Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2015, 8436 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2015, 8436 | Verordeningen |
Besluit van provinciale staten van Utrecht van 7 december 2015 tot wijziging van de Provinciale milieuverordening Utrecht 2013
De Provinciale milieuverordening Utrecht 2013 1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
Met betrekking tot de begrippen ‘aardwarmte’, ‘delfstoffen’, ‘opsporen van aardwarmte’, ‘opsporen van delfstoffen’’, ‘winnen van aardwarmte’ en ‘winnen van delfstoffen’ in de met de letters w, x en y aangewezen categorieën van inrichtingen in bijlage 5 bij deze verordening is artikel 1 van de Mijnbouwwet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid geldt wat betreft de met de letters r, w, x en y aangewezen categorieën van inrichtingen tevens voor het oprichten of hebben van een boorput vanuit die inrichting voor zover het een buiten een waterwingebied gelegen inrichting betreft en de boorput onder een waterwingebied is gelegen.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
Aan de tekst wordt de volgende volzin toegevoegd: Dat verbod geldt wat betreft de met de letters r, w, x en y aangewezen categorieën van inrichtingen tevens voor het oprichten of hebben van een boorput vanuit die inrichting voor zover het een buiten een grondwaterbeschermingsgebied gelegen inrichting betreft en de boorput onder een grondwaterbeschermingsgebied is gelegen.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid geldt wat betreft de met de letters r, w, x en y aangewezen categorieën van inrichtingen tevens voor het oprichten of hebben van een boorput vanuit die inrichting voor zover het een buiten een boringsvrije zone gelegen inrichting betreft en de boorput onder een boringsvrije zone is gelegen.
In artikel 25 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
Artikel 27, derde lid, vervalt.
Artikel 29, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Overeenkomstig de beleidsvoornemens in het provinciale Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2020 (BWM-plan) wordt met dit wijzigingsbesluit een verbod gesteld op het uitvoeren van activiteiten waarop de Mijnbouwwet van toepassing is, in waterwingebieden, in grondwaterbeschermingsgebieden en in boringsvrije zones.
Gelijktijdig worden enkele aanpassingen in de regels voor stiltegebieden aangebracht. Deze aanpassingen zijn verduidelijkingen. Eén aanpassing is een correctie van een onbedoeld te ruim geformuleerde vrijstelling.
Een en ander wordt hieronder toegelicht.
Verbod op mijnbouwactiviteiten; onderdelen A, B, C, D en H (artikelen 1, 6, 14 en 19 en Bijlage 5)
Ingevolge artikel 1.2, zesde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet milieubeheer juncto artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen in beschermingsgebieden die in de verordening zijn aangewezen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning, regels worden gesteld betreffende een mijnbouwwerk, voor zover die regels een verbod tot het oprichten of in werking hebben van een dergelijk werk inhouden.
Met inachtneming van deze eis zijn de volgende wijzigingen aangebracht in de verordening:
Bijlage 5 is uitgebreid met drie categorieën van inrichtingen voor mijnbouwactiviteiten (zie onderdeel H). Deze categorieën zijn aangeduid met de letters w, x en y. Het opnemen van die categorieën in de lijst van Bijlage 5 houdt ingevolge artikel 14 van de verordening in dat die categorieën van inrichtingen niet mogen worden opgericht of in werking mogen worden gehouden in een grondwaterbeschermingsgebied.
Het gewijzigde artikel 19 (onderdeel D) voorziet erin dat eenzelfde verbod voor de categorieën w, x en y ook geldt voor boringsvrije zones (nieuw eerste lid). In dat lid zijn tevens opgenomen de met de letter r aangeduide inrichtingen voor aardolie- of aardgaswinning. Voor die inrichtingen gold het verbod al in grondwaterbeschermingsgebieden.
Het is ongewenst dat vanuit inrichtingen buiten grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones tot onder die gebieden wordt geboord. Om die reden is in artikel 14 (onderdeel C) en in artikel 19 (onderdeel D) bepaald dat het verbod ook geldt voor het oprichten of hebben van een boorput onder een dergelijk gebied vanuit een daarbuiten gelegen inrichting.
In waterwingebieden zijn inrichtingen voor mijnbouw op grond van artikel 6, eerste lid, van de verordening reeds verboden. De in onderdeel 3 aangeduide beschermende bepaling ontbreekt echter voor die gebieden. Daarom is voor die gebieden volstaan met een beperkte wijziging van artikel 6 (alleen de in de onderdelen 3 en 4 aangegeven wijzigingen).
