vervangen door "vierde lid"

  • c.

    Aan het eerste lid worden, na de eerste volzin, twee volzinnen toegevoegd luidende:

    Tevens worden regels gesteld waarmee wordt verzekerd dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Bedoelde regels worden tevens opgenomen in volgende herzieningen van het bestemmingsplan voor het verblijfsrecreatieterrein.

  • d.

    Het tweede lid komt te luiden:

    Het bepaalde in het eerste lid omtrent het stellen van regels ter voorkoming van permanente bewoning is ook van toepassing op de herziening van een bestemmingsplan voor een bestaand verblijfsrecreatieterrein waarin reeds regels zijn opgenomen ter voorkoming van permanente bewoning en het bepaalde omtrent centrale bedrijfsmatige exploitatie is mede van toepassing op de herziening van een bestemmingsplan voor een bestaand verblijfsrecreatieterrein waarin reeds regels zijn opgenomen omtrent een centraal bedrijfsmatige exploitatie.

  • e.

    Het derde lid nieuw komt te luiden:

    In de toelichting bij een bestemmingsplan voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein of de uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein en in de toelichting bij daarop volgende planherzieningen wordt aannemelijk gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is geborgd.

E.  

Na artikel 2.9 wordt een artikel toegevoegd luidende:

 

Artikel 2.9.a Agrarische onderzoeksbedrijven

  • 1.

    In een bestemmingsplan wordt de nieuwvestiging van agrarische onderzoeksbedrijven uitsluitend toegelaten op:

    • a.

      een bedrijventerrein of

    • b.

      op gronden waarop, met inachtneming van de overige bepalingen van deze verordening, mede agrarische bedrijven of glastuinbouwbedrijven worden toegelaten.

  • 2.

    In een bestemmingsplan wordt de uitbreiding van bestaande agrarische onderzoeksbedrijven uitsluitend toegelaten indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf en omgevingskwaliteiten zich daartegen niet verzetten.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien, op het tijdstip van inwerkingtreding van de eerste wijziging van deze verordening de nieuwvestiging of uitbreiding van agrarische onderzoeksbedrijven, krachtens een bestemmingsplan, reeds is toegelaten met dien verstande dat de afwijking van de bepalingen van deze verordening niet mag worden vergroot.

F.  

  • a.

    Na artikel 2.11 wordt een artikel toegevoegd luidende:

Artikel 2.11.a Bebouwing in kustfundament

  • 1.

    In een bestemmingsplan wordt voor de op kaart 12, behorende bij deze verordening, aangegeven gebieden met de aanduiding Kustfundament nieuwe bebouwing of uitbreiding van bestaande bebouwing uitsluitend toegelaten met inachtneming van de overige bepalingen van deze verordening en indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van bebouwing in bestaand bebouwd gebied of een hotspot zoals bedoeld in het Omgevingsplan dan wel in de bebouwingsconcentratie Nieuw-Haamstede of Cadzand Bad. Bij bebouwing in een hot-spot wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan tevens aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling de aanwezige omgevingskwaliteiten nadrukkelijk versterkt, onderscheidende recreatieve kwaliteiten toevoegt en wordt voorzien van een goede inbedding in het landschap.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op herbouw of verbouw van een bestaand bouwwerk waarbij een eenmalige uitbreiding van het grondoppervlak met ten hoogste tien procent is toegestaan, te rekenen vanaf inwerkingtreding van de eerste wijziging van deze verordening.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien, op het tijdstip van inwerkingtreding van de eerste wijziging van deze verordening, krachtens een bestemmingsplan, nieuwe of uitbreiding van bestaande bebouwing reeds is toegelaten met dien verstande dat de afwijking van de bepalingen van deze verordening niet mag worden vergroot.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      Bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of seizoensgebonden activiteiten;

    • b.

      Bouwwerken van openbaar belang voor zover deze bouwwerken niet buiten de in het eerste lid bedoelde gebieden kunnen worden gebouwd. Tot deze bouwwerken behoren in ieder geval:

      • bouwwerken voor het beheer van natuur of hulpdiensten

      • bouwwerken ten behoeve van de waterstaatkundige functie van het kustfundament

      • bouwwerken ten behoeve van telecommunicatievoorzieningen, opsporing, winning, opslag en transport van olie, gas en water, transport van elektriciteit en kleinschalige opwekking van elektriciteit door middel van windturbines.

  • b.

    Na kaartnummer 11 wordt een nieuwe kaart met kaartnummer 12 en het opschrift Kustfundament Zeeland ingevoegd.

G.  

Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het vierde lid komt te luiden:

    De wezenlijke kenmerken en waarden van de op kaart 8 aangegeven gebieden met de aanduiding Bestaande natuur zijn de huidige en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. De natuurdoelen zijn vermeld in het Natuurbeheerplan Zeeland 2016 zoals dat luidt op de datum van vaststelling van de eerste wijziging van deze verordening.

