Herdruk Beleidskader toewijzingscriteria voor de capaciteitstoedeling van het lokaal spoor in de Provincie Utrecht

Dit betreft een herdruk van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2015-7823.html i.v.m. een wijziging van het documenttype.

 

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015, nr. 8171BD98, tot vaststelling van het Beleidskader toewijzingscriteria voor de capaciteitstoedeling van het lokaal spoor in de Provincie Utrecht.

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht (GS);

Beslissende over toewijzingscriteria voor de verdeling van de vervoercapaciteit op lokaal spoor in de Provincie Utrecht conform artikel 30, tweede lid, Wet lokaal spoor (Wls).

 

Overwegen het volgende:

Bij inwerkingtreding van de Wls gaat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid, aanleg, het beheer en onderhoud van het lokaal spoor in de provincie Utrecht over van de Minister van Infrastructuur & Milieu naar GS.

 

Op grond van artikel 8 van de Wls is een ieder, daaronder begrepen de vervoerder, verplicht het beheer van de lokale spoorweginfrastructuur te gedogen voor zover dit voor de goede uitvoering van het beheer noodzakelijk is. Onder dit beheer is ook begrepen het vervoer dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het beheer en het verrichten van test- en proefritten door de beheerder.

 

Op grond van artikel 35 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) is een ieder die enig recht kan doen gelden op de lokale spoorweginfrastructuur, daaronder begrepen de Provincie Utrecht als eigenaar van de infrastructuur, verplicht het gebruik daarvan door de concessiehouder redelijkerwijs te gedogen voor zover dit voor de goede uitvoering van de concessie nodig is. Onder de uitvoering van de concessie is ook het verrichten van test- en proefritten door de vervoerder begrepen.

 

Op grond van artikel 26, eerst lid, van de Wls is het verboden met een spoorvoertuig over een lokale spoorvoertuig te rijden zonder een geldig veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 27 en een met de beheerder gesloten toegangsovereenkomst als bedoeld in artikel 30.

 

Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wls hebben de beheerder en de vervoerder een toegangsovereenkomst gesloten die in elk geval bedingen bevat over de te bieden kwaliteit van de lokale spoorweginfrastructuur en de dagen en tijdstippen waarop vervoer over de lokale spoorweginfrastructuur is toegestaan.

 

Wettelijk is bepaald dat hulpdiensten waar mogelijk gebruik mogen maken van vrije trambanen.

 

GS moeten op grond van artikel 30, tweede lid, van de Wls een beleidskader vaststellen met toewijzingscriteria, dat de beheerder bij de verdeling van de vervoerscapaciteit in acht moet nemen. Daarbij is bepaald dat voorrang wordt gegeven aan de capaciteit die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de concessie als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Wp2000.

Besluiten :

Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Wls het volgende beleidskader voor de toedeling van vervoerscapaciteit op het lokale spoor in de Provincie Utrecht vast te stellen:      

  • 1.

    De beschikbare capaciteit wordt in eerste instantie toegewezen aan de uitvoering van het railvervoer op grond van de concessie op basis van de Wp2000.

  • 2.

    In geval van meerdere concessies op basis van de Wp2000 voor het verrichten van openbaar vervoer op het lokaal spoor zijn verleend, zal de Provincie Utrecht afspraken maken met alle vervoerders met een concessie over de dienstregeling en het daaruit voortvloeiende beslag op de capaciteit van de railinfrastructuur.

  • 3.

    Restcapaciteit op vrije trambanen die zijn voorzien van een verharding is beschikbaar voor lijnbussen ten behoeve van de uitvoering van een door GS verleende concessie op basis van de Wp2000, dan wel lijnbussen ten behoeve van de uitvoering van  openbaar vervoer van en naar een concessiegebied als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wp2000.

  • 4.

    Vervoerders die capaciteit vragen voor railvervoer dat niet valt onder het vervoer genoemd in de leden 1 t/m 3 op de lokale spoorweg in het toepassingsgebied, kunnen alleen gebruik maken van restcapaciteit als gegarandeerd is dat de concessiehouders geen enkele beperking wordt opgelegd en/of ondervinden.

  • 5.

    Vervoerders die capaciteit vragen voor vervoer genoemd onder lid 4 dienen alle kosten die door het vervoer worden veroorzaakt te vergoeden aan de partij die de kosten moet maken. Het gaat daarbij om ten minste onderhoudskosten aan de infrastructuur, energiekosten en kosten voor verkeersleiding op basis van gereden kilometers en administratiekosten.

  • 6.

    Restcapaciteit voor vervoer genoemd in lid 4 kan alleen worden toebedeeld tot de eerstvolgende dienstregelingswijziging van de OV-concessie(s).

  • 7.

    Ingeval van een tekort aan capaciteit voor vervoer genoemd in lid 4 wordt de beschikbare capaciteit verdeeld in de verhouding van de aangevraagde hoeveelheid, tenzij anders wordt overeengekomen.

Inwerkingtreding en geldigheidsduur:

Dit beleidskader treedt in werking op 1 december 2015 en heeft een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter

Secretaris

Naar boven