Verordening van 25 november 2014 tot wijziging van de Subsidieregeling Kultuer en Mienskip Fryslân.
 
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
 
gelet op de Algemene Subsidieverordening provincie Fryslân 2013,
 
besluiten:
 
vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Subsidieregeling Kultuer en Mienskip Fryslân
 
Artikel I
De Subsidieregeling Kultuer en Mienskip Fryslân wordt als volgt gewijzigd:
 
  • A.
    In artikel 1 worden na onderdeel g vier onderdelen ingevoegd luidende:
  • h.
    bovenlokaal belang: het doelpubliek omvat inwoners van meer gemeenten;
  • i.
    erfgoed: materieel als immaterieel cultureel erfgoed binnen de provincie Fryslân;
  • j.
    professioneel: uitvoerenden zijn toonkunstenaar en houden zich beroepsmatig bezig met de productie van podiumkunsten;
  • k.
    ASV: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.
  • B.
    Artikel 3.1.4 (Staatssteun) wordt vernummerd tot artikel 3.1.14
C. Na artikel 3.1.14 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd, luidende:
Paragraaf 3.2 Laagdrempelige culturele activiteiten
Artikel 3.2.1 Doel
De subsidie heeft tot doel het laagdrempelig culturele aanbod te versterken om daarmee een zo groot mogelijk deel van de bevolking van Fryslân en haar bezoekers de kans te geven om actief en passief deel te nemen aan culturele activiteiten.
Artikel 3.2.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
  • a.
    het organiseren van een culturele activiteit;
  • b.
    het samenstellen van een catalogus ten behoeve van een tentoonstelling;
  • c.
    het uitgeven van een auditief, digitaal of papieren boek met erfgoed als onderwerp;
  • d.
    begeleiding door professionele musici van de repetities en de uitvoering van een voorstelling door een amateurkoor uit Fryslân.
Artikel 3.2.3 Doelgroep
1.Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.
2 Subsidie voor de activiteit als bedoeld in artikel 3.2.2, onder d wordt uitsluitend verstrekt aan een amateurkoor.
3.Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die een boekjaarsubsidie in het kader van de beleidsnota “Grinzen Oer” ontvangen, tenzij zij als projectpartner deel uitmaken van een samenwerkingsverband waarbinnen zij niet het grootste financiële aandeel in de projectkosten hebben en niet de hoofdaanvrager zijn.
Artikel 3.2.4 Aanvraagperiode
Een aanvraag kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.
Artikel 3.2.5 Aanvraag
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 3.2.6 Weigeringsgronden
Een subsidie wordt geweigerd indien:
  • a.
    de activiteit kan worden gerekend tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager; 
  • b.
    de activiteit ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd;
  • c.
    de aanvraag gericht is op het realiseren van een beeld- of geluidsregistratie;
  • d.
    de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project;
  • e.
    er een gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische, financiële of economische zin niet haalbaar is.
Artikel 3.2.7 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
  • 1.
    Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder a:
    • a.
      de activiteit heeft een bovenlokaal belang;
    • b.
      meer dan de helft van de werkzaamheden wordt door lokale amateurs en vrijwilligers uitgevoerd;
    • c.
      de activiteit is openbaar toegankelijk.
  • 2.
    Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder b:
    • a.
      de tentoonstelling is openbaar toegankelijk;
    • b.
      de activiteit heeft geen betrekking op een heruitgave.
  • 3.
    Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder c:
    • a.
      het boek is algemeen verkrijgbaar;
    • b.
      de activiteit heeft geen betrekking op een heruitgave.
  • 4.
    Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder d:
    • a.
      de activiteit heeft een bovenlokaal belang;
    • b.
      lokale amateurs en vrijwilligers zijn actief betrokken bij de organisatie van de activiteit;
    • c.
      de uitvoering is openbaar toegankelijk.
Artikel 3.2.8 Subsidiabele kosten
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de ASV en de kosten zoals genoemd in artikel 3.2.9 komen, voor zover noodzakelijk en adequaat, alle kosten voor subsidie in aanmerking.
  • 2.
    Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar per 40-urige werkweek.
Artikel 3.2.9 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
  • a.
