Provincie Overijssel – Openstelling Regeling uitvoering van LEADER projecten

Besluit: dd. 22-03-2015

Kenmerk: 2016/0059516

Inlichtingen bij: Henk Egberts

Telefoon: 038 – 499 75 22

E-mail: GHBH.Egberts@overijssel.nl

 

Kennisgeving

 

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

Gelet op artikel 1.3 van de Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel

 

BESLUITEN

 

  • I.

    Open te stellen: de ‘Regeling uitvoering LEADER projecten’ als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in Hoofdstuk 1 van de Regeling POP3 subsidies provincie Overijssel.

 

  • II.

    Voor Lokale Actie Groep (LAG) Zuidwest Twente de aanvraagperiode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 01-10-2016 tot en met 30-11-2016;

    Voor de LAG Salland de periode I voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 01-04-2016 tot en met 31-05-2016 en de periode II op 01-10-2016 tot en met 30-11-2016;

    Voor de LAG Noord Oost Twente de periode I voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 01-04-2016 tot en met 31-05-2016 en de periode II op 01-10-2016 tot en met 30-11-2016;

    Voor de LAG Noord Overijssel de periode I voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 01-04-2016 tot en met 31-05-2016 en de periode II op 01-10-2016 tot en met 30-11-2016.

 

  • III.

    Het subsidieplafond voor de LAG Zuidwest Twente voor de openstellingperiode vast te stellen op € 765.000,- (samengesteld uit € 510.000,- Europese middelen en € 255.000,- provinciale middelen);

    Het subsidieplafond voor de LAG Salland voor de openstellingperiode I vast te stellen op € 225.000,- (samengesteld uit € 150.000,- Europese middelen en € 75.000,- provinciale middelen) en voor de periode II vast te stellen op € 225.000,- (samengesteld uit € 150.000,- Europese middelen en € 75.000,- provinciale middelen);

    Het subsidieplafond voor de LAG Noord Oost Twente voor de openstellingperiode I vast te stellen op € 255.000,- (samengesteld uit € 170.000,- Europese middelen en € 85.000,- provinciale middelen) en voor de periode II vast te stellen op € 255.000,- (samengesteld uit € 170.000,- Europese middelen en € 85.000,- provinciale middelen);

    Het subsidieplafond voor de LAG Noord Overijssel voor de openstellingperiode I vast te stellen op € 496.563,- (samengesteld uit € 331.042,- Europese middelen en € 165.521,- provinciale middelen) en voor de periode II vast te stellen op € 496.563,- (samengesteld uit € 331.042,- Europese middelen en € 165.521,- provinciale middelen).

 

  • IV.

    De volgende regels voor de betreffende LAG’s vast te stellen:

A. Lokale Aktie Groep Zuidwest Twente

 

Artikel 2.3.1 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) van LEADER Zuidwest Twente:

  • a.

    Het behouden en creeëren van levendige gemeenschappen;

  • b.

    Het versterken van bedrijvigheid in het buitengebied;

  • c.

    De profilering van Zuidwest Twente als boeiende omgeving voor recreant en toerist;

  • d.

    Verstevigen van de relatie tusen landbouw, voedsel en stad.

 

Artikel 2.3.2 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publieke rechtspersonen;

  • b.

    private rechtspersonen.

 

Artikel 2.3.3 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 zijn de volgende kosten ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa met een maximum van 5% van de totale projectkosten;

  • c.

    de kosten van architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van externe adviseurs;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • g.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • h.

    bijdragen in natura;

  • i.

    niet verrekenbare BTW;

  • j.

    personeelskosten;

  • k.

    voorbereidingskosten;

  • l.

    reis en verblijfkosten;

  • m.

    de kosten voor promotie en publiciteit.

 

Artikel 2.3.4 criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 30.000,- te bedragen.

  • 2.

    Indien de totale subsidiabele projectkosten het bedrag van € 200.000,- overstijgen bedraagt de maximale subsidie € 100.000,-.

 

Artikel 2.3.5 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabel kosten te vermeningvuldigen met het onder lid 1 genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

 

Artikel 2.3.6 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    Indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • b.

    Indien het project niet past binnen een door Gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

 

Artikel 2.3.7 bevoorschotting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Artikel 2.3.8 selectiecriteria

In afwijking van artikel 1.15 hanteren Gedeputeerde Staten, op basis van het advies van de LAG, voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan één of meerdere doelen van de LOS, hetgeen blijkt uit de omschrijving van de bijdrage aan:

    • a.

      Het behouden en creëren van levendige gemeenschappen;

    • b.

      Het versterken van bedrijvigheid in het buitengebied;

    • c.

      Profilering van een boeiende omgeving voor recreant en toerist;

    • d.

      Verstevigen van de relatie tusen landbouw, voedsel en stad.

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER, hetgeen blijkt uit

    • a.

      de bottom-up aanpak;

    • b.

      de integraliteit;

    • c.

      innovativiteit;

    • d.

      samenwerking;

    • e.

      gebiedsgerichtheid;

    • f.

      overdraagbaarheid.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de organisatiebeschrijving;

    • b.

      de expertise van de initiatiefnemer;

    • c.

      het realisme van het tijdpad;

    • d.

      het zicht op continuïteit;

    • e.

      een sluitende en transparante begroting;

    • f.

      het dekkingsplan;

    • g.

      het communicatieplan.

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit

    • a.

      de balans tussen investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin;

    • b.

      de meerwaarde die het project krijgt door gebruikmaking van de LEADER-subsidie;

    • c.

      het zicht op de continuïteit na realisatie van het project.

 

Artikel 2.3.9 puntenmethodiek

Ter advisering aan Gedeputeerde Staten worden de projecten door de LAG beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.3.8, waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend.

  • a.

    Het maximale aantal toe te kennen punten voor het criterium uit:

artikel 2.3.8 lid 1 bedraagt 10 punten;

artikel 2.3.8 lid 2 bedraagt 10 punten;

artikel 2.3.8 lid 3 bedraagt 7 punten;

artikel 2.3.8 lid 4 bedraagt 7 punten.

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

artikel 2.3.8 lid 1 bedraagt 7 punten;

artikel 2.3.8 lid 2 bedraagt 7 punten;

artikel 2.3.8 lid 3 bedraagt 5 punten;

artikel 2.3.8 lid 4 bedraagt 5 punten.

  • c.

