Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2016, 1020 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2016, 1020 | Verordeningen |
Besluit van Gedeputeerde Staten van 16 februari 2016, PZH 2016-542519788 (DOS-2013-0010135) tot wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland
Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland,
Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
Overwegende dat het wenselijk is om de wijzigingen in de landelijke modelregeling door te voeren in de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland;
Vast te stellen de wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland
De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan landbouwbedrijven die voldoen aan de criteria bedoeld in bijlage 1 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.6a wijze van indienen van en vereisten aan een subsidieaanvraag
Een aanvraag om subsidie bevat ten minste:
een projectplan waarin tenminste is opgenomen:
1° de doelstellingen van het project;
2° een probleemanalyse waaruit onder andere de noodzaak van het project en de ter uitvoering van het project te maken kosten blijkt;
3° de wijze van uitvoering van het project;
4° de wijze waarop de resultaten van het project worden getoetst;
Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:
Tot het bruto jaarloon behoort het in enig jaar aan een werknemer betaalde salaris, inclusief een niet-prestatie gebonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of een vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende cao of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief overige vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten.
Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:
Indien de bebouwde of niet bebouwde gronden zijn gelegen in Natura 2000 gebieden of onderdeel uitmaken van Kaderrichtlijn Water-opgaven buiten de Ecologische Hoofd Structuur en een redelijk alternatief voor het behalen van de natuurdoelen ontbreekt, zijn de kosten van de aankoop van gronden subsidiabel tot maximaal 30 % van de totale subsidiabele kosten, indien dit in een openstellingsbesluit door Gedeputeerde Staten is bepaald.
Artikel 1.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.14 verplichtingen van de subsidieontvanger.
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
te voldoen aan de communicatieverplichtingen omschreven in de Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 808/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr.1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo);
een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de gesubsidieerde activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat alle inkomsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met de onderliggende bewijsstukken:
1° een sluitende urenadministratie;
2° een deugdelijk en volledig inkoopdossier;
3° bewijsstukken ten name van de subsidieontvanger waaruit de aard van de geleverde goederen of diensten blijkt;
Artikel 1.15 verrekening netto inkomsten gedurende uitvoering
Indien de subsidie betrekking heeft op paragraaf 2.1, 2.7 of 2.8 of op Hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die tijdens de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden, overeenkomstig artikel 65 van VO (EU) 1303/2013 in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.
Artikel 1.16 verrekening van netto inkomsten na uitvoering
Indien de subsidie betrekking heeft op paragraaf 2.1, 2.7 of 2.8 of Hoofdstuk 3 worden netto inkomsten die na de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden overeenkomstig artikel 61 van VO (EU) 1303/2013 in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.
In artikel 1.17, derde lid, wordt de zinsnede “wordt beëindigt wegens” vervangen door: wordt beëindigd wegens.
Artikel 1.18a berekening subsidievaststelling
Artikel 1.19, tweede lid, komt te luiden:
Artikel 1.20 berekening voorschot
Artikel 1.21 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.1.6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.1.9 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 2.2.4, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel 2.2.7 wordt als volgt gewijzigd:
Paragraaf 2.3 Fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers
Artikel 2.3.1 lijst van investeringen
In aanvulling op artikel 1.3 stellen Gedeputeerde Staten een lijst op van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven. Deze lijst bevat geen investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op de verbetering van de rentabiliteit van een landbouwbedrijf.
Indien de investering waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt gedaan om te voldoen aan de normen van de Europese Unie voor landbouwproductie, wordt in afwijking van het eerste lid subsidie verstrekt aan jonge landbouwers die zich voor het eerst als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigen, uiterlijk 24 maanden na de datum waarop de betrokken landbouwer zich als bedrijfshoofd heeft gevestigd.
Artikel 2.3.5 weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.7 wordt subsidie geweigerd indien er op grond van deze paragraaf reeds subsidie is verstrekt voor het landbouwbedrijf of er op grond van hoofdstuk 2, titel 6 paragraaf 2 van de Regeling LNV subsidies of de Subsidieregeling jonge Agrariërs van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit reeds een subsidie is verstrekt aan de aanvrager.
