Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2015, 7842 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2015, 7842 | Overige besluiten van algemene strekking |
Regels Ruimte voor Gelderland 2016. Gecorrigeerd exemplaar
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Maken bekend dat zij in hun vergadering van 3 november 2015 hebben besloten tot vaststelling van de volgende regeling, welke nadien gewijzigd is vastgesteld op 12 november 2015:
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Gelet op artikel 2 van de de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;
Vast te stellen de volgende Regels Ruimte voor Gelderland 2016:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1 Algemene begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;
Artikel 1.2.1 Tijdvak voor aanvragen
Gedeputeerde Staten kunnen een tijdvak vaststellen waarbinnen aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend.
Artikel 1.2.2 Indieningstermijn bij verdeelplan
Voor subsidie die wordt verleend op basis van een krachtens wettelijk voorschrift vastgesteld verdeelplan waarin tenminste de subsidieontvangers en de te ontvangen subsidiebedragen worden genoemd, wordt de aanvraag om subsidie in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld ingediend.
Artikel 1.2.3 Inhoud van aanvraag om subsidie
Bij de aanvraag om subsidie worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
indien de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is: de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van opbrengsten en kosten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag.
Artikel 1.2.4 Boekjaarsubsidies
Artikel 1.2.5 Ontvangstbevestiging
Gedeputeerde Staten zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.
Paragraaf 1.3 Beslissing op de aanvraag
Artikel 1.3.1 Directe vaststelling bij subsidies tot € 25.000
Artikel 1.3.2 Wijze van verdeling
Artikel 1.3.3 Communautair toetsingskader
Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het VwEU moet worden aangemerkt, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
Artikel 1.3.4 Sluitende begroting
Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de begroting van de activiteit sluitend is.
Artikel 1.3.5 Niet-subsidiabele kosten
Artikel 1.3.6 Methoden voor berekening van kosten
Onverminderd het eerste lid worden de kosten berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
Artikel 1.3.7 Vaste uurtariefsystematiek
Artikel 1.3.8 Loonkosten plus vaste opslagsystematiek
Artikel 1.3.9 Berekeningswijzen kosten
Artikel 1.3.10 Integrale kostensystematiek
Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.4.1 Uitvoering van de activiteiten
Artikel 1.4.2 Administratie bij subsidies vanaf € 125.000
Artikel 1.4.3 Voortgangsrapportage
Als een subsidie boven € 25.000 niet binnen een jaar na de subsidieverlening wordt vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger, zolang de subsidie niet is vastgesteld, eenmaal per jaar verplichten om een voortgangsrapportage over te leggen.
Artikel 1.4.4 Verrichten van activiteiten
De subsidieontvanger is verplicht om de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen dat de inkomsten of de uitgaven afwijken van de begroting, dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, niet geheel of gewijzigd zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 1.4.5 Vervreemding van goederen en rechten
De subsidieontvanger is gehouden, indien met subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis te stellen en de verstrekte subsidie terug te betalen, tenzij anders bepaald.
Artikel 1.4.6 Vermogensvorming
De hoogte van de vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de subsidieontvanger, dat evenredig is aan het gedeelte van zijn totale opbrengsten dat gedurende de laatste tien jaar door de subsidie is gevormd.
Bij de bepaling van de waarde van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.
Artikel 1.4.7 In stand houden resultaten
De subsidieontvanger houdt gedurende ten minste vijf jaren na de uitvoering van de activiteiten ten behoeve waarvan de subsidie is verleend, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, de resultaten van de activiteiten in stand, tenzij de aard van de activiteiten zich daartegen verzet.
Artikel 1.5.1 Vaststelling van subsidies tussen € 25.000 tot € 125.000
De subsidieontvanger geeft in de verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG aan:
Artikel 1.5.2 Vaststelling door middel van jaarrekening bij subsidies boven € 125.000
Artikel 1.5.3 Vaststelling van subsidies bij bijzonder programma
Paragraaf 1.6 Overige bepalingen
Artikel 1.6.1 Waarderingssubsidies
In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de AsG kan waarderingssubsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen.
Artikel 1.6.2 Cofinanciering EFRO
Indien subsidie wordt verstrekt als provinciale cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO, is in afwijking van artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, eerste lid, 14, 17, tweede lid, 20, derde lid, 21, 29, 31 en paragraaf 7 van de AsG het bepaalde bij of krachtens de Uitvoeringswet EFRO van toepassing.
Hoofdstuk 2 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Paragraaf 2.2 Ontwikkeling forten
Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Artikel 2.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
Artikel 2.2.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening
Paragraaf 2.3 Gebiedsontwikkeling
Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding of uitvoering van werkzaamheden waarmee:
Artikel 2.3.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Artikel 2.3.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1, onder a, e en f, slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 2.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt ten behoeve van:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
afgegeven ten behoeve van het CPO-woningbouwproject.
Artikel 2.4.4 Hoogte van de subsidie
Artikel 2.5.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die:
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
Artikel 2.5.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 75.000.
Subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1,eerste lid, onder b, c en d, wordt geweigerd voor zover fysieke voorzieningen niet worden aangelegd of gewijzigd op grond die in eigendom is van publiekrechtelijke rechtspersonen.
Paragraaf 2.6 Waalpleisterplaatsen
Artikel 2.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld.
Artikel 2.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 100.000.
Subsidie wordt geweigerd indien Gedeputeerde Staten reeds subsidie hebben verstrekt voor een soortgelijke activiteit in dezelfde gemeente.
Onverminderd artikel 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht de openbare voorzieningen gedurende ten minste vijf jaar na de vaststelling van de subsidie te beheren en te onderhouden.
Hoofdstuk 3 Milieu, energie en klimaat
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Paragraaf 3.2 Programmabureau EMT
Artikel 3.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector energie- en milieutechnologie.
Subsidie wordt verstrekt aan de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie.
Artikel 3.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de kosten.
Artikel 3.2.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening
Paragraaf 3.3 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen
Artikel 3.3.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven.
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon.
Artikel 3.3.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 20% van de kosten, met een minimum van € 3.500,- en een maximum van € 100.000.
De subsidieontvanger is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van natuurlijke personen ten minste 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit.
Paragraaf 3.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector
Artikel 3.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt:
Artikel 3.4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Hoofdstuk 4 Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
de begrenzing is vastgelegd van bestaande en nieuwe natuur;
1°. SC 530: Asbestverwijdering;
2°. SC 540: Asbestinventarisatie;
GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing;
aa. herstelmaatregel natte landnatuur: maatregelen ten behoeve van herstel van natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven op de kaart Water en natuur onderdeel van de Omgevingsvisie (PS2015-360) en gepubliceerd op 21 augustus 2015;
bb. inrichting: de uitvoering van maatregelen die de fysieke kenmerken van het natuurterrein wijzigen;
cc. inrichtingsmaatregelen: maatregelen die er toe strekken de fysieke conditie of kenmerken van het terrein te wijzigen;
dd. klein historisch water: wielen en kolken;
ee. knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om de overkant van infrastructuur te bereiken.
ff. landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de raad;
gg. landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
hh. landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;
ii. landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;
jj. landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd;
kk. landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;
ll. leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen;
mm. modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd
nn. Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005;
oo. Natura 2000-gebied: door het Rijk aangewezen Natura 2000 gebieden op basis van de Natuurbeschermingswet;
pp. Natura 2000-doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000 gebied;
qq. Natura 2000-herstelmaatregelen: maatregelen voor herstel van de natuurkwaliteiten zoals beschreven in Natura 2000 beheerplannen of ontwerp beheerplannen van door Gedeputeerde Staten vastgestelde Natura 2000-gebieden;
rr. natuurambitieterrein: terrein dat is opgenomen op de ambitiekaart, dat is aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze grond van toepassing zijn na functieverandering van landbouw naar natuur;
ss. natuurbeheer: beheer van een terrein met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
tt. Natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;
uu. natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;
vv. Natuurgebied: eenheid natuurterreinen weergegeven op de bij het plafondbesluit gevoegde kaart;
ww. natuurontwikkelplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin een gebied is aangemerkt als een gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke-, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden en waarbij het in aanmerking brengen voor subsidie noodzakelijk is voor het behoud van deze waarden;
xx. natuurterrein: binnen de provincie Gelderland gelegen grond die op de ambitiekaart is begrensd als bestaande of als nieuwe natuur en op de bij het plafondbesluit gevoegde kaart als eenheid is weergegeven;
yy. nieuwe natuur: op de ambitiekaart aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 dan wel nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;
zz. Omgevingsvisie: de Omgevingsvisie Gelderland zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 25 februari 2015, inclusief daarop aangebrachte wijzigingen;
aaa. onafhankelijke taxateur: persoon die voldoet aan de eisen gesteld in de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (97/C/209/03);
bbb. overgangsbeheer: beheer dat nodig is na afloop van de inrichting, totdat voor de terreinen een subsidie voor natuurbeheer kan worden aangevraagd;
ccc. PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig PAS-Natura 2000-gebied, deel uitmakend van de passende beoordeling van de PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die dienen ter verzekering dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten niet verder achteruit gaat of verbetert;
ddd. PAS-maatregel: gebiedsspecifieke maatregel of activiteit, onderzoek of monitoring, opgenomen op de PAS-maatregelenkaarten en ter uitvoering van het PAS-programma en als zodanig opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse;
eee. PAS-maatregelenkaarten: kaarten ten behoeve van de uitvoering van de PAS-maatregelen;
fff. poel: waterelement gelegen in een EVZ met als doeltype "kamsalamander" of waterelement dat bijdraagt aan instandhouding van de boomkikker, heikikker en kamsalamander;
ggg. prioritaire soorten: soorten als genoemd in bijlage 3 bij de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming;
hhh. Programma-aanvraag: een aanvraag van een voor natuurbeheer gecertificeerd beheerder;
iii. reële marktwaarde: de waarde van grond in het vrije economische verkeer vastgesteld door een onafhankelijk taxateur
jjj. rijksbeschermde buitenplaatsen: buitenplaatsen aangewezen als rijksmonument;
kkk. rode lijst soorten: soorten die zijn vastgesteld bij besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna;
lll. rustgebied: rustgebied voor overwinterende beschermde inheemse ganzen dat door Gedeputeerde Staten als zodanig is vastgesteld;
mmm. soortenbeschermingsmaatregelen: maatregelen gericht op behoud van een of meer prioritaire soorten en/of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland vastgesteld door gedeputeerde staten d.d. 6 januari 2015;
nnn. Standaard Opbrengst (SO): gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald;
ooo. verhoging van de productiecapaciteit: indien het landbouwbedrijfsgebouw na verplaatsing in staat is om meer producten voort te brengen;
ppp. verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht;
qqq. voorzieningen: installaties, machines en uitrusting in of aan een landbouwbedrijfsgebouw ten behoeve van de uitoefening van het landbouwbedrijf;
rrr. zonnepanelen: fotovoltaïsche panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit.