    Projecten dienen minimaal 24 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

B. Lokale Aktie Groep Salland

 

Artikel 2.3.10 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) Leader De Kracht van Salland:

  • a.

    het stimuleren van (sociale) innovaties en de toepassing ervan (People);

  • b.

    het stimuleren van de duurzame ontwikkeling van Salland (Planet);

  • c.

    het versterken van de economie van Salland (Profit).

 

Artikel 2.3.11 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publieke rechtspersonen;

  • b.

    private rechtspersonen.

 

Artikel 2.3.12 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 zijn de volgende kosten ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa met een maximum van 5% van de totale projectkosten;

  • c.

    de kosten van architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van externe adviseurs;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • g.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • h.

    bijdragen in natura;

  • i.

    niet verrekenbare BTW;

  • j.

    personeelskosten;

  • k.

    voorbereidingskosten;

  • l.

    reis en verblijfkosten;

  • m.

    de kosten voor promotie en publiciteit.

 

Artikel 2.3.13 criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 30.000,- te bedragen.

  • 2.

    Indien de totale subsidiabele projectkosten het bedrag van € 200.000,- overstijgen bedraagt de maximale subsidie € 100.000,-.

 

Artikel 2.3.14 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabel kosten te vermeningvuldigen met het onder lid 1 genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

 

Artikel 2.3.15 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:

  • 1.

    indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • 2.

    indien het project niet past binnen de door Gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

 

Artikel 2.3.16 bevoorschotting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Artikel 2.3.17 selectiecriteria

In afwijking van artikel 1.15 hanteren Gedeputeerde Staten, op basis van het advies van de LAG, voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de stimulering van sociale innovaties en de toepassing ervan (“People”) door middel van:

      • Moderne en creatieve initiatieven die bijdragen aan sociale inclusie en slimme oplossingen om het voorzieningenniveau op peil te houden (“Meedoen”)

      • Initiatieven die bijdragen aan een gezond leven en een fijne leefomgeving (“Gezond leven”)

    • b.

      de stimulering van de duurzame ontwikkeling van Salland (“Planet”) door middel van:

      • Bewustwording en educatie op gebied van water, landschap, biodiversiteit, energie, grondstoffen, voedsel en gezond leven. (“Landschap, water en landbouw” en “Circulaire economie”)

      • Experimentele projecten met kennisoverdracht (“Landschap, water en landbouw” en “Circulaire economie”)

    • c.

      de versterking van de economie van Salland (“Profit”) door middel van:

      • Gezamenlijke initiatieven van ondernemers, WEconomy, maatschappelijk ondernemen (“plattelandsWEconomy”)

      • Experimentele projecten met kennisoverdracht tussen ondernemers en onderwijs (“kennisdelen onderwijs-bedrijfsleven”)

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER hetgeen blijkt uit de aanwezigheid van de volgende kenmerken:

    • a.

      bottom up, draagvlak;

    • b.

      innovatief;

    • c.

      gebiedsgericht, meerwaarde voor Salland;

    • d.

      samenwerking;

    • e.

      overdracht van kennis en ervaring.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt hetgeen blijkt uit:

    • a.

      een realistische, logische en transparante begroting;

    • b.

      een sluitend dekkingsplan, inclusief onderbouwing/toezegging cofinanciering;

    • c.

      een exploitatiebegroting voor de eerste drie jaar na einddatum project waaruit blijkt dat het project na realisatie zonder subsidie kan voortbestaan;

    • d.

      een beschrijving van de planning en projectorganisatie;

    • e.

      een beschrijving van de verantwoordelijkheden.

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit:

    • a.

      een reële verhouding tussen de gevraagde bijdrage en de te verwachten resultaten;

    • b.

      de bijdrage van eigen middelen of private middelen aan het project.

 

Artikel 2.3.18 puntenmethodiek

Ter advisering aan Gedeputeerde Staten worden de projecten door de LAG beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.3.17, waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend.

  • a.

    Het maximale aantal toe te kennen punten voor het criterium uit:

artikel 2.3.17 lid 1 bedraagt 9 punten;

artikel 2.3.17 lid 2 bedraagt 15 punten;

artikel 2.3.17 lid 3 bedraagt 6 punten;

artikel 2.3.17 lid 4 bedraagt 8 punten.

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

artikel 2.3.17 lid 1 bedraagt 5 punten;

artikel 2.3.17 lid 2 bedraagt 10 punten;

artikel 2.3.17 lid 3 bedraagt 4 punten;

artikel 2.3.17 lid 4 bedraagt 5 punten.

  • c.

    Projecten dienen minimaal 24 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

C. Lokale Aktiegroep Noordoost Twente

 

Artikel 2.3.19 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) van Noordoost Twente ‘Van stuwwal tot Dinkeldal: Samen leven in Nationaal Landschap Noordoost-Twente’ waar:

  • a.

    Deze een bijdrage leveren aan een aantrekkelijk leefklimaat;

  • b.

    Deze een bijdrage leveren aan nieuw ondernemerschap;

  • c.

    Deze een bijdrage leveren aan nieuwe samenwerkingsvormen en – verbanden (innovatief ontmoeten).

 

Artikel 2.3.20 aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    publieke rechtspersonen;

  • b.

    private rechtspersonen.

 

Artikel 2.3.21 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 zijn de volgende kosten ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa met een maximum van 5% van de totale projectkosten;

  • c.

    de kosten van architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van externe adviseurs;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies.

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • g.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • h.

    bijdragen in natura;

  • i.

    niet verrekenbare BTW;

  • j.

    personeelskosten;

  • k.

    voorbereidingskosten;

  • l.

    reis en verblijfkosten;

  • m.

    de kosten voor promotie en publiciteit.

 

Artikel 2.3.22 criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 30.000,- te bedragen.

  • 2.

    Indien de totale subsidiabele projectkosten het bedrag van € 200.000,- overstijgen bedraagt de maximale subsidie € 100.000,-.

 

Artikel 2.3.23 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabel kosten te vermeningvuldigen met het onder lid 1 genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

 

Artikel 2.3.24 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • b.

    indien het project niet past binnen een door Gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

 

Artikel 2.3.25 bevoorschotting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Artikel 2.3.26 selectiecriteria

In afwijking van artikel 1.15 hanteren Gedeputeerde Staten, op basis van het advies van de LAG, voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS, hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de geleverde bijdrage aan een aantrekkelijk leefklimaat;

    • b.

      de geleverde bijdrage aan nieuw ondernemerschap;

    • c.

      de geleverde bijdrage aan nieuwe samenwerkingsvormen en – verbanden (innovatief ontmoeten).

