Wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek

 

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Lochem, Montferland, Oost-Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk en Zutphen en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende dat:

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd en bij koninklijk besluit in werking is getreden per 1 januari 2015;

  • -

    de deelnemers de intentie hebben om voor de begroting voor het jaar 2017 de eerste stappen te zetten in de omschakeling van input- naar outputfinanciering;

  • -

    het dagelijks bestuur de wens heeft om het aantal leden van zijn bestuur te verhogen naar 4;

  • -

    het wenselijk is om hiervoor de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek op deze onderdelen aan te passen en aan te vullen en tevens enkele andere wijzigingen daarin mee te nemen;

gezien het daartoe strekkende verzoek van het dagelijks bestuur, namens het algemeen bestuur, van de Omgevingsdienst Achterhoek;

gelet op het bepaalde in artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de verkregen toestemming van Provinciale Staten en de gemeenteraden van de deelnemers;

BESLUITEN

de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek, in werking getreden op 7 november 2012, als volgt te wijzigen:

Artikel I

Vast te stellen de navolgende wijziging tot aanpassing van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek:

A

Artikel 1, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In onderdeel a wordt voor de puntkomma toegevoegd de zinsnede: , dan wel de daarvoor in de plaats getreden wet- en regelgeving.

  • b.

    De onderdelen c tot en met m worden verletterd tot onderdelen d tot en met n.

  • c.

    Na onderdeel b wordt een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidend:

  • c.

    BRIKS-taken: de taken op het terrein van Bouwen, Ruimtelijke Ordening, Reclame, Inrit, Kappen en Slopen;.

  • d.

    In onderdeel e (nieuw) wordt het woord “gpbv-installatie” vervangen door: IPPC-installatie.

  • e.

    In onderdeel m (nieuw) wordt geschrapt de zinsnede “versie 2.0” en vervangen door: versie 2.1, dan wel de daarvoor in de plaats getreden wet- en regelgeving.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In de aanhef wordt het woord “belang” vervangen door: belangen.

  • b.

    In het artikel wordt de zinsnede “ter zake van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het kader van” vervangen door: ter zake van vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering in het kader van.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt de zinsnede “genaamd openbaar lichaam Omgevingsdienst Achterhoek” vervangen door: genaamd Omgevingsdienst Achterhoek, afgekort ODA.

  • b.

    In het tweede lid wordt voor het woord “gevestigd” ingevoegd: statutair. Het woord “Bronckhorst” wordt vervangen door: de gemeente Bronckhorst.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid worden de woorden “het belang” vervangen door: de belangen.

  • b.

    Het tweede lid vervalt.

  • c.

    Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidend:

    1.Deelnemers kunnen ook de uitvoering van coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met de basistaken onderbrengen bij het openbaar lichaam.

  • d.

    In het derde lid wordt het woord “basistaken” vervangen door de zinsnede: taken bedoeld in het eerste en tweede lid. Het woord “overeenkomsten” wordt vervangen door: dienstverleningsovereenkomsten.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid worden de woorden “het belang” vervangen door: de belangen. In het eerste lid vervalt de zinsnede “bij het treffen van de regeling”. Toegevoegd wordt de zinsnede: , waaronder in ieder geval begrepen de overige milieutaken niet vallend onder het basistakenpakket, ruimtelijke ordeningstaken, BRIKS-taken, brandveilig gebruik, uitvoeren van een werk, taken betreffende de Monumentenwet, de Algemene plaatselijke verordening met betrekking tot de leefomgeving dan wel de daarvoor in de plaats getreden wet- en regelgeving.

  • b.

    Het tweede lid 2 vervalt.

  • c.

    Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidend:

    • 1.

      Deelnemers kunnen ook de uitvoering van de coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met de overige taken inbrengen bij het openbaar lichaam.

  • a.

    In het derde lid wordt de zinsnede “het treffen van” vervangen door: het deelnemen aan. Achter het woord “eerste” wordt toegevoegd: en tweede.

  • b.

    In het vierde lid wordt achter het woord “eerste” toegevoegd: en tweede. Het woord “overeenkomsten” wordt vervangen door: dienstverleningsovereenkomsten. De zinsnede “tussen de deelnemer die het aangaat en het openbaar lichaam” wordt vervangen door: tussen een deelnemer en het openbaar lichaam.

F

In artikel 6, tweede lid wordt het woord “overeenkomsten” vervangen door: dienstverleningsovereenkomsten.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt de zinsnede “die de taken aan zich hebben getrokken” vervangen door: aan wie de taken zijn toebedeeld.

  • b.

    In het tweede lid wordt de zinsnede “bovenregionale taken en complexe taken die het openbaar lichaam aan zich heeft getrokken” vervangen door: de in het eerste lid genoemde taken die het openbaar lichaam toebedeeld heeft gekregen.

  • c.

    In het vierde lid wordt de zinsnede “bovenregionale en complexe taken” vervangen door: de taken genoemd in het eerste lid.

  • d.

    In het vierde lid wordt het woord “overeenkomsten” vervangen door: samenwerkingsovereenkomsten.

  • e.

    In het vijfde lid wordt de zinsnede “complexe taken en bovenregionale taken” vervangen door: de taken genoemd in het eerste lid.

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het eerste lid komt als volgt te luiden:

    • 1.

      De deelnemers dragen bij aan de kosten van het goed functioneren van het openbaar lichaam en het uitvoeren van de bij hem ondergebrachte taken, als bedoeld in artikel 4 en artikel 5.