Artikel 2.3.6 subsidievereisten
Indien de fysieke investering een onroerend goed betreft, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het volgende vereiste: de investering vindt op eigen grond van het landbouwbedrijf plaats of er is voor de investering het recht van opstal verleend door de eigenaar van de grond.
Indien de subsidieaanvrager kiest voor de berekening van de subsidie op basis van de verdeling van het eigen vermogen van de onderneming, bedraagt de subsidie in afwijking van het eerste lid, 30% van de subsidiabele kosten vermenigvuldigd met het percentage eigen vermogen van het landbouwbedrijf dat in eigendom is van jonge landbouwers.
Aan artikel 2.4.5 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
In artikel 2.4.6 wordt de zinsnede “de subsidie bedraagt” vervangen door: de subsidie, bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, onder a, bedraagt.
In artikel 2.4.7 wordt de zinsnede “de subsidie bedraagt” vervangen door: de subsidie, bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, onder b bedraagt.
Artikel 2.4.8 subsidiehoogte proces en procedure kosten in het kader van kavelruil of verplaatsing landbouwbedrijven
De hoogte van de subsidie voor proces en procedure kosten bedraagt 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.4.3, onder a en b, en artikel 2.4.4, onder a en b.
Artikel 2.5.2a subsidievereiste
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit heeft een aangetoonde directe relatie met de landbouw.
Aan artikel 2.5.3, tweede lid, wordt, onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Gedeputeerde Staten kunnen tevens één of meerdere selectiecriteria vaststellen die betrekking hebben op:
de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelen zoals vastgesteld in een of meer van de navolgende plannen:
1° provinciaal plan als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening;
2° provinciaal plan als bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet;
3° provinciaal plan als bedoeld in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998;
Artikel 2.6.2a subsidievereiste
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit heeft een aangetoonde directe relatie met de landbouw.
Aan artikel 2.6.3, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
Artikel 2.6.4 wordt als volgt gewijzigd:
Gedeputeerde Staten kunnen tevens één of meerdere selectiecriteria vaststellen die betrekking hebben op:
de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelen zoals vastgesteld in een of meer van de navolgende plannen:
1° provinciaal plan als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening;
2° provinciaal plan als bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet;
3° provinciaal plan als bedoeld in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998;
Artikel 2.7.6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.7.7 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.7.8 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.7.10 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.8.3 nadere regels samenwerkingsverband
In aanvulling op artikel 1.3, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:
Artikel 2.8.8 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.8.10 komt te luiden:
Artikel 2.8.11 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.1.2 afwijking wijze van rangschikking
Gedeputeerde Staten kunnen in een openstellingsbesluit afwijken van artikel 1.3 en artikel 1.13.
In artikel 3.5.4, tweede lid, wordt de zinsnede “activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid, onder,” vervangen door: activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid onder b.
In paragraaf 3.5 wordt artikel 3.4.5 subsidiehoogte vernoemd tot artikel 3.5.5 subsidiehoogte.
De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland is gebaseerd op een modelregeling die door alle twaalf provincies als basis wordt gebruikt voor de provinciale subsidieregeling. In de modelregeling zijn wijzigingen doorgevoerd. Met dit wijzigingsbesluit worden de wijzigingen in de modelregeling ook verwerkt in de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland.
De definitie van jonge landbouwer is verplaatst naar paragraaf 2.3. Toegevoegd aan de begripsbepalingen zijn de begrippen inpassingsmaatregelen en voorbereidingskosten.
Het toepassingsbereik van de regeling is gewijzigd, zodat duidelijk is dat alleen subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die ten goede komen aan het in de Europese Unie gelegen gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden.
Met de wijziging wordt het ook mogelijk om nadere verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden, in een openstellingsbesluit op te nemen.
Op grond van de regeling kan alleen subsidie worden verstrekt aan landbouwbedrijven die zijn aan te merken als een kleine of middelgrote onderneming. Voor de definities wordt verwezen naar bijlage 1 van de Europese Verordening nr. 651/2014 van de Commissie.
