Provincie Zeeland – Wijziging Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 en vaststelling Wijzigingsregeling subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 8 maart 2016, kenmerk 16003601, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 en vaststelling van de Wijzigingsregeling subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015.

 

Gedeputeerde Staten van Zeeland;

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gedeputeerde Staten van Limburg;

 

Gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Gelet op artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg;

 

Overwegende dat de 12 Nederlandse provincies, in landsdelig verband, op 11 december 2014 een Samenwerkingsagenda hebben ondertekend met de minister van Economische Zaken en vertegenwoordigers van de nationale topsectoren en MKB-Nederland, waarin onder andere is afgesproken om te komen tot stroomlijning van het financiële instrumentarium om innovatie bij het MKB te stimuleren en hiertoe de drie Zuidelijke provincies voor gezamenlijke subsidieverstrekking in 2015 de Subsidieregeling MKB-innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat het Rijk in 2016 opnieuw middelen beschikbaar heeft gesteld voor een aantal gestandaardiseerde MKB-instrumenten die in alle regio’s van Nederland worden uitgevoerd en derhalve een aanpassing van de Subsidieregeling MKB-innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015 noodzakelijk is;

 

Overwegende dat ter rechtvaardiging van deze subsidie daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing worden geacht:

  • a.

    de artikelen 25 en 28 van verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (algemene groepsvrijstellingsverordening);

  • b.

    Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013 (de-minimisverordening);

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De onderdelen u tot en met w worden geletterd w tot en met y.

  • 2.

    Onderdeel t vervalt.

  • 3.

    De onderdelen m tot en met s worden geletterd p tot en met v.

  • 4.

    De onderdelen k en l worden geletterd m en n.

  • 5.

    Na onderdeel j worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

    • k.

      innovatief product: technologisch nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;

    • l.

      innovatief productieproces: technologisch nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;

  • 6.

    Na onderdeel n wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • o.

      innovatieve dienst: technologisch nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;

  • 7.

    Onderdeel x, onder 4 komt te luiden:4º. Hightech Systemen & Materialen inclusief ICT en Solar;

B.

Artikel 1.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b wordt “reden” vervangen door: redenen.

  • 2.

    Onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      de subsidie geen stimulerend effect, als bedoeld in artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, heeft;

C.

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

  • 2.

    Er worden drie leden ingevoegd, die luiden:

    • 2.

      Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van kosten per kostendrager voor indirecte kosten bedraagt het opslagpercentage voor de indirecte kosten, bedoeld in artikel 3, onder d, van de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies van de uurtarieven, 50%.

    • 3.

      Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief bedraagt het uurtarief per gewerkt uur als bedoeld in artikel 3, onder e, van de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies, € 60 per uur.

    • 4.

      Het forfaitair vastgesteld uurtarief , bedoeld in het vorige lid, wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten.

D.

Artikel 1.7, onder a, komt te luiden:

  • a.

    kosten gemaakt voor de startdatum van het project;

E.

Artikel 1.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd luidende:

    • 2.

      Een aanvraag is tijdig ingediend indien die voor het einde van de termijn is ontvangen.

F.

In artikel 1.9, tweede lid wordt na “termijn” ingevoegd: met 12 weken.

 

G.

Artikel 2.2 komt te luiden:

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.4, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1, geweigerd indien aan aanvrager voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder a, geweigerd indien de aanvrager voorafgaand aan het indienen van de volledige subsidieaanvraag, reeds verplichtingen is aangegaan jegens de verstrekker van het innovatieadvies.

H.

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onder d, onder e, onder f en onder h wordt telkenmale na “innovatief product” een komma ingevoegd en: innovatief productieproces of innovatieve dienst.

  • 2.

    In het eerste lid, onder e wordt “als” verwijderd.

  • 3.

    Onderdeel i komt te luiden:

    • i.

      aan het project ligt een concrete offerte van de kennisinstelling of onafhankelijke adviesorganisatie ten grondslag.

  • 4.