  • a.

    Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.

  • b.

    Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidend:

    • 1.

      In de begroting wordt aangegeven de, door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.

  • a.

    Het vierde en vijfde lid vervallen.

  • b.

    Het derde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

  • c.

    Na het derde lid (nieuw) wordt een nieuw vierde lid ingevoegd luidend:

    • 1.

      Het algemeen bestuur stelt regels vast over de wijze waarop de door de deelnemers verschuldigde bijdragen worden bepaald. Een besluit tot vaststelling van de regels behoeft tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • a.

    In het zesde lid wordt de zinsnede “te weten vijfentwintig procent van de verschuldigde bijdrage” vervangen door: te weten respectievelijk vijfentwintig, vijfendertig, twintig en twintig procent van de verschuldigde bijdrage conform de voor dat jaar vastgestelde begroting.

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt “personen” vervangen door: leden.

J

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

  • a.

    Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

  • b.

    Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vierde en vijfde lid.

  • c.

    In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede “de leden 1 tot en met 6” vervangen door: het eerste tot en met vierde lid.

K

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde lid in vijfde lid.

L

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het tweede tot en met vijfde lid vervalt.

  • b.

    Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidend:

    • 1.

      Het algemeen bestuur kan, met uitzondering van de bevoegdheden tot het vaststellen van de begroting, de wijziging van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening, bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • a.

    Het zesde lid wordt vernummerd tot derde lid.

  • b.

    Het zevende lid vervalt.

  • c.

    Het achtste lid wordt vernummerd tot vierde lid.

M

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid komt als volgt te luiden:

1.Het dagelijks bestuur bestaat naast de voorzitter uit drie andere leden.

N

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid vervalt de zinsnede “in zijn eerste vergadering na inwerking treding van deze regeling” en wordt “de leden” vervangen door: de andere leden.

  • b.

    In het derde lid wordt “ten spoedigste” vervangen door: zo spoedig mogelijk.

  • c.

    In het vierde ld vervalt de zinsnede “, niet zijnde de voorzitter,”. De zinsnede “kan te allen tijden ontslag nemen” wordt vervangen door: kan te allen tijde een verzoek tot ontslag indienen. De tweede volzin “Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur” wordt vervangen door: Een verzoek daartoe wordt schriftelijk ingediend bij het algemeen bestuur. De zinsnede “zodra in zijn opvolging is voorzien” wordt vervangen door: zodra het algemeen bestuur het verzoek heeft ingewilligd en in zijn opvolging is voorzien.

  • d.

    In het vijfde lid wordt de zinsnede “niet zijnde de voorzitter” vervangen door: waaronder begrepen de voorzitter.

O

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

In het derde lid wordt de zinsnede “als ten minste” vervangen door: als meer dan.

P

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid, onderdeel e, wordt het “eigendom” vervangen door: bezit.

  • b.

    Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

  • c.

    In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede “met uitzondering van de directeur” vervangen door: waaronder begrepen de directeur.

  • d.

    Na het vierde lid wordt een vijfde tot en met achtste lid toegevoegd, luidend:

    • 1.

      Het dagelijks bestuur is bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede de rechtspositieregelingen voor de directeur en het overige personeel.

    • 2.

      Het dagelijks bestuur is bevoegd alle overige regelingen vast te stellen die noodzakelijk zijn.

    • 3.

      Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met uitzondering van privaatrechtelijke handelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wet en artikel 9 van de regeling.

    • 4.

      Het dagelijks bestuur is bevoegd namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voorzover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

Q

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid vervalt de zinsnede “in zijn eerste vergadering na inwerkingtreding van deze regeling”.

  • b.

    Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, luidend:

    • 1.

      De voorzitter kan te allen tijde een verzoek tot ontslag indienen. Een verzoek daartoe wordt schriftelijk ingediend bij het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in zodra het algemeen bestuur het verzoek heeft ingewilligd en in zijn opvolging is voorzien.

  • a.

    In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede “ten spoedigste” vervangen door: zo spoedig mogelijk.

R

In artikel 21 wordt het tweede lid geschrapt en vervangen door een nieuw lid, luidend:

1.De voorzitters wijzen uit hun midden een voorzitter van het in het eerste lid bedoelde overleg aan.

S

In artikel 25, eerste lid wordt voor het woord “secretaris” ingevoerd: ambtelijk.

T

Aan artikel 26 wordt een tweede lid ingevoegd, luidend:

1.De directeuren wijzen uit hun midden een voorzitter van het in het eerste lid bedoelde overleg aan.

U

Hoofdstuk 8 vervalt.

Artikel 27 vervalt.

V

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt de zinsnede “vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient” vervangen door: niet eerder dan nadat Provinciale Staten en de gemeenteraden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen in te dienen over het ontwerp.

  • b.

    In het tweede lid wordt “1 april” vervangen door: 15 april.

  • c.

    In het derde lid wordt de zinsnede “het door elk van de deelnemers” vervangen door: de door elk van de deelnemers, en wordt “bedrag” vervangen door: bijdrage.

  • d.

    In het zesde lid wordt de zinsnede “bij het dagelijks bestuur” vervangen door: binnen 8 weken na toezending van de ontwerpbegroting. De woorden “de ontwerpbegroting” worden vervangen door: de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur.

  • e.

    In het achtste lid wordt “15 juli” vervangen door: 1 augustus.

  • f.