Paragraaf 4.2 Landschap en Landgoederen
Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteit
Artikel 4.2.3 Niet-subsidiabele kosten
Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:
Artikel 4.2.5 Hoogte van de subsidie
€ 200.000 per bos- en landgoedeigenaar.
4.De subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, onder h, bedraagt ten hoogste 25% van de kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 25.000 per stichting.
Subsidie wordt geweigerd indien het activiteiten betreft:
Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen
Artikel 4.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening.
Subsidie wordt slechts verstrekt:
Artikel 4.3.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:
Onverminderd artikel 2.1.3 worden bij de aanvraag in elk geval gevoegd een GIS kaart met daarop de faunavoorziening en het onderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een knelpunt.
Artikel 4.3.6 Hoogte van de subsidie
Subsidie wordt geweigerd indien de faunavoorziening wordt aangelegd op grond van een verplichting tot mitigatie of compensatie.
De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een GIS-kaart te overhandigen waarop de aangelegde faunavoorziening staat aangegeven.
Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.4.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Artikel 4.4.3 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.5, eerste lid, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, in aanmerking:
het negatieve waardeverschil van de gebouwen ontstaan door het verschil in reële marktwaarde van het natuurambitieterrein in combinatie met de gebouwen op het moment van aankoop en de reële marktwaarde van de combinatie van het natuurambitieterrein met de gebouwen bij feitelijke en publiekrechtelijke functieverandering van het natuurambitieterrein naar natuur, voor zover het aandeel hierin van de gebouwen betreft en blijkend uit een taxatie waarin de waarde van de gebouwen is gespecificeerd.
Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie
Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.
Ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend indien:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura 2000-gebieden vastgestelde instandhouding doelstellingen en toegangsbeperkingen;
De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestigen van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffing is verleend.
Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:
de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en
dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.
Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Artikel 4.4.8 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt in elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt.
Paragraaf 4.5 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:
Artikel 4.5.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
Artikel 4.5.5 Hoogte van de subsidie
Artikel 4.5.7 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 4.6 Behoud van prioritaire soorten
Artikel 4.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 30.000 per aanvraag.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a en b, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet of de daarvoor in de plaats tredende bepalingen in de Wet Natuurbescherming overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.
Paragraaf 4.7 Rustgebieden voor ganzen
Artikel 4.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het niet verjagen van ganzen in de periode tussen 1 november en 1 april van percelen die zijn gelegen in een rustgebied.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 juli van het jaar waarin de periode als bedoeld in artikel 4.7.1 eindigt waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 4.7.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 50 per hectare per seizoen.
Artikel 4.7.6 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).
Paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van het Natura 2000-gebied.
Subsidie voor soortenbeschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder d, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan behoud van een of meer prioritaire soorten of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland.
Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven op de kaart Water en natuur van de Omgevingsvisie.
Artikel 4.8.3 Subsidiabele kosten
Artikel 4.8.6 Hoogte van de subsidie
Subsidie wordt niet verstrekt voor verwijderen van bodemverontreiniging of afval.
Artikel 4.8.10 Gescheiden boekhouding
Indien de ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, ook economische activiteiten verricht, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Artikel 4.8.11 Communautair toetsingskader
Paragraaf 4.9 Functieverandering ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor functieverandering op voorwaarde dat op de grond waarop de aanvraag betrekking heeft tevens inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd is begrensd als N00.01 op de ambitiekaart.
Artikel 4.9.3 Subsidiabele kosten
Artikel 4.9.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.
Ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt verleend indien:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het terrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhouding doelstellingen en toegangsbeperkingen;
Artikel 4.9.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.
Artikel 4.9.10 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt nadat de aanvrager een afschrift heeft overgelegd van de vestiging van de kwalitatieve verplichting een voorschot uitgekeerd van ten hoogste 90%.
Artikel 4.9.11 Communautair toetsingskader
Paragraaf 4.10 Asbest eraf, zonnepanelen erop
Artikel 4.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
In afwijking van artikel 4.10.2, onder b, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.10.1, onder b, slechts verstrekt indien de aanvrager tegelijkertijd zonnepanelen plaatst op een asbestvrij dak van een gebouw waarvan hij eigenaar, erfpachter of pachter is en dat gelegen is op dezelfde voormalige agrarische bedrijfslocatie als het te saneren gebouw of waarvan hij eigenaar is en dat gelegen is op hetzelfde voormalig agrarisch bedrijfsblok als het te saneren gebouw.
Artikel 4.10.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van verwijdering en afvoer van asbestdaken.
Een aanvraag moet worden ingediend voor 1 november 2016.
Artikel 4.10.6 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie bedraagt € 4,50 per m2 te saneren asbestdak met een maximum van € 15.000.
Artikel 4.10.7 Communautair toetsingskader
Voor zover het verstrekken van subsidie onder het toepassingsbereik valt van Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L352), wordt de subsidie in afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met die verordening.
Hoofdstuk 5 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer
Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Paragraaf 5.2 Infrastuctuurprojecten
Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor infrastructuurprojecten waarvoor in het MIAM middelen beschikbaar zijn gesteld.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 5.2.3 Hoogte van de subsidie
Paragraaf 5.3 Openbaar vervoer en regiotaxi
Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verrichten van:
Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt voor de duur van de concessie of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en de vervoerder.
Artikel 5.3.4 Hoogte van de subsidie
Paragraaf 5.4 Infrastructurele openbaarvervoervoorzieningen
Artikel 5.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanpassing of uitbreiding van infrastructuur en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer in het gebied van de voormalige Stadsregio.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 5.4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de kosten.
Paragraaf 5.5 Sociale veiligheid
Artikel 5.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten ter verbetering van de sociale veiligheid.
Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden in gebieden waarvoor de provincie Gelderland bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer.
Subsidie wordt verstrekt aan vervoerders.
Artikel 5.5.4 Hoogte van de subsidie
Paragraaf 5.6 Consumentenorganisaties
Artikel 5.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die ondernomen worden om de belangen van de OV reiziger in Gelderland te behartigen in het kader van de Wet personenvervoer.
Subsidie wordt verstrekt aan de organisatie die is aangewezen om de belangen te behartigen van de OV-reiziger in Gelderland in het kader van de Wet personenvervoer.
Artikel 5.6.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de kosten met een maximum van € 125.000 per jaar.
Paragraaf 5.7 Fietsvoorzieningen
Artikel 5.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Gedeputeerde Staten kunnen bij onderbesteding van het budget voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, eerste lid, onder a en b, na 1 maart tot een tweede openstelling besluiten. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die in een tweede openstellingsperiode worden ingediend.
Artikel 5.7.4 Hoogte van de subsidie
Paragraaf 5.8 Mobiliteitsprojecten
Artikel 5.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor haalbaarheidsstudies, onderzoek, pilots en projecten gericht op gedragsbeinvloeding met betreking tot mobiliteit.
Artikel 5.8.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.
Paragraaf 5.9 Logistiek en Goederenvervoer
Artikel 5.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 5.9.3 Hoogte van de subsidie
Paragraaf 5.10 Beter Benutten Vervolg
Artikel 5.10.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van projecten in het kader van Beter Benutten Vervolg.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de projecten zijn opgenomen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan.
Subsidie kan worden verstrekt aan de gemeenten Arnhem en Nijmegen, en aan de dienst Rijkswaterstaat van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Artikel 5.10.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de kosten.
Hoofdstuk 6 Regionale economie
Paragraaf 6.1 Algemene bepalingen
Artikel 6.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
aa. piazza: straat of plein in Italiaanse sfeer of die roze is gekleurd;
bb. potentiele kernsport: golf, gymnastiek, handbal, hockey, schaatsen (inclusief skeeleren), schermen, vrouwenvoetbal, waterpolo en zwemmen;
cc. primaire landbouwproductie: de in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de EU vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt;
dd. proeftuinen: fysieke of virtuele proefomgeving voor meerdere onafhankelijke ondernemingen en organisaties waar eindgebruikers van innovatieprojecten of innovatieprocessen in oparticiperen teneinde te komen tot versnelde marktintroducties van een innovatief product;
ee. programma van side events: geheel van side events, dat als doel heeft het vergroten van de economische en de maatschappelijke spin-off van het sportevenement;
ff. programma: samenhangende reeks van projecten en activiteiten met een gezamenlijk doel;
gg. regiocontract: contract tussen enerzijds provincie en anderzijds regio's en steden in het kader van het Programma Stad en Regio;
hh. Regionale Bureaus voor Toerisme: organisaties ter bevordering van toerisme per regio zoals aangegeven op een als bijlage bij onderhavige subsidieregeling gevoegde kaart;
ii. Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
jj. SBI-code: de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde code conform de Standaard Bedrijfsindeling 2008 ter aanduiding van de belangrijkste activiteit van een onderneming die in het Handelsregister is ingeschreven;
kk. side event: nevenactiviteit voor, tijdens of na het sportevenement, dat een duidelijke verbinding heeft met het sportevenement en gericht is op het vergroten van de maatschappelijk of economische spin-off van het sportevenement;
ll. sector logistiek: sector van ondernemingen die goederen vervoeren, overslaan, sorteren of opslaan;
mm. sportevenement: één- of meerdaags samenhangend geheel van sportwedstrijden, of een topsportwedstrijd indien binnen de betreffende kernsport geen samenhangend geheel van sportwedstrijden wordt georganiseerd;
nn. sporttalent: Gelderse sporter waaraan NOC*NSF of Topsport Gelderland de talentenstatus heeft toegekend;
oo. toeristische informatie: informatie ten behoeve van (dag)recreanten die ten minste bezienswaardigheden, horeca, natuur en landschap en dagrecreatieve mogelijkheden betreft;
pp. vrijetijdseconomie: de economie die bestaat uit ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met dienstverlening ten behoeve van (dag)recreanten en toeristen;
qq. WESP-methodiek: richtlijnen van de landelijke Werkgroep Evaluatie Sportevenementen;
rr. startgemeente: Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen.