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER hetgeen blijkt uit de aanwezigheid van de volgende kenmerken:

    • a.

      Aanpak van onderop;

    • b.

      Integraal;

    • c.

      Innovatief;

    • d.

      Samenwerkend;

    • e.

      Gebiedsgericht;

    • f.

      Meerwaarde voor Noordoost Twente.

  • 3.

    De mate waarin het proect haalbaarheid is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt hetgeen blijkt uit een projectmatige aanpak met de volgende kenmerken:

    • a.

      Deugdelijke transparante begroting;

    • b.

      Sluitend dekkingsplan, inclusief onderbouwing / toezegging co-financiering;

    • c.

      Aanwijsbare projectleiding;

    • d.

      Aanwijsbaar projectteam;

    • e.

      Beschrijving van de verantwoordelijkheden van de leden van het projectteam;

    • f.

      De borging van de realisatie van de projectdoelen;

    • g.

      Maatschappelijk verantwoorde / duurzame uitvoering van het project;

    • h.

      Communicatie: intern en extern;

    • i.

      Uitgewerkte projectplanning met mijlpalen.

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit:

    • a.

      de kwaliteit van het project;

    • b.

      de kosten-baten verhouding;

    • c.

      het lange termijnperspectief.

 

Artikel 2.3.27 puntenmethodiek

Ter advisering aan Gedeputeerde Staten worden de projecten door de LAG beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.3.26, waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend.

  • a.

    Het maximale aantal toe te kennen punten voor het criterium uit:

artikel 2.3.26 lid 1 bedraagt 30 punten;

artikel 2.3.26 lid 2 bedraagt 50 punten;

artikel 2.3.26 lid 3 bedraagt 10 punten;

artikel 2.3.26 lid 4 bedraagt 15 punten.

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

artikel 2.3.26 lid 1 bedraagt 10 punten;

artikel 2.3.26 lid 2 bedraagt 22 punten;

artikel 2.3.26 lid 3 bedraagt 10 punten;

artikel 2.3.26 lid 4 bedraagt 6 punten.

  • c.

    Projecten dienen een minimumscore van 48 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

D. Lokale Aktiegroep Noord Overijssel

 

Artikel 2.3.28 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van concrete acties die passen binnen de volgende doelstellingen van de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) van LEADER Noord Overijssel:

  • a.

    Jongeren en onderwijs;

  • b.

    Vrijetijdseconomie;

  • c.

    Verbinden van de samenleving met de toekomst van de landbouw en water.

 

Artikel 2.3.29 aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    publieke rechtspersonen;

  • b.

    private rechtspersonen.

 

Artikel 2.3.30 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 zijn de volgende kosten ter voorbereiding of uitvoering van projecten die passen binnen de LOS subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa met een maximum van 5% van de totale projectkosten;

  • c.

    de kosten van architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van externe adviseurs;

  • e.

    de kosten van haalbaarheidsstudies.

  • f.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • g.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • h.

    bijdragen in natura;

  • i.

    niet verrekenbare BTW;

  • j.

    personeelskosten;

  • k.

    voorbereidingskosten;

  • l.

    reis en verblijfkosten;

  • m.

    de kosten voor promotie en publiciteit.

 

Artikel 2.3.31 criteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 30.000,- te bedragen.

  • 2.

    Indien de totale subsidiabele projectkosten het bedrag van € 250.000,- overstijgen bedraagt de maximale subsidie € 100.000,-.

 

Artikel 2.3.32 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 40% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager in het financieringsplan een subsidiebedrag aanvraagt dat lager is dan het bedrag dat verkregen wordt door de subsidiabel kosten te vermeningvuldigen met het onder lid 1 genoemde percentage van de totale subsidiabele kosten, wordt dit gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag.

 

Artikel 2.3.33 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • b.

    indien het project niet past binnen een door Gedeputeerde staten goedgekeurde LOS.

 

Artikel 2.3.34 bevoorschotting

Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen te overleggen.

 

Artikel 2.3.35 selectiecriteria

In afwijking van artikel 1.15 hanteren Gedeputeerde Staten, op basis van het advies van de LAG, voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 de volgende criteria:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS, hetgeen blijkt uit de omschrijving van:

    • a.

      de ambitie;

    • b.

      speerpunten;

    • c.

      thema’s van de LOS.

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER, hetgeen blijkt uit

    • a.

      de bottom-up aanpak;

    • b.

      de integraliteit;

    • c.

      innovativiteit;

    • d.

      samenwerking;

    • e.

      gebiedsgerichtheid.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt, hetgeen blijkt uit

    • a.

      de organisatiebeschrijving;

    • b.

      de bijdrage aan het doel van de LOS;

    • c.

      de expertise van de initiatiefnemer;

    • d.

      het realisme van het tijdpad;

    • e.

      het zicht op continuïteit;

    • f.

      een sluitende en transparante begroting;

    • g.

      het dekkingsplan.

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project hetgeen blijkt uit

    • a.

      de balans tussen investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin;

    • b.

      de meerwaarde die het project krijgt door gebruikmaking van de LEADER-subsidie;

    • c.

      het zicht op de continuïteit na realisatie van het project.

 

Artikel 2.3.36 puntenmethodiek

Ter advisering aan Gedeputeerde Staten worden de projecten door de LAG beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 2.3.35, waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend.

  • a.

    Het maximale aantal toe te kennen punten voor het criterium uit:

artikel 2.3.35 lid 1 bedraagt 3 punten;

artikel 2.3.35 lid 2 bedraagt 12 punten;

artikel 2.3.35 lid 3 bedraagt 6 punten;

artikel 2.3.35 lid 4 bedraagt 12 punten.

  • b.

    Het minimum aantal te behalen punten om voor subsidie in aanmerking te komen voor het criterium uit:

artikel 2.3.35 lid 1 bedraagt 2 punten;

artikel 2.3.35 lid 2 bedraagt 8 punten;

artikel 2.3.35 lid 3 bedraagt 4 punten;

artikel 2.3.35 lid 4 bedraagt 6 punten.

  • c.

    Projecten dienen een minimumscore van 20 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

 

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website http://www.europaloket.nl/pop3/

 

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie van dit provinciaal blad.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd.