    Het negende lid vervalt en na het achtste lid wordt een negende tot en met dertiende lid ingevoegd, luidend:

    • 1.

      Het eerste tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting met uitzondering van de in de leden vermelde data.

    • 2.

      Het eerste tot en met achtste lid is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van een begroting waarbij sprake is van een situatie dat een deelnemer lopende een begrotingsjaar meer producten of andere producten afneemt dan in een begroting is voorzien en die niet leiden tot een verhoging van de bijdragen van de andere deelnemers of als er een verschuiving plaatsvindt binnen de begrotingsposten die niet leidt tot een verhoging van de bijdragen van de deelnemers.

    • 3.

      Een wijziging van de begroting zoals omschreven in het tiende lid wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Provinciale Staten en de gemeenteraden worden over een vastgestelde wijziging geïnformeerd.

    • 4.

      Het algemeen bestuur stelt vast of er sprake is van een wijziging van de begroting zoals bedoeld in het tiende lid.

    • 5.

      Een besluit tot vaststelling of wijziging van de begroting behoeft tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

W

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het tweede lid vervalt.

  • b.

    Het derde tot en met vijfde lid wordt vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

  • c.

    Na het eerste lid worden een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidend:

    • 1.

      Het dagelijks bestuur zorgt voor de toezending van de ontwerpjaarrekening vergezeld van een behoorlijke toelichting aan Provinciale Staten en de gemeenteraden en wel vóór 15 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

    • 2.

      Provinciale Staten en de gemeenteraden kunnen binnen 8 weken na toezending van de ontwerpjaarrekening hun zienswijzen over de ontwerpjaarrekening bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen voorzien van zijn reactie toe aan de ontwerpjaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • a.

    In het vierde tot en met zesde lid (nieuw) wordt telkens het woord “rekening” vervangen door: jaarrekening.

  • b.

    In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede “het door elk van de deelnemers over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag” vervangen door: de door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar verschuldigde bijdrage.

  • c.

    Na het zesde lid wordt een nieuw zevende en achtste lid ingevoegd, luidend:

    • 1.

      Terstond na de vaststelling van de jaarrekening zendt het algemeen bestuur de jaarrekening aan Provinciale Staten en de gemeenteraden, die hierover bij de minister hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

    • 2.

      Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli aan de minister.

X

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Een batig saldo van de jaarrekening wordt toegevoegd aan de algemene reserves van het openbaar lichaam tot een maximum van het bedrag dat conform het door het algemeen bestuur bepaalde weerstandsvermogen nodig is.

  • a.

    In het tweede lid wordt de zinsnede “een nadelig saldo” vervangen door: een batig of nadelig saldo. In het tweede lid onder a en b worden telkens de woorden “ten laste” vervangen door: ten gunste of ten laste.

  • b.

    Het derde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

  • c.

    Na het tweede lid worden een nieuw derde en vierde lid ingevoegd, luidend:

    • 1.

      Indien besloten wordt een batig of nadelig sado geheel of gedeeltelijk ten gunste of ten laste van de deelnemers te brengen geschiedt dit op basis van de gerealiseerde omzet per deelnemer van het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

    • 2.

      Het dagelijks bestuur doet een voorstel tot verdeling van een batig exploitatiesaldo aan het algemeen bestuur en de deelnemers tegelijkertijd met het verzenden van de jaarrekening in overeenstemming met artikel 29 tweede lid juncto artikel 28 tweede lid.

  • d.

    In het vijfde lid (nieuw) wordt “eenparigheid” vervangen door: tweederde.

Y

Na artikel 30 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidend.

Artikel 30AFinancieel beheer

Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

Z

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt voor de punt toegevoegd de zinsnede: , behoudens indien door het algemeen bestuur een archiefverordening is vastgesteld die anders bepaalt.

AA

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid wordt de zin “Uittreding is slechts mogelijk met ingang van 1 januari” vervangen door: Uittreding is slechts mogelijk per 1 januari van enig jaar.

  • b.

    Het derde en vierde lid vervallen.

  • c.

    Het vijfde lid wordt vernummerd tot negende lid.

  • d.

    Na het tweede lid wordt een nieuw derde tot en met achtste lid ingevoegd, luidend:

  • 1.

    De gevolgen van de uittreding worden geregeld in een tussen het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer te sluiten vaststellingsovereenkomst, waarin onder andere de resterende financiële verplichtingen van de uittredende deelnemer worden vastgelegd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast ten aanzien van de wijze waarop de gevolgen van de uittreding worden bepaald en in een vaststellingsovereenkomst worden vastgelegd.

  • 3.

    In de regels als bedoeld in het zesde lid wordt in ieder geval opgenomen dat ten behoeve van de vaststelling van de uittredingskosten een onafhankelijke registeraccountant wordt ingeschakeld. De opdracht daartoe wordt verstrekt door het algemeen bestuur in overleg met de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Over de vaststellingsovereenkomst als bedoeld in het derde lid wordt besloten door het algemeen bestuur. Het besluit tot vaststelling van de vaststellingsovereenkomst als bedoeld in het derde lid behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.

  • 5.

    De kosten van het opstellen van de vaststellingsovereenkomst komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 6.

    Nadat de vaststellingsovereenkomst tussen het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen 6 maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan het openbaar lichaam te voldoen.

BB

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het tweede lid wordt de zinsnede “het voorstel van het algemeen bestuur” vervangen door: het voorstel van het algemeen bestuur daartoe.

