Nadere subsidieregels Cultuurplan en Subinfrastructuur 2017-2020
 
Gedeputeerde Staten van Limburg
maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg bekend dat zij in hun vergadering van 3 november 2015 hebben vastgesteld
 
Nadere subsidieregels Cultuurplan en Subinfrastructuur 2017-2020
 
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
 
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.
    Bedrijfsplan: plan dat de volgende onderdelen bevat:
    • a.
      een lange termijndoelstelling voor de instelling, gericht op wat de instelling artistiek en zakelijk wil bereiken binnen 5 jaar (waar staat een instelling aan het eind van deze periode) en een aanpak voor het bereiken van deze doelstelling;
    • b.
      een SWOT-analyse; wat zijn kansen en bedreigingen, sterktes en zwakten en hoe speelt de instelling hierop in;
    • c.
      een communicatie/PR/marketingplan, met aandacht voor het vervullen van het ambassadeurschap voor de Limburgse cultuursector.
  • 2.
    BIS-instelling: instelling die onderdeel is van de zogenaamde Landelijke Culturele Basisinfrastructuur (BIS) (http://www.cultuursubsidie.nl/).
  • 3.
    Culturele activiteiten: activiteiten op het gebied van kunst en cultuur.
  • 4.
    Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst, erfgoed en media via gerichte instructie, binnen- en/of buitenschools (http://www.lkca.nl/).
  • 5.
    Cultuurplaninstellingen: instellingen, die van provinciale en eventueel landelijke betekenis zijn, op het gebied van kunst en cultuur en daaraan een duurzame bijdrage leveren en die als zodanig door Provinciale Staten worden erkend en voor vier jaren in hun exploitatie worden gesubsidieerd.
  • 6.
    Cultuurplanperiode: de door Gedeputeerde Staten als zodanig vastgestelde vierjaarlijkse periode 2017-2020.
  • 7.
    Eigen inkomsten: hieronder worden de volgende baten verstaan:
    • a.
      Publieksinkomsten;
    • b.
      Overige inkomsten, zijnde:
      • i.
        directe opbrengsten: sponsorinkomsten en overige inkomsten;
      • ii.
        indirecte opbrengsten;
      • iii.
        overige bijdragen;
    • c.
      Europese subsidies.
      Onder eigen inkomsten worden in elk geval niet begrepen de volgende baten:
      a. subsidies die zijn verstrekt door een bestuursorgaan, uitgezonderd Europese subsidies;
      b. overige bijdragen uit publieke middelen;
      c. bijdragen in natura;
      d. overige baten die geen relatie hebben met het cultureel ondernemerschap.
  • 8.
    Gezonde bedrijfsvoering: instellingen werken publieks- en vraaggericht met een focus op de markt en op professionele, inhoudelijke en maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een eigen visie en strategie. Instellingen werken aan het verbreden van hun financiële basis en streven naar een evenwichtige exploitatie, waarbij het percentage overheidsinkomsten zo klein mogelijk wordt. Instellingen hebben een bedrijfsplan en hanteren een scheiding in taken en verantwoordelijkheden van raad van toezicht, bestuur, directie en uitvoerenden.
  • 9.
    Governance Code Cultuur: instrument voor goed bestuur en toezicht in de cultuursector dat het gehele besturingsproces omvat: beleid, uitvoering, toezicht en verantwoording. (http://www.governancecodecultuur.nl).
  • 10.
    Instellingen in de Subinfrastructuur: instellingen op het gebied van kunst en cultuur die een eenjarige (project)subsidie zijn ontgroeid en voor maximaal twee jaren een projectsubsidie ontvangen en waarbij er sprake is van een zodanige daadwerkelijke inhoudelijke én zakelijke doorontwikkeling dat voortzetting van die ontwikkeling mogelijk kan leiden tot de status van Cultuurplaninstelling.
  • 11.
    Kunst en cultuur: de producten en activiteiten op het brede gebied van de kunsten (waaronder architectuur, beeldende kunst en vormgeving, letteren, podiumkunsten, design, media, film, mode en cross-overs tussen deze disciplines). Het gaat om objecten of handelingen die door mensen zijn gemaakt of bedacht en vooral door de artistieke kwaliteiten van het werk worden gewaardeerd. Kunst en cultuur zijn dynamisch, de grenzen tussen verschillende kunstdisciplines veranderen met de tijd. Voorbeelden van objecten zijn een schilderij, land art, een interactieve installatie, een gedicht of een film. Voorbeelden van handelingen zijn een concert, een toneelproductie, een musicaluitvoering, een performance of de uitvoering van een choreografie.
  • 12.
    Pitch: een door aanvrager te houden korte presentatie over zijn subsidieaanvraag die tijdens de beoordelingsprocedure zal worden ingepland.
    13. Provinciale Adviescommissie Cultuur (PAC): een door Gedeputeerde Staten ingestelde onafhankelijke adviescommissie, bestaande uit onafhankelijke experts op het gebied van verschillende kunst- en cultuurdisciplines.
  • 14.
    Podium: gebouw dat bestemd of geschikt is voor kunstuitvoeringen, concerten en/of de presentatie van podiumkunsten. Voorbeelden hiervan zijn theaters, schouwburgen en muziekpodia.
  • 15.
    Regio van Nederlands-Limburg: Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg.
  • 16.
    Regio van vestiging: regio in Nederlands-Limburg (Noord-Limburg, Midden-Limburg of Zuid-Limburg) waar de instelling is gevestigd.
  • 17.
    SMART:
  • -
    Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe.
  • -
    Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken.
  • -
    Acceptabel: activiteiten, doelen en beoogde resultaten dienen te passen binnen het Beleidskader Cultuur 2015-2019 en het Uitvoeringsprogramma Cultuur van het jaar/de jaren waarin de subsidieaanvraag plaatsvindt en draagvlak te hebben.
  • -
    Realistisch: activiteiten, doelen en beoogde resultaten dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te kunnen worden gerealiseerd.
  • -
    Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke activiteiten, doelen en beoogde resultaten op welk moment afgerond dan wel gehaald moeten zijn.
  • 18.
    Standplaatsgemeente: gemeente waarin de instelling haar huisvesting heeft en in de lokale culturele infrastructuur is ingebed.
  • 19.
    Subinfrastructuurperiode: de door Gedeputeerde Staten als zodanig vastgestelde tweejaarlijkse periode (de periode 2017-2018 en de periode 2019-2020).
  • 20.
    Talent: een persoon met minder dan vijf jaar werkervaring in een specifieke kunstdiscipline (niet zijnde scholing of opleiding) en maximaal drie gerealiseerde professionele producties.
  • 21.
    Talentontwikkeling: het duurzaam creëren van kansen waardoor (jong) talent optimale mogelijkheden krijgt voor professionele doorgroei en ontwikkeling.
Artikel 2 Doel van de regeling
Het behouden en versterken van een solide, krachtige en onderling verbonden provinciale culturele basisinfrastructuur.
Cultuur stimuleert de (talent)ontwikkeling van mensen en zet aan tot creatief en innovatief denken. Kunst en cultuur dragen bij aan de sociale cohesie, economie, aantrekkelijkheid en (Eu)regionale identiteit van Limburg. Cultuur is daardoor van belang voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het leef- en vestigingsklimaat in Limburg.
Om een basis van een breed en gevarieerd cultureel aanbod voor de Limburger in stand te houden worden Cultuurplaninstellingen voor een periode van 4 jaar en instellingen in de Subinfrastructuur voor een periode van 2 jaar gesubsidieerd. De culturele instellingen binnen de provinciale culturele basisinfrastructuur verspreiden hun cultureel aanbod evenwichtig over de provincie Limburg en hebben zich kwalitatief inhoudelijk en zakelijk doorontwikkeld. De culturele instellingen werken aan een sterke verbinding met de samenleving. Binnen deze basisinfrastructuur is plaats voor vernieuwing en diversiteit, op basis van de actuele provinciale inhoudelijke beleidsprioriteiten en van de Rijksontwikkelingen. De provinciale culturele basisinfrastructuur profileert Limburg binnen en buiten de provinciegrenzen.
De Provincie Limburg zal samen met de provinciale culturele basisinfrastructuur de kracht van kunst en cultuur uitdragen.
 