 

 

Toelichting 2.3 Regeling uitvoering van LEADER projecten

 

Met de ‘Regeling uitvoering van LEADER projecten’ wordt fors ingezet op de plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER (artikelen 32 tot en met 35 van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 en artikelen 42 tot en met 44 van Verordening (EU) Nr. 1305/2013),

 

Cofinanciering projecten

Indien de provincie minder subsidie beschikbaar stelt dan het Europese ELFPO-budget, dient een private aanvrager bij de aanvraag bewijsstukken te overleggen dat ook de verplichte aanvullende nationale overheidsfinanciering, van bijvoorbeeld gemeente of waterschap, ten behoeve van het project beschikbaar is gesteld (zie artikel 1.4).

 

Subsidiabiliteit van kosten

De LAG’s hanteren een uniforme lijst van subsidiabele kosten voor de ingediende aanvragen. Het gaat hierbij om de volgende kostensoorten:

(NB. Voor een toelichting op de kosten verwijzen wij u ook graag naar Hoofdstuk 1 en de toelichting op Hoofdstuk 1).

de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten, indien dit in een openstellingsbesluit is bepaald.

  • Gedeputeerde staten kunnen in uitzonderlijke gevallen in een openstellingsbesluit een hoger percentage vaststellen voor de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden in het kader van activiteiten ten behoeve van milieubehoud. Indien de bebouwde of niet bebouwde gronden zijn gelegen in Natura 2000 gebieden of onderdeel uit maken van Kader Richtlijn Water opgaven buiten de EHS én in het concrete geval ontbreken redelijke alternatieven om de milieudoelen te behalen, kan het subsidiepercentage, mits onderbouwd in de toekenningsbeschikking, verhoogd worden tot 30% van de totale subsidiabele kosten.

 

de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa met een maximum van 5% van de totale projectkosten;

Bedrijfsmiddelen (o.a. machines, inventaris, computers, etc.) komen alleen voor subsidie in aanmerking als deze uitsluitend en blijvend worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de projectinvesteringen. Wanneer bedrijfsmiddelen langer dan de duur van het project kunnen worden gebruikt zijn de afschrijvingskosten van bedrijfsmiddelen voor de duur van het project subsidiabel.

De aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, met inbegrip van hardware zijn subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel. Deze kosten mogen maximaal 5% van de totale projectkosten bedragen.

 

de kosten van architecten en ingenieurs;

Deze kosten zijn subsidiabel.

 

de kosten van externe adviseurs;

Deze kosten zijn subsidiabel. Hieronder vallen bijvoorbeeld kosten voor financiële of technische expertise en juridisch advies.

 

de kosten van haalbaarheidsstudies;

Zie: voorbereidingskosten.

 

de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

Deze kosten zijn subsidiabel.

 

de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

Deze kostan zijn subsidiabel.

 

bijdragen in natura ;

  • 1.

    Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, goederen, diensten, grond en onroerend goed waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

  • 2.

    Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

    • a.

      voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

    • b.

      indien de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard;

    • c.

      indien er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdragen in natura mogelijk is.

  • 3.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende goederen is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie.

  • 4.

    Bijdrage in natura in de vorm van verstrekking van gronden is subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 5.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit gronden of onroerende goederen kan een contante betaling worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1,-.

  • 6.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit onbetaalde arbeid is de bijdrage slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • 7.

    De waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,- per uur. Deze bedragen worden niet uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

  • 8.

    De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op € 22,- per uur. Deze bedragen worden niet aan de vrijwilligers uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

 

niet verrekenbare BTW;

Indien de BTW kan worden verrekend of gecompenseerd zijn deze kosten niet subsidiabel.

 

personeelskosten;

  • 1.

    Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

  • 2.

    Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

  • 3.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar.

 

voorbereidingskosten;

Voorbereidingskosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen eén jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

De voorbereidingskosten kunnen uitsluitend bestaan uit:

  • a.

    kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • b.

    kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

  • c.

    kosten van haalbaarheidsstudies;

  • d.

    personeelskosten of inbreng eigen arbeid, voor zover deze kosten betrekking hebben op werkzaamheden zoals bedoeld onder de leden a, b en c van dit artikel.

 

reis en verblijfkosten;

Deze kosten zijn subsidiabel. Bij berekening van de kosten dient het normaal zakelijk gebruik als uitgangspunt te worden genomen. Reiskosten voor woon-werkverkeer zijn niet subsidiabel, daar zij vallen onder de opslag voor overhead (artikel 1.9 lid 1).

 

de kosten voor promotie en publiciteit;

Deze kosten zijn subsidiabel. Hieronder vallen ook de kosten voor een informatiebord of plaquette. Op de website www.europaloket.nl POP3 2014-2023 treft u hierover meer informatie aan, inclusief het format voor de plaquette. De kosten voor promotie en publiciteit dienen echter wel in redelijke verhouding te staan ten opzichte van het project.

 

Hoogte subsidie

Algemeen

De hoogte van het subsidiepercentage wordt door de LAG bepaald en door Gedeputeerde Staten opgenomen in het openstellingsbesluit. Deze percentages kunnen dan ook per LAG verschillen. Tevens is per LAG een minimimum en maximum subsidiebedrag genoemd. Dit betekent dat subsidie niet wordt toegekend wanneer het aangevraagde subsidiebedrag lager ligt dan het in de regeling genoemde minimumbedrag. Bij aanvraag kan maximaal het in de regeling genoemde maximum subsidiebedrag worden aangevraagd. Wanneer bij vaststelling meer subsidiabele projectkosten worden gerealiseerd dan begroot, blijft het maximum subsidiebedrag conform het maximum subsidiebedrag weergegeven in de subsidieverleningsbeschikking.

 

De hoogte van de subsidie is samengesteld uit financiële bijdragen van meerdere overheden. De Europese Unie draagt 50% van de subsidie bij. Daarnaast neemt de provincie Overijssel 25% voor haar rekening. De overige 25% dient te worden bijgedragen door een derde overheid. Aan de subsidie-aanvrager de taak ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van deze overheid is gegarandeerd. Dit blijkt uit een bijgevoegde intentieverklaring tot bijdrage van de desbetreffende overheid bij de projectaanvraag.

 

Schematisch ziet de financiering van een project van € 80.000,- bij een gehanteerd subsidiepercentage van 50% er alsvolgt uit:

Subsidie 50%:

Bijdrage Europa € 20.000,-;

Bijdrage provincie € 10.000,-;

Bijdrage derde overheid € 10.000,-;

Eigen bijdrage 50%

Bijdrage aanvrager € 40.000,-.