    Onderdeel j vervalt.

  • 5.

    Het tweede en derde lid komen te luiden:

    • 2.

      Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

    • 3.

      Onverminderd het eerste lid, wordt indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

I.

Artikel 2.4, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onder b, onder c en onder d wordt na “innovatief product” telkenmale een komma ingevoegd en: innovatief productieproces of innovatieve dienst.

  • 2.

    De onderdelen e en f vervallen.

  • 3.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

J.

In artikel 2.6 wordt “van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015” vervangen door: van 10 mei 2016 tot en met 1 september 2016.

 

K.

In artikel 2.7 wordt “€ 2.700.000” vervangen door: € 3.190.802.

 

L.

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      De percentages, bedoeld in de voorgaande leden, worden gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun, aan subsidieontvanger niet meer bedragen dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 2.

    Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 4.

      Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun en niet wordt voldaan aan artikel 2.3, tweede lid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

M.

Artikel 2.9, tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie als datum van binnenkomst:

    • a.

      het tijdstip van de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, indien op dezelfde dag alleen aanvragen digitaal binnenkomen;

    • b.

      de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, indien op dezelfde dag zowel aanvragen per post als aanvragen digitaal binnenkomen.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enig tijdstip te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats door middel van loting:

    • a.

      van de op dat tijdstip binnengekomen volledige subsidieaanvragen, indien op die dag alleen aanvragen digitaal binnenkomen;

    • b.

      van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen, indien op die dag zowel aanvragen per post als aanvragen digitaal binnenkomen.

N.

Na artikel 3.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.1a Weigeringsgrond

Onverminderd artikel 1.4, wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1, geweigerd indien aan aanvrager voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

 

O.

Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

  • 2.

    De onderdelen g tot en met k komen te luiden:

    • g.

      ten minste 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door MKB-ondernemers die zijn gevestigd in Zuid-Nederland;

    • h.

      het project is gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

    • i.

      het project draagt bij aan het creëren van economische waarde voor:

      • 1º.

        de deelnemers in het samenwerkingsverband; of,

      • 2º.

        de topclusters en topsectoren; of,

      • 3º.

        de Zuid-Nederlandse economie;

    • j.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, is voldoende toegerust voor het uitvoeren van het project blijkens:

      • 1º. 

        complementariteit van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 2º.

        capaciteiten van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 3º.

        de kwaliteit van de projectorganisatie;

    • k.

      het project draagt bij aan:

      • 1º.

        vernieuwing van producten, processen of diensten; of,

      • 2º.

        wezenlijke nieuwe toepassing van bestaande producten, processen of diensten;

  • 3.

    Na onderdeel k wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • l.

      het project scoort tenminste 50 punten op de verdeelcriteria als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid.

  • 4.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

P.

In artikel 3.4 wordt “ 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015” vervangen door: 5 juli 2016 tot en met 1 september 2016;

 

Q.

Artikel 3.5 komt te luiden:

Artikel 3.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 3.4 vast op € 7.445.205 met dien verstande dat maximaal 50% van het subsidieplafond wordt toegekend voor aanvragen met een subsidiehoogte van € 200.000 tot en met € 350.000.

 

R.

Artikel 3.6 komt te luiden:

Artikel 3.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.1 bedraagt 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 per subsidiabele activiteit.

  • 2.

    Het percentage, bedoeld in het voorgaande lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun, aan subsidieontvanger niet meer bedragen dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 3.

    De totale subsidie wordt niet verstrekt, indien toepassing van de voorgaande leden tot gevolg heeft dat een deel van de subsidie dat aan een deelnemer aan het samenwerkingsverband toekomt:

    • a.

      minder dan € 25.000 bedraagt; of,

    • b.

      meer bedraagt dan:

      • 1º.

        € 100.000 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000 is; of

      • 2º.

        meer bedraagt dan € 175.000 indien het subsidiebedrag hoger dan € 200.000 is.

S.