In artikel 1.6 staan de voorwaarden waar een samenwerkingsverband moet voldoen. Gewijzigd is dat de samenwerkingsovereenkomst door alle deelnemende partijen moet zijn ondertekend en dat iedere deelnemer een verklaring moet overleggen waarin de deelnemer verklaart dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor eventueel terug te vorderen subsidiebedragen.
De weigeringsgrond dat subsidie wordt geweigerd indien de activiteit wordt uitgevoerd om te kunnen voldoen aan een wettelijke verplichting, is vervallen. Voor dergelijke activiteiten zal namelijk geen openstelling plaats hebben.
Daarnaast is de weigeringsgrond dat een aanvraag niet voorzien is van een subsidiebeschikking van een ander bestuursorgaan, gewijzigd. Het is niet meer voldoende om een intentie te overleggen. Een intentie om subsidie te gaan verstrekken biedt onvoldoende zekerheid.
In artikel 1.8 staat waaruit de voorbereidingskosten uitsluitend uit kunnen bestaan. Toegevoegd zijn de personeelskosten en kosten van eigenarbeid voor architecten, ingenieurs en adviseurs die bij de subsidieaanvrager werkzaam zijn.
De berekeningswijze van de personeelskosten is gewijzigd. Het percentage voor de toeslag van de werkgeverslasten is in het artikel opgenomen. Tevens is de definitie van het begrip bruto jaarloon in de regeling opgenomen.
Aan artikel 1.10 is toegevoegd voor welke gevallen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit kunnen bepalen dat de aankoop van gronden subsidiabel zijn tot 30% van de totale subsidiabele kosten.
Geschrapt is de bepaling dat geen subsidie wordt verstrekt voor kosten van activiteiten die worden uitgevoerd in strijd met EU-maatregelen of nationaal recht.
Voor dergelijke activiteiten zal namelijk geen openstellingsbesluit worden vastgesteld.
Het artikel over de berekeningswijze van bijdragen in natura is gewijzigd. De voorwaarden waaronder de bijdragen in natura subsidiabel zijn, zijn herschreven. Daarnaast is de hoogte van de waardering van de inzet van vrijwilligers en van eigen arbeid in de regeling opgenomen.
In artikel 1.14 staan de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen.
De verplichting omtrent het aanbesteden is gewijzigd, er wordt nog slechts verwezen naar de Aanbestedingswet 2012. Voor de communicatieverplichting wordt nu verwezen naar de meest recente Europese verordening ( Uitvoeringsverordening nr. 808/2014) waarin de Europese eisen met betrekking tot de communicatie zijn opgenomen.
Toegevoegd is de verplichting om een gesubsidieerde investering op het moment van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie daadwerkelijk gebruiksklaar te hebben. Alleen de feitelijke aankoop of levering van de investering is niet voldoende.
De artikelen 1.15 en 1.16 zijn gewijzigd, omdat de artikelen een herhaling bevatten van Europese regelgeving. Voor de wijze waarop de netto inkomsten worden verrekend met de subsidie, wordt verwezen naar de relevante Europese regelgeving ( artikel 61 en artikel 65 van Verordening 1303/2013)
In het nieuwe artikel 1.17a wordt aangegeven in welke gevallen een wijzigingsverzoek niet gehonoreerd zal worden. Of een wijzigingsverzoek gehonoreerd kan worden hangt af van de activiteit die op grond van het betreffende openstellingsbesluit subsidiabel was. Daarnaast hangt het af van de selectiecriteria die in het betreffende openstellingsbesluit waren opgenomen.
Wordt de omvang een activiteit na een wijziging bijvoorbeeld veel minder, dan kan dat er toe leiden dat het wijzigingsverzoek niet gehonoreerd zal worden.
Artikel 1.18 bevat de voorschriften waaraan een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet voldoen. Gewijzigd is dat de aanvraag niet meer binnen 13 weken na afloop van de activiteiten moet zijn ingediend, maar uiterlijk op de datum die in de beschikking tot subsidieverlening is opgenomen. Dit komt de duidelijkheid ten goede.