Met de aangegeven wijziging van de verordening wordt uitvoering gegeven aan het beleid dat is geformuleerd in het BWM-plan.
Wat betreft de activiteiten waarop de Mijnbouwwet van toepassing is, kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Onconventionele winningen van koolwaterstoffen (bijv. schaliegas): olie of gas zit over grotere afstand verspreid vast in kleine ‘belletjes’ (poriën) in het gesteente. De koolwaterstoffen stromen daardoor slecht toe. Op korte afstand zijn meerdere boringen nodig waarbij meerdere keren per boring gefract moet worden om koolwaterstoffen te kunnen winnen;
Vanwege het provinciale belang van het behoud van de bestaande grondwaterwinningen voor de openbare drinkwatervoorziening worden al deze activiteiten in de beschermingsgebieden (waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones) niet acceptabel geacht. De reden is dat voorkomen moet worden dat de natuurlijke scheiding van de watervoerende pakketten in die gebieden wordt aangetast en dat het grondwater verontreinigd wordt met stoffen vanuit de boorbuis. Dat geldt ook voor activiteit 4. Voor de opslag in de ondergrond is immers een boring nodig en gelden daarom dezelfde risico’s als bij de activiteiten 1 tot en met 3.
Stiltegebieden; uitzondering richtwaarden; onderdelen E en F (artikelen 25 en 27)
In artikel 26, derde lid, is wat betreft de richtwaarde voor inrichtingen aangegeven op welke inrichtingen die richtwaarden niet van toepassing is. Een dergelijke uitzonderingsbepaling is ten onrechte niet opgenomen in artikel 25, waar het gaat om richtwaarden voor andere geluidsbronnen, maar in artikel 27, waarin de doorwerking van richtwaarden is geregeld. Uit een oogpunt van systematiek verdient het de voorkeur die uitzonderingen op eenduidige wijze te regelen in zowel artikel 25 als in artikel 26. Dit wordt hersteld door toevoeging van een nieuw derde lid in artikel 25 en het schrappen van het derde lid van artikel 27.
Stiltegebieden; vrijstellingen; onderdeel G (artikel 29)
De verordening bevat regels in de vorm van gedragsvoorschriften, die burgers moeten dwingen tot gedrag dat de rust in stiltegebieden niet verstoort. Hiertoe zijn in artikel 28 verboden gesteld op bijvoorbeeld het gebruik van toestellen en motorrijtuigen. Voor een aantal verboden gelden in specifieke situaties vrijstellingen (artikel 29).
Gebleken is dat de in onderdeel b van artikel 29 opgenomen vrijstelling ‘de openbare drinkwater- of energievoorziening’ zodanig ruim is geformuleerd dat dit tot onduidelijkheden leidt. Om die reden is de formulering van dat onderdeel toegespitst op activiteiten die samenhangen met de openbare drinkwater- of energievoorziening.
De vrijstelling geldt thans voor de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van kabels en buisleidingen voor het transport van energie of voor de openbare drinkwatervoorziening. Ook toestellen die noodzakelijk zijn voor genoemd transport, zoals pompen, vallen onder de vrijstelling. Dat geldt ook voor toestellen die nodig zijn voor de directe aansluiting van eindgebruikers in de nabije omgeving. Hierbij kan worden gedacht aan een transformatorhuisje voor de omzetting naar laagspanning.
De vrijstellingen in de onderdelen c en d betreffen de aanleg, het onderhoud of de exploitatie van infrastructurele of telecommunicatiewerken respectievelijk de bouw of het onderhoud van gebouwen. Die vrijstellingen kunnen in die zin worden opgevat dat deze ook gelden voor activiteiten in de naaste omgeving van stiltegebieden. Om die reden wordt aan de omschrijving van die activiteiten toegevoegd ‘in het gebied’, zijnde het desbetreffende stiltegebied.
Door wijziging van de woorden ‘van een gebied’ in ‘van het gebied’ wordt de in onderdeel e omschreven vrijstelling (de bescherming, het onderhoud of het beheer van een gebied) beperkt tot die activiteit voor zover die daadwerkelijk plaatsvindt in het stiltegebied.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2015-8436.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.