BESLUIT VAN PROVINCIALE STATEN VAN 28 JANUARI 2015, KENMERK 6770, TOT WIJZIGING VAN HET REGLEMENT VAN BESTUUR VOOR HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN RIJNLAND
 
Gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van Zuid-Holland en van Noord-Holland tot wijziging van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland , vastgesteld bij besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 19 februari 2003 en van Noord-Holland van 10 februari 2003 (Prov. Blad, van Zuid-Holland 2003 nr. 13 , Prov . Blad van Noord-Holland 2003 nr. 43 ) , laatstelijk gewijzigd bij besluit van Zu id-Holland van 16 december 2009 (Prov. Blad van Zuid-Holland 2 010, nr. 3A ) in verband met het wijzigen van de onderhoudsbepaling, een aanpassing in de grondslag van de door gedeputeerde staten aan te wijzen waterstaatswerken die in beheer overgaan naar het waterschap, een wijziging van de instantie die de vertegenwoordigers voor de categorie bedrijven benoemt, het laten vervallen van de bepaling met betrekking tot het tijdstip van benoeming van het dagelijks bestuur na de verkiezingen evenals het laten vervallen van een aantal meldplichtige besluiten
 
Provinciale staten van Zuid-Holland en Noord-Holland, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;
 
Op voordracht van een commissie als bedoeld in artikel 6 van de Waterschapswet;
 
Gelet op artikel 2 en artikel 6 van de Waterschapswet;
 
Overwegende dat het noodzakelijk is in verband met een wijziging van de Wet op de Kamer van Koophandel van 25 november 2013 (Stb. 2013, 507 en 508) de instantie die de vertegenwoordigers voor de categorie bedrijven benoemt te wijzigen, in verband met de Wet aanpassing waterschapsverkiezingen van 29 januari 2014 (Stb. 2014, 63) de bepaling met betrekking tot het tijdstip van de benoeming van het dagelijks bestuur na de verkiezingen te laten vervallen, de onderhoudsbepaling te wijzigen, de grondslag voor de door gedeputeerde staten aan te wijzen waterstaatswerken die in beheer overgaan naar het waterschap te wijzigen alsmede een aantal meldplichtige besluiten te laten vervallen;
 
Besluiten:
 
Vast te stellen de wijziging van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland:
 
Artikel I
Het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland wordt als volgt gewijzigd:
 
A.
In artikel 3, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  • 1.
    De zinsnede “ Gedeputeerde Staten van Noord-Holland” wordt vervangen door: Gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
  • 2.
    De zinsnede “gemeente Haarlem” wordt vervangen door: gemeente Wassenaar en gemeente Oegstgeest.
     
B.
In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  • 1.
    In het eerste lid wordt de punt vervangen door een komma en de zinsnede toegevoegd: tenzij een derde daartoe verplicht is.
  • 2.
    In het tweede lid wordt de punt vervangen door een komma en de zinsnede toegevoegd: tenzij een derde daartoe verplicht is.
     
C.
Artikel 9: tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
  • b.
    De leden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van Koophandel op gezamenlijke voordracht van de regionale raad van de Regio Zuidwest en de Regio Noordwest, genoemd in het Besluit vaststelling regio’s. Bij de benoeming wordt zorggedragen voor een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van zowel de Regio Zuidwest als de Regio Noordwest, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.
 
D .
Artikel 12 vervalt.
 
E .
Onder verlettering van artikel 23, onderdelen b, c, e en f tot de onderdelen a, b, c en d, vervallen de onderdelen a en d.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst met dien verstande dat onderdeel C van artikel I terugwerkt tot en met 1 september 2014.
 
Provinciale staten van Zuid-Holland
 
  • L.
    VAN LUIJK, griffier
  • J.
    SMIT, voorzitter
     
Provinciale staten van Noord-Holland
 
  • J.
    VRIJBURG, griffier
  • J.
    REMKES, voorzitter
 
Toelichting wijziging Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland
A.
Indien waterstaatswerken in beheer moeten worden overdragen van de gemeente naar het waterschap dient op grond van artikel 5a van de Waterschapswet door gedeputeerde staten een zogenaamd herpolderingsbesluit te worden genomen. In het herpolderingsbesluit worden de waterstaatswerken aangewezen die van de gemeente in beheer overgaan naar het hoogheemraadschap.
Op grond van het vijfde lid van artikel 3 zijn gedeputeerde staten van Noord-Holland bevoegd een herpolderingsbesluit te nemen voor de waterstaatswerken in de gemeente Haarlem die in beheer worden overgedragen aan het hoogheemraadschap. De betreffende waterstaatswerken zijn inmiddels overgedragen door de gemeente aan het hoogheemraadschap.
Recent is gebleken dat er in de gemeente Oegstgeest (Polder Oudenhof) en de gemeente Wassenaar (Oostdorper en Huis-ter-Weerpolder) nog gebieden zijn waar de gemeente waterbeheertaken uitvoert. Om het waterbeheer in deze polders volledig over te dragen aan het hoogheemraadschap moeten een aantal waterstaatswerken worden overgedragen aan het hoogheemraadschap. Daartoe sluit het hoogheemraadschap met de betreffende gemeente een overeenkomst. Op grond van artikel 5a Waterschapswet moeten voor deze polders nog herpolderingsbesluiten worden genomen. Met de wijziging van het vijfde lid van artikel 3 wordt dit mogelijk gemaakt.
 