In het nieuwe artikel 1.18a is aangegeven op welke wijze het bedrag wordt berekend waarop de subsidie wordt vastgesteld. Op basis van het ELFPO komt de aanvraag tot vaststelling niet voor. Het ELFPO gaat uit van betaalaanvragen. Bij betaalaanvragen mogen alleen kosten worden opgevoerd die subsidiabel zijn. Worden er te veel kosten opgevoerd die niet subsidiabel zijn, dan vind er een extra verlaging plaats van het bedrag dat kan worden uitbetaald.
De betaalaanvragen komen in deze regeling in twee vormen voor: de aanvraag om een voorschot en de aanvraag tot vaststelling.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten. Bij een aanvraag om een voorschot dienen dan ook bewijsstukken inzake personeelskosten te worden overlegd, in het geval de subsidie ook betrekking heeft op personeelskosten.
Omdat in artikel 1.18a al wordt beschreven op welke wijze het uit te betalen bedrag op basis van een betaalverzoek wordt berekend, kan in artikel 1.20 worden verwezen naar artikel 1.18a.
Aan artikel 1.21 wordt toegevoegd dat een voorschot vooruitlopend op realisatie maximaal 50% van de verleende subsidie kan bedragen. Dit is een voorwaarde die het ELFPO stelt aan voorschotten vooruitlopend op realisatie of uitvoering van de activiteit.
Artikel 1.24 vervalt omdat de bepaling in de praktijk tegen uitvoeringsproblemen aanloopt.
In artikel 2.1.6 wordt de term loonkosten vervangen door personeelskosten, zo wordt aangesloten bij de overige onderdelen van deze regeling. Omdat eigen arbeid een vorm van bijdragen in natura is, worden de onderdelen g en h samengevoegd.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
De bepaling dat geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van gebouwen waarvoor in de afgelopen 10 jaar steun is verstrekt of die op het moment van de subsidievaststelling niet aan de nationale vereisten voldoen, kan worden geschrapt omdat de bepaling niet meer in het Nederlandse POP-programma staat.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
De paragraaf 2.3 “Fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers” wordt ingevuld.
Per openstelling stellen Gedeputeerde Staten een lijst met investeringen vast waarvoor subsidie kan worden aangevraagd en worden verleend. In de lijst geven Gedeputeerde Staten tevens het puntenaantal vast dat per investering behaald kan worden.
In artikel 2.3.3 wordt aangegeven op welke wijze wordt vastgesteld of een aanvrager een jonge landbouwer is en op welke wijze wordt vastgelegd of de jonge landbouwer zich voor het eerst als bedrijfshoofd vestigt.
De aanvrager kan kiezen op welke wijze de subsidie moet worden berekend. De subsidie kan worden berekend op basis van het aantal jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is ten opzichte van het aantal niet- jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is. De aanvrager kan ook kiezen om de subsidie te berekenen op basis van het aandeel van het eigen vermogen van het landbouwbedrijf dat in eigendom is van jonge-landbouwers.
Indien de aanvrager kiest voor de berekening op basis van het eigen vermogen, moet bij de aanvraag een accountantsverklaring worden overlegd waarmee inzicht wordt geboden over de verdeling van het eigen vermogen van het landbouwbedrijf.
De berekening van de subsidie op basis van het aantal jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is ten opzichte van het aantal niet- jonge landbouwers dat bedrijfshoofd is van het landbouwbedrijf waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft werkt als volgt:
De investering waarvoor subsidie wordt gevraagd kost € 60.000,-.
Wanneer alleen jonge landbouwers bedrijfshoofd zijn bedraagt de subsidie 30% van de kosten tot maximaal € 20.000,-. In dit geval bedraagt de subsidie dus € 18.000,-.
In het geval er naast de jonge landbouwer(s) één niet-jonge landbouwer bedrijfshoofd is, wordt de subsidie verlaagd met 20%. In dit geval bedraagt de subsidie dus € 18.000 – 20%( =€ 3.600,-)= € 14.400,-..