Artikel 3.7 komt te luiden:

Artikel 3.7 Verdeelcriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, productieproces of dienst wordt verwacht, te waarderen met maximaal 30 punten;

    • b.

      de mate waarin economische waarde wordt gecreëerd, te waarderen met maximaal 30 punten, voor:

      • 1º.

        de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder a,

      • 2º.

        de topclusters en topsectoren; of,

      • 3º.

        de Zuid-Nederlandse economie;

    • c.

      de mate van kwaliteit van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder a, te waarderen met maximaal 30 punten, gezien de:

      • 1º.

        complementariteit van de deelnemers;

      • 2º.

        capaciteiten van de deelnemers;

      • 3º.

        kwaliteit van de projectorganisatie;

    • d.

      de mate waarin een vernieuwende crossover wordt gerealiseerd te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 2.

    Indien na toepassing van het eerste lid, en artikel 3.2, onder j, blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 3.5, te boven gaan, worden de aanvragen gerangschikt op volgorde van puntenaantal waarbij de aanvraag met de meeste punten bovenaan eindigt.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat meer dan 50% van het subsidieplafond wordt verstrekt aan aanvragen met een subsidiehoogte van € 200.000 tot en met € 350.000, wordt subsidie niet verstrekt aan aanvragen die het maximum van 50% van het subsidieplafond overschrijden.

  • 4.

    Indien toepassing van het tweede lid, ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

T.

In artikel 3.8 wordt “ artikel 3.2 onder g, j en k vervangen door: artikel 3.2, eerste lid, onder i, j, k en l.

 

U.

In artikel 4.1 wordt na “ 2016” ingevoegd: en vervolgens ieder jaar.

 

V.

In artikel 4.2 wordt “30 april 2016” vervangen door: 30 april 2017.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Wijzigingsregeling subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 8 maart 2016

de voorzitter de secretaris.

 

’s-Hertogenbosch, 8 maart 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris

 

 

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Limburg, gehouden op 8 maart 2016

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de secretaris

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 8 maart 2016.

 

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

 

Uitgegeven 17 maart 2016

De secretaris, A.W. Smit

Toelichting behorende bij de Wijzigingsregeling subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Nederland 2015.

Algemeen

Op 11 december 2014 is de Samenwerkingsagenda ondertekend, waarin de gezamenlijke provincies (op landsdelig niveau), het ministerie van EZ, de topsectoren en MKB-Nederland afspraken hebben gemaakt over afstemming van het brede innovatiebeleid t.a.v. het MKB. Onderdeel daarvan is een traject om te komen tot een samenhangende set financiële instrumenten voor het stimuleren van de eerste fases van innovatie, voor het MKB in het gehele land. Als eerste stap wordt daarbij gekeken naar de MKB-instrumenten in de OP-programma’s en de MKB-instrumenten in de nationale zogeheten MIT-regeling. Tussen EZ en landsdelen is afgesproken de uitvoering van die MIT-regeling zoveel mogelijk te decentraliseren. EZ was daartoe bereid, mits uitvoering plaatsvindt op landsdelig niveau. Dit om te voorkomen dat de middelen over 12 provincies worden versnipperd, met het risico op onderbenutting, respectievelijk om er voor te zorgen dat binnen de tender voor Samenwerkingsprojecten op landsdelig niveau de beste projecten worden gehonoreerd.

 

De effecten of uitkomsten van het pilotjaar 2015 hebben er toe geleid dat het Rijk opnieuw middelen beschikbaar heeft gesteld.

 

Deze nieuwe middelen samen met enige correcties hebben geleid tot de wijzigingsregeling.

 

Europese regelgeving in het kader van staatssteun

Bij subsidieverstrekking op grond van deze regeling kan sprake zijn van staatssteun, uitgaande van het volgende:

  • -

    aanvrager is een MKB-onderneming is en valt onder de definitie van onderneming in de zin van het Europees recht;

  • -

    het voordeel dat met de subsidie wordt verkregen, zou niet op de markt zijn verkregen, anders was de stimulans immers niet nodig geweest;

De subsidie geldt voor een specifieke sector en voor een specifieke regio; De maatregel vervalt in potentie de mededinging of concurrentiepositie (dit vereist individuele beoordeling).