  • b.

    In het vijfde lid wordt:

    • na de eerste volzin een volzin toegevoegd luidende: Ook mag de bestemming niet leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur.

    • in de derde volzin worden na "aantasting" de volgende woorden ingevoegd: en vermindering

  • c.

    Het zesde lid onder c komt te luiden:

    de negatieve effecten op de in het vierde lid bedoelde wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang zoveel mogelijk worden beperkt door het treffen van mitigerende maatregelen en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd volgens de in bijlage 4 beschreven voorwaarden.

H.

Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het vierde lid wordt:

    • na de eerste volzin een volzin toegevoegd luidende:

      Ook mag de bestemming niet leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur.

    • In de derde volzin worden na "bedoelde aantasting" de volgende woorden toegevoegd: en vermindering

  • b.

    In het vijfde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van de eerste volzin door een komma, de volgende zinsnede toegevoegd: oppervlakte van de gronden of samenhang tussen gebieden.

  • c.

    Het zesde lid onder c komt te luiden:

    de negatieve effecten op de in het derde lid bedoelde wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt door het treffen van mitigerende maatregelen en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd volgens de in bijlage 4 beschreven voorwaarden.

I.

Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid sub b onder 1˚ worden na "kenmerken en waarden" de volgende woorden ingevoegd: en samenhang tussen gronden

  • b.

    In het eerste lid sub b wordt na 3˚ een onderdeel toegevoegd luidende:

    4˚ de voorgenomen wijziging zorgvuldig is onderbouwd waarbij, blijkend uit de bij het bestemmingsplan behorende toelichting, in ieder geval alternatieven zijn afgewogen.

J.

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het tweede tot en met het vijfde lid vervallen.

  • b.

    Er worden nieuwe leden ingevoegd luidende:

    • 1.

      In een bestemmingsplan worden geen bestemmingen aangewezen of regels gesteld die, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, mogelijk maken dat de in het eerste lid bedoelde landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen significant worden aangetast. Ook mogen de bestemming en de regeling niet leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting van de samenhang tussen de gronden of elementen. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, nieuwe bebouwing of nieuwe vormen van grondgebruik worden toegelaten wordt aannemelijk gemaakt dat de in de vorige volzin bedoelde aantasting en vermindering zich niet voordoen.

    • 2.

      Het tweede lid is niet van toepassing op het aanwijzen van bestemmingen of het geven van regels waarbij:

      • a.

        sprake is van een groot openbaar belang en

      • b.

        er geen reële andere mogelijkheden zijn en

      • c.

        de negatieve effecten op de in het eerste lid bedoelde landschappelijke en cultuurhistorische waarden, oppervlakte en samenhang van de gronden of elementen zoveel mogelijk worden beperkt door het treffen van mitigerende maatregelen en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd volgens de in bijlage 4 beschreven voorwaarden.

    • 3.

      Tot een groot openbaar belang wordt in ieder geval gerekend de veiligheid, de drinkwatervoorziening, inrichtingen voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie of de plaatsing van installaties voor de opsporing, winning, opslag of het transport van olie en gas.

K.

Na artikel 2.17 wordt een nieuw artikel 2.18 toegevoegd luidende:

 

Artikel 2.18 Molenbiotoop

  • 1.

    In de toelichting bij een bestemmingsplan wordt inzicht gegeven in de cultuurhistorische waarde van in of nabij het plangebied aanwezige traditionele windmolens.

  • 2.

    Een bestemmingsplan bevat regels tot behoud van windvang van de in of nabij het plangebied aanwezige traditionele windmolens. In ieder geval worden in een bestemmingsplan op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 100 meter gerekend vanaf het middelpunt van de traditionele windmolen geen nieuwe bebouwing en beplanting wordt toegelaten hoger dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid, tweede volzin is niet van toepassing op:

    • a.

      bestaand gebruik en bestaande bebouwing;

    • b.

      het toelaten van een bouwwerk dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte blijft binnen de hoogte en de breedte van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht.

    • c.

      het toelaten van een bouwwerk dat strekt ter vervanging van bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing voor zover de bebouwingsmogelijkheden, krachtens het vigerende bestemmingsplan waarin de bestaande bebouwing is toegelaten, niet worden vergroot. In afwijking van de vorige volzin mogen meer bebouwingsmogelijkheden worden geboden indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat geen nadelige effecten zullen optreden voor de windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen.

  • 4.

    In een bestemmingsplan worden voorts op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele windmolen een zekere mate van vrije windvang is gewaarborgd.

L.