    kosten die gemaakt en betaald zijn voor het indienen van de aanvraag;
  • b.
    reis- en verblijfskosten;
  • c.
    onvoorziene kosten.
Artikel 3.2.10 Subsidiehoogte en cofinanciering
  • 1.
    De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 90% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van:
    • a.
      € 1.000,- voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder a;
    • b.
      € 2.000,- voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder b en c;
    • c.
      € 500,- voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.2.2, onder d.
  • 2.
    Door Gedeputeerde Staten verstrekte provinciale middelen kunnen niet als cofinanciering worden opgevoerd.
Artikel 3.2.11 Verdeelsystematiek
  • 1.
    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst.
  • 2.
    Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst.
  • 3.
    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
Artikel 3.2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger wordt ìn geval van een activiteit als bedoeld in artikel 3.2.2 onder c in elk geval de verplichting opgelegd dat:
  • a.
    de activiteit wordt uitgevoerd binnen een jaar na datum van de subsidieverlening
  • b.
    er voor het boek een isbn-nummer wordt aangevraagd;
  • c.
    een exemplaar van het boek kosteloos ter beschikking wordt gesteld aan Tresoar; postbus 2637, 8901 AC Leeuwarden;
  • d.
    een exemplaar van het boek kosteloos ter beschikking wordt gesteld aan het Koninklijke Bibliotheek Depot van Nederlandse Publicaties & Nederlandse Bibliografie Postbus 74 2501 AJ Den Haag.
Artikel 3.2.13 Prestatieverantwoording
  • 1
    De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat.
  • 2
    De subsidieontvanger toont desgevraagd, na een in de beschikking genoemde termijn, aan dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt heeft plaatsgevonden en op welke wijze aan de aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan.
Artikel 3.2.14 Staatssteun
  • 1.
    De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt. Voor zover de subsidie leidt tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
  • 2.
    Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000 .
  • 3.
    De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.
Paragraaf 3.3 Productie professionele podiumkunsten en muziekcomposities
Artikel 3.3.1 Doel
Realisatie van producties op het gebied van muziek, theater en dans of een mengvorm daarvan gemaakt door professionals, teneinde een hoogwaardig kwalitatief aanbod van podiumkunsten in Fryslân te waarborgen.
Artikel 3.3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
  • a.
    het geheel van voorbereidende werkzaamheden voor het tot stand brengen van een theater-, muziek- of dansproductie of een mengvorm daarvan, en
  • b.
    het maken van een professionele muziekcompositie.
Artikel 3.3.3 Doelgroep
1.Subsidie voor de activiteit als bedoeld in artikel 3.3.2, onder a, wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.
2 Subsidie voor de activiteit als bedoeld in artikel 3.3.2, onder b, wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen die een afgeronde opleiding aan een conservatorium hebben genoten.
3.Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die een boekjaarsubsidie in het kader van de beleidsnota “Grinzen Oer” ontvangen, tenzij zij als projectpartner deel uitmaken van een samenwerkingsverband waarbinnen zij niet het grootste financiële aandeel in de projectkosten hebben en niet de hoofdaanvrager zijn.
Artikel 3.3.4 Aanvraagperiode
Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.
Artikel 3.3.5 Aanvraag
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 3.3.6 Weigeringsgronden
Een subsidie wordt geweigerd indien:
  • a.
    de activiteit ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd;
  • b.
    de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project;
  • c.
    er een gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische, financiële of economische zin niet haalbaar is;
  • d.
    de activiteit betrekking heeft op het bewerken of het hernemen van een ontwikkelde productie of compositie;
  • e.
    er een andere provinciale subsidie voor de activiteit is verleend.
Artikel 3.3.7 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
  • a.
    de maker van de productie is minimaal twee jaar beroepsmatig actief met het maken van producties of composities;
  • b.
    de aanvrager heeft meerdere producties of composities voortgebracht.