Paragraaf 6.2 Verbeteren positie van starters
Artikel 6.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 500.000.
Artikel 6.2.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingingsverordening.
Paragraaf 6.3 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector
Artikel 6.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op het stimuleren en versterken van MKB-ondernemingen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector.
Subsidie wordt verstrekt aan de Regionale Centra voor Technologie.
Artikel 6.3.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 50.000.
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.
De subsidieontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd ten hoogste € 10.000 wordt aangewend en ten hoogste 50% van de onderzoekskosten wordt vergoed.
Paragraaf 6.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector
Artikel 6.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op het verkleinen van regionale arbeidsmarktdiscrepantie.
Artikel 6.4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 100.000.
Paragraaf 6.5 Collectief onderzoek
Artikel 6.5.1 Subsidiabele activiteit
In afwijking van het vorige lid wordt de subsidie voor experimentele ontwikkeling , voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager en de voorwaarden voor die samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op het stimuleren en versterken van MKB-ondernemingen.
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.5.1, onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, slechts verstrekt indien de aanvrager samenwerkt met ten minste één andere onderneming die een andere SBI-code heeft dan de aanvrager.
Artikel 6.5.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 6.5.1, eerste lid, onder a en b, komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
In afwijking van het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.5.1, eerste lid, onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, verstrekt aan MKB-ondernemingen met ten minste één van de volgende SBI-codes: 5811, 5813, 5814, 5819, 5821, 5829, 59111, 59112, 5912, 5913, 5914, 5920, 6010, 6020, 6030, 7021, 7111, 7311, 7312, 7410, 74201, 7990, 8230, 90011, 90012, 90013, 9002, 9003, 90041, 91011, 91012, 91019, 91021, 91022, 9103, 93211, 93212, 94993 of 94994.
Onverminderd artikel 2.1.3 worden bij een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6.5.1, eerste lid, onder b, voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector, in ieder geval de navolgende gegevens verstrekt:
Artikel 6.5.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 6.5.1, onder b, is voor zover de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de creatieve sector verplicht het resultaat van de subsidiabele activiteit of de zakelijke inhoud daarvan kenbaar te maken door vermelding daarvan op tenminste zijn eigen website of de website www.ondernemengelderland.nl.
Artikel 6.5.8 Communautair toetsingskader
Artikel 6.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op het stimuleren en versterken van MKB-ondernemingen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
de subsidiabele activiteit daadwerkelijke samenwerking behelst:
tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren, aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met meerdere andere ondernemingen of kennisinstellingen en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd; en
Artikel 6.6.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte investeringskosten in aanmerking;
Onverminderd artikel 2.1.3 wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Artikel 6.6.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager niet beschikt over een aantoonbaar marktaandeel van de betreffende markt waarbinnen de innovatie plaatsvindt.
Artikel 6.6.8 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.7 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 6.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op het stimuleren en versterken van MKB-ondernemingen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.7.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
Artikel 6.7.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000.
Artikel 6.7.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.8 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie
Artikel 6.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:
Artikel 6.8.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:
Artikel 6.8.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000. Hiervan kan ten hoogste € 10.000,- worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.8.3, onder c.
Paragraaf 6.9 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Artikel 6.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.9.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 15.000.
Paragraaf 6.10 Kwaliteitsverbetering routes voor wandelen, fietsen, varen, hardlopen, paardrijden en mennen
Artikel 6.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Artikel 6.10.3 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 2.1.3 wordt bij de aanvraag een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 6.10.2 opgenomen criteria.
Artikel 6.10.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Artikel 6.10.6 Weigeringsgronden
Paragraaf 6.11 Marketing en promotie vrijetijdseconomie
Artikel 6.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Artikel 6.11.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 750.000.
Artikel 6.11.4 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien de activiteit niet past binnen het Actieplan Vrijetijdseconomie.
Paragraaf 6.12 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie
Artikel 6.12.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het ten behoeve van MKB-ondernemingen laten doen van onderzoek gericht op:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de sectoren Food, Health of Maakindustrie.
Artikel 6.12.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 500.000.
Artikel 6.12.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op fundamenteel onderzoek.
De subsidieontvanger is verplicht de subsidie zodanig aan te wenden dat per kalenderjaar per onderneming ten behoeve waarvan het onderzoek wordt uitgevoerd ten hoogste € 10.000 wordt aangewend en ten hoogste 50% van de onderzoekskosten wordt vergoed.
Paragraaf 6.13 Collectief onderzoek
Artikel 6.13.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.13.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 6.13.1, onder a en b, komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Artikel 6.13.5 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
Artikel 6.13.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.
Artikel 6.13.7 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.14 Projectsubsidie
Artikel 6.14.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
producent, leverancier en eindgebruiker.
Artikel 6.14.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Onverminderd artikel 2.1.3 wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijk bewijsstuk verstrekt waar uit blijkt dat de subsidiabele activiteit binnen de betreffende sector betrekking heeft op de keten van producent, leverancier en eindgebruiker.
Artikel 6.14.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000.
Artikel 6.14.7 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
Artikel 6.14.8 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met artikel 25 en hoofdstuk I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.15 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 6.15.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.15.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
Artikel 6.15.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 300.000.
Artikel 6.15.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met artikel 26 en hoofdstuk I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.16 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Artikel 6.16.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 6.16.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Artikel 6.16.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Artikel 6.16.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op de realisatie, verkrijging, gebruik of beheer van onroerende zaken en infrastructuur.
Artikel 6.16.6. Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.16.1, onder a, slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.17 Ondersteunen innovatieve starters
Artikel 6.17.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een programma gericht op het ondersteunen van innovatieve starters teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon die deels of volledig statutair wordt bestuurd door vertegenwoordigers van onderwijs- of kennisinstellingen en die zich blijkens zijn statuten het bevorderen van het ontstaan van jonge innoverende ondernemingen tot doel stelt.
Artikel 6.17.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 3.000.000.
Artikel 6.17.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd indien samenwerking met andere door de provincie ondersteunde programma's ter bevordering van ondernemerschap ontbreekt.
Artikel 6.17.6 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.18 Innovatieve starters Novio Tech Campus
Artikel 6.18.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.18.5 Hoogte van de subsidie
De aanvrager van subsidie zoals bedoeld in artikel 6.18.1, onder b, is verplicht om vanaf het moment van subsidieverlening gedurende een periode van tenminste drie jaren statutair en feitelijk gevestigd te blijven op de Novio Tech Campus.
Artikel 6.18.7 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.19 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health of Maakindustrie
Artikel 6.19.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt:
Artikel 6.19.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Paragraaf 6.20 Ondersteuning Valleybureaus als innovatiecluster
Artikel 6.20.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector Food of Health.
Subsidie wordt verstrekt aan de Valleybureaus.
Artikel 6.20.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 500.000.
Artikel 6.20.5 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.21 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling
Artikel 6.21.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op de fysieke realisatie van een incubator, een bedrijfsverzamelgebouw of een gedeelde onderzoeksfaciliteit.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.21.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:
het financieren van een onrendabele top in de vorm van kosten van gebouwen en grond voor zover en voor zolang zij voor industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling worden gebruikt. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat grond betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking.
Artikel 6.21.5 Hoogte van de subsidie
Artikel 6.21.6 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
Artikel 6.21.7 Communautair toetsingskader
In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.21.3, onder c, slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Paragraaf 6.22 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 6.22.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 6.22.1, onder b, wordt slechts verstrekt indien:
er sprake is van een ruimtelijk knelpunt op het bedrijventerrein die het (toekomstig) functioneren van tenminste één bedrijf bemoeilijkt, er aantoonbaar draagvlak bij de ondernemers aanwezig is en er een positief effect is op de ontwikkeling of behoud van de werkgelegenheid op het bedrijventerrein; en
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 6.22.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
Paragraaf 6.23 Bedrijfsverplaatsingen
Artikel 6.23.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verstrekken van een bijdrage voor bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.23.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komt in aanmerking de bijdrage van de gemeente in de kosten voor de verplaatsing van het bedrijf.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 6.23.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van
Paragraaf 6.24 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 6.24.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 6.24.1, onder a, wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Artikel 6.24.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste:
Paragraaf 6.25 Economische impact - Sportevenementen
Artikel 6.25.1 Evenementenkalender
Artikel 6.25.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie als bedoeld in artikel 6.25.2, onder c, ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
Artikel 6.25.5 Hoogte van de subsidie
Artikel 6.25.6 Weigeringsgrond
Paragraaf 6.26 Economische impact - kennis en innovatie
Artikel 6.26.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de toepassing van innovatie op het gebied van top- en breedtesport in Gelderland.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
Artikel 6.26.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 50.000 per activiteit.
Artikel 6.26.4 Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt voor het verrichten van fundamenteel onderzoek.
Hoofdstuk 7 Cultuur en erfgoed
Paragraaf 7.1 Algemene bepalingen
Artikel 7.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Paragraaf 7.2 Instandhouding historische molens en stoomgemalen
Artikel 7.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van historische molens en stoomgemalen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt over een subsidieregeling op grond waarvan aan een eigenaar van een historische molen of stoomgemaal subsidie kan worden verstrekt voor het instandhouden van de historische molen of stoomgemaal.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 7.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 7.2.1 bedraagt ten hoogste € 3.100 per historische molen of stoomgemaal.
De aanvrager is verplicht om in de subsidieregeling als bedoeld in artikel 7.2.2 te bepalen of te doen bepalen dat:
Artikel 7.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de asomwenteling van een monumentale molen.
In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 april van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 7.3.4 Hoogte van de subsidie
Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidie als bedoeld in artikel 7.3.4, eerste lid, minder dan € 70 zou bedragen.
Artikel 7.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van de volgende typen waardenkaarten:
Subsidie wordt slechts eenmaal verstrekt.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 7.4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000,- per type waardenkaart.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit van het openbaar bestuur
Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen
De volgende regelingen en beleidsregels worden ingetrokken:
Deze regeling wordt aangehaald als Regels Ruimte voor Gelderland 2016.