B.
Het hoogheemraadschap is door de provincie aangewezen als beheerder in de zin van de Waterwet. In het reglement is als uitgangspunt opgenomen dat het beheer en onderhoud van waterstaatswerken die van wezenlijke betekenis zijn voor het functioneren van het watersysteem in handen is van de waterbeheerder.
De Waterwet geeft het waterschap de benodigde bevoegdheden en instrumenten voor de uitvoering van dit beheer en onderhoud. In de praktijk blijkt dat zich echter bijzondere situaties kunnen voordoen waarbij het wenselijk is om het onderhoud zoals bedoeld in de eerste twee leden van artikel 4 bij een door het waterschap aan te wijzen onderhoudsplichtige wordt ondergebracht. Hierbij moet worden gedacht aan complexe initiatieven op het snijvlak van waterbeheer en ruimtelijke ordening. Door de voorgestelde wijzigingen verkrijgt het waterschap deze keuze. Het waterschap blijft beheerder en dient er op toe te zien dat deze derde partij op een correcte wijze het onderhoud uitvoert.
 
C.
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Wet op de Kamer van Koophandel in werking getreden (Staatsbladen 2013, 507 en 508). Die wet bevat een wijziging van artikel 14, derde lid, van de Waterschapswet. Die wijziging houdt in dat de vertegenwoordigers van de categorie bedrijven worden benoemd door de Kamer van Koophandel op voordracht van de regionale raad van de regio van de Kamer van Koophandel die gelegen is in het gebied van het desbetreffende waterschap.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet op de Kamer van Koophandel heeft de Kamer van Koophandel vijf regio’s vastgesteld. Uit die indeling blijkt dat het hoogheemraadschap van Rijnland is gelegen in twee regio’s, te weten in de regio Zuidwest (het gebied van de provincies Zuid-Holland en Zeeland) en de regio Noordwest (het gebied van de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht). Dit betekent dat in het reglement geregeld moet worden op welke wijze de benoeming plaatsvindt van de vertegenwoordigers van de categorie bedrijven. Er is voor gekozen om de twee regio’s gezamenlijk een voordracht voor benoeming te laten opstellen. Dit is een voortzetting van de huidige benoemingsprocedure.
 
D.
De Wet aanpassing waterschapsverkiezingen (Staatsblad 2014, 63) voorziet er in dat er gecombineerde stembusverkiezingen worden gehouden voor provinciale staten en de categorie ingezetenen in het algemeen bestuur van het waterschap. Hiertoe is de Kieswet en de Waterschapswet gewijzigd.
Deze verkiezingen vinden voor de eerste keer plaats op 18 maart 2015. Op grond van de gewijzigde Kieswet eindigt de zittingsperiode van de huidige algemene besturen op 26 maart 2015.
Omdat de periode tussen de verkiezingsdag en de installatie van het nieuwe algemeen bestuur nog maar acht dagen is, is in artikel 41 van de Waterschapswet bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur aanblijven totdat minstens de helft van hun opvolgers is benoemd en deze benoemingen zijn aanvaard. Als uiterste datum voor het vormen van een nieuw dagelijks bestuur geldt een termijn van drie maanden. Deze bepaling geldt ook voor de leden die niet opnieuw tot lid van het algemeen bestuur zijn gekozen of benoemd. Het nieuwe zesde lid van artikel 42 Waterschapswet voorziet in plaatsvervanging door de voorzitter totdat het aantal leden van het dagelijks bestuur dat in functie is de bedoelde helft heeft bereikt.
De in artikel 12 van het reglement opgenomen regeling betreffende de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur kan worden geschrapt.
 
E.
In het kader van het algemeen toezicht is in artikel 23 van het reglement voorzien in een informatieplicht van het hoogheemraadschap aan de provincies bij een aantal relevante besluiten. De rol van de provincies is echter bij het algemeen toezicht aan verandering onderhevig.
De rol van de provincie wordt steeds meer die van procesbewaker. De provincie richt zich hierbij op de verwezenlijking van strategische doelen van het waterbeheer. Deze meer procesmatige sturing vindt plaats via de jaarlijkse voortgangsrapportage en voortgangsgesprek.
Een inhoudelijke beoordeling van individuele besluiten past minder goed in de gewenste beleidsmatige sturing op afstand en een samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de provincie zich nog langer uitputtend met de inhoud van de besluiten inlaat.
Daarom kan de verplichte toezending van de leggers en de ontwerp-keuren uit het reglement worden geschrapt. Het gaat hier om besluiten die de uitvoerende kant van de waterbeheerstaak betreffen, een taak die uitsluitend bij de waterschappen is belegd.
 
Artikel II
De wijzigingen van het reglement treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het laatste uitgegeven provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.
In verband met de voorbereidingen voor de benoeming van de vertegenwoordigers voor het algemeen bestuur die door de Kamer van Koophandel moet worden gedaan voorafgaand aan de verkiezingen in maart 2015, wordt aan artikel I onderdeel C terugwerkende kracht verleend tot en met 1 september 2014.
Naar boven