Artikel 3.3.8 Verdeelsystematiek activiteiten artikel 3.3.2, onder a
  • 1.
    Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de betreffende toetsingscriteria in verhouding tot de andere aanvragen.
  • 2.
    Aanvragen worden getoetst aan de volgende toetsingscriteria:
    • a.
      de mate van artistieke kwaliteit van de activiteit, gelet op:
1°. de mate van oorspronkelijkheid: de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van de productie;
2°. de mate van zeggingskracht: in hoeverre spreekt de activiteit het publiek aan en weten de makers het publiek te beroeren, prikkelen of verrassen.
  • b.
    de mate van ondernemerschap: in hoeverre is er sprake van financiële bijdragen uit de markt;
  • c.
    uitvoeringspotentie: de mate van kwaliteit van het plan en de strategie om de productie tot daadwerkelijke uitvoering te laten komen;
  • e.
    de mate waarin de productie bijdraagt aan de diversiteit van het aanbod van producties in Fryslân.
    • 3.
      Ten behoeve van de rangschikking wegen de toetsingscriteria even zwaar.
    • 4.
      De door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie Cultuur adviseert over de rangschikking van de aanvragen.
    • 5.
      Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissie een reglement vast.
    • 6.
      Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
    • 7.
      Een rangschikking van aanvragen blijft achterwege indien het maximaal te verlenen subsidiebedrag lager is dan het subsidieplafond.
Artikel 3.3.9 Verdeelsystematiek activiteiten artikel 3.3.2, onder b
  • 1.
    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst.
  • 2.
    Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst.
  • 3.
    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
Artikel 3.3.10 Niet-subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
  • a.
    bureau- en huisvestingskosten;
  • b.
    kosten gemaakt voor indiening van de aanvraag;
  • c.
    reis- verblijfs- en accomodatiekosten;
  • d.
    kosten voor apparatuur en instrumenten;
  • e.
    kosten die verband houden met de uitvoering van de productie;
  • f.
    exploitatiekosten;
  • g.
    investeringen.
Artikel 3.3.11 Subsidiabele kosten
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de ASV en de kosten zoals genoemd in artikel 3.3.10 komen, voor zover noodzakelijk en adequaat, alle kosten voor subsidie in aanmerking.
  • 2.
    Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar per 40-urige werkweek.
Artikel 3.3.12 Subsidiehoogte en cofinanciering
  • 1.
    De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 25.000,-.
  • 2.
    In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de subsidie voor een Friestalige toneel- of muziekproductie ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 25.000,-.
Artikel 3.2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger wordt ìn geval van een activiteit als bedoeld in artikel 3.3.2 onder a in elk geval de verplichting opgelegd dat de productie binnen twee jaar na datum van subsidieverlening in Fryslân wordt uitgevoerd.
Artikel 3.2.14 Prestatieverantwoording
    • 1
      De subsidie-ontvanger toont op basis van een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten aan dat de activiteit is verricht.
    • 2
      In de verklaring als bedoeld in het eerste lid geeft de subsidie-ontvanger in ieder geval aan:
      • a.
        dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;
      • b.
        op welke wijze aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;
      • c.
        wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;
      • d.
        wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, inclusief bijdragen van derden, is, en
      • e.
        wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is.
    • 3.
      Bij de verklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt de subsidie-ontvanger een door hem vastgestelde rekening, die betrekking heeft op de activiteit en die zodanig is ingericht dat hieruit de met uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken.
Artikel 3.2.15 Staatssteun
  • 1.
    De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt. Voor zover de subsidie leidt tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
  • 2.
    Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000 .
  • 3.
    De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.
Artikel II
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Naar boven