 

Financiering op basis van tekort

De mogelijkheid bestaat dat een aanvrager besluit slechts subsidie aan te vragen ter grootte van het financieringstekort van het project. De aanvrager van subsidie geeft in de aanvraag aan, in ieder geval in het financieringsplan, welk financieringstekort het project heeft en waarvoor aanvrager subsidie aanvraagt. Wanneer dit tekort en daarmee het aangevraagde subsidiebedrag lager ligt dan kon worden aangevraagd op basis van het in de regeling genoemde percentage van de subsidiabele kosten, wordt dit tekort gezien als het aangevraagde en maximaal te verlenen subsidiebedrag. Dit houdt in dat, wanneer Gedeputeerde Staten besluit het project een subsidie te verlenen, hierin zal worden opgenomen dat het project een subsidie kan ontvangen van het percentage genoemd in de regeling tot een maximum van € x,-, waarbij ‘x’ het bedrag van het in de aanvraag aangegeven tekort is. Bijvoorbeeld ‘de subsidie wordt vastgesteld op 50% van de gerealiseerde subsidiabele kosten tot het maximum van € 40.000,-.

 

Beoordeling projectvoorstellen/selectiecriteria/puntenmethodiek

Na indiening van de projectvoorstellen bij de provincie Overijssel worden de stukken beoordeeld op volledigheid. (1e toets) Indien blijkt dat de tijdig ingediende aanvraag nog aanvullingen behoeft, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze aanvullingen binnen een bepaalde termijn toe te voegen. Na afronding van deze beoordeling worden de projecten inhoudelijk getoetst. (2e toets) Hierbij wordt beoordeeld of de projecten passen in de kaders van het openstellingsbesluit.

 

De Europese Commissie verlangt dat slechts de betere projecten voor subsidie in aanmerking komen.(3e toets) Hiervoor is het systeem van selectiecriteria in het leven geroepen. De LAG’s hebben in de desbetreffende Lokale Ontwikkelingsstrategieën hun selectiecriteria opgenomen. Aan de hand van deze, in het openstellingsbesluit overgenomen selectiecriteria, worden punten aan een project toegekend. Deze werkzaamheden zijn door Gedeputeerde Staten aan de Lokale Aktie Groep, in haar hoedanigheid van adviesorgaan van Gedeputeerde Staten, opgedragen. Tijdens een LAG-vergadering kennen de individuele leden aan de ingediende projectvoorstellen een bepaalde score toe. Het gemiddelde van de individuele scores bepaalt de totaalscore van een projectvoorstel. Op basis van de totaalscores wordt de ranking van de projecten bepaald. De ranking speelt een belangrijke rol bij de toekenning van de subsidie. Het hoogstscorende project komt als eerste voor subsidie in aanmerking. De toekenning gaat in volgorde van ranking door tot eventueel het subsidieplafond wordt bereikt. Mocht het subsidieplafond voor die bewuste openstellingsperiode worden bereikt, komen projecten die lager scoren niet voor subsidie in aanmerking. Bij overschrijding van het subsidieplafond en een gelijk aantal punten op de selectiecriteria treedt de procedure van loting als beschreven in artikel 1:15 lid 4 en bijbehorende toelichting in werking.

 

In het openstellingsbesluit is per LAG een bepaalde puntenmethodiek opgenomen. Deze methodiek zal dan ook per LAG verschillen. Deze methodiek houdt in dat per selectiecriterium een maximaal aantalkan worden behaald. Zoals reeds opgemerkt wordt de hoogte van deze puntenscore bepaald door de LAG. Tevens wordt per criterium een minimumscore gehanteerd. Dit betekent dat voor elk criterium een minimale score moet worden behaald om voor subsidie aan aanmerking te komen. Wordt bij één criterium niet aan deze eis voldaan, komt het project niet voor subsidie in aanmerking.

 

Om te garanderen dat ieder projectvoorstel aan een bepaalde mimimumeis voldoet is in het openstellingsbesluit opgenomen dat als totaalscore een bepaald minimum aantal punten moet worden behaald. Ook hier geldt dat, indien het minimum niet wordt behaald, het project niet voor subsidie in aanmerking komt.

 

Relatie selectiecriteria en puntenmethodiek LOS

De selectiecriteria en puntenmethodiek zoals beschreven in de regeling is een nadere uitwerking van hetgeen in de LOS is opgenomen. Dit is noodzakelijk in verband met de controleerbaarheid en verifieerbaarheid van de regeling. Dergelijke wijzigingen, aanvullingen of aanpassingen zijn in samenspraak met de LAG tot stand gekomen. De regeling is hierbij leidend ten opzichte van de LOS.

 

A. Lokale Aktie Groep Zuidwest Twente

Artikelsgewijze toelichting

 

Subsidiabele activiteiten/doelen LOS (artikel 2.3.1)

Subsidie kan worden verstrekt aan een project of activiteit dat voldoet aan de uitgangspunten van de Lokale Ontwikkelings Strategie (LOS) Zuidwest Twente zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel in haar vergadering van 24 november 2015. Het project dient zich te richten op één of meer van de volgende thema’s:

  • 1.

    Het behouden en creëren van levendige gemeenschappen;

  • 2.

    Het versterken van bedrijvigheid in het buitengebied;

  • 3.

    De profilering van Zuidwest Twente als boeiende omgeving voor recreant en toerist;

  • 4.

    Verstevigen van de relatie tussen landbouw, voedsel en stad.

 

Criteria en hoogte subsidie (artikel 2.3.4 en 2.3.5)

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van € 30.000,- en de maximaal € 100.000,-.

 

De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten, bestaande uit EU-subsidie (25%), provinciale subsidie (12,5%) en een subsidie van gemeente of waterschap (12,5%). Van de aanvrager wordt verwacht dat 50% van de totale subsidiabele kosten door de aanvrager zelf wordt geïnvesteerd. Zie hievoor tevens ‘hoogte subsidie’ bij de algemeen inleiding bij paragraaf 2.3.

 

Selectiecriteria (artikel 2.3.8)

Met behulp van de selectiecriteria zoals opgenomen in de Lokale Ontwikkelings Strategie onder Bijlage 4 wordt beoordeeld in hoeverre het project tegemoet komt aan de doelstellingen van het LEADER programma. Deze beoordeling vindt plaats met behulp van de volgende selectiecriteria:

 

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS. Een project kan bijdragen aan één of meerdere doelen. Het gaat hierbij om kwaliteit van de mate van bijdrage, niet om de kwantiteit (aantal doelen waaraan wordt bijgedragen). Deze doelen zijn:

    • a.