  • b.

    In het derde lid wordt na de punt ingevoegd de zin: Het besluit tot vaststelling van het liquidatieplan behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.

  • c.

    Na het vierde lid wordt een vijfde lid ingevoegd luidend:

  • 1.

    Indien nodig blijven de bestuursorganen van de regeling na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

CC

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede “maakt daarvan onderdeel uit.” wordt vervangen door: maakt hiervan onderdeel uit.

DD

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het eerste lid wordt de zinsnede “met ingang van de dag na de dag waarop gedeputeerde staten haar ingevolge artikel 52, eerste lid, aanhef en onder j, in samenhang met artikel 27 van de Wet in het register hebben opgenomen” vervangen door: een dag nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

  • b.

    In het tweede lid wordt “Gedeputeerde staten” vervangen door: Gedeputeerde Staten en de zinsnede “artikel 26 van de Wet bedoelde toezending” vervangen door: artikel 53 van de Wet bedoelde toezending en publicatie.

  • c.

    Na het tweede lid wordt een derde lid ingevoegd, luidend:

  • 1.

    Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

EE

Artikel 40 vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Aldus besloten door

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten, in de vergadering van 1 december 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Aalten, verleend in de vergadering van 26 januari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland, in de vergadering van 10 november 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Berkelland, verleend in de vergadering van 8 december 2015;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, in de vergadering van 8 december 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Bronckhorst, verleend in de vergadering van 28 januari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem, in de vergadering van 10 november 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Doetinchem, verleend in de vergadering van 17 december 2015;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem, in de vergadering van 24 november 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Lochem, verleend in de vergadering van 18 januari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montferland, in de vergadering van 1 december 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Montferland, verleend in de vergadering van 28 januari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost-Gelre, in de vergadering van 5 januari 2016, met toestemming van de raad van de gemeente Oost-Gelre, verleend in de vergadering van 2 februari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek, in de vergadering van 12 januari 2016, met toestemming van de raad van de gemeente Oude IJsselstreek, verleend in de vergadering van 28 januari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, in de vergadering van 22 december 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Winterswijk, verleend in de vergadering van 28 januari 2016;

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, in de vergadering van 15 december 2015, met toestemming van de raad van de gemeente Zutphen, verleend in de vergadering van 18 januari 2016;

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, in de vergadering van 3 november 2015, met toestemming van het college van Provinciale Staten van de provincie Gelderland, verleend in de vergadering van 16 december 2015.

Toelichting op de wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek

Algemene toelichting

Aanleiding

Naar aanleiding van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (verder Wgr) per 1 januari 2015 is het raadzaam om de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek (verder ODA) te wijzigen. Hoewel er geen noodzaak is om de regeling van de ODA binnen een jaar na de inwerkingtreding van de wijziging van de Wgr aan te passen, wordt dit wel nagestreefd. De drie onderdelen uit de wetswijziging die vragen tot het binnen een jaar aanpassen van de regeling zijn voor de ODA niet aan de orde.

  • -

    het aantal leden van het dagelijks bestuur vormt geen meerderheid ten opzichte van het aantal leden van het algemeen bestuur;

  • -

    de regeling van de ODA betreft geen raadsregeling, zodat er ook geen sprake is van een constructie waarbij leden van het college zitting hebben in een raadsregeling, hetgeen niet langer is toegestaan;

  • -

    er is ook geen sprake van een bepaling in de regeling die het mogelijk maakt dat het openbaar lichaam zelf kan besluiten tot uitbreiding van overgedragen bevoegdheden.

De wet heeft echter wel een groot aantal wijzigingen met zich meegebracht zodat het raadzaam is om de bepalingen in de regeling aan te passen aan de gewijzigde wet.

Wetswijziging

Het parlement heeft de wijziging van de Wgr goedgekeurd en deze is op 1 januari 2015 in werking getreden bij koninklijk besluit. Deze wetswijziging heeft gevolgen voor de tekst van de Gemeenschappelijke regeling van de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). De meeste gewijzigde artikelen hebben rechtstreekse werking en gelden van de dag van inwerkingtreding van de wet. Wel is het daarbij van belang de tekst van de GR hierop aan te passen om verwarring te voorkomen.

Dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur heeft het wenselijk geacht dat de tekst wordt gewijzigd en heeft dit aan het algemeen bestuur laten weten. Dit laatste bestuur heeft ingestemd met de wenselijkheid en heeft het dagelijks bestuur opdracht verstrekt te komen tot invulling van de wijziging en deze in procedure te brengen bij de deelnemers aan de regeling.

Overige wijzigingen

Het dagelijks bestuur heeft bepaald dat zij het wenselijk acht dat de gehele regeling tegen het licht wordt gehouden en dat naast het doorvoeren van de wetstechnische wijzigingen ook de volgende zaken worden doorgevoerd in de gemeenschappelijke regeling:

  • -

    het schrappen van niet meer van toepassing zijnde bepalingen uit de regeling;

  • -

    uitbreiding van het aantal leden van het dagelijks bestuur van 3 naar 4;

  • -

    het toekomstbestendiger maken van de tekst van de regeling;

  • -

    het in de regeling mogelijk maken van de omschakeling van input- naar outputfinanciering;

Daarnaast is er een aantal tekstuele wijzigingen en enkele vanuit de organisatie aangedragen zaken die los staan van de wetswijziging in de wijziging opgenomen.

