Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015

Gedeputeerde Staten van Zeeland;

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gedeputeerde Staten van Limburg;

Gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Gelet op artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg;

Overwegende dat de 12 Nederlandse provincies, in landsdelig verband, op 11 december 2014 een Samenwerkingsagenda hebben ondertekend met de minister van Economische Zaken en vertegenwoordigers van de nationale topsectoren en MKB-Nederland, waarin onder andere is afgesproken om te komen tot stroomlijning van het financiële instrumentarium om innovatie bij het MKB te stimuleren;

Overwegende dat het Rijk in 2016 opnieuw middelen beschikbaar heeft gesteld voor een aantal gestandaardiseerde MKB-instrumenten die in alle regio’s van Nederland worden uitgevoerd;

Overwegende dat beoogd wordt om op kwaliteit sturen en hiertoe subsidieverstrekking op landsdelig niveau voor de drie Zuidelijke provincies samen noodzakelijk is;

Overwegende dat ter rechtvaardiging van deze subsidie daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing worden geacht:

a. de artikelen 25 en 28 van verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (algemene groepsvrijstellingsverordening);

b. Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013 (de-minimisverordening);

Besluiten, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, vast te stellen de gewijzigde Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    adviesorganisatie: organisatie, niet zijnde een kennisinstelling, die deskundigheid heeft op het gebied van de op grond van deze regeling te subsidiëren activiteiten en die als bedrijfsactiviteit adviesopdrachten uitvoert;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    crossover: samenwerkingsverbanden tussen partijen uit verschillende technologiedomeinen, waarin innovatieve producten en diensten worden ontwikkeld;

  • e.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • f.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) N1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

  • g.

    experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • h.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zeeland, Noord-Brabant of Limburg;

  • i.

    haalbaarheidsstudie: haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 2, onder 87, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • j.

    industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, onder 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • k.

    innovatief product: technologisch nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;

  • l.

    innovatief productieproces: technologisch nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;

  • m.

    innovatieprogramma’s Topsectoren: thema’s zoals omschreven in de innovatieprogramma’s als bedoeld in artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies voor de topsectoren;

  • n.

    innovatieadviesdienst: innovatieadviesdienst als bedoeld in artikel 2, onder 94 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • o.

    innovatieve dienst: technologisch nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;

  • p.

    internationale topclusters: drie in het RIS3 voor Zuid-Nederland aangewezen technologiedomeinen waarin bedrijfsleven en kennisinstellingen de potentie hebben om internationaal uit te blinken, te weten:

    • 1.

      High Tech System & Materialen;

    • 2.

      Chemie & Materialen;

    • 3.

      Agrofood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen;

  • q.

    kennisinstelling:

    • 1.

      onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;

    • 2.

      andere dan onder 1º bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • 3.

      een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • a)

        openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder 1º,

      • b)

        onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • 4.

      een rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder 1º, 2º of 3º direct of indirect:

      • a)

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft;

      • b)

        volledig aansprakelijk vennoot is; of,

      • c)

        overwegende zeggenschap heeft;

    • 5.

      een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft om via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder 1º tot en met 4º;

  • r.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • s.

    nationale topclusters: vier in het RIS3 voor Zuid-Nederland aangewezen technologiedomeinen die sterk zijn op bovenregionaal niveau en specifieke potenties op internationaal niveau hebben, te weten:

    • 1º.

      Logistiek;

    • 2º.

      Life Sciences & Health;

    • 3º.

      Biobased;

    • 4º.

      Maintenance;

  • t.

    project: activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in tijd en gericht op een specifiek eindresultaat;

  • u.

    projectsubsidie: subsidie voor een project in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen;

  • v.

    Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zeeland, Noord-Brabant of Limburg

  • w.

    RIS3: Regionale Innovatie Strategie voor Slimme Specialisaties, vastgesteld op 24 september 2013 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in de hoedanigheid van beoogd managementautoriteit van het OPZuid;

  • x.

    topsectoren: sectoren uit het landelijke Topsectorenbeleid waar Zuid-Nederland op wil excelleren, te weten:

    • 1º.

      Logistiek;

    • 2º.

      Agri & Food;

    • 3º.

      Chemie & Biobased;

    • 4º.

      Hightech Systemen & Materialen inclusief ICT en Solar;

    • 5º.

      Life Sciences & Health;

    • 6º.

      Tuinbouw & Uitgangsmaterialen;

  • y.

    Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt aan MKB-ondernemingen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden algemeen

Subsidie op grond van deze regeling wordt geweigerd indien:

  • a.

    het aangevraagde bedrag minder bedraagt dan € 2.500;

  • b.

    gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit in strijd met de wet, het algemeen belang of openbare orde;

  • c.

    de subsidie geen stimulerend effect, als bedoeld in artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingverordening, heeft;

  • d.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

  • e.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is.

Artikel 1.5 Vereisten algemeen

  • 1.

    Om voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aanvrager is gevestigd in Zuid-Nederland dan wel de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • b.

      aanvrager, de uitvoerder van het project dan wel het te ontwikkelen innovatief product, productieproces of dienst maakt onderdeel uit van dan wel is gericht op:

      • 1.

        internationale topclusters;

      • 2.

        nationale topclusters; of,

      • 3.

        crossovers van een of meerdere topclusters als bedoeld onder 1° of 2°;

    • c.

      het project past binnen een of meerdere thema’s uit de innovatieprogramma’s Topsectoren;

    • d.

      de aanvraag betreft een eenmalig project;

    • e.

      de aanvraag betreft niet de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager.

  • 2.

    Aan de aanvraag ligt ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit deze regeling;

    • b.

      een begroting en sluitend financieringsplan;

    • c.

      een samenvatting van het project ten behoeve van een voor eenieder toegankelijke publicatie.

Artikel 1.6 Berekeningswijze subsidiabele kosten

  • 1)

    In afwijking van artikel 1.3.2. van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 zijn ten aanzien van de berekening van de subsidiabele kosten de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies van overeenkomstige toepassing.

  • 2)

    Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van kosten per kostendrager voor indirecte kosten bedraagt het opslagpercentage voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 3, onder d, van de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies van de uurtarieven, 50%.

  • 3)

    Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief bedraagt het uurtarief per gewerkt uur als bedoeld in artikel 3, onder e, van de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies, € 60 per uur.

  • 4)

    Het forfaitair vastgesteld uurtarief, bedoeld in het vorige lid, wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten.

Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, artikel 14 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg en artikel 1.3.1, tweede lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de startdatum van het project;

  • b.

    kosten van gerechtelijke procedures, boetes of sancties.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

    • a.

      subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier;

    • b.

      een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien die voor het einde van de termijn is ontvangen.

Artikel 1.9 Beslistermijnen subsidieverlening

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.5.2 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 beslissen Gedeputeerde Staten op een aanvraag voor subsidie binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag of na afloop van de tenderperiode.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 11 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg kan de termijn met 12 weken worden verdaagd.

Artikel 1.10 Verplichtingen algemeen

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Artikel 1.6.6, derde lid en artikel 1.10.1, eerste lid van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 blijven buiten toepassing.

  • 3.

    Artikel 18 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant en artikel 22 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies verleend voor de provincie Zeeland.

Artikel 1.11 Verantwoording

  • 1.

    Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    In afwijking van paragraaf 1.7 en paragraaf 1.8 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 en in afwijking van de artikelen 13, 20 en 21 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant en de artikelen 28 en 29 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg, worden subsidies tot €50.000 respectievelijk tot €125.000 vastgesteld op basis van prestaties, werkelijke kosten en gerealiseerde opbrengsten.

  • 3.

    Op de subsidies, bedoeld in het tweede lid, zijn de volgende artikelen van overeenkomstige toepassing:

    • a.

      artikel 22 van de Algemene subsidieverordening Noord- Brabant met uitzondering van het tweede lid, onder b, en het vijfde lid, onderdeel a, onder 2 en onder b;

    • b.

      artikel 30 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg met uitzondering van het eerste lid, onder c;

    • c.

      artikel 1.9.5 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 met uitzondering van de accountantsverklaring genoemd in het eerste lid, onder c.

Artikel 1.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.8.3 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 worden subsidies tot € 25.000 100% bevoorschot.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten verstrekken voor subsidies van € 25.000 en hoger een voorschot van ten hoogste 75 % op het verleende subsidiebedrag

  • 3.

    Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het tweede lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte van de termijnen en de tijdstippen van betaling in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 5.

    De bevoorschotting, bedoeld in voorgaande leden, geschiedt ambtshalve en gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.

§ 2 Innovatieadviesproject en haalbaarheidsproject

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het verkrijgen van een innovatieadviesdienst

  • b.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsproject.