Gegeven te Arnhem, 12 november 2015 - zaaknummer 2015-013248
Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning
Relatie Algemene subsidieverordening Gelderland 2016
Met ingang van 1 januari 2016 is de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 (AsG 2016) in werking. De AsG 2016 is ontstaan door samenvoeging van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998, de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 en de Subsidieverordening meerjarenprogramma’s Gelderland 2012. Door deze samenvoeging, waarbij tevens stappen zijn gezet in de sfeer van uniformering en deregulering, is het stelsel van subsidieregels van de provincie aanzienlijk vereenvoudigd.
De Algemene wet bestuursrecht bevat in hoofdstuk 4 een titel (4.2) voor subsidies. De doelstellingen van de Algemene wet bestuursrecht op het onderdeel subsidies zijn de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven, het verschaffen van rechtszekerheid voor aanvragers en het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. Subsidieverstrekking vindt mede met het oog daarop plaats op wettelijke grondslag. De AsG 2016 bevat een bijlage waarop de programma’s zijn opgenomen voor de uitvoering waarvan Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om subsidies te verstrekken en derhalve ook nadere regels te stellen. De AsG 2016 en de bijbehorende bijlage vormen de door de Algemene wet bestuursrecht vereiste wettelijke grondslag.
De AsG 2016 bepaalt in artikel 3, eerste lid, dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn tot het nemen van besluiten omtrent subsidie indien zij daartoe in de AsG 2016, in een bijzondere verordening of bij besluit van Provinciale Staten bevoegd zijn verklaard. Indien Gedeputeerde Staten bevoegd zijn, zijn zij op grond van artikel 3, zesde lid, van de AsG 2016 tevens bevoegd om nadere regels te stellen. De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 voorzien in die nadere regels voor de onderwerpen waarvoor Gedeputeerde Staten op grond van de AsG 2016 bevoegd zijn.
Daarnaast bevat de AsG 2016 diverse en uiteenlopende algemeen geldende bepalingen in verband met subsidieverstrekking, waaronder het uitgangspunt van subsidieverstrekking aan rechtspersonen, diverse termijnen, algemene weigeringsgronden, het Uniform subsidiekader, regels over bevoorschotting en vaststelling. Verwezen wordt op deze plaats naar de AsG 2016 en de daarbij behorende toelichting.
Bij het verstrekken van subsidie moeten de regels omtrent staatssteun in acht worden genomen. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan als een uitzondering op het staatssteunverbod geldt (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonderingen moet eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de volgende cumulatieve eisen:
Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van staatssteun.
Er is geen sprake van staatssteun als er geen economische activiteiten worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger wordt daardoor in zoverre niet als onderneming aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Het betreft de paragrafen 3.3, 4.3, 4.6, 5.6, 6.11, 6.23, 7.2, 7.3 en 7.4.
De activiteiten die worden uitgevoerd ter uitvoering van een wettelijke taak door overheden dan wel door overheid geliëerde instanties zijn aan te merken als overheidstaken en hebben derhalve geen economisch karakter. Gelet hierop vallen deze subsidies buiten de werking van het staatssteunrecht. Dit betreft paragraaf 5.3.
De aanleg van openbare infrastructuur, zoals wegen, fietspaden, straatverlichting en aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, vormt een belangrijk deel van overheidsinvesteringen bij gebiedsontwikkeling. Zolang deze infrastructuur algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers is er geen sprake van staatssteun. Voor wat betreft de aanleg of verbetering van infrastructuur ter verbetering van de sociale veiligheid geldt dat geen staatssteun optreedt zolang de infrastructuur niet commercieel wordt geëxploiteerd en algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers. Het betreft de paragrafen 2.6, 5.2, 5.4, 5.5, 5.7 en 5.10.
In het bijzonder bij subsidieverstrekking aan gemeenten kan de situatie zich voordoen dat de subsidieverstrekking op zichzelf geen staatssteun oplevert, maar dat de subsidie wordt gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten van derden. In die gevallen zal de gemeente een staatssteunbeoordeling moeten maken en de relatie met genoemde derden zo moeten vormgeven dat geen ongeoorloofde staatssteun optreedt.
Voor bepaalde activiteiten heeft de Europese Commissie specifieke vrijstellingsverordeningen vastgesteld. Het gaat daarrbij vooral om de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw de-minimisverordening. Daar waar een specifieke vrijstellingsverordening van toepassing is, wordt niet getoetst aan de De-minimisverordening of andere vrijstellingsverordeningen. Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 3.2, 4.5, 4.7, 4.10, 6.2, 6.5 (artikel 6.5.8, eerste lid), 6.6, 6.7, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16. 6.17, 6.18, 6.20 en 6.21.
In een enkel geval worden aanvragen getoetst aan andere regels omtrent staatssteun, of zijn voorwaarden die zijn opgenomen in een goedkeurend besluit van de Europese Commissie als voorwaarden in de regels overgenomen. Op die manier wordt verzekerd dat geen ongeoorloofde staatssteun wordt verleend. Het betreft de paragrafen 4.4, 4.8 en 4.9.
Voor aanvragen onder een deel van paragraaf 6.5 (artikel 6.25) geldt maatwerk. Voor de verschillende typen aanvragen gelden andere staatssteunoplossingen. Dit wordt per aanvraag beoordeeld.
Voor alle overige paragrafen geldt dat indien de subsidie valt binnen de reikwijdte van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en er geen andere staatssteungrondslag is, zij alleen kan worden verstrekt in overeenstemming met de De-minimisverordening. Op grond van die verordening bedraagt de totale overheidssteun maximaal € 200.000 over een periode van drie jaren. De verordening bevat een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet worden voldaan. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Subsidie op grond van de paragrafen 2.4, 2.5, 3.3, 3.4, 4.2, 5.8, 5.9, 6.2, 6.4, 6.5 (artikel 6.5.8, tweede lid), 6.8, 6.9, 6.10, 6.12, 6.19, 6.22, 6.24, en 6.26 wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.
Het melden van een voorgenomen activiteit bij de Europese Commissie met als doel goedkeuring te verkrijgen voor een subsidie komt in de provinciale praktijk niet voor.
Bij subsidietenders moet op transparante wijze een onderlinge beoordeling van de aanvragen plaatsvinden. De aanvragen worden als het ware bevroren op het moment van sluiting van de openstellingsperiode. Dit betekent dat aanvragers na deze datum geen gelegenheid meer hebben om onvolledige aanvragen te completeren. De onvolledigheid kan gelegen zijn in het niet bijvoegen van verplichte bijlagen, in het niet onderbouwen van kosten van activiteiten op de begroting of het niet voldoen aan criteria die in de betrokken regels zijn opgenomen. Wanneer een onderdeel van de begroting niet is onderbouwd kan niet beoordeeld worden of de daarbij behorende actiteiten ook daadwerkelijk subsidiabel zijn. Vaste praktijk is dat aanvragers die ten minste 10 werkdagen voor de sluiting van de aanvraagperiode een aanvraag indienen, in de gelegenheid worden gesteld hun aanvraag te completeren. Aanvragers die later een aanvraag indienen, ontnemen zichzelf de mogelijkheid om aanvragen aan te vullen. Een aanvulling na de sluitingsdatum is in strijd met de transparantie van de onderlinge beoordeling van de aanvragen. Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan in deze situatie praktisch gezien niet worden toegepast. Om die reden is het zesde lid opgenomen.
Fort Asperen - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531771;
Fort de Nieuwe Steeg - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531807;
Fort Vuren - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531890;
Werk op de Spoorweg bij de Diefdijk - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531760;
Batterij onder Poederoijen - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531925;
Batterij onder Brakel - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531918;
Fort Everdingen - gemeenten Vianen en Culemborg - Complexnummers 531650 en 531840.
Procesbegeleidingsactiviteiten kunnen zijn:
Ontwerpactiviteiten kunnen zijn:
Niet-reguliere activiteiten kunnen zijn:
Met de subsidieverstrekking wordt beoogd doelstellingen van het project Beleef de Waal te realiseren. De doelen van het project Beleef de Waal zijn:
De subsidies zijn gericht op het verder uitbouwen en versterken van de samenwerking tussen initiatiefnemers in het gebied, op het ondersteunen van initiatieven op het gebied van toerisme die passen in een duurzame ontwikkeling van het gebied en passen bij de versterking van de beleefbaarheid en de beleving van de Waal en haar oevers.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder a
Vertierplekken geven een gelegenheid om bij de Waal te recreëren en de rivier te beleven. De minimale inrichting van de vertierplekken sluit aan bij het streven naar duurzaam toerisme waarbij zorg voor bestaande natuur- en cultuurwaarden nadrukkelijk een plaats krijgt. Een vertierplek is dus nadrukkelijk niet een recreatieplek met voorzieningen zoals speelvoorzieningen, steigers, badhokjes, zitmeubilair en dergelijke.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder b
Het subsidiëren van producten en arrangementen bevordert de samenwerking tussen recreatieondernemers en levert daarmee een bijdrage aan een duurzame toeristisch-economische ontwikkeling in het gebied. Te denken valt aan een overnachtingsarrangement waarbij de exploitant in samenwerking met andere ondernemers een georganiseerde fietstocht met picknick aanbiedt of een wandelroute van meerdere dagen met diverse overnachtingen en een aanbod van lunches & diners tegen gereduceerd tarief bij diverse gelegenheden die de wandelaars onderweg tegenkomen. De betrokkenheid van lokale ondernemers draagt bij aan de duurzaamheid van de toeristische sector.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder c
Verspreid over de Waal zijn er meerdere veerverbindingen. Subsidies worden verstrekt voor het opzetten en ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen ondernemers die het doel hebben in het gebied bij en tussen twee veerverbindingen een interessant vrijetijdsaanbod voor inwoners van Gelderland en toeristen te creëren.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder d
Voor een duurzame toeristisch-economische ontwikkeling in het gebied is een langdurige betrokkenheid van gemeenten, personen en rechtspersonen noodzakelijk. Een subsidie wordt daarom alleen verleend aan rechtspersonen waarvan aangenomen kan worden dat zij een langdurige verbinding met het WaalWeeldegebied bewerkstelligen en zo zullen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
Voor andere rechtspersonen dan gemeenten geldt dat zij niet per se gevestigd hoeven te zijn in het WaalWeeldegebied. Wanneer uit de doelstellingen en activiteiten van de rechtspersoon blijkt dat zij een bijdrage kunnen leveren aan Beleef de Waal, komen zij in aanmerking voor subsidie. Te denken valt aan rechtspersonen in de sector van de vrijetijdseconomie (bijvoorbeeld campinghouder, fietsen- of kanoverhuurbedrijf) die net buiten het WaalWeeldegebied gevestigd zijn en die toeristische activiteiten willen ontplooien in het gebied.