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

In de zevende alinea vervalt de volzin: "Voor bestaande niet-agrarische bedrijven in het landelijk gebied, anders dan in de vorm van een nieuwe economische drager, geldt een eenmalige uitbreidingsmogelijkheid met een maximum van 20% van de bestaande bebouwde en onbebouwde omvang."

 

M.

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Onderdeel 1 komt te luiden:

    Onder deze categorie vallen de mogelijkheden voor verbetering, uitbreiding en verplaatsing van bestaande individuele burgerwoningen, het benutten van cultuurhistorisch waardevolle voormalige agrarische bebouwing in het landelijk gebied, bestaande buitenplaatsen en landgoederen.

  • b.

    Onder 2, de tweede bullet vervalt de tweede volzin die begint met "Onder cultuurhistorisch" en eindigt met "tot de mogelijkheden behoort."

  • c.

    Onder 2 vervalt na de derde bullet de volzin die begint met een asterisk en eindigt met www.zeeland.nl

N.

Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het opschrift komt te luiden:

    Bijlage 4

    Bijlage bij de artikelen 2.12, 2.13 zesde lid en 2.17 derde lid.

  • b.

    Aan het slot van de eerste volzin worden na "gebied" de volgende woorden toegevoegd: of landschapselement

  • c.

    De tekst bij de tweede bullet komt te luiden:

    Fysieke compensatie. Dit betreft compensatie van het areaal waarop, na het treffen van mitigerende maatregelen, nog nadelige effecten resteren. De fysieke compensatie dient waar mogelijk in de directe omgeving van het aangetaste gebied of landschapselement gerealiseerd te worden. In het geval van compensatie van aangetast gebied dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Zeeland is een basisinrichting vereist, waarmee de oorspronkelijke kwaliteit op termijn hersteld wordt. Hierbij wordt, in tegenstelling tot het eerdere beleid, geen extra toeslag voor tijdelijk kwaliteitsverlies geëist.

  • d.

    In de tekst die behoort bij de derde bullet wordt na de volzin die eindigt met "ten dele mogelijk is." een zinsnede ingevoegd luidende:

    "In het geval van compensatie van aangetast gebied dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Zeeland omvat" en wordt de hoofdletter in het daarop volgende woord "De" vervangen door een kleine letter.

  • e.

    In het tekstgedeelte onder de derde bullet wordt aan het begin van de vierde volzin een zinsnede ingevoegd luidende:

    "In het geval van compensatie van aangetast gebied dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Zeeland dient de compensatielocatie" en vervallen de woorden "Compensatielocaties dienen"

  • f.

    De laatste volzin komt te luiden:

    Compensatie binnen begrensde maar nog niet ingerichte natuurontwikkelingsgebieden van het Natuurnetwerk Zeeland (voorheen de herijkte EHS) is mogelijk, voor zover het netto areaal van het Natuurnetwerk Zeeland, te weten bestaande en nieuwe natuur, uiteindelijk in stand blijft.

O.

De artikelsgewijze toelichting wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      De tekstpassage

      (…)

      In artikel 1.1 onder g wordt verwezen naar IBIS (integraal bedrijventerrein inventarisatiesysteem). Dit is een doorlopende landelijke inventarisatie van bedrijventerreinen onder verantwoordelijkheid van het ministerie. Deze inventarisatie is ook te raadplegen via de website van de provincie Zeeland (Zeeland.nl).

      (…)

      vervalt.

    • 2.

      De tekstpassage

      (…)

      Onder z is een begripsbepaling opgenomen voor "Intensieve veehouderij" (…) deze begripsbepaling.

      (…)

      komt te luiden

      Onder z is een begripsbepaling opgenomen voor "Intensieve veehouderij" (…) deze begripsbepaling. In de begripsbepaling is bepaald dat een biologische veehouderij niet wordt aangemerkt als een intensieve veehouderij. Biologisch is een wettelijk beschermde term. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft de Stichting SKAL aangesteld als toezichthouder op de biologische productie in Nederland. Skal Biocontrole zet zich als toezichthouder in voor aantoonbare betrouwbaarheid van biolo-gische producten in Nederland.

      Als boeren volgens biologische principes werken, zullen ze in de praktijk: dieren meer ruimte geven in de stal en hen de mogelijkheid bieden naar buiten te gaan; snavelkap is verboden; niet steeds hetzelfde gewas plaatsen, om uitputting van de bodem of ziektes te voorkomen; geen genetisch gemodificeerde organismes gebruiken, gebruik van geen kunstmest; sterke plantenrassen gebruiken die goed gedijen onder lokaal klimaat en omstandigheden. Deze sector willen wij stimuleren.

      (…)

  • b.

    Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

    De tekstpassage

    (…)

    "Wat het vierde lid betreft wordt opgemerkt dat onder een beperkte afronding wordt verstaan een netto afronding of uitbreiding van ten hoogste 20%. Uitbreidingen van ten hoogste 0,5 hectare kunnen eveneens als beperkt worden beschouwd"

    (…)

    komt te luiden

    (…)

    Wat het vierde lid betreft wordt opgemerkt dat onder een beperkte afronding wordt verstaan een netto afronding of uitbreiding van ten hoogste 20% of maximaal 0,5 hectare.

    (…)

  • c.

    Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

    De tekstpassage

    (….)

    Ook voor de kleinschalige woningbouwmogelijkheden in het landelijk gebied zoals bedoeld in art. 2.3 moet aannemelijk worden gemaakt dat ze voorzien in een regionale behoefte (het instrument van het woningbouwprogramma kan daarvoor worden benut).

    (…)

    komt te luiden

    (….)

    Ook voor de kleinschalige woningbouwmogelijkheden in het landelijk gebied zoals bedoeld in art. 2.3 moet aannemelijk worden gemaakt dat ze voorzien in een regionale behoefte (het instrument van het woningbouwprogramma moet daarvoor worden benut).

    (…)

  • d.

    Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

    De tekstpassage

    Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen. Hiermee worden bedoeld zomerhuizenterreinen, recreatieve appartementencomplexen en kampeerterreinen. Een doelstelling is dergelijke complexen te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt. Dit aspect wordt van provinciaal belang geacht. Individuele burgerwoningen in het buitengebied worden niet tot de verblijfsrecreatieve complexen gerekend. De regel is bedoeld voor nieuwe plannen en besluiten die verblijfsrecreatieve complexen of de uitbreiding daarvan toelaten. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vigerende bestemmingsplannen kennen veelal reeds het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan en/of de eis van een centrale bedrijfsmatige exploitatie.

    (…)

    komt te luiden

    Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen. Hiermee worden bedoeld zomerhuizenterreinen, recreatieve appartementencomplexen en kampeerterreinen. Een doelstelling is dergelijke complexen te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt en te bevorderen dat deze complexen ook daadwerkelijk voor de recreatieve verhuur worden aangeboden en wordt voorkomen dat er langs oneigenlijke weg extra reguliere woningen aan het woningaanbod worden toegevoegd. Dit aspect wordt van provinciaal belang geacht. Individuele burgerwoningen in het buitengebied worden niet tot de verblijfsrecreatieve complexen gerekend. De regel is bedoeld voor nieuwe plannen en besluiten die verblijfsrecreatieve complexen of de uitbreiding daarvan toelaten. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vigerende bestemmingsplannen kennen veelal reeds het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan en/of de eis van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Bij een herziening van deze vigerende bestemmingsplannen dient het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan en/of de eis van een centraal bedrijfsmatige exploitatie opnieuw te worden opgenomen.

    (…)

  • e.

    Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      De tekstpassage

      (…)

      Voor de begrenzing van de regionale keringen is gebruik gemaakt van het voorontwerp-besluit tot wijziging van de kaartbijlage bij de waterverordening Zeeland dat GS op 28 september 2010 hebben vastgesteld en dat van 6 oktober t/m 17 november 2010 ter inzage heeft gelegen. GS hebben op 25 januari 2011 het ontwerpbesluit ongewijzigd vastgesteld.

      (…)

      vervalt

    • 2.

      De tekstpassage

      (…)

      GS zijn bevoegd de kaart te wijzigen bijvoorbeeld bij een dijkverlegging of wanneer anderszins de begrenzing wordt aangepast. Voorafgaand aan een wijziging van de kaart zal in ieder geval overleg plaatsvinden met het waterschap / Rijkswaterstaat en de gemeentebesturen in Zeeland.

      komt te luiden

      (…)

      GS zijn bevoegd de kaart te wijzigen bijvoorbeeld bij een dijkverlegging, het aanmerken van nieuwe regionale waterkeringen, of wanneer anderszins de begrenzing wordt aangepast. Voorafgaand aan een wijziging van de kaart zal in ieder geval overleg plaatsvinden via het reguliere Zeeuws Overleg Waterkeringen en betreffende gemeenten.

  • f.

    Artikelen 2.12 t/m 2.16 worden als volgt aangepast

    • 1.

      De tekstpassage

      De in deze artikelen neergelegde regeling is mede opgesteld in verband met het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, eerste aanvulling (AMvB Ruimte)

      (…)

      Komt te luiden

      De in deze artikelen neergelegde regeling is mede opgesteld in verband met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, eerste aanvulling (AMvB Ruimte)

      (…)

    • 2.

      De tekstpassage

      (….)