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.4, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1, geweigerd indien aan aanvrager voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder a, geweigerd indien de aanvrager voorafgaand aan het indienen van de volledige subsidieaanvraag, reeds verplichtingen is aangegaan jegens de verstrekker van het innovatieadvies.

Artikel 2.3 Vereisten innovatieadviesproject

  • 1)

    Onverminderd artikel 1.5, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a)

      het project wordt uitgevoerd door een kennisinstelling of onafhankelijke adviesorganisatie;

    • b)

      de aanvrager en uitvoerder zijn organisatorisch en financieel onafhankelijk van elkaar;

    • c)

      de kennisinstelling of onafhankelijke adviesorganisatie is voldoende toegerust voor het uitvoeren van het project;

    • d)

      het project wordt uitgevoerd ter voorbereiding van de ontwikkeling van een innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst;

    • e)

      het project sluit voldoende aan bij het te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst, bedoeld onder d;

    • f)

      het project betreft advies over:

      • 1º.

        een toepassingsgerichte kennisvraag met betrekking tot voor de aanvrager nieuwe kennis over een innovatief product ,innovatief productieproces of innovatieve dienst; of,

      • 2º.

        het begeleiden van de marktintroductie van een innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst;

        g)het project wordt niet geleverd in de vorm van:

      • 1º.

        het leveren van goederen;

      • 2º.

        het geven van cursussen; of,

      • 3º.

        het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten;

        h)het proces om te komen tot het innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst bestaat uit:

      • 1º.

        experimentele ontwikkeling; of,

      • 2º.

        industrieel onderzoek;

        i)aan het project ligt een concrete offerte van de kennisinstelling of onafhankelijke adviesorganisatie ten grondslag.

  • 2)

    Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3)

    Onverminderd het eerste lid, wordt indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

Artikel 2.4 Vereisten haalbaarheidsproject

  • 1)

    Onverminderd artikel 1.5, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    a)het project bestaat voor:

    • 1º.

      tenminste 60 % uit haalbaarheidsstudie;

    • 2º.

      ten hoogste 40 % uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

      • b)

        het project wordt uitgevoerd ter voorbereiding van de ontwikkeling van een innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst;

      • c)

        het te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst waarop het project betrekking heeft, is in technische of financiële zin voldoende risicovol om het project te rechtvaardigen;

      • d)

        het project geeft voldoende inzicht in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst.

  • 2)

    Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder a, in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten van derden voor het leveren van externe kennis, onderzoeks- of ontwikkelcapaciteit.

  • 2.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder b, de kosten in aanmerking genoemd in artikel 25, derde en vierde lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.6 Vereisten subsidieaanvraag

Onverminderd artikel 1.8 en in afwijking van artikel 1.4.1 van het Algemeen subsidiebesluit 2013 Zeeland worden subsidieaanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 ingediend binnen de periode van 10 mei 2016 tot en met 1 september 2016.

Artikel 2.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.1 voor de periode, genoemd in artikel 2.6, vast op € 3.190.802.

Artikel 2.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1, onder a, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1, onder b, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000.

  • 3.

    De percentages, bedoeld in het voorgaande leden, worden gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun, aan subsidieontvanger niet meer bedragen dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun en niet wordt voldaan aan artikel 2.3, tweede lid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 2.9 Verdeelcriteria

  • 1)

    Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2.7, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2)

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie als datum van binnenkomst:

    • a.

      het tijdstip van de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, indien op dezelfde dag alleen aanvragen digitaal binnenkomen;

    • b.

      de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, indien op dezelfde dag zowel aanvragen per post als aanvragen digitaal binnenkomen.

  • 3)

    Dreigt het subsidieplafond op enig tijdstip te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats door middel van loting:

    • a.

      van de op dat tijdstip binnengekomen volledige subsidieaanvragen, indien op die dag alleen aanvragen digitaal binnenkomen;

    • b.

      van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen, indien op die dag zowel aanvragen per post als aanvragen digitaal binnenkomen.

Artikel 2.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.10 heeft de subsidieontvanger ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1, onder a, in ieder geval de verplichting om het project waarvoor de subsidie is verleend, binnen 12 maanden na de start van het project te realiseren.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.10 heeft de subsidieontvanger ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1, onder b, in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt uiterlijk vier maanden na de beschikking tot subsidieverlening gestart;

    • b.

      het project wordt uiterlijk 12 maanden na de start van het project gerealiseerd.

§ 3 R&D samenwerkingsproject

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een R&D-samenwerkingsproject.