Artikel 3 Europese regelgeving
  • 1.
    In deze nadere regels kan sprake zijn van staatssteun, derhalve wordt van deze nadere regels kennis gegeven aan de Europese Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (hierna: de algemene groepsvrijstellingsverordening). Indien er sprake is van staatssteun binnen deze regeling, zullen subsidies worden verstrekt conform de algemene en procedurele bepalingen in Hoofdstuk I en II en artikel 53 (Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed) uit Hoofdstuk III uit de algemene groepsvrijstellingsverordening.
  • 2.
    In het geval er sprake is van staatssteun zoals bedoeld in lid 1, van dit artikel:
    • a.
      wordt conform artikel 1, lid 4 sub a) en b) van de algemene groepsvrijstellingsverordening betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
    • b.
      wordt conform artikel 1 lid 4 sub c) van de algemene groepsvrijstellingsverordening geen steun toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden;
    • c.
      zal uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de algemene groepsvrijstellingsverordening worden voldaan aan de publicatie bepalingen van artikel 9 van deze verordening;
    • d.
      worden bij subsidieverstrekking de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening in acht genomen. Dit houdt in dat alle voor een bepaald project verleende staatssteun bij elkaar opgeteld dient te worden om zo het totale steunbedrag te bepalen (cumulatie). Hierdoor kan nagegaan worden of voldaan is aan de maximale steunintensiteit uit artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
      e. mag toepassing van deze nadere regels in geen enkel geval leiden tot strijd met de algemene groepsvrijstellingsverordening. Derhalve dienen in het geval er sprake is van staatssteun de bepalingen in deze nadere regels strikt te worden toegepast.
Artikel 4 Aanvrager
Privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid (instellingen). Uitgezonderd zijn onderwijsinstellingen en eigenaren/beheerders van podia, behoudens BIS-instellingen.
 