Zijn er naast de jonge landbouwer(s) twee niet-jonge landbouwers bedrijfshoofd dan bedraagt de subsidie € 18.000 – 40%( = € 7.200) = € 10.800,-. De maximale verlaging van de subsidie is 80%. Dus bij vier of meer niet- jonge landbouwers die bedrijfshoofd zijn naast de jonge landbouwers bedraagt de subsidie in dit voorbeeld € 18.000,- - 80% (=€ 14.400,-) = € 3.200,-)
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
De artikelen 2.4.6 tot en met 2.4.8 zijn herschreven, zodat duidelijker is wat de berekeningswijze is van de subsidie voor de verschillende kostensoorten.
Artikel 2.4.9 is herschreven zodat de formulering gelijk is aan de andere rangschikkingsartikelen in deze regeling.
Toegevoegd is dat de investeringen een directe relatie moeten hebben met de landbouw. Deze voorwaarde vloeit voor uit het ELFPO.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
Artikel 2.5.5 is herschreven zodat de formulering gelijk is aan de andere rangschikkingsartikelen in deze regeling.
Toegevoegd is dat de investeringen een directe relatie moeten hebben met de landbouw. Deze voorwaarde vloeit voor uit het ELFPO.
Ten tijde van de vaststelling van de Uitvoeringsregeling waren personeelskosten nog niet subsidiabel op grond van het Nederlandse POP-programma. Inmiddels kan wel subsidie worden verstrekt voor personeelskosten.
Bij de wijziging van het Nederlandse POP-programma heeft ook een verschuiving in de financiële verdeling van de ELFPO middelen plaatsgevonden. Hierdoor is het mogelijk dat voor niet-productieve investeringen water een subsidie wordt verstrekt die geheel bestaat uit ELFPO middelen.
Artikel 2.6.5 is herschreven zodat de formulering gelijk is aan de andere rangschikkingsartikelen in deze regeling.
Toegevoegd is dat ook de initiatiefnemer een samenwerkingsverband in wording een subsidie kan verkrijgen. Het oprichten van een projectmatig samenwerkingsverband is namelijk ook een activiteit waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
Als subsidievereiste is toegevoegd waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen. Aan het samenwerkingsverband moeten ten minste twee partijen deelnemen waaronder én landbouwer of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigd.
Aan artikel 2.7.7 is toegevoegd dat ook het schrijven van een projectplan voor subsidie in aanmerking. Eveneens zijn de personeelskosten toegevoegd als subsidiabele kosten.
Omdat ook de oprichting van een samenwerkingsverband voor subsidie in aanmerking komt, komen voorbereidingskosten niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn namelijk vaak dezelfde activiteiten.
Artikel 2.7.9 is herschreven zodat duidelijker is op welke wijze de subsidie per kostensoort wordt berekend.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
Artikel 2.8.3 is herschreven zodat de formulering beter aansluit bij de paragraaf.
Toegevoegd is dat ook de initiatiefnemer een operationele groep in wording een subsidie kan verkrijgen. Het oprichten van een operationele groep is namelijk ook een activiteit waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
Aan artikel 2.8.8 is toegevoegd dat ook het schrijven van een projectplan voor subsidie in aanmerking. Eveneens zijn de personeelskosten toegevoegd als subsidiabele kosten.
Artikel 2.8.10 is herschreven zodat duidelijker is op welke wijze de subsidie per kostensoort wordt berekend.
Kosteneffectiviteit is een selectiecriterium dat altijd moet worden gehanteerd bij de rangschikking van aanvragen om subsidie. Het criterium wordt dus van het tweede lid verplaatst naar het eerste lid.
Voor LEADER kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om het subsidieplafond op een afwijkende manier te verdelen dan artikel 1.3 en artikel 1.13 voorschrijven. In plaats van een tender kunnen Gedeputeerde Staten ook kiezen om aanvragen te behandelen op volgorde van ontvangst. Welke wijze van verdeling Gedeputeerde Staten hanteren blijkt uit een openstellingsbesluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2016-1020.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.