 

Staatssteun is in beginsel verboden maar uitzonderingen zijn mogelijk. Afhankelijk van het project wordt in deze regeling gebruik gemaakt van de volgende bepalingen uit de algemene groepsvrijstellingsverordenining:

  • -

    voor het innovatieadviesproject uit paragraaf 2, artikel 28, innovatiesteun voor KMO’s;

  • -

    voor het haalbaalheidsproject uit paragraaf 2 en voor het R&D- samenwerkingsproject uit paragraaf 3, artikel 25, steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie.

Indien sprake is van staatssteun, geen van de vrijstellingen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en het gevraagde subsidiebedrag onder de de-minimisdrempel blijft, dan wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening.

 

In Europese regelgeving wordt een aantal specifieke eisen voorgeschreven ingeval de subsidie als staatssteun wordt aangemerkt. Deze regelgeving is pas van toepassing zodra sprake is van het subsidiëren van ondernemende activiteiten. Als toepassing van de Asv’s in strijd is met EU-regelgeving op dit vlak, gaat laatstgenoemde regelgeving voor. Veelal betreft dit verantwoordingsbepalingen omdat dergelijke subsidies veelal op basis van werkelijke kosten moeten worden afgerekend opdat aangetoond kan worden dat binnen de toegestane steunpercentages wordt gesubsidieerd en geen sprake is van overcompensatie. Deze bepalingen blijven buiten werking, overigens is dit in artikel 2, vierde lid, van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg ook bepaald. Vanwege de eisen die de algemene groepsvrijstellingsverordening stelt aan subsidieregelingen die onder de algemene groepsvrijstelling vallen, wordt in de regeling wel opgenomen welke bepalingen uit de Asv’s buiten werking blijven.

 

Juridisch kader

De regeling is vastgesteld door de drie colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft.

 

Artikelsgewijs

Artikel I Wijzigingen

A.

De wijzigingen in dit artikel leiden niet tot inhoudelijke wijzigingen maar betreffen het codificeren van de uitleg van een aantal begrippen en een verplaatsing van bepalingen naar het tweede lid.

 

B.

Artikel 1.4, onderdeel c ziet op verduidelijking. Dit betreft geen inhoudelijke wijziging. In artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat de verordening slechts van toepassing is als de steun stimulerend effect heeft. Tevens is bepaal dat stimulerend effect wordt geacht aanwezig te zijn indien een schriftelijke aanvraag om subsidie is ingediend voordat de werkzaamheden van het project of de activiteit zijn aangevangen. Dit betekent dat alleen van een stimulerend effect sprake is indien de subsidieaanvraag is ingediend voordat de werkzaamheden aan het project of activiteit zijn begonnen.

 

C.

Op grond van artikel 3 van de Nadere regels met betrekking tot uniforme berekeningswijzen uurtarieven in het kader van het verstrekken van subsidies, schrijft de subsidieverlener een standaardberekeningswijze en de wijze waarop deze berekeningswijze wordt uitgevoerd, voor. In artikel 1.6 is hiertoe aangegeven welk opslagpercentage en welk forfaitair uurtarief een subsidieaanvrager dient te hanteren in zijn aanvraag.

 

D.

In het aanvraagformulier geeft de aanvrager de geplande startdatum van het project. Indien kosten voor deze datum worden gemaakt, zijn dit geen subsidiabele kosten.

 

E.

In de regeling wordt aangesloten bij de terminologie van de Awb, waar de term “indienen” wordt gebruikt. Ook het gegeven dat de norm zich richt tot de aanvrager, rechtvaardigt het gebruik van deze term. Om dispuut over de uitleg van het woord indienen te voorkomen, is overeenkomst artikel 6:9 van de Awb, uitsluitsel gegeven in de regeling over het moment waarop een aanvraag tijdig is ingediend. Een aanvraag is op grond van deze bepaling tijdig ingediend als deze voor het einde van de termijn is ontvangen. Dit betekent dat een aanvraag die voor het einde van de termijn is verzonden maar na afloop van de termijn wordt ontvangen, buiten de termijn is ingediend.