      Het behouden en creëren van levendige gemeenschappen;

      • Is er een aantoonbaar draagvlak voor een nieuwe of te behouden voorziening onder de inwoners;

      • Wordt de voorziening in stand gehouden door de inwoners na realisatie;

      • Wordt er ingespeeld op de jeugd;

      • Wordt er met de voorziening rekening gehouden met zorgaspecten in het LEADER-gebied.

    • b.

      Het versterken van bedrijvigheid in het buitengebied;

      • Draagt het bij aan de verbetering van het vestigingsklimaat in het buitengebied;

      • Worden er in het project diverse kwaliteiten dan wel sectoren van het LEADER-gebied verbonden;

      • Draagt het project bij aan (duurzame) werkgelegenheid in brede zin;

    • c.

      De profilering van Zuidwest Twente als boeiende omgeving voor recreant en toerist;

      • Draagt het project bij aan behoud en/of groei van werkgelegenheid;

      • Worden lokale (toeristisch/recreatieve) ondernemingen zichtbaar door het project;

      • Draagt het project bij aan de toeristische beleving van Zuidwest Twente.

    • d.

      Verstevigen van de relatie tussen landbouw, voedsel en stad

      • Draagt het project bij aan bewustwording van (streek)voedsel (al dan niet in de stad);

      • Draagt het project bij aan vermarkting van de landbouw om meer lokaal voedsel af te nemen.

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER (bottom-up, integraal, innovatief, samenwerkend, gebiedsgericht);

    • Hoe bottom-up is het project; is het draagvlak duidelijk aangetoond;

    • In hoeverre is het project integraal van opzet, bestrijkt het meerdere (sub)doelen?;

    • is het project vernieuwend/innovatief voor het gebied;

    • Is er sprake van samenwerking in het gebied en/of wordt er een netwerk opgebouwd;

    • Maakt het project gebruik van of is het gericht op gebiedsspecifieke kwaliteiten, uitdagingen, streekidentiteit;

    • Is het project overdraagbaar. Het betreft inhoudelijke overdraagbaarheid, van kennis en ervaring.

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt;

    • a.

      De organisatiebeschrijving

      • Is er een projectleider?;

      • Is er een projectteam?;

      • Worden de verantwoordelijkheden beschreven in het projectplan?;

      • Hoe wordt de realisatie van de projectdoelen geborgd?

      • Wordt het project maatschappelijk verantwoord uitgevoerd?

    • b.

      De expertise van de initiatiefnemer

    • c.

      Het realisme van het tijdpad

    • d.

      Het zicht op continuiteit

    • e.

      Een sluitende en transparante begroting

      • Is er sprake van een deugdelijke transparante begroting die aan regels van de subsidieverordening voldoet;

    • f.

      Het dekkingsplan

      • Is er een sluitend dekkingsplan, inclusief onderbouwing/toezegging cofinanciering?

    • g.

      Het communicatieplan

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project.

    • a.

      Is de balans goed tussen de investeringen, tijdsinzet en te verwachten resultaten:

    • b.

      De meerwaarde die het project krijgt door gebruikmaking van de LEADER-subsidie

    • c.

      Is er zicht op continuiteit van het project na realisatie.

 

B. Lokale Aktie Groep Salland

Artikelsgewijze toelichting

 

Subsidiabele kosten (Artikel 2.3.12)

In dit artikel staan de kostensoorten vermeld, die voor een Leaderbijdrage in aanmerking komen.

 

 

Criteria (artikel 2.3.13)

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een bepaalde omvang van het project. Het project moet financieel minimaal dermate groot zijn dat een subsidiebijdrage van € 30.000,- wordt toegekend en maximaal zo groot dat € 100.000,- kan worden toegekend. Bij een gehanteerd subsidiepercentage van 50% betekent dit dat de minimale omvang van een project € 60.000,- moet bedragen. De subsidie bestaat uit: EU-subsidie (25%), provinciale subsidie (12,5%) en een subsidie van gemeente of waterschap (12,5%).

 

Zie hiervoor tevens ‘hoogte subsidie’ bij de algemeen inleiding bij paragraaf 2.3.

 

Selectiecriteria (Artikel 2.3.17)

De Lokale Aktie Groep heeft in de LOS onder Par 7.2 de criteria opgenomen aan de hand waarvan de projecten zulen worden beoordeeld.

De LAG toetst

  • 1.

    In welke mate de projecten bijdragen aan de doelen van de LOS. Hierbij worden de volgende doelen onderscheiden:

    • People; de stimulering van sociale innovaties en de toepassing ervan door middel van:

      • Moderne en creatieve initiatieven die bijdragen aan sociale inclusie en slimme oplossingen om het voorzieningenniveau op peil te houden (“Meedoen”)

      • Initiatieven die bijdragen aan een gezond leven en een fijne leefomgeving (“Gezond leven”)

    • Planet; de stimulering van de duurzame ontwikkeling van Salland door middel van:

      • Bewustwording en educatie op gebied van water, landschap, biodiversiteit, energie, grondstoffen, voedsel en gezond leven. (“Landschap, water en landbouw” en “Circulaire economie”)

      • Experimentele projecten met kennisoverdracht (“Landschap, water en landbouw” en “Circulaire economie”)

    • Profit; de versterking van de economie van Salland door middel van:

      • Gezamenlijke initiatieven van ondernemers, WEconomy, maatschappelijk ondernemen (“plattelandsWEconomy”)

      • Experimentele projecten met kennisoverdracht tussen ondernemers en onderwijs (“kennisdelen onderwijs-bedrijfsleven”)

  • 2.

    In welke mate de projecten voldoen aan de Leadercriteria. Deze criteria zijn:

    • Bottom up, draagvlak;

    • Innovatief;

    • Gebiedsgericht, meerwaarde voor Salland;

    • Samenwerking;

    • Overdracht van kennis en ervaring.

  • 3.

    In welke mate de projecten financieel en organisatorisch haalbaar zijn. Hierbij spelen de volgende overwegingen een rol:

    • a.

      Financieel (a, b, c)

      • Is de begroting realistisch?

      • Is er een logisch verband tussen de beoogde doelen, de geplande activiteiten en de begrote kosten?

      • Is de financiering toegezegd? Zijn de toezeggingen van cofinanciering bijgesloten?

      • Is de exploitatiebegroting voor de komende 3 jaren dekkend en realistisch?

      • Is het project op langere termijn levensvatbaar?