Algemeen

Aan de regeling is een duidelijke titel toegevoegd: Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek. De versie is bijgewerkt onder vermelding van de meest recente, vast te stellen versie. Aangezien het een wijziging van de eerste regeling betreft is voor de duidelijkheid op de eerste pagina vermeld op welke datum de eerste regeling in werking is getreden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b

In de huidige regeling wordt verwezen naar het basistakenpakket versie 2.3. Met de komst van de Wet verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (voorheen Wetsvoorstel VTH) zal de uitwerking van het basistakenpakket worden opgenomen in een nieuwe Algemene maatregel van bestuur. Door de toevoeging “dan wel daarvoor in de plaats getreden wet- en regelgeving” wordt de tekst toekomstbestendiger gemaakt.

Artikel 1, eerste lid, onderdeel c (nieuw)

Nieuw is de omschrijving van BRIKS-taken. Deze is toegevoegd ter verduidelijking van de taken die onder de overige taken van het omgevingsrecht worden begrepen die door de ODA kunnen worden uitgeoefend. Door de invoeging op alfabetische volgorde van een nieuwe begripsbepaling zijn de overige onderdelen in dit artikel herletterd.

Artikel 1, eerste lid, onderdeel e (nieuw)

In dit artikel wordt nog de gpbv installatie genoemd. De afkorting gpbv in het begrip gpbv-installatie staat voor integrated pollution prevention en control, Met deze term wordt een installatie aangeduid als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging. Met de komst van de Richtlijn Industriële Emissies per 1 januari 2013 (als opvolger van de IPPC-richtlijn) is bij de implementatie van deze richtlijn in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de term gpbv gewijzigd in IPPC.

Artikel 1, eerste lid, onder m (nieuw)

In de definitie van robuust wordt nog verwezen naar de kwaliteitscriteria versie 2.0. Intussen is echter versie 2.1 verschenen die nu landelijk geldt. Om de tekst te actualiseren en te zorgen dat toekomstige wijzigingen ondervangen worden, wordt nu verwezen naar de geldende criteria (versie 2.1) dan wel de daarvoor in de plaats getreden wet- en regelgeving. Er is niet gekozen voor de term toekomstige opvolgers vanwege de aankondiging van de wijziging van hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Met het Wetsvoorsteltot verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt een groot deel van de afspraken uit de package deal van 2009 verankerd in de wet. Het voorstel tot wijziging van de Wabo bepaalt dat de gemeenten en de provincie een verordening kwaliteit vast stellen, die regels stelt aan de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Ten behoeve hiervan is door de VNG en het IPO een modelverordening opgesteld. Artikel 5 van de modelverordening verwijst naar de kwaliteitscriteria 2.1. Zodra het wetsvoorstel in werking treedt dienen de gemeenten en de provincie een verordening te hebben vastgesteld. Er is een meer toekomstbestendige formulering opgenomen.

De begrippen robuust en complex

Met de provincie Gelderland is voor nu afgesproken dat in het licht van de Evaluatie van het stelsel in het voorjaar van 2016 bij de huidige wijziging van de regeling nog geen wijzigingen worden doorgevoerd ten aanzien van de begrippen robuust en complex. Dit betekent dat het begrip complex zoals dat is opgenomen in onze huidige regeling voor nu gehandhaafd blijft en dat de enige wijziging die daarin doorgevoerd wordt is dat de kwaliteitscriteria in overeenstemming wordt gebracht met de kwaliteitscriteria versie 2.1.

Artikel 2

In dit artikel wordt gesproken over de behartiging van de belangen van de deelnemers. De kop van het artikel is hiermee in overeenstemming gebracht. Bij de start van de omgevingsdienst is door een aantal deelnemers naast vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken ook adviestaken in het kader van het omgevingsrecht ingebracht. Onder de belangen die de Omgevingsdienst Achterhoek voor haar deelnemers behartigt is nu ook de advisering in het kader van het omgevingsrecht opgenomen.

Artikel 3

Het woord openbaar lichaam voor de naamgeving is verwijderd. De omgevingsdienst is een openbaar lichaam die de naam Omgevingsdienst Achterhoek heeft gekregen. Voor de duidelijkheid is ook de afkorting van de naam opgenomen. Om te benadrukken dat het hier gaat om de statutaire vestigingsplaats is het woord statutair in de bepaling toegevoegd. Door deze toevoeging heeft de tweede volzin van dit artikel geen toegevoegde waarde meer. Deze is om die reden geschrapt.

Artikel 4

De tekst is taaltechnisch aangepast aan de overige schrijfwijze in de regeling. Benadrukt is dat het in het derde lid gaat om dienstverleningsovereenkomsten.

Artikel 5

In artikel 5 wordt ter verduidelijking een aantal taken vermeld die onder de overige taken van het omgevingsrecht worden begrepen die door de ODA kunnen worden uitgeoefend. Het eerste en derde lid is gewijzigd in verband met het feit dat de regeling al bestaat. Ook hier is de tekst taaltechnisch aangepast aan de overige schrijfwijze in de regeling. Benadrukt is dat het in het vierde lid gaat om dienstverleningsovereenkomsten.

Artikel 6

Benadrukt is dat het in het vierde lid gaat om dienstverleningsovereenkomsten.

Artikel 7

Ook hier is de tekst taaltechnisch aangepast aan de overige schrijfwijze in de regeling.