 

G

De weigeringsgrond in het eerste lid heeft een ruimere reikwijdte nu zowel van toepassing is op innovatieadviesdiensten als op haalbaarheidsprojecten.

 

H.

De wijzigingen in artikel 2.3 betreffen voornamelijk verduidelijkingen van bestaande tekst.

Voorts is het verplichte positieve advies van de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen vervallen. Dit advies behoeft niet meer vooraf gevraagd te worden. In het beoordelingsproces vraagt de subsidieverstrekker advies aan de ROM’s omtrent het voldoen van een project aan de subsidievereisten.

 

I.

De wijzigingen in artikel 2.4 betreffen voornamelijk verduidelijkingen van bestaande tekst.

Voorts is het verplichte positieve advies van de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen vervallen. Dit advies behoeft niet meer vooraf gevraagd te worden. In het beoordelingsproces vraagt de subsidieverstrekker advies aan de ROM’s omtrent het voldoen van een project aan de subsidievereisten.

 

J.

In artikel 2.6 is de openstellingsperiode voor 2016 opgenomen.

 

K.

In artikel 2.7 is het totaal beschikbare subsidieplafond voor 2016 opgenomen.

 

L.

De wijzigingen in artikel 2.8 betreffen een verduidelijking nu nog helderder wordt gemaakt dat stapeling van subsidies beperkt is door de beperkingen die op grond van staatssteun en andere Europese regelgeving gelden voor het verstrekken van steun.

 

M.

In artikel 2.9 is tot uitdrukking gebracht dat de aanvragen veelal digitaal binnenkomen.

 

N.

In artikel 3.1. a is overeenkomstig artikel 2.2, eerste lid, de mogelijkheid om voor eenzelfde project twee keer subsidie aan te vragen op grond van dezelfde paragraaf, uitgesloten.

 

O.

De wijzigingen in artikel 3.2 betreffen voornamelijk verduidelijkingen van bestaande tekst. Het eerste lid onderdeel j is toegevoegd ten behoeve van een minimaal kwaliteitsniveau van de te subsidiëren projecten.

 

P.

In artikel 3.4 is de openstellingsperiode voor 2016 opgenomen.

 

Q.

In artikel 3.5 is het totaal beschikbare subsidieplafond voor 2016 opgenomen.

In dit plafond is een onderscheid gemaakt tussen zogenoemde grote projecten, projecten waarvoor een subsidie tussen € 200.000 tot en met € 350.000 wordt toegekend, en kleine projecten, met een subsidie tot € 200.000, om te voorkomen dat niet het gehele subsidieplafond wordt toebedeeld aan grote projecten.

 

R.

Ook in artikel 3.6 is de oude bepaling verduidelijkt, zodat uit de tekst zonder meer duidelijk is dat de gehele subsidieaanvraag wordt geweigerd indien de subsidiehoogte en verdeling van de subsidie over de deelnemers van het samenwerkingsverband er toe leidt dat een of meer deelnemers minder dan € 25.000 ontvangen of juist meer dan € 100. 000 respectievelijk meer dan € 175.000 (afhankelijk van het totaal aangevraagde bedrag).

 

S.

In artikel 3.7 is toegevoegd dat rangschikking plaatsvindt, ongeacht of het subsidieplafond is overschreden (eerste lid). Voorts is in het derde toegevoegd dat indien na rangschikking meer dan 50% van het plafond naar grote projecten gaat, die aanvragen worden geweigerd boven de 50%-grens van het subsidieplafond.

 

V.

Vanwege de nieuwe openstelling is de vervaldatum van de regeling met een jaar opgeschort.

Naar boven