      • In welke mate de projecten efficiënt zijn (value for money).

    • b.

      Organisatorisch (d en e)

      • Is het project logisch en solide georganiseerd?

      • Hebben de organisatoren de capaciteit om het project te realiseren en in stand te houden?

      • Is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de organisatoren?

      • Is er (schijn van) belangenverstrengeling?

      • Wie zijn er betrokken? Wie mis je?

      • Is het tijdpad realistisch?

      • Zijn benodigde vergunningen aangevraagd/verleend?

  • 4.

    In welke mate de projecten efficiënt en doelmatig zijn. Hierbij spelen de volgende overwegingen een rol:

    • Value for money:

    • Kleinschaligheid:

    • Efficiëntie:

      • Hoe ligt de balans tussen de begrote kosten en de verwachtte opbrengst van het project? Is de begroting realistisch of is het ‘opgeklopt’?

      • Is dit project de gevraagde Leaderbijdrage waard?

        • Is een Leaderbijdrage nodig:

        • Is de Leaderbijdrage echt nodig?

        • Zonder de Leaderbijdrage kan het project niet doorgaan?

        • Er zijn geen andere financieringsbronnen die beter geschikt zijn voor dit project?

De LAG zoekt concrete, uitvoeringsgerichte projecten met die na de opstart op eigen benen kunnen staan.

 

C. Lokale Aktiegroep Noordoost Twente

Artikelsgewijze toelichting

 

Subsidiabele activiteiten (Artikel 2.3.19)

In de lokale ontwikkelingsstrategie voor Noord Oost Twente zijn de prioriteiten demografie, economie en nieuwe samenwerkingsvormen naar voren gekomen. In een aantal gebiedsbijeenkomsten zijn deze prioriteiten in samenspraak met vele mensen uit het gebied uitgewerkt in een drietal speerpunten waar de komende periode op ingezet wordt. De volgorde geeft de mate van prioriteit en urgentie aan:

  • 1.

    Aantrekkelijk leefklimaat

  • 2.

    Nieuw ondernemerschap

  • 3.

    Innovatief ontmoeten

Deze speerpunten sluiten met name aan bij de nationale LEADER-thema’s ‘krimp, nu of in de nabije toekomst’ en ‘minder verstedelijkte regio’s met economische, ecologische en sociale innovatieve potentie wat moet blijken uit onder andere integrale samenwerkingsverbanden’.

 

Criteria en hoogte subsidie (Artikel 2.2.22 en 2.3.23)

De LEADER-subsidie (EU-subsidie (25%), provinciale subsidie (12,5%) en een subsidie van gemeente of waterschap (12,5%) bedraagt 50% van de projectkosten. De overige 50% dient door de projectaanvrager zelf te worden gefinancierd.

 

Het subsidiebedrag bedraagt per aanvraag minimaal €30.000,- en maximaal €100.000,-.

 

Zie hiervoor tevens ‘hoogte subsidie’ bij de algemeen inleiding bij paragraaf 2.3.

 

Selectiecriteria (Artikel 2.3.26)

Ad. Lid 1

In paragraaf 3.2 van de LOS zijn per speerpunt de doelen van deze LOS geformuleerd. Belangrijk is dat aangetoond kan worden dat het project bijdraagt aan één of meer doelen. De projectaanvrager dient te onderbouwen welke resultaten verwacht worden, hoe deze resultaten tot stand komen en welke risico’s er zijn dat het resultaat niet wordt gehaald en wat wordt gedaan om deze risico’s te verkleinen. Als een project aan meerdere doelen bijdraagt, krijgt het een hogere score. Deze LOS gaat uit van een olievlekwerking van de projecten. Onderbouwd dient te worden dat de projecten bijdragen aan de ontwikkeling van het gebied en een zekere voorbeeldfunctie vervullen.

 

Ad. Lid 2

In de LEADER-methode en – filosofie staan vernieuwing, samenwerking en de aanpak van onderop centraal. Deze methode en filosofie dienen ook in de projectaanvragen tot uiting te komen. De LAG beoordeelt dit aspect aan de hand van de volgende overwegingen:

  • Hoe bottom-up is het project? Is het draagvlak voor het project duidelijk aangetoond?

  • Is er sprake van een (nieuwe) samenwerking?

  • Is het project nieuw/innovatief voor het gebied? Gaat dat gepaard met enige vorm van ‘risico’ en is de aanvrager bereid en in staat die te dragen?

  • Wordt er (economische) meerwaarde gecreëerd door het project?

  • Maakt het project gebruik van of is het gericht op gebiedsspecifieke kwaliteiten, uitdagingen, streekidentiteit?

  • In hoeverre is het project integraal van opzet, bestrijkt het meerdere (sub)doelen? Welke partijen zijn betrokken?

  • Worden de projectresultaten uitgedragen? Is het project overdraagbaar en is daar in het communicatieplan concreet aandacht aan besteed?

 

Vanuit het LEADER-programma wordt veel waarde gehecht aan het innovatieve karakter van projecten. Innovatie kan verschillende vormen aannemen:

Inhoud: nieuwe producten.

Werkwijze: innovatie in de aanpak van het project en procesinnovatie.

Organisatie: nieuwe vormen van samenwerking en organisatie; het leggen van nieuwe verbindingen tussen mensen, organisaties, sectoren en gebieden.

Communicatie: nieuwe manieren om informatie uit te wisselen en te verspreiden.

Financiering: innovatieve financiering van investeringen en/of exploitatie.

 

De LAG toetst of projectaanvragen op één of meer van deze terreinen innovatief zijn. Projecten dienen op minimaal één van deze terreinen innovatief te zijn.

 

Ad. Lid 3

Selecticriterium 3 wordt door de LAG gezien als randvoorwaardelijk criterium: een project dient naar het oordeel van de LAG haalbaar te zijn, anders kan er geen bijdrage worden toegekend.

 

De LAG sluit hierbij aan bij de standaard projectmatige aanpak. Dat wil zeggen dat in de projectaanvraag ingegaan dient te worden op de aspecten van projectmatig werken:

  • Geld (sub a en b):

    • Deugdelijke transparante begroting die aan regels subsidieverordening voldoet.

    • Sluitend dekkingsplan, inclusief onderbouwing / toezegging co-financiering.

  • Organisatie (sub c, d en e):

    • Projectleiding: wie is trekker van het project?

    • Projectteam: wie voeren het project uit en waarom is het team zo samengesteld (expertise, netwerk, etc.)?