Artikel 10

Op dit moment bestaat de financiële voeding van de ODA uit slechts één component, te weten de reguliere jaarlijkse bijdrage in overeenstemming met het schema in het eerste lid. In het bedrijfsplan dat is opgesteld ten behoeve van de oprichting van de ODA is al aangekondigd dat bij de start wordt uitgegaan van inputfinanciering maar dat uiteindelijk moet worden omgeschakeld naar outputfinanciering. Voor de begroting voor het jaar 2017 wil de ODA een eerste stap zetten in de richting van de outputfinanciering. Om dit mogelijk te maken is het nodig dat dit artikel wordt gewijzigd. De nieuwe bepalingen moeten het mogelijk maken dat voor de begroting van 2017 en verder de verdeelsleutel uit dit artikel niet meer wordt gehanteerd. Maar dat voor de jaarrekeningen over de jaren 2015 en 2016 nog wel kan worden uitgegaan van de inputfinanciering conform de verdeelsleutel in het huidige schema van dit artikel. Om de eerste stappen richting outputfinanciering te kunnen zetten is nu voorgesteld om de verdeelsleutel op basis van de inputfinanciering te schrappen in de regeling en daarvoor in de plaats op te nemen dat de verschuldigde bijdrage van de deelnemers wordt aangegeven in de begroting. Waarbij als extra bepaling wordt opgenomen dat het aan het algemeen bestuur is om regels vast te stellen over de wijze waarop de door de deelnemers verschuldigde bijdragen worden bepaald. Dit betreft een overgangssituatie/voorlopige wijze van werken totdat volledig is overgeschakeld op outputfinanciering. Het volledig overgaan naar outputfinanciering en de daarvoor in het stelsel te maken afspraken zal in de nabije toekomst leiden tot nadere aanpassingen van onze gemeenschappelijke regeling. De tekst in dit artikel is aangevuld om het voor de omgevingsdienst mogelijk te maken over te gaan op outputfinanciering. Het zesde lid is aangepast aan de in de praktijk toegepaste verdeling.

Artikel 11

Het betreft hier een tekstuele aanpassing.

Artikel 12

Het eerste lid is geschrapt omdat de regeling al in werking is getreden en de eerste vergadering heeft plaatsgevonden. De aanwijzing van de leden in de eerste vergadering na inwerkingtreding van de regeling heeft plaatsgevonden en is nu dus overbodig. Het huidige vijfde lid is geschrapt. Een lid van het bestuur kan namelijk geen ontslag nemen. Een lid van het algemeen bestuur wordt (eenzijdig) aangewezen door een deelnemer aan de regeling. Dit betreft een eenzijdige rechtshandeling op basis van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Een lid kan wel ontslag vragen aan de deelnemer die hem heeft aangewezen, en deze deelnemer kan besluiten het lid ontslag te verlenen, maar een lid kan geen ontslag nemen.

Artikel 13

Het vijfde lid is geschrapt. De noodzaak voor het aanwijzen van adviseurs is niet meer aanwezig. De andere omgevingsdiensten binnen het stelsel kennen deze bepaling ook niet

Artikel 14

In de wet is per 1 januari het nodige gewijzigd met betrekking tot de bevoegdheidstoedeling. In de wet zijn sinds 1 januari 2015 meer bevoegdheden toegewezen aan het dagelijks bestuur in plaats van het algemeen bestuur. De wetswijziging heeft gezorgd voor het meer in overeenstemming brengen van de organisatie van een gemeenschappelijke regeling met het dualisme. Daarmee zijn verscheidene bevoegdheden die eerst aan het algemeen bestuur waren toegekend vervallen. Zie ook artikel 18 met betrekking tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur. De rechtstreeks werkende bepalingen zijn voor de duidelijkheid overgenomen in de tekst van de regeling. De regeling blijft hiermee zijn zelfstandige leesbaarheid behouden. De huidige regeling kent al bepalingen die ook voorheen al bij wet waren geregeld en om die reden niet hoefden te worden opgenomen in de regeling. Ten behoeve van de huidige wijziging van de regeling is ervoor gekozen om de huidige structuur van de regeling aan te houden en de gewijzigde bepalingen in de wet in de regeling over te nemen. Tevens is nu een algemene bepaling opgenomen die het mogelijk maakt dat het algemeen bestuur bevoegdheden overdraagt aan het dagelijks bestuur. Onder de oude wet mocht dit alleen voor bevoegdheden die als zodanig in de tekst van de regeling zelf werden genoemd. Een aantal bevoegdheden mag het algemeen bestuur niet overdragen en die betreffen met name de financiële zaken. Zie hiervoor artikel 33 van de Wgr.

Artikel 15

Het dagelijks bestuur heeft te kennen gegeven het aantal leden van haar bestuur te willen ophogen naar 4. Vanwege de wijziging van de Wgr per 1 januari 2015 zijn meer bevoegdheden toebedeeld aan het dagelijks bestuur. Een aantal van 4 leden geeft een betere vertegenwoordiging in het dagelijks bestuur.

Artikel 16

In het eerste lid is een deel van het lid geschrapt omdat de regeling al in werking is getreden. Het woord andere (andere leden) in het eerste lid is toegevoegd om het artikel in overeenstemming te brengen met artikel 15, eerste lid van de regeling en artikel 14, eerste lid van de wet.