 
Artikel 5 Algemene subsidiecriteria
Om voor een subsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria:
  • 1.
    Een aanvrager moet een duidelijke relatie met Limburg hebben op basis van vestiging en/of werkterrein.
  • 2.
    Het project en/of de activiteiten moeten ten minste in Nederlands-Limburg plaatsvinden.
Artikel 6 Drempelnorm Cultuurplan 2017-2020
Om voor subsidie in het kader van het Cultuurplan 2017-2020 in aanmerking te komen dient een instelling te voldoen aan een minimum eigen inkomstennorm van 17,5%.
 
Artikel 7 Verplichtingen
  • 1.
    Activiteiten van Cultuurplaninstellingen die door Gedeputeerde Staten middels een exploitatiesubsidie worden gesubsidieerd, dienen te starten na 1 januari 2017 en dienen uiterlijk 31 december 2020 te zijn uitgevoerd.
  • 2.
    Projecten en/of activiteiten van instellingen in de Subinfrastructuur 2017-2018 die door Gedeputeerde Staten middels een projectsubsidie worden gesubsidieerd, dienen te starten na 1 januari 2017 en uiterlijk 31 december 2018 te zijn uitgevoerd.
  • 3.
    Projecten en/of activiteiten van instellingen in de Subinfrastructuur 2019-2020 die door Gedeputeerde Staten middels een projectsubsidie worden gesubsidieerd, dienen te starten na 1 januari 2019 en uiterlijk 31 december 2020 te zijn uitgevoerd.
  • 4.
    Binnen deze regeling vindt monitoring van de instelling plaats door de Provinciale Adviescommissie Cultuur (zie artikel 10 van deze regeling).
  • 5.
    De Cultuurplaninstellingen, zijnde landelijke BIS-instellingen, dienen voor de jaren 2019-2020 te voldoen aan de minimum eigen inkomstennorm zoals vastgesteld door het Rijk. Voor de overige Cultuurplaninstellingen, niet zijnde landelijke BIS-instellingen, geldt voorgenoemde norm als inspanningsverplichting.
     
Hoofdstuk 2 Inhoudelijke beoordelingscriteria
 
 
Artikel 8 Provinciale Adviescommissie Cultuur
Aanvragen om subsidie worden voor advies voorgelegd aan de Provinciale Adviescommissie Cultuur.Ten behoeve van haar advisering zullen de instellingen een pitch houden voor de Provinciale Adviescommissie Cultuur.
 