      De omschrijving in het eerste lid dat voor de bedoelde gebieden primair de bestemming Natuur, Bos, Beschermde-of Waardevolle dijk moet worden aangewezen sluit niet uit dat in bedoelde gebieden ook andere functies kunnen worden toegelaten. In de eerste plaats kan daarbij worden gedacht aan bestaand gebruik en bestaande bebouwing zoals bedoeld in het tweede lid. Voorts is het toegelaten binnen bedoelde gebieden bebouwing of vormen van grondgebruik toe te laten indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van een gebied per saldo niet significant aantasten.

      (…)

      Komt te luiden

      (….)

      De omschrijving in het eerste lid dat voor de bedoelde gebieden primair de bestemming Natuur, Bos, Beschermde-of Waardevolle dijk moet worden aangewezen sluit niet uit dat in bedoelde gebieden ook andere functies kunnen worden toegelaten. In de eerste plaats kan daarbij worden gedacht aan bestaand gebruik en bestaande bebouwing zoals bedoeld in het tweede lid. Voorts is het toegelaten binnen bedoelde gebieden bebouwing of vormen van grondgebruik toe te laten indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden, oppervlakte en samenhang van een gebied per saldo niet significant aantasten.

      (…)

  • g.

    Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

    De tekstpassage

    Aan het behoud en de bescherming van waardevolle landschappen en cultuurhistorisch waardevolle elementen wordt in het Omgevingsplan aandacht besteed. In overleg met gemeenten, Stichting Landschapsbeheer Zeeland en Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland zijn de kernkwaliteiten van het Zeeuwse landschap geïnventariseerd.

    (…)

    komt te luiden

    Aan het behoud en de bescherming van waardevolle landschappen en cultuurhistorisch waardevolle elementen wordt in het Omgevingsplan aandacht besteed. In artikel 2.17 is bepaald dat nieuwe bebouwing of nieuwe vormen van grondgebruik niet mogen leiden tot een significante aantasting van de waardevolle landschappen en cultuurhistorische elementen. Ook mag dit niet leiden tot een significante vermindering van oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting van de samenhang tussen gebieden. Voor het toestaan van functies van groot openbaar belang die tot een significante aantasting leiden, zijn in het derde lid waarborgen en criteria aangegeven. Wat het begrip 'groot openbaar belang' betreft wordt opgemerkt dat het moet gaan om zwaarwegende belangen. Korte termijn belangen kwalificeren niet als zwaarwegend.

    In overleg met gemeenten, Stichting Landschapsbeheer Zeeland en Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland zijn de kernkwaliteiten van het Zeeuwse landschap geïnventariseerd.

    (…)

Artikel II  

 

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt artikel 2.11 a Bebouwing in kustfundament van deze verordening in werking met ingang van de dag waarop artikel 2.3.5 Bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening vervalt of zodanig wordt gewijzigd dat het in artikel 2.11a van deze verordening beoogde beschermingsregime op rijksniveau niet langer in stand blijft.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Zeeland van 11 maart 2016.

 

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A. Smit, secretaris

 

Uitgegeven 14 april 2015

De secretaris, A.W. Smit

 

Toelichting bij de eerste wijziging van de verordening ruimte provincie Zeeland

I. Algemeen

 

Deze eerste wijziging van de verordening ruimte provincie Zeeland (vrpz) volgt de herziening van het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 die gelijktijdig in procedure is gebracht. Voor een beschrijving van de noodzaak en de motivering van de beleidsaanpassing wordt in hoofdzaak verwezen naar het de herziening van het Omgevingsplan.

 

De onderdelen recreatie, natuur, agrarisch gebied van ecologische betekenis, ecologische hoofdstructuur, landschap en erfgoed en molenbiotoop zijn reeds in de vrpz, zoals die op 28 september 2012 is vastgesteld, als van provinciaal belang aangemerkt.

Het betreft onderwerpen die, gelet op aard, de omvang en de ruimtelijke uitstraling van (potentiele activiteiten), het lokale belang overstijgen. Gezien de (potentiele) gevolgen voor het provinciale grondgebied wordt regeling op provinciaal niveau noodzakelijk geacht.

 

Voor de onderdelen zonne-energie, agrarische onderzoeksbedrijven, bebouwing in kustfundament wordt het provinciaal belang in onderstaande beschreven.

 

In de artikelsgewijze toelichting onder II zullen per artikel de wijzigingen kort worden toegelicht.

 

Naast wijzigingen van de artikelen wordt de toelichting op de verordening op een aantal onderdelen gewijzigd.

 

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A:

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de begripsbepalingen. In een aantal nieuwe artikelen worden begrippen gebruikt die in de begripsbepalingen worden omschreven. In verband met een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen wordt de begripsbepaling voor bedrijventerrein aangepast. Ook de definitie voor intensieve veehouderij is aangepast in verband met het nieuwe geïntroduceerde begrip voor biologische veehouderij.