Artikel 2.5.4.eerste lid, onder a
Draagvlak voor de activiteiten bij het plaatselijk bestuur is van belang bij het ontwikkelen van een duurzame vrijetijdseconomie. Daarom wordt een schriftelijke verklaring van een betrokken college gevraagd, waarin wordt uitgesproken dat het college positief staat tegenover de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een verklaring is niet vereist wanneer het een subsidie voor de ontwikkeling of het opzetten van een samenwerkingsverband betreft, omdat dit niet een activiteit is die zich in de openbare ruimte afspeelt en dus geen betrokkenheid van het gemeentebestuur vereist.
Paragraaf 2.6 heeft tot doel de aanleg van tweesterren pleisterplaatsen te stimuleren. Daarom moet op de betreffende locatie nog niet alle voorzieningen als bedoeld in artikel 2.6.2, onder d, onderdelen i tot en met iv, aanwezig zijn. Na afloop van de subsidiabele activiteit moeten deze wel aanwezig zijn.
Paragraaf 3.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in EMT-sector
Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de sector energie- en milieutechnologie onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Onder k wordt bedoeld bos- en landgoederen die deel uitmaken van de cultuurhistorie van Gelderland. Bos- en landgoederen kennen verschillende verschijningsvormen die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis. Op het goed kan uitsluitend bos voorkomen. Maar een goed kan ook bestaan uit een combinatie van bos en agrarische percelen, met lanen en bijvoorbeeld een poel. Op bos- of landgoederen komt veelal een buitenplaats voor of andere bij het karakter van de onroerende zaak passende opstallen, maar dat is niet altijd het geval.
Voorbeelden van cultuurhistorische landschapselementen onder m zijn bijvoorbeeld steilranden, grafheuvels, kerkenpaden, legakkers, terpen, wielen en kolken.
Landschapselementen bedoeld onder jj zijn bijvoorbeeld een bos van geringe omvang, heggen, hagen, houtwallen en lanen.
Paragraaf 4.2 Landschap en Landgoederen
Regulier onderhoud en beheer worden niet ondersteund. Achterstallig onderhoud wordt in beperkte mate ondersteund, namelijk als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling en onmogelijk rendabel kan worden uitgevoerd. Met achterstallig onderhoud worden bedoeld: werkzaamheden die aanvullend op het reguliere beheer en onderhoud nodig zijn voor de instandhouding van het landschapselement.
Subsidie voor aanleg van eenvoudige openbare onverharde paden als bedoeld in het eerste lid, onder d, is bedoeld om de toegankelijkheid en de mate waarin het landschap beleefd kan worden te vergroten. Het openbaar toegankelijk maken van het landschap is het primaire doel.
Eenvoudige onverharde paden zijn paden die niet zijn voorzien van klinkers, asfalt, beton, puin, grind en dergelijke. Voorbeelden zijn zandpaden, graspaden of paden enkel voorzien van een toplaag van houtsnippers ter bevordering van de toegankelijkheid voor voetgangers.
In het eerste lid onder e worden met kleine recreatieve voorzieningen eenvoudige voorzieningen bedoeld waarmee het recreatief medegebruik op landgoederen wordt vergroot, zoals een bankje of een parkeervoorziening.
De aanleg van eenvoudige loopbruggen onder f wordt ondersteund met als doel de toegankelijkheid en het recreatief medegebruik van het landschap te vergroten.
In veel landschapsplannen is betrokkenheid en participatie als bedoeld onder g een instrument om tot groene prestaties te komen. Activiteiten die daaraan bijdraagt kunnen worden gesubsidieerd. Denk bijvoorbeeld aan een informatieavond voor vrijwilligers die aan de slag willen in het landschap, of een interactief proces om samen met bewoners tot afspraken over realisatie van het landschapsplan te komen. Ook educatieve activiteiten om jongeren mee te nemen in het verhaal over het landschap kunnen worden gesubsidieerd.
In een landschapsplan als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden bestaande kwaliteiten van een landschap benoemd en de mogelijkheden geïnventariseerd om die kwaliteiten te behouden en te versterken door landschapsinrichting en beheer. Activiteiten die voortvloeien uit een landschapsplan dragen aantoonbaar en voor de lange termijn bij aan het behoud en versterking van de in het plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten en zijn daarom subsidiabel.
Ten aanzien van houtopstanden, rijbeplanting en hoogstamfruitgaarden zijn in het eerste lid, onder b, aanvullende voorwaarden opgenomen zodat deze landschapselementen onder de beschermende werking van de Boswet vallen en de instandhouding voor de lange termijn is geborgd. Voor hagen en heggen gelden geen aanvullende eisen omdat hagen en heggen karakteristiek kunnen zijn zonder een bepaalde minimale omvang.
Een poel moet voor de lange termijn in stand te houden zijn. Omdat bij een diepe grondwatertrap de poel opdroogt, wordt in het eerste lid, onder c, de voorwaarde gesteld van een grondwatertrap 3 of minder. Dat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich op 20 cm onder maaiveld bevindt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op 90 cm beneden maaiveld of daarmee vergelijkbare situaties.
De achtergrond van het eerste lid, onder d, is dat als het aanleggen van heggen en hagen binnen de EHS een provinciale doelstelling is, dit is gevat in het Natuurbeheerplan. Ondersteuning daarvan vindt plaats vanuit andere regelingen.
Het Normenboek Natuur, Bos en Landschap van Alterra wordt gehanteerd om met initiatiefnemers op gelijke wijze subsidieafspraken te kunnen maken. In het Normenboek staan tijd- en kostennormen voor maatregelen die in natuur, bos en landschap worden uitgevoerd. Het Normenboek is te bestellen op de website www.normenboek.nl. en is in te zien bij de provincie. De normen zijn marktconform en worden elke 2 jaar geactualiseerd. Voor de aanvraag dient de jaargang van de datum van de subsidieaanvraag te worden gebruikt.
Wij nodigen landgoedeigenaren uit planmatig aan landschapskwaliteiten te werken. Daarom dient een landgoedvisie of landgoedplan als bedoeld in het tweede lid als basis voor de aanvraag. In het plan wordt een beeld geschetst van de activiteiten die nu en in de toekomst nodig zijn om op het goed de voorkomende kwaliteiten voor de lange termijn in stand te houden of verder te versterken. Er worden geen verdere voorwaarden gesteld aan het plan.
Kosten die worden gemaakt voor natuurontwikkeling binnen de EHS zoals bedoeld in het Natuurbeheerplan Gelderland, met uitzondering van kosten die worden gemaakt voor de aanleg en voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan poelen.
Bestaande landschapsplannen en landgoedplannen dienen als basis voor een subsidieaanvraag. Er wordt geen nadere uitwerking gevraagd.
De Nationale Landschappen zijn symbolen van de diversiteit van het Gelderse landschap, daarom hebben ze in de regeling ruimere mogelijkheden in de vorm van een hoger subsidiepercentage.
De regeling ondersteunt in het tweede lid gemeenten die planmatig uitvoering willen geven aan hun landschapsplannen. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we gemeenten uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.
De regeling ondersteunt in het derde lid landgoedeigenaren die planmatig uitvoering willen geven aan hun landgoedplannen. Zij kunnen rekenen op 75% subsidie. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we eigenaren uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.
Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen
Voorbeelden van faunavoorzieningen zijn:
Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders natuurnetwerk
Subsidie is beschikbaar voor de verwerving van een natuurambitieterrein of voor de beëindiging van een pachtovereenkomst die nog van toepassing is op een natuurambititieterrein. Daarnaast is het mogelijk om subsidie te verkrijgen op de waarde daling van gebouwen als verwerving van deze gebouwen onlosmakelijk en aantoonbaar gekoppeld is aan de verwerving van het natuurambitieterrein.
Subsidie op de waardedaling van gebouwen wordt slechts verstrekt als het natuurambitieterrein waar de gebouwen aan zijn gekoppeld tenminste 20 ha bedraagt en door Gedeputeerde Staten een natuurontwikkelplan is vastgesteld voor een gebied waarbinnen het betreffende natuurterrein met gebouwen liggen.
In lijn met het besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2011 (N308/2010) kan op grond van de regeling in beginsel aan eenieder subsidie worden verleend die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten. Dat betekent dat een aanvrager over voldoende deskundigheid moet beschikken of externe deskundigheid moet inschakelen. Voor de vraag wie in aanmerking komt voor subsidie, is onder meer van belang welk type natuurbeheer is voorgeschreven. Complexe natuurbeheertypen stellen hogere eisen dan eenvoudiger typen. In voorkomend geval zal van een aanvrager een nadere onderbouwing van zijn aanvraag worden verlangd om te bepalen of die aanvrager aan de regeling op dit onderdeel voldoet, bijvoorbeeld in de vorm van een plan van aanpak. Met de Europese Commissie zijn Gedeputeerde Staten van oordeel dat de regeling een goed evenwicht bevat tussen de behoefte aan rechtszekerheid en de wens geen aanvragers op voorhand uit te sluiten.
Op grond van het eerste lid, onder a, is de subsidieontvanger verplicht het verworven terrein direct na verwerving of pacht vrij maken als natuur te beheren. De wijze van beheer is mede afhankelijk van het natuurdoeltype en het daarbij behorende gebruik. Mits daardoor het gebruik conform natuurbeheertype niet in gevaar komt, kan beperkt afgeleid landbouwkundig gebruik verenigbaar zijn met de regeling op dit punt.
Voorts is de subsidieontvanger op grond van het eerste lid, onder c, verplicht het verworven terrein binnen twee jaar na verwerving of pachtvrij maken overeenkomstig het beheertype te beheren. Bij dit beheer kan beperkt afgeleid landbouwkundig gebruik verenigbaar zijn mits daardoor het voorgeschreven natuurbeheertype niet in gevaar komt. Voor zover noodzakelijk worden in de beschikking tot subsidieverlening hieromtrent verplichtingen opgenomen.