Het vierde lid is gewijzigd. Een lid van het dagelijks bestuur (inclusief de voorzitter) kan geen ontslag nemen. Een lid van het dagelijks bestuur wordt (eenzijdig) aangewezen door de leden van het algemeen bestuur. Dit betreft een eenzijdige rechtshandeling. Een lid kan wel ontslag vragen aan het algemeen bestuur, en het algemeen bestuur kan het lid ontslag verlenen, maar een lid kan geen ontslag nemen. Tevens heeft de nieuwe wet het mogelijk gemaakt dat naast de individuele leden van het dagelijks bestuur, ook de voorzitter kan worden ontslagen. Het ontslaan van leden van het dagelijks bestuur was op basis van de oude wet alleen mogelijk indien het nadrukkelijk in de tekst van de gemeenschappelijke regeling was opgenomen, zoals bij de ODA het geval is. Nieuw echter daarbij is dat ook de voorzitter kan worden ontslagen. Dat was voorheen niet mogelijk. Om die reden wordt dit nu vermeld in het vijfde lid.

Artikel 17

Door het vervangen van de woorden “ten minste” in “meer dan” is de formulering van dit artikel in overeenstemming gebracht met de formulering in de Provinciewet (artikel 29 Provinciewet).

Artikel 18

In dit artikel worden de nieuwe bevoegdheden van het dagelijks bestuur vermeld. Tevens zijn de leden daardoor wat van plaats verschoven. Het betreft het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel inclusief de directeur, het opstellen van allerlei regelingen voor het personeel, het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals het oprichten en deelnemen in rechtspersonen zoals stichtingen, maatschappen en vennootschappen. Deze zijn in beperkte gevallen alleen toegestaan door het algemeen bestuur. Echter door het bepaalde van artikel 9 sub e is de ODA hiertoe niet bevoegd. Tevens is het dagelijks bestuur bevoegd tot het voeren van rechtsgedingen. Daarnaast is in het eerste lid het woord “eigendom” vervangen door het woord “bezit” zodat de regeling in overeenstemming is gebracht met de formulering in artikel 57b tweede lid van de wet.

Artikel 19

In het eerste lid is een deel van de tekst geschrapt omdat de regeling al in werking is getreden en deze bepaling nu overbodig is. In het artikel is toegevoegd dat ook de voorzitter een verzoek tot ontslag kan indienen. Deze bepaling ontbrak.

Artikel 21

In dit artikel is de bepaling over de voorzitter van het overleg (van de voorzitters van de OD’s in Gelderland) aangepast. De voorzitter kan nu aangewezen worden uit het midden van de gezamenlijke voorzitters in plaats van dat de regeling bepaalt dat dit standaard de voorzitter is van de OVIJ.

Artikel 25

In het eerste lid is het woord ambtelijk toegevoegd om duidelijker te onderscheiden dat het gaat om een ambtelijk secretaris en niet om een secretaris. Een ambtelijk secretaris informeert, begeleidt en ondersteunt de leden, maar brengt geen stem uit.

Artikel 26

Aan het huidige artikel dat uit een enkel artikellid bestond is een tweede artikellid toegevoegd om de bestuurlijke afspraken uit het stelsel vast te leggen. Dit in overeenstemming met hetgeen ook bij de andere omgevingsdiensten is geregeld en om deze bestuurlijke afspraak te borgen. Zo ook in artikel 21 van de regeling.

Artikel 27

Dit artikel is geschrapt. Er is geen sprake geweest van detachering van personeel.

Artikel 28

Voor de procedure omtrent de vaststelling van de begroting is een aantal bepalingen gewijzigd naar aanleiding van de wijzigingen in de gewijzigde wet. Zo mag de begroting niet eerder dan na 8 weken nadat de begroting is opgestuurd aan de Staten en de raden worden vastgesteld door het algemeen bestuur. In de oude bepaling stond vermeld dat de begroting vóór 1 april moet worden opgestuurd. Dit is aangepast en gesteld op 15 april conform de gewijzigde wet. Door de financiële kaders voor het volgende jaar uiterlijk vóór 15 april aan te bieden aan de Staten en de raden van de deelnemers is deze informatie beschikbaar tijdens de behandeling van de voorjaarsnota. Ook de datum waarop de begroting moet worden opgestuurd aan de minister is verschoven en gesteld op 1 augustus in plaats van 15 juli. De bedoeling van de wijziging in de wet is om de deelnemers aan de regeling beter in staat te stellen de begroting door te nemen, waardoor de Staten en de raden van de deelnemers beter in de gelegenheid worden gesteld om tijdig hun eventuele zienswijzen in te dienen. In het zesde lid is toegevoegd dat de raden en de Staten hun zienswijzen binnen 8 weken na toezending van de ontwerpbegroting moeten indienen. Dit is opgenomen om zorg te dragen voor tijdige indiening van een zienswijze door de Staten en de raden van de deelnemers, zodat wordt voorkomen dat de begroting is geënt op voorlopig door de colleges van de deelnemers ingediende zienswijzen.

Verder zijn het tiende tot en met dertiende lid aan artikel 29 toegevoegd.