 

Artikel I, onderdeel B:

In verband met de inwerkingtreding van artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (de ladder voor duurzame verstedelijking) is artikel 2.1 van de vrpz vervallen (gezien het bepaalde in artikel 119 van de Provinciewet). Nu een hogere regeling (het Besluit ruimtelijke ordening) in dit onderwerp voorziet is er geen noodzaak voor regeling in een provinciale verordening. Beleidsmatig onderschrijft de Provincie nog steeds de duurzaamheidsladder, zoals dit ook in het Omgevingsplan is aangegeven.

 

Artikel I, onderdeel C:

Met deze regeling wordt invulling gegeven aan het beleid ten aanzien van grootschalige zonne-energie ontwikkelingen zoals dat in het Omgevingsplan is verwoord. Het provinciaal belang is gelegen in het behoud van omgevingskwaliteit, zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verstening en versnippering van het buitengebied.

Artikel 2.4a heeft betrekking op opstellingen voor zonne-energie die bestaan uit constructies geplaatst op of boven de grond, water daaronder begrepen, met uitzondering van zonnepanelen op daken. Artikel 2.4a regelt dat deze opstellingen uitsluitend mogen worden uitgevoerd binnen bestaand bebouwd gebied zoals bedoeld in het omgevingsplan, op bedrijventerreinen en op gronden waarop glastuinbouwbedrijven zijn toegelaten.

In afwijking van het eerste lid is in het tweede lid bepaald dat een opstelling voor zonne-energie buiten de in het eerste lid genoemde plekken ook is toegestaan op een in een bestemmingsplan voor een bedrijf opgenomen bestaand bouwvlak.

Kleinschalige opstellingen zijn tevens toegestaan in een tuin of op een erf. Het betreft hier opstellingen voor eigen gebruik door burgers en bedrijven (achter de meter). Een voorbeeld van een kleinschalige opstelling is het plaatsen van 10 zonnepanelen in een tuin bij een woning waarvan het dak een minder goede bezonning heeft.

De regeling heeft geen betrekking op zonne-installaties op daken van gebouwen. Deze zijn zonder meer toegestaan.

 

Artikel I, onderdeel D:

Doelstelling van de provincie ten aanzien van verblijfsrecreatie complexen is deze te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt. Daartoe is in de vigerende verordening geregeld dat in een bestemmingsplan regels opgenomen dienen te worden om te voorkomen dat recreatiewoningen permanent worden bewoond. De meeste gemeentelijke bestemmingsplannen kennen veelal reeds het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan.

Het voorschrift dat permanente bewoning niet is toegestaan, is in de praktijk niet voldoende gebleken om verblijfsrecreatieve complexen ook daadwerkelijk voor de verblijfsrecreatieve markt te behouden omdat recreatiewoningen niet altijd worden gebruikt voor de recreatieve verhuur aan recreanten en toeristen. Daarom is aan artikel 2.5, eerste lid toegevoegd dat in een bestemmingsplan tevens regels gesteld dienen te worden waarmee wordt verzekerd dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. In de begripsbepalingen is aangegeven wat onder een "centraal bedrijfsmatige exploitatie" wordt verstaan.

In het tweede lid is bepaald dat de regels betreffende het verbod op permanente bewoning en de centraal bedrijfsmatige exploitatie ook van toepassing zijn op herzieningen van bestemmingsplannen voor bestaande recreatieterreinen waarin dergelijke regels reeds zijn opgenomen. Dit past in de doelstelling om deze verblijfsrecreatieve complexen te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt.

 

Artikel I, onderdeel E:

In artikel 2.9.a zijn regels opgenomen voor agrarische onderzoeksbedrijven. Dit zijn bedrijven die zich uitsluitend richten op onderzoek naar nieuwe en verbetering van bestaande agrarische gewassen ten behoeve van de agrarische sector.

Qua verschijningsvorm zijn deze bedrijven een combinatie van grondgebonden akkerbouw, glasopstallen, laboratorium en kantoor. Het provinciaal belang voor het reguleren van de agrarische onderzoeksbedrijven is gelegen in het behoud van omgevingskwaliteit en het tegengaan van verstening en versnippering van het buitengebied.

Onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwvestiging van agrarische onderzoeksbedrijven en de uitbreiding van bestaande agrarische onderzoeksbedrijven. Nieuwvestiging van bedrijven wordt uitsluitend toegestaan op bedrijventerreinen of op gronden waarop agrarische bedrijven of glastuinbouwbedrijven worden toegelaten.

 

Bestaande agrarische onderzoeksbedrijven hebben behoefte aan ruimere uitbreidingsmogelijkheden van het bouwvlak dan andere bedrijven in het buitengebied. De Provincie stelt daarom geen maximale omvang voor de uitbreiding van bestaande agrarische onderzoeksbedrijven in het landelijk gebied. Wel dient aannemelijk gemaakt te worden dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf en omgevingskwaliteiten zich niet tegen de uitbreiding verzetten.