Voor het wijzigen van de bestemming staat in het eerste lid, onder f, geen termijn. Indien het uit een oogpunt van doelmatigheid aangewezen is om een bestemmingswijziging te koppelen aan een algehele wijziging, kan daar ruimte voor zijn. Gedeputeerde Staten hechten eraan dat het GNN ook in de bestemmingsplannen is verankerd, dus los van privaatrechtelijke bedingen ten aanzien van het gebruik.
In het achtste lid wordt met een gescheiden boekhouding het volgende bedoeld. De Europese Commissie heeft in haar besluit van 13 juli 2011 (N308/2010) de aankoop van terreinen voor de realisering van het GNN gekwalificeerd als DAEB. Daarbij heeft zij als eis opgenomen dat wanneer een onderneming activiteiten verricht die zowel binnen als buiten de werkingssfeer van de DAEB vallen, in de interne boekhouding de kosten en de inkomsten die met die DAEB verband houden, en die welke met andere diensten verband houden, gescheiden moeten worden aangegeven alsmede de parameters voor de toerekening van die kosten en inkomsten. Deze eis is gebaseerd op de DAEB-kaderregeling (Mededeling van de Commissie van 11 januari 2011, PbEU 2012, C8/15) en op Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006, PbEG 2006, L318 (Transparantierichtlijn) die op dit onderdeel is geïmplementeerd in artikel 25b van de Mededingingswet. Uit deze bepalingen volgt dat de afgescheiden boekhouding zodanig is ingericht dat:
Het doel hiervan is om te waarborgen dat de uit andere activiteiten resulterende kosten niet aan de DAEB inzake grondverwerving kunnen worden toegerekend. Op grond van artikel 25b, eerste lid, van de Mededingingswet bestaat de verplichting om de onder a, b en c genoemde gegevens ten minste vijf jaar te bewaren, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waar de gegevens betrekking op hebben. Bovengenoemde verplichtingen gelden ook voor andere DAEB’s dan die in verband met grondverwerving voor realisatie van het GNN.
Paragrafen 4.8 en 4.9 Inrichting en functieverandering natuur
Per 1 januari 2016 is de Subsidieverordening kwaliteitsimpuls natuur en landschap Gelderland (SKNL) ingetrokken als separate subsidieverordening. Vanaf deze datum gelden voor functieverandering en inrichting van nieuwe en bestaande natuur de paragrafen 4.8 en 4.9.
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid en bepaalt waar zij welke doelen wil realiseren en welke financiële middelen zij hiervoor inzet. De doelen zijn vastgelegd in de Beleidsuitwerking Natuur en Landschap en het provinciale Natuurbeheerplan dat uitwerking geeft aan de beleidsuitwerking. De Ambitiekaart van het Natuurbeheerplan beschrijft de beleidsdoelen ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe natuur en vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies. Het soortenbeschermingsplan, de beheerplannen Natura 2000, de PAS-gebiedsanalyse en herstel van natte landnatuur uit de Omgevingsvisie vormen het beleidskader voor de subsidie voor kwaliteitsverbetering voor bestaand natuur.
De omschrijving van de activiteiten geeft inzicht in de te onderscheiden activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Subsidie kan worden verstrekt voor inrichting van nieuwe natuur. Nieuwe natuur aan te leggen in het kader van de Programmatisch Aanpak Stikstof (PAS) of Natura 2000 vallen onder deze activiteit. Daarnaast is subsidie mogelijk voor kwaliteitsverbetering in bestaande natuur voor: PAS-maatregelen, onderzoek en monitoring zoals in de PAS-gebiedsanalyse van de afzonderlijk PAS-gebieden is beschreven, voor Natura 2000 maatregelen, soortenbeschermingsmaatregelen en herstelmaatregelen voor natte landnatuur.
Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur is beschikbaar voor percelen die op de ambitiekaart als zodanig zijn aangegeven. Op de ambitiekaart is aangeven welk natuurbeheertype of welke indicatieve verhouding beheertypen gerealiseerd moet worden. Het is mogelijk om af te wijken van de ambitiekaart, indien uit een landschap ecologische onderbouwing blijkt dat het aangegeven beheertype niet kan worden gerealiseerd of niet doelmatig is of dat natuur met een hogere kwaliteit mogelijk is. Gedeputeerde Staten kunnen dan subsidie verlenen voor het realiseren van een ander natuurbeheertype, mits het voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied borgt. Voor programma-aanvragen is de begrenzing als nieuwe natuur op de ambitiekaart het criterium voor het aanvragen van een subsidie.
Subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen of rechtspersonen, die zeggenschap hebben over het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Gecertificeerde begunstigden kunnen daarnaast een programma aanvraag indienen voor gronden, waarover zij geen zeggenschap hebben. Bij de aanvraag dient dan wel een verklaring gevoegd zijn waarin de eigenaar aangeeft geen bezwaar te hebben tegen de inrichting als natuur.
De subsidieontvanger is verplicht om de door de inrichting gerealiseerde natuur in stand te houden. Hiervoor kan een subsidie voor natuurbeheer op grond van de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer Gelderland 2016 worden aangevraagd.
Indien de ontvanger een subsidie voor PAS maatregelen ontvangt is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren. Dit betekent dat op projectniveau de kosten voor PAS-maatregelen in de boekhouding apart moeten worden bijgehouden. De reden hiervoor is dat de uitvoering van PAS-maatregelen wordt beschouwd als niet-economische activiteiten waarbij van staatssteun geen sprake is. Het houden van een gescheiden boekhouding heeft als doel deze activiteiten te kunnen onderscheiden van andere activiteiten van de aanvrager.
Artikel 4.9.3 (functieverandering)
De subsidiabele kosten is het verschil in marktwaarde voor en na functieverandering en inrichting van landbouwgrond dat wordt omgevormd naar natuurterrein. Hierbij wordt rekening gehouden met de feitelijke restwaarde van het natuurterrein, die bij natuurlijke graslanden hoger is dan bij een moeras. Het verschil in waarde wordt voor 100% gesubsidieerd. De kosten voor het uitvoeren van de taxatie door een onafhankelijk taxateur komen eveneens voor 100% vergoeding in aanmerking.
Indien functieverandering onderdeel is van een wettelijke of contractuele verplichtingen zoals ontgronding of compensatie voor ruimtelijke ontwikkeling is geen subsidie mogelijk. Geen subsidie is mogelijk als de grond om niet is verkregen van de overheid, minder subsidie als deze voor minder dan de marktwaarde van de overheid is verkregen. In die gevallen heeft de eigenaar de gronden immers al met overheidssteun verkregen ten behoeve van natuurrealisatie.
Na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een kwalitatieve verbintenis die wordt ingeschreven bij het kadaster. In de verbintenis is de verplichting opgenomen dat de grond niet gebruikt wordt voor landbouw en beheerd wordt zodat de gerealiseerde natuur tenminste in stand blijft en zo mogelijk verder ontwikkelt. Deze verplichting geldt niet alleen voor de huidige gebruiker maar ook voor alle toekomstige gebruikers. De grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet ten minste 358 dagen per jaar toegankelijk zijn voor het publiek. Subsidieontvanger is verplicht na subsidieverlening bij de gemeente een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemmingsplan inhoudende dat de grond wordt bestemd als natuur.
Na ontvangst van vestiging van de kwalitatieve verplichting wordt een voorschot van 90% uitgekeerd, de resterende 10% wordt uitbetaald bij vaststelling van de beschikking als ook de inrichting is afgerond.
Paragraaf 5.8.11 Kwaliteitsverbetering routes wandelen, hardlopen, fietsen, varen, paardrijden en mennen
Wandelen en fietsen behoren tot de belangrijkste vrijetijdsbestedingen van Gelderland. Gelderland heeft op dit gebied veel te bieden. De financiële bestedingen van wandelaars en fietsers zijn over het algemeen niet hoog. We willen de positie van de provincie Gelderland als fiets- en wandelprovincie versterken om zo meer bestedingen te genereren. Voor varen geldt dat Gelderland veel mogelijkheden biedt, die nog verder ontwikkeld kunnen worden. Meer bestedingen kunnen gegenereerd worden als er meer bezoekers komen met een gelijkblijvend bestedingspatroon of als de bestedingen per bezoeker stijgen. Dat kan bereikt worden als ondernemers meer gebruik maken van de mogelijkheden die de wandel- en fietsroutes bieden. Ook een toename van sportief gebruik van routes kan een toename van bestedingen en economische spin-off genereren. Wij verwachten dan ook initiatieven waarin deze combinatie van doelstellingen tot uiting komt. Gelderland heeft veel toeristische fiets- en wandelroutes, dus nieuwe routes zullen weinig bijdragen aan extra bestedingen, tenzij er aantoonbaar onvoldoende routes zijn in een gebied. Wel bieden verhoging van de kwaliteit van bestaande routes of beter aansluiten van ondernemers bij die routes mogelijkheden. Voor wandelknooppunten is nog niet aangetoond dat deze tot extra bestedingen leiden en daar ligt dus (nog) geen prioriteit.
Om de bestedingen van varende recreanten in Gelderland te vergroten willen we het aantal aanlegplaatsen vergroten. Om meer bezoekers en meer bestedingen te genereren kan gerichte marketing en promotie een belangrijk onderdeel vormen van een initiatief. Omdat marketing en promotie op een andere grondslag in deze regels subsidiabel zijn, worden deze activiteiten apart beoordeeld volgens de criteria die voor die titel gelden.
Veel activiteiten leveren meerwaarde op wanneer de continuïteit voor langere tijd is gewaarborgd. Het is daarbij een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf om beheer en onderhoud, alsmede de financiering daarvan, voor langere duur te regelen. Belangrijk voor alle activiteiten is dat deze zoveel mogelijk breed over Gelderland kunnen worden uitgevoerd. Behoud van diversiteit en regionale identiteit is uitdrukkelijk de bedoeling: het gaat om uniforme systematiek met bijvoorbeeld regionale look en feel bij de uitvoering. Dat geldt met name voor de ontwikkeling van digitale routestructuren in de vorm van applicaties. Hierbij is de voorwaarde dat een applicatie de gehele provincie moet betreffen, waarbij dient te worden opgemerkt dat het project gefaseerd opgebouwd mag zijn, als aanzet naar uitrol tot provinciale schaal. Bij de beoordeling van de mogelijkheden voor Gelderland brede uitvoering zal een advies meewegen van belanghebbenden zoals regio’s of gemeenten, recreatieschappen, RBT’s, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Natuurmonumenten, Hoge Veluwe, BOVAG, ANWB, nationaal fietsen wandelplatform en toeristisch platform Gelderland. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan initiatieven die zijn gericht op kwaliteitsverbetering, verhoging van de beleving van routes en aanhaken van het toeristisch bedrijfsleven. Uitgangspunt voor ondersteuning is een uniforme uitvoering in de gehele provincie.