In artikel 59, vijfde lid van de Wgr is bepaald dat in een gemeenschappelijke regeling een bepaling kan worden opgenomen voor categorieën van begrotingswijzigingen waarvoor de begrotingsprocedure niet geldt. Het is wenselijk om hiervan gebruik te maken ter voorkoming van de administratieve rompslomp die een algehele wijziging met zich meebrengt. Ten behoeve hiervan is een nieuw tiende lid opgenomen in de regeling. Het wordt hierdoor mogelijk om beperkte wijzigingen in de begroting (die niet leiden tot wijzigingen van de bijdragen van de deelnemers) door het algemeen bestuur te laten vaststellen zonder de brede procedure van zienswijzen te doorlopen. Voor een wijziging van de begroting is wel dezelfde procedure van toepassing als bij vaststelling van de begroting. Er is sprake van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Om duidelijk te maken wanneer er sprake is van een wijziging van de begroting en wanneer het gaat om een beperkte wijziging van de begroting wordt hieronder een verduidelijking daarover gegeven. Met betrekking tot een beperkte wijziging van de begroting kan om onderscheid te maken tussen beide, als vervangende term ook gesproken worden over actualisatie van de begroting. Er is sprake van een beperkte wijziging van de begroting (actualisatie) wanneer een deelnemer lopende een begrotingsjaar meer producten of andere producten afneemt dan in een begroting is voorzien en die niet leiden tot verhoging van de bijdragen van de andere deelnemers of als er een verschuiving plaatsvindt binnen de begrotingsposten die niet leidt tot een verhoging van de bijdragen van de deelnemers. Er is sprake van een wijziging van de begroting op het moment dat het algemeen bestuur nieuw beleid ontwikkelt en dit in de begroting gaat opnemen. Het moet gaan om items die niet eerder aan de orde zijn geweest in de begroting en om die reden ook nog niet onder de aandacht zijn gebracht bij Provinciale Staten en de gemeenteraden. Bij een beperkte wijziging van de begroting (actualisatie) is niet de in de Wgr en de in de regeling opgenomen procedure tot vaststelling van de begroting en wijziging van de begroting van toepassing.

Artikel 29

Doordat de jaarrekening wel vóór 15 juli moet worden opgestuurd aan de minister is de verwijzing in dit artikel naar artikel 28 vervallen en zijn de bepalingen over de vaststelling van de jaarrekening toegevoegd aan dit artikel.

Artikel 30

Eenparigheid van stemmen geeft een vetorecht en dus bestaat de mogelijkheid van één AB-lid een besluit in de zin van dit artikel tegen te houden. Het is dus makkelijker te besluiten met tweederde meerderheid. Daarnaast is het artikel gewijzigd in aansluiting op de wijzigingen die zijn opgenomen in artikel 10 in verband met de omschakeling van input- naar outputfinanciering.

Toegevoegd artikel 30A Financieel beheer

De accountant van de ODA heeft het algemeen bestuur geadviseerd om beleid op te stellen en afspraken te maken over de hoogte van een noodzakelijke buffer en vervolgens te handelen naar de gemaakte afspraken. Dit artikel regelt het stellen van beleid hierover.

Artikel 31

Door de toevoeging in het eerste lid van de bepaling dat het algemeen bestuur anders kan besluiten wordt het mogelijk gemaakt om in de toekomst op een andere wijze het beheer van het archief mogelijk te maken. Het algemeen bestuur kan in een archiefverordening een archivaris en een archiefbewaarplaats aanwijzen voor de ODA en de voorzieningen omtrent de zorg voor archiefbescheiden vastleggen.

Artikel 33

Een besluit om uit te treden uit een GR is een eenzijdige bevoegdheid van een deelnemend bestuursorgaan (artikel 1, eerste en derde lid Wgr). Het bestuursorgaan heeft daarbij een grote mate van beleidsvrijheid. Het uittreden mag dus niet afhankelijk worden gesteld van voorwaarden die de GR stelt. De bepaling dat uittreding pas mogelijk is als de uittreder instemt met de financiële consequenties die door het bestuur zijn bepaald is daarom geschrapt. Wel moet een voor onbepaalde tijd geldende regeling bepalingen bevatten omtrent de gevolgen van een uittreding (artikel 9 Wgr). Dit kunnen afspraken zijn over de bevoegdheid voor het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de uittreding vast te stellen. Het algemeen bestuur kan op grond van deze bevoegdheid een uittreedsom vaststellen. Als ook de bevoegdheid voor het algemeen bestuur de organisatorische gevolgen van de uittreding vast te stellen. Bijvoorbeeld het gevolg dat de uittredende deelnemer bij de uittreding een deel van het personeel van de GR overneemt. Hiertoe zijn nieuwe bepalingen aan de regeling toegevoegd.

Artikel 34

Ter verduidelijking is hier opgenomen dat een vast te stellen liquidatieplan door het algemeen bestuur tweederde meerderheid van de stemmen nodig heeft om te kunnen worden vastgesteld.

Het vijfde lid is opgenomen om het mogelijk te maken dat de na opheffing van de regeling het bestuur in functie kan blijven om de opheffing te begeleiden.

Artikel 36

De wijziging betreft een tekstuele aanpassing.

Artikel 37

De regeling is in werking getreden, zodat de bepaling van het tijdstip overbodig is geworden.

Artikel 38

Per 1 januari 2015 is in de wet de wijze van bekendmaken en daarmee de wijze van inwerkingtreding van de regeling gewijzigd. De regeling dient nu door Gedeputeerde Staten te worden gepubliceerd in de Staatscourant om in werking te kunnen treden. Dit artikel is aangepast aan de bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de gewijzigde wet. De inwerkingtreding van de regeling is nu niet meer gekoppeld aan de inschrijving in het register maar aan de bekendmaking.

Artikel 40

Dit artikel kan vervallen omdat er geen sprake meer is van een eerste begroting.

Naar boven