 

Artikel I, onderdeel F:

In artikel 2.3.5. van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is een regeling opgenomen met betrekking tot bebouwing in het kustfundament buiten stedelijk gebied. Het betreft specifieke bouwregels voor het kustfundament, gericht op het voorkomen van nieuwe bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied. Deze regels werken direct door naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

In de nieuwe Beleidslijn Kust van het Rijk vervalt het onderscheid tussen stedelijk en niet-stedelijk gebied en wordt geen aandacht meer besteed aan de ruimtelijke kwaliteit in het kustfundament. Nieuwe bebouwingsmogelijkheden in het kust-fundament worden voortaan alleen nog maar bepaald door eisen vanuit waterveiligheid. Dit betekent dat, na inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit algemene regeling ruimtelijke ordening, de Provincie Zeeland aan zet is om vanuit een ruimtelijke context te bepalen waar bebouwingsmogelijkheden in het kustfundament wenselijk zijn.

 

De ongerepte kustlijn is een belangrijke kernkwaliteit van het Zeeuwse landschap en wordt daarom als provinciaal belang aangeduid. Het niet bebouwen van het kustfundament beschermt deze kwaliteit. Daarom is in het eerste lid van artikel 2.11.a een terughoudend bouwbeleid ten aanzien van het kustfundament opgenomen. Nieuwe bebouwing of uitbreiding van bestaande bebouwing is alleen toegestaan als in de toelichting van een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van bebouwing in bestaand bebouwd gebied of een hotspot als bedoeld in het Omgevingsplan dan wel in de bebouwingsconcentraties Nieuw-Haamstede of Cadzand-Bad. Naast bescherming van de ongerepte kustlijn is het provinciaal belang gelegen in het streven naar verbetering van de kwaliteit van het landschap, zorgvuldig ruimtegebruik en concentratie van recreatieve bebouwing op de meest kansrijke locaties.

 

Dit artikel treedt in werking op het moment dat het beschermingsregime ten aanzien van nieuwe bebouwing buiten stedelijk gebied in het huidige artikel 2.3.5 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening vervalt danwel wordt gewijzigd. Verwezen wordt naar het bepaalde in artikel II.

 

Artikel I, onderdeel G t/m I

Het stellen van regels ter bescherming van het Natuurnetwerk Zeeland bij provinciale verordening is een verplichting die voortvloeit uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De regels uit het Barro ten aanzien van de bescherming van het Natuurnetwerk Zeeland zijn niet volledig overgenomen in de VRPZ. Het gaat hier om de aspecten "oppervlakte", "samenhang" en "zorgvuldige onderbouwing". De artikelen 2.12, 2.13 en 2.15 zijn hierop aangepast.

 

Artikel I, onderdeel J en K

Onderdeel J bevat een wijziging van de regeling voor landschap en erfgoed. De wijziging heeft betrekking op het beschermingsregime van waardevolle landschappen en cultuurhistorisch waardevolle elementen. In het nieuwe tweede lid van artikel 2.17 is een regeling opgenomen om te voorkomen dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen significant worden aangetast door bestemmingen of nieuwe regels in een bestemmingsplan. Ook mogen de bestemming en de regels niet leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting van de samenhang tussen gronden of elementen.

Nieuwe bebouwing of nieuwe vormen van grondgebruik zijn toegelaten mits aannemelijk wordt gemaakt dat bovengenoemde aantasting en vermindering zich niet voordoen.

 

Voor het toestaan van functies van groot openbaar belang, die per saldo tot een significante aantasting leiden, zijn in het nieuwe derde lid van artikel 2.17 waarborgen en criteria aangegeven. Wat het begrip "groot openbaar belang" betreft wordt opgemerkt dat het moet gaan om zwaarwegende belangen. Korte termijn belangen kwalificeren niet als zwaarwegend.

 

Voor de helderheid en leesbaarheid is de regeling van de molenbiotoop losgeknipt van artikel 2.17 en is deze opgenomen in een nieuw artikel 2.18 "Molenbiotoop". Aan het behoud en de bescherming van cultuur-historisch waardevolle elementen wordt in het

Omgevingsplan aandacht besteed. Als bijzonder en concreet element van dit beleid worden cultuurhistorisch waardevolle 'molenbiotopen' genoemd. Dit beleidsonderdeel wordt als provinciaal belang aangemerkt. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen.