Algemeen bij hoofdstukken 3 en 6
Het economisch beleid van de provincie Gelderland is beschreven in de Economische visie "Een concurrerende, innovatieve en duurzame Gelderse economie" die op 9 november 2011 is vastgesteld door provinciale staten. In vervolg daarop is in april 2012 het economisch beleid voor de Gelderse topsectoren Health, Food, EMT en de Maakindustrie vastgelegd in de prioritaire Programma's Topsectoren en Innovatie en Energietransitie. Deze regeling strekt mede ter uitvoering van dat beleid.
Voor het beoordelen van subsidieaanvragen zijn naast deze regels ook de Algemene subsidieverordening Gelderland en Subsidieverordening Vitaal Gelderland kaders die gelden voor de toekenning van subsidies.
Deze regels zijn de juridische vertaling van het beleid dat is vastgelegd in:
De provincie wil met de subsidies in deze regeling het innovatieproces ondersteunen en bevorderen dat wordt geïnvesteerd in het verbeteren van het innovatieklimaat in Gelderland. De provincie wil met verschillende instrumenten de verschillende fasen van het innovatieproces en verschillende doelgroepen ondersteunen. De provincie maakt daarbij onderscheid tussen verschillende fasen in het innovatieproces. De 1e fase begint met eenvoudige ideeën waarbij bijvoorbeeld een ondernemer een idee heeft over het ontwikkelen van een nieuw product of een nieuw proces. In deze fase wordt een eerste onderzoek gedaan, naar bijvoorbeeld de technische haalbaarheid, de marktkansen of hoe de innovatie zich verhoudt tot bestaande intellectuele eigendommen. Als er meer inzicht over de kansen van het idee, is er sprake van een concept. In de 2e fase wordt een concept verder doorontwikkeld naar een business case.
Een business case is een project waarbij een initiatiefnemer vertrouwen heeft dat het technisch haalbaar is, duidelijkheid is dat er een markt is, zicht is op financiering van de toeleiding naar de markt en bekend is via welke organisatorische structuur het project tot uitvoering kan worden gebracht. In de 3e fase is de initiatiefnemer vooral op zoek naar financiering. Hij kan hiervoor samenwerking zoeken met een bestaand bedrijf of als hij de innovatie in eigen beheer wil uitvoeren, externe financiering aantrekken.
Door initiatiefnemers in de eerste twee fases van het innovatieproces te ondersteunen met beperkte subsidies en leningen, wordt voorkomen dat kansrijke ideeën vroegtijdig sneuvelen als gevolg van budgettaire problemen. De bijdrage van de provincie is niet beschikbaar voor fundamenteel onderzoek dat voorafgaat aan het toegepaste onderzoek in de 1e fase. Fundamenteel onderzoek wordt door het Rijk gefinancierd vanuit het budget van het Ministerie van OC&W.
Het instrumentarium dient laagdrempelig te zijn, zodat ondernemers worden gestimuleerd innovatietrajecten te starten. Anderzijds mag het de bereidheid van ondernemers, om zelf te investeren in de ontwikkeling van de door hen zelf aangedragen ideeën en projecten, niet verminderen. Voorkomen moet worden dat het verstrekken van subsidies een dominant onderdeel wordt van het innovatieproces. Derhalve zullen subsidies slechts een deel van de gemaakte kosten dekken. Verondersteld wordt dat ondernemers die bereid zijn zelf te investeren en dus risico willen lopen in de door hen voorgestelde projecten, voldoende belang hebben bij het slagen van een project.
De volgende instrumenten zullen worden ingezet in Gelderland ter ondersteuning van ondernemers bij het innovatieproces:
Ter ondersteuning van de 1e fase van het innovatieproces worden vouchers ter beschikking gesteld. Deze vouchers kunnen ten behoeve van bedrijven worden ingezet voor de volgende activiteiten:
De vouchers kunnen onder andere worden ingezet voor diensten die uitgevoerd worden door dienstverleners, zoals:
De vouchers zijn specifiek bedoeld voor bedrijven in het MKB (ondernemingen met minder dan 250 werknemers en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt) die in het verlengde van hun eigen activiteiten verbeteringen willen doorvoeren, nieuwe producten op de markt willen brengen, processen willen verbeteren of een samenwerking willen aangaan. Het kan daarbij gaan om zowel product- als procesinnovaties. De vouchers zijn vooral bestemd voor bedrijven die geen eigen R&D afdeling hebben en die weinig ervaring hebben met het innovatieproces en dus zonder ondersteuning van derden dergelijke activiteiten niet zullen oppakken.
Het bedrag per voucher bedraagt maximaal 50 % van de gemaakte kosten tot een maximum van
€ 10.000 (incl. btw). Per MKB-bedrijf wordt maximaal één voucher per jaar verstrekt. De regeling wordt continue gemonitord, jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld als de markt daar om vraagt of de effectiviteit kan worden verbeterd. Dit instrument is beschikbaar voor bedrijven in de sectoren Food, Health, EMT de Maakindustrie, logistiek, creatief en vrijetijdseconomie. De provincie zal een subsidie verstrekken aan de eerstelijns dienstverleners, zodat zij opdrachten kunnen verstrekken waarvan de resultaten ten gunste zijn van individuele bedrijven. Voor de bedrijven in de Food- en Health-sector zijn dat respectievelijk Stichting Food Valley en Stichting Health Valley. Voor de bedrijven in de EMT-sector is dat de Stichting Kennis en Innovatie in Energie- en Milieu Technologie (programmabureau EMT) en voor bedrijven in de maakindustrie en in de sectoren logistiek, creatief en vrije tijd zijn dat de zeven RCT's.
In de 2e fase van het innovatieproces kunnen innovatieconcepten, die al verder zijn uitgewerkt en waarvoor ook zicht ontstaat op een mogelijk verdienmodel of marktkansen, worden ondersteund door middel van leningen. Dit instrument wordt reeds toegepast onder de naam Gelderland voor Innovaties. De leningen worden verstrekt door PPM Oost in samenwerking met Oost NV. De provincie zal daartoe afspraken maken met PPM Oost.
Innovatieprojecten die gericht zijn op het ontwikkelen van een product of proces en waar een uitgewerkte business case aan ten grondslag ligt, zullen primair worden ondersteund met revolverende middelen vanuit het Topfonds Gelderland. Projecten waaraan geen verdienmodel aan ten grondslag ligt vallen voor een groot deel onder de noemer fundamenteel onderzoek en dienen derhalve te worden bekostigd vanuit Rijksmiddelen, waaronder de tweede geldstroom van kennisinstellingen vanuit het Ministerie van OC&W. Het blijft daarnaast noodzakelijk projectfinanciering te verstrekken voor projecten in de sectoren Food, Health, EMT en de maakindustrie zonder duidelijk verdienmodel en die niet kunnen worden geschaard onder fundamenteel onderzoek. Het kan hierbij gaan om:
collectief onderzoek in de vorm van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en haalbaarheidsstudies waarbij de betreffende MKB-onderneming samenwerkt met andere ondernemingen of kennisinstellingen. Hoewel dit onderzoek qua doelstelling wellicht in aanmerking zou komen voor het beschikbaar stellen van een voucher rechtvaardigt de omvang en impact alsmede de samenwerking een grotere bijdrage van de provincie. Het kan hierbij ook cofinanciering betreffen, voor projecten waarmee extra Europese middelen naar Gelderland worden gehaald;
projectsubsidie ten behoeve van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. Hierbij geldt ten opzichte van collectief onderzoek de belangrijke aanvullende eis dat het betreffende onderzoek binnen de betreffende sector betrekking heeft op de gehele keten van producent, leverancier en eindgebruiker;
projecten die het innovatieklimaat verstevigen, zoals de bouw of upgrade van onderzoeksinfrastructuur die open staat voor meerdere gebruikers (faciliteiten en middelen voor hoogwaardig onderzoek en de ontwikkeling van proeftuinen ten behoeve van marktintroducties door een innovatiecluster (paragrafen).
Voor de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector bestaan vergelijkbare subsidiemogelijkheden met dien verstande dat aan de subsidiemogelijkheid inzake proeftuinen ten behoeve van marktintroducties nog geen invulling is gegeven.
De provinciale subsidie kan worden ingezet in combinatie met middelen uit het Europese Horizon 2020-programma, zodat de deelname van Gelderse MKB-bedrijven aan dit programma wordt ondersteund. Ook kan hetzelfde MKB-bedrijf per jaar zowel gebruik maken van een voucher als van een projectfinanciering. Bij samenwerkingsverbanden waarbij ook partijen buiten Gelderland meedoen, is het van belang dat het economisch rendement uiteindelijk (voornamelijk) in de provincie Gelderland terecht komt.
Voor het ondersteunen van afgestudeerden van de universiteiten en hogescholen in Gelderland bij het innoveren zijn aparte instrumenten beschikbaar. Daarmee wordt zo maximaal mogelijk gebruik gemaakt van Rijksmiddelen. Deze vorm van innovatie gericht op het vermarkten van de wetenschappelijke kennis wordt kennisvalorisatie genoemd. Deze programma's worden grotendeels gefinancierd door het Ministerie van ELI. De provincie Gelderland kan aan deze programma's een financiële bijdrage leveren.
Naast de subsidies gericht op het innovatieproces en het innovatieklimaat ondersteunt de provincie activiteiten gericht op de topsectoren in Gelderland die in de verschillende subsidieparagrafen zijn benoemd. Zo zijn subsidies beschikbaar voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in verschillende topsectoren ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Ook is het mogelijk ter ondersteuning van verschillende topsectoren subsidies te verstrekken aan de Valleybureaus en het programmabureau EMT in hun hoedanigheid van innovatie-intermediairs en het aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubators, bedrijfsverzamelgebouwen en gedeelde onderzoeksfaciliteiten.