Artikel 3.1a Weigeringsgrond

Onverminderd artikel 1.4, wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1, geweigerd indien aan aanvrager voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 3.2 Vereisten

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.5, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aanvrager neemt deel aan een samenwerkingsverband van ten minste twee MKB-ondernemingen;

    • b.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, is opgericht ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • c.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, heeft geen rechtspersoonlijkheid;

    • d.

      het project draagt de instemming van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • e.

      deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn niet anderszins met elkaar verbonden dan in het samenwerkingsverband;

    • f.

      geen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor zijn rekening;

    • g.

      ten minste 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door MKB-ondernemers die zijn gevestigd in Zuid-Nederland;

    • h.

      het project is gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

    • i.

      het project draagt bij aan het creëren van economische waarde voor:

      • 1.

        de deelnemers in het samenwerkingsverband; of,

      • 2.

        de topclusters en topsectoren; of,

      • 3.

        de Zuid-Nederlandse economie;

    • j.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, is voldoende toegerust voor het uitvoeren van het project blijkens:

      • 1.

        complementariteit van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 2.

        capaciteiten van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 3.

        de kwaliteit van de projectorganisatie;

    • k.

      het project draagt bij aan:

      • 1.

        vernieuwing van producten, processen of diensten; of,

      • 2.

        wezenlijke nieuwe toepassing van bestaande producten, processen of diensten;

    • l.

      het project scoort tenminste 50 punten op de verdeelcriteria als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, de kosten in aanmerking genoemd in artikel 25, derde lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.4 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 worden ingediend binnen de tenderperiode van 5 juli 2016 tot en met 1 september 2016.

Artikel 3.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 3.4 vast op € 7.445.205, met dien verstande dat maximaal 50% van het subsidieplafond wordt toegekend voor aanvragen met een subsidiehoogte van € 200.000 tot en met € 350.000.

Artikel 3.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.1 bedraagt 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 per subsidiabele activiteit.

  • 2.

    Het percentage, bedoeld in het voorgaande lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun, aan subsidieontvanger niet meer bedragen dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 3.

    De totale subsidie wordt niet verstrekt, indien toepassing van de voorgaande leden tot gevolg heeft dat het deel van de subsidie dat aan een deelnemer aan het samenwerkingsverband toekomt:

    • a.

      minder dan € 25.000 bedraagt; of,

    • b.

      meer bedraagt dan:

      • 1º.

        € 100.000 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000 is; of

      • 2º.

        meer bedraagt dan € 175.000 indien het subsidiebedrag hoger dan € 200.000 is.

Artikel 3.7 Verdeelcriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, productieproces of dienst wordt verwacht, te waarderen met maximaal 30 punten;

    • b.

      de mate waarin economische waarde wordt gecreëerd, te waarderen met maximaal 30 punten, voor:

      • 1.

        de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder a,

      • 2.

        de topclusters en topsectoren; of,

      • 3.

        de Zuid-Nederlandse economie;

    • c.

      de mate van kwaliteit van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder a, te waarderen met maximaal 30 punten, gezien de:

      • 1.

        complementariteit van de deelnemers;

      • 2.

        capaciteiten van de deelnemers;

      • 3.

        kwaliteit van de projectorganisatie;

    • d.

      de mate waarin een vernieuwende crossover wordt gerealiseerd te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 2.

    Indien na toepassing van het eerste lid, en artikel 3.2, onder j, blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 3.5, te boven gaan, worden de aanvragen gerangschikt op volgorde van puntenaantal waarbij de aanvraag met de meeste punten bovenaan eindigt.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat meer dan 50% van het subsidieplafond wordt verstrekt aan aanvragen met een subsidiehoogte van € 200.000 tot en met € 350.000, wordt subsidie niet verstrekt aan aanvragen die het maximum van 50% van het subsidieplafond overschrijden.

  • 4.

    Indien toepassing van het tweede lid, ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 3.8 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 3.1. voor advies over artikel 3.2, eerste lid, onder i, j, k en l en artikel 3.7 voor aan een externe adviescommissie.

Artikel 3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd artikel 1.10 heeft de subsidieontvanger ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 3.1, in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project wordt uiterlijk zes maanden na het indienen van de volledige aanvraag gestart;

  • b.

    het project wordt uiterlijk 24 maanden na de start van het project gerealiseerd.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2016 en vervolgens ieder jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2015 en vervalt met ingang van 30 april 2017.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015.

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op……………...

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris

dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon

Naar boven