 

Artikel I, onderdeel L

Onderdeel L bevat een wijziging van bijlage 1, behorende bij artikel 2.2, tweede lid onder g als gevolg van een wijziging van het bedrijvenbeleid. Het bestaande onderscheid tussen bedrijventerreinen, solitaire bedrijven en nieuwe economische dragers komt te vervallen. Gekozen is voor één duidelijke definitie van een bedrijventerrein. Verwezen wordt naar artikel I onderdeel A. Als gevolg van deze wijziging komt het begrip 'solitaire bedrijven' te vervallen. De alinea in bijlage 1, behorende bij artikel 2.2, tweede lid onder g die op deze bedrijven betrekking heet, vervalt hierdoor.

 

Artikel I, onderdeel M

Onderdeel M bevat een wijziging van bijlage 3 behorende bij artikel 2.3 dat betrekking heeft op kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied. De verwijzing naar de categorie A en B bebouwing uit de inventarisatie historische boerderijen die in opdracht van de provincie is uitgevoerd, komt te vervallen. Momenteel wordt een verdere selectie gemaakt in het cultuurhistorisch waardevolle agrarische vastgoed om de meest waardevolle erven en opstallen ook daadwerkelijk in stand te houden.

 

Artikel I, onderdeel N

Betreft een wijziging van bijlage 4 behorende bij de artikelen 2.12 en 2.13 zesde lid als gevolg van wijzigingen in deze artikelen. Verwezen wordt naar artikel I onderdeel G en H. Daarnaast is bijlage 4 ook gekoppeld aan artikel 2.17, derde lid.

 

Artikel I, onderdeel O

Onderdeel O bevat wijzigingen van de artikelsgewijze toelichting in de vrpz. Het betreffen met name wijzigingen ter verduidelijking en actualisatie van de toelichting in de vrpz. Voor de motivering van deze wijzigingen wordt verwezen naar het document ‘Ruimte voor verbetering, Herziening Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en eerste wijziging Verordening Ruimte Provincie Zeeland’.

 

Artikel II

Artikel II betreft een bepaling over de inwerkingtreding van dit besluit. Met uitzondering van artikel 2.11 a (Bebouwing in kustfundament) treedt dit besluit in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 2.11 a treedt later in werking, namelijk op het moment dat artikel 3.2.5 Bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening vervalt of zodanig wordt gewijzigd dat het in artikel 2.11a van deze verordening beoogde beschermingsregime op rijksniveau niet langer in stand blijft. Zolang deze bepaling namelijk in dit onderwerp voorziet is er geen noodzaak voor regeling in een provinciale verordening.

 

Gevolgen voor gemeenten/andere partijen en weergave van door de gemeenten ingebrachte reacties op het ontwerp van de eerste wijziging.

In deze eerste wijziging is geen bepaling opgenomen inzake de termijn waarbinnen bestemmingsplannen of beheersverordeningen moeten worden vastgesteld met inachtneming van de wijziging. Dit betekent dat in artikel 4.1, tweede lid van de Wro genoemde termijn van toepassing is (dit betreft een termijn van een jaar na inwerkingtreding van de eerste wijziging van deze verordening).

Verder kent de eerste wijziging van de vrpz enkele 'voorwaardelijke normen' met het oog op nieuwe ontwikkelingen. Deze normen krijgen eerst betekenis indien een gemeente er voor kiest een bestemmingsplan of omgevingsvergunning vast te stellen. Indien een gemeentebestuur geen gebruik wenst te maken van ontwikkelingen die in de verordening, binnen bepaalde grenzen, zijn toegelaten behoeft het bestemmingsplan niet te worden aangepast. Wat deze voorwaardelijke normen betreft wordt voorts nog opgemerkt dat wanneer een ruimtelijke ontwikkeling slechts binnen zekere randvoorwaarden is toegelaten, al hetgeen niet aan die randvoorwaarden voldoet niet is toegelaten.

 

Voorbereidingsprocedure

Gedeputeerde Staten van Zeeland hebben op 20 oktober 2015 de ontwerp herziening Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en eerste wijziging van de Verordening Ruimte Provincie Zeeland vastgesteld. De ontwerp herziening en de ontwerp eerste wijziging hebben vanaf 28 oktober tot en met 8 december 2015 ter inzage gelegen in de Abdij 6 te Middelburg en in de gemeentehuizen in Zeeland. De ontwerp herziening en ontwerp eerste wijziging zijn ook digitaal aangeboden via www.zeeland.nl.

Tijdens de inzageperiode heeft een ieder een zienswijze over de ontwerp herziening en eerste wijziging van de verordening ter kennis van Provinciale Staten kunnen inbrengen.

Een overzicht van ingekomen opmerkingen en een reactie daarop is opgenomen in de antwoordnota die tezamen met de eerste wijziging van de vrpz is vastgesteld.

 

Kaarten behorende bij de eerste wijziging van de verordening ruimte provincie Zeeland

 

Kaart 1: Kustfundament

 

 

Naar boven