    • Beschrijving van de verantwoordelijkheden van de leden van het projectteam.

  • Kwaliteit (sub f en g):

    • Wijze van borging van de realisatie van de projectdoelen.

    • Maatschappelijk verantwoorde uitvoering van het project (duurzaamheid).

  • Informatie (sub h):

    • Communicatie: intern en extern.

  • Tijd (sub i):

    • Uitgewerkte projectplanning met mijlpalen.

 

Ad. Lid 4

Bij dit aspect gaat het om de kwaliteit van het project, de kosten-baten verhouding en het lange termijn perspectief van het project. De aanvrager dient te onderbouwen dat de voorgestelde aanpak de beste is om het gewenste resultaat te bereiken, wat de meerwaarde van subsidieverlening is en waarom het project zonder subsidie niet of onvoldoende uitgevoerd kan worden. Tevens dient de instandhouding na afronding van het project onderbouwd te worden met een exploitatie- of beheerplan.

 

D. Lokale Aktiegroep Noord Overijssel

Artikelsgewijze toelichting

 

Subsidiabele activiteiten (Artikel 2.3.28)

In de Lokale Ontwikkelingsstratie voor Noord Overijssel zijn de thema’s beschreven waarop de Lokale Aktie Groep in deze Leaderperiode haar focus op legt. Het betreft drie thematische clusters:

  • Jongeren en onderwijs: hoe kan het onderwijs bijdragen aan meer kennis en kunde op het platteland en van waaruit economisch krachtige werkgelegenheid uit voort komt.

  • Vrijetijdseconomie: hoe kunnen kleine toeristische bedrijven meer samenwerken om meer gasten naar zich toe te halen waardoor er economisch sterkere bedrijven ontstaan;

  • De samenleving verbinden met de toekomst van water en landbouw: hoe kunnen we onze bewoners meer betrekken bij de toekomst van ons water (kwaliteit-kwantiteit, klimaateffecten) en hoe zorgen we dat de relatie ‘van grond tot mond’ van ons voedsel meer tastbaar en zichtbaar wordt.

De maatregelen die voor subiside in aanmerking kunnen komen zullen moeten bijdragen aan deze doelen. In dit artikel worden de prestaties aangegeven die de LAG wil realiseren.

 

Criteria en hoogte subsidie (Artikelen 2.3.31 en 2.3.32)

De subsidiebijdrage die vanuit het Leaderprogramma aan projectvoorstellen worden toegekend bedragen 40%. Dat houdt in dat projectindieners zelf het grootste deel van de kosten zullen moeten dragen. De subsidie is vooral een aanvulling op het tekort. Een project dient een bepaalde omvang te hebben om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Derhalve moet de subsidie minimaal € 30.000,- bedragen en maximaal

€ 100.000,-. De subsidie bestaat uit: EU-subsidie (25%), provinciale subsidie (12,5%) en een subsidie van gemeente of waterschap (12,5%).

 

Zie hiervoor tevens ‘hoogte subsidie’ bij de algemeen inleiding bij paragraaf 2.3.

 

Selectiecriteria (Artikel 2.3.35)

De Lokale Aktie Groep heeft in de LOS onder paragraaf 2 bijlage 4 de criteria opgenomen aan de hand waarvan de projecten zulen worden beoordeeld. Daarbij zijn de vier in dit artikel genoemde criteria leidend. Bij elk van deze criteria zijn hulpvragen geformuleerd die de LAG in het projectplan beantwoord wil zien. De LAG beoordeelt de criteria aan de hand van de volgende overwegingen:

  • 1.

    De mate waarin het project bijdraagt aan de doelen van de LOS

    • Draagt het bij aan ambitie, thema’s/speerpunten?

    • Draagt dit bij aan de toekomst van het gebied? ‘Zitten we hier echt op te wachten?’.

  • 2.

    De mate waarin het project past binnen de werkwijze van LEADER

    • Leent de probleemstelling van het project zich goed voor een LEADER-benadering?

    • Hoe bottom-up is het project?

    • Is er sprake van een (nieuwe) coalitie; hoe zit het met aantoonbaar draagvlak?

    • Wat is nieuw voor het gebied? En wat is nieuw? Is er sprake van enige vorm van ‘risico’ en is de aanvrager bereid en in staat die te dragen?

    • Zijn de rolbeschrijvingen en verantwoordelijkheden duidelijk?

    • Zijn er intentieverklaringen/steunbrieven bijgevoegd?

    • Of en hoe zijn overheden betrokken in de ontwikkeling, uitvoering?

    • Is er sprake van innovatie/vernieuwing voor gebied?

    • Maakt het project gebruik van of is gericht op gebiedsspecifieke kwaliteiten, uitdagingen, streekidentiteit?

    • In hoeverre is het project integraal?

    • Wie zijn er betrokken? Wie mis je?

    • Worden resultaten uitgedragen? Is het project overdraagbaar?

    • En is daar in het communicatieplan concreet aandacht aan besteed?

  • 3.

    De mate waarin het project haalbaar is vanuit financieel en organisatorisch oogpunt

    • Is er een heldere organisatiebeschrijving met duidelijke verantwoordelijkheden?

    • Zit het project logisch in elkaar: dragen activiteiten echt bij aan het beoogde doel?

    • Heeft de aanvrager/organisatie voldoende expertise, netwerk?

    • Is het tijdpad realistisch?

    • Zijn vergunningen geregeld?

    • Is er zicht op en onderbouwing van continuïteit na afloop?

    • Is er openbare kennis over de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de aanvrager en/of partners (Goede of slechte ervaringen);

    • Wat is de motivatie van de aanvrager: vanuit het hart en gemeenschappelijk/ gebiedsbelang of sec vanuit de beurs/eigen belang?;

    • Welke (schijn van) belangenverstrengeling tussen wie zou mee kunnen gaan spelen?

    • Begroting: is er een sluitende en transparante begroting en dekkingsplan, bankgarantie, ondernemersplan, zijn toezeggingen cofinanciering bijgesloten; zijn er verklaringen voor risicodragen?

  • 4.

    De mate van efficiency en doelmatigheid van het project

    • Hoe ligt de balans tussen de investeringen en de verwachte opbrengst in brede zin?

    • Zou het project zonder LEADER niet door kunnen gaan? Of een andere kwaliteit krijgen? Waar zit het ‘plusje’?

    • Is er zicht op continuïteit en draagkracht/ verantwoordelijkheid voor instandhouding en verspreiding resultaten na afloop van het project?

Naar boven