De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgetten die per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
De toekenning van de verschillende subsidies voor de verschillende sectoren is ondergebracht in afzonderlijke artikelen en paragrafen, zodat bij de toekenning kan worden verwezen naar de verschillende budgets, de per sector zijn vastgelegd in twee prioritaire programma's en het basisprogramma Economie.
Paragraaf 6.2 Verbeteren positie van starters
Deze subsidie is bedoeld voor activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de positie van starters en het ondernemerschap binnen het Gelders MKB. Voor het welslagen van de projecten is de betrokkenheid van de doelgroep van essentieel belang. Zij moeten baat hebben bij de voorzieningen en projecten die het ondernemersklimaat versterken. Uit de projectbeschrijving moet dan ook blijken hoe de doelgroep aantoonbaar betrokken is bij de voorbereiding en de uitvoering van het project.
Aangezien het verspreiden van kennis een belangrijke doelstelling is, dient expliciet uitgewerkt te worden welke leereffecten een project heeft en op welke wijze verspreiding hiervan plaatsvindt.
Met structurele verankering wordt bedoeld dat de activiteiten na afronding van de projectperiode zonder subsidie kunnen blijven bestaan, doordat de uitvoering en evt. exploitatie in een reguliere werkomgeving is opgenomen.
Paragraaf 6.3 Versnellen van innovaties in logistiek, vrijetijdseconomie en de creatieve sector
Deze subsidie maakt het mogelijk dat de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragraaf 6.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in de logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector
Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de creatieve sector, de logistieke sector in de vrijetijdseconomie ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragrafen 6.5 en 6.13 Collectief onderzoek
Deze subsidie is bedoeld voor MKB-ondernemingen die in samenwerking industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of technische haalbaarheidsstudies (laten) uitvoeren. Aldus vormen zij een logisch vervolg op de voucher, maar dan voor een groep van bedrijven. Eén van de bedrijven zal als aanvrager optreden. De overige bedrijven zullen in de regel alleen een deel van de kosten van het project te dragen.
Genoemde SBI-codes staan voor de volgende sectoren:
5811 - Uitgeverijen van boeken
5813 - Uitgeverijen van kranten
5814 - Uitgeverijen van tijdschriften
5819 - Overige uitgeverijen (niet van software)
5821 - Uitgeverijen van computerspellen
5829 - Overige uitgeverijen van software
59111 - Productie van films (geen televisiefilms)
59112 - Productie van televisieprogramma's
5912 - Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie
5913 - Distributie van films en televisieproducties
5920 - Maken en uitgeven van geluidsopnamen
6030 - Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie
7021 - Public relationsbureau’s
7312 - Handel in advertentieruimte en –tijd
7410 - Grafisch ontwerp en industrieel, product- en interieurontwerp
7990 - Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus
8230 - Organiseren van congressen en beurzen
90011 - Beoefening van podiumkunst
90012 - Producenten van podiumkunst
9002 - Dienstverlening voor uitvoerende kunst
9003 - Schrijven en overige scheppende kunst
90041 - Theaters en schouwburgen
91019 - Overige culturele uitleencentra en openbare archieven
91022 - Kunstgalerieën en –expositieruimten
94993 - Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg)
94994 - Vriendenkringen o.h.g..v cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering
Paragrafen 6.6 en 6.14 Projectsubsidie
Deze subsidie heeft een algemeen karakter en kan rechtstreeks aan bedrijven worden verstrekt bij projecten waar de voucher of collectief onderzoek onvoldoende (financiële) ruimte biedt. Belangrijk verschil met collectief onderzoek is dat aan projectsubsidie de aanvullende eis wordt gesteld dat deze binnen de betreffende sector betrekking heeft op een keten van producent, leverancier en eindgebruiker. Naar verwachting is dit onderzoek dus omvangrijker hetgeen ook tot uitdrukking komt in de hogere maximale subsidie.
Paragraaf 6.8 K waliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie
Uit de analyse die gemaakt is voor het Actieplan Vrijetijdseconomie is gebleken dat er een kwaliteitsverbetering nodig is van het Gelders vrijetijdsaanbod. Het Gelders marktaandeel daalt en de bestedingen liggen onder het landelijk gemiddelde. De noodzaak tot kwaliteitsverbetering speelt in de vier regio's in Gelderland in meer of mindere mate. De noodzaak van kwaliteitsverbetering heeft niet betrekking op bestaande individuele bedrijven maar op aansluiting van het aanbod bij de vraag.
Dat Gelderland bestaat uit vier regio's met hun eigen identiteit leidt tot een divers aanbod en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Gelderland. Deze subsidie is bedoeld voor regionale initiatieven van het bedrijfsleven die aansluiten bij de identiteit van de regio en diversiteit van het Gelders aanbod.
De initiatieven moeten gericht zijn op kwaliteitsverbetering, vernieuwing, verhoging van het economisch rendement en samenwerking. De subsidies kunnen worden aangevraagd door het (toeristisch) bedrijfsleven.
Paragraaf 6.9 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Betere samenwerking tussen bedrijven in de vrijetijdssector en tussen de vrijetijdssector en andere sectoren kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijetijdsproduct en de ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties. Het tot stand brengen van die samenwerking kost tijd en geld. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan de kosten van die samenwerking. Subsidie is mogelijk voor kosten van haalbaarheidsonderzoeken gericht op nieuwe product-markt-combinaties en kosten van procesbegeleiding voor samenwerkingsactiviteiten. Voorwaarde is dat de activiteiten bijdragen aan de Gelderse toeristische infrastructuur, gericht zijn op het trekken van meer bezoekers en creëren van meer werkgelegenheid.
Paragraaf 6.12 Versnellen van innovaties Food, Health en Maakindustrie
Deze subsidie maakt het mogelijk dat de Valleybureau’s en de RCT's opdrachten kunnen verstrekken aan onderzoekinstellingen ten behoeve van het nader uitwerken van innovatie-ideeën van ondernemingen. De eigen bijdrage die bedrijven leveren in de bekostiging van de onderzoeken door derden kan worden aangemerkt als de eigen bijdrage van de aanvragers.
Met de subsidie gericht op de deelname aan Europese programma's wordt gedoeld op het voorbereiden van een aanvraag voor een subsidie c.q. de deelname in een gezamenlijk onderzoek in het kader van één van de Europese programma's zoals EFRO, POP, Horizon2020, Interreg.
Paragraaf 6.19 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie sectoren Food, Health en Maakindustrie
Deze paragraaf maakt het mogelijk subsidie beschikbaar te stellen voor het verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepanties in de topsectoren Food, Health en Maakindustrie, onder andere ter ondersteuning van de uitvoering van de human capital agenda's.
Paragrafen 6.21 Aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling
Deze subsidie is bedoeld voor het ondersteunen van activiteiten die leiden tot regionale gebiedsontwikkeling in de vorm van de fysieke realisatie van incubatoren, bedrijfsverzamelgebouwen of gedeelde onderzoeksfaciliteiten. Deze ontwikkeling draagt tevens bij aan het versterken van het vestigingsklimaat.
Paragraaf 6.22 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving
De provincie heeft de ambitie om bij te dragen aan het creëren van een optimale bedrijfsomgeving, die duurzaam is, voldoende speelruimte biedt aan ondernemers en lokaal, regionaal en internationaal voorzien is van betrouwbare netwerken voor het verkeer van personen, goederen en informatie. De provincie wil via bestuurlijk en ambtelijk overleg in de zes Gelderse regio’s vraag en aanbod van bedrijventerreinen bij elkaar brengen via de ‘Regionale Programma’s Bedrijventerreinen’. Dit wenst zij te monitoren via het IBIS-systeem. Hierin is opgenomen dat partijen (bedrijven, overheden) zoveel als mogelijk de herstructurering samen oppakken en de kwaliteit op de bedrijventerreinen verhogen.
Herstructurering van bedrijventerreinen vergt een goede voorbereiding in de vorm van een businessplan en een uitvoeringsplan. Een dergelijk businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving kan door de gemeente worden opgesteld voor een bepaald project. Dit plan bevat – naast een omschrijving van de maatregelen en het beheer – een analyse van de marktkansen in het gebied, inclusief de voorgestane strategie. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken hoe door middel van het inbrengen van functies met een hogere grondwaarde of het bieden van intensiveringsmogelijkheden voor de bedrijven de levenscyclus van bedrijfskavels kan worden verlengd.
Herstructureringsplannen worden ook beoordeeld op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik. Een beproefde methodiek om te komen tot duurzaam en efficiënt ruimtegebruik is de toepassing van de ladder van duurzaam ruimtegebruik. Bij deze-ladder dienen gemeenten samenhangend (bij voorkeur in regionaal verband) te kijken naar de relatie tussen de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De ladder is een denkmodel waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend:
De afwegingsprocedure heeft tot doel te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Verder wordt "inbreiding voor uitbreiding" gesteld, waarmee onnodige verstedelijking wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zorgvuldiger afweging van het gebruik van de ruimte.
Een instrument om deze samenhangende ruimtelijke aanpak van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen financieel te regelen is verevening. Bij verevening worden de revenuen uit de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen gebruikt voor de financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Paragraaf 6.23 Bedrijfsverplaatsingen
De Circulaire schadevergoedingen (Staatscourant 1997, 246) ziet op schadevergoedingen die ten laste komen van het Rijk. Paragraaf 5.8.15 ziet niet op deze situaties. Evenwel dient de aanvrager ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun naar analogie toepassing te geven aan de Circulaire Schadevergoedingen. Het te verplaatsen bedrijf dient zelf minimaal 50% van de kosten van de verplaatsing voor zijn rekening te nemen.
Paragraaf 6.24 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving
De provincie wil de samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en de overheid stimuleren teneinde de kwaliteit van bedrijventerreinen te behouden en te verbeteren. Een goede samenwerking voorkomt dat bedrijventerreinen verloederen en dat er (nogmaals) herstructurering plaats moet vinden. Daarnaast wil de provincie de samenwerking stimuleren ten behoeve van duurzaam energiegebruik op bedrijventerreinen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2015-7842.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.