Artikel 9 Specifieke subsidiecriteria
Om in aanmerking te komen voor subsidie dient de aanvraag te voldoen aan alle hieronder genoemde criteria:
Inhoudelijke uitgangspunten: maatschappijgericht
1. Publieksbereik: de instelling moet
  • a.
    publiek aan zich binden en gebonden houden; én
  • b.
    actief op zoek gaan naar nieuw publiek.
    De instelling dient op zoek te gaan naar een te kiezen nieuwe doelgroep en tracht deze in twee jaar (bij subsidieaanvraag in het kader van de Subinfrastructuur) of vier jaar (bij subsidieaanvraag in het kader van het Cultuurplan) aan zich te binden. De instelling dient bij de subsidieaanvraag aan te tonen op welke wijze dit wordt gerealiseerd.
  • 2.
    De instelling moet:
    • a.
      Cultuureducatie: cultuureducatie bieden, binnen- en/of buitenschools; en/of
    • b.
      Talentontwikkeling: plek bieden aan talenten met een voor- en natraject en aantonen op welke wijze dit wordt gerealiseerd.
  • 3.
    Samenwerking: de instelling moet inhoudelijk samenwerken met (een) andere culturele instelling(en)/creatieve partner(s), met als resultaat een concreet gezamenlijk cultureel aanbod.
    De instelling kiest met wie de samenwerking tot stand komt: tussen de Cultuurplaninstelling en de instelling in de Subinfrastructuur, tussen professionals en amateurs, met Euregionale culturele partners, binnen de eigen discipline of met een andere discipline, met partners uit de creatieve industrie, e.d..
Zakelijke uitgangspunten: gezonde bedrijfsvoering
  • 4.
    Gezonde bedrijfsvoering (artikel 1, lid 8): de instelling moet een gezonde bedrijfsvoering hebben, hetgeen met name uit het aan te leveren bedrijfsplan dient te blijken.
  • 5.
    Governance Code Cultuur (http://www.governancecodecultuur.nl): de instelling moet zoveel als mogelijk de negen principes van de Governance Code Cultuur toepassen, waarvan minimaal vereist principenummer één tot en met drie. De instelling moet, indien van toepassing, motiveren waarom (een) principe(s) (nog )niet word(t)(en) toegepast conform de Governance Code Cultuur.
Artikel 10 Monitoring
  • 1.
    Met iedere afzonderlijke Cultuurplaninstelling vindt viermaal gedurende de Cultuurplanperiode een monitoringsgesprek (een startgesprek, twee voortgangsgesprekken en een evaluatiegesprek) met een delegatie van de Provinciale Adviescommissie Cultuur plaats over de artistieke en zakelijke ontwikkeling van de instelling. Indien nodig, dit ter beoordeling aan Gedeputeerde Staten al dan niet op advies van de Provinciale Adviescommissie Cultuur, vindt een extra tussentijds overleg plaats.
  • 2.
    Met iedere afzonderlijke instelling in de Subinfrastructuur vindt tweemaal gedurende de Subinfrastructuurperiode een monitoringsgesprek met een delegatie van de Provinciale Adviescommissie Cultuur plaats over de artistieke en zakelijke ontwikkeling van de instelling. Indien nodig, dit ter beoordeling aan Gedeputeerde Staten al dan niet op advies van de Provinciale Adviescommissie Cultuur, vindt een extra tussentijds overleg plaats.
  • 3.
    De instelling dient minimaal een maand voorafgaand aan het monitoringsgesprek schriftelijk een notitie over de stand van zaken (artistiek, zakelijk en organisatorisch) aan te leveren.
Artikel 11 Afwijzingsgronden
In aanvulling op artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg, wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien:
  • a.
    het project en/of de activiteiten niet aansluit(en) bij de doelstelling van deze nadere subsidieregels zoals gesteld in artikel 2;
  • b.
    de subsidieaanvraag niet wordt ingediend door een aanvrager zoals gesteld in artikel 4;
  • c.
    niet wordt voldaan aan de algemene criteria zoals opgenomen in artikel 5;
  • d.
    niet wordt voldaan aan de specifieke criteria zoals opgenomen in artikel 9 (met inachtneming van de behaalde scores op de indicatoren zoals gesteld in artikel 13, tweede lid);
  • e.
    niet wordt voldaan aan artikel 6 (indien het een aanvraag in het kader van het Cultuurplan 2017-2020 betreft);
  • f.
    de Provincie Limburg dezelfde activiteit/project al op een andere wijze subsidieert en/of financiert,met uitzondering van bijdragen van het Prins Bernhard Cultuurfonds Limburg en/of het Cultuurparticipatiefonds Limburg. Bijdragen ontvangen van het Huis voor de Kunsten Limburg, in het kader van de Motie Volkscultuur of in de vorm van een projectbijdrage, worden hierbij beschouwd als subsidiering/financiering door de Provincie Limburg;
  • g.
    de subsidieaanvraag is ontvangen buiten de periode zoals vermeld in artikel 15;
  • h.
    het project en/of de activiteiten betrekking hebben op carnaval.
     
Hoofdstuk 3 Financiële aspecten
 
Artikel 12 Subsidiebedrag
  • 1.
    Cultuurplaninstellingen ontvangen een exploitatiesubsidie voor de duur van 4 jaren.
  • 2.
    Instellingen in de Subinfrastructuur ontvangen een projectsubsidie voor de duur van 2 jaren.
  • 3.
    Het subsidiebedrag wordt als volgt bepaald:
    • a.
      Op basis van het inhoudelijke activiteitenplan;
    • b.
      Op basis van het bedrijfsplan;
    • c.
      Op basis van de begroting, zoals opgenomen in het aanvraagformulier.
  • 4.
    Voor de instellingen in de Subinfrastructuur geldt dat de hoogte van de subsidie maximaal 35% is van de totale subsidiabele kosten over de aangevraagde Subinfrastructuurperiode.
  • 5.
    Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten rekening met de mate:
    • a.
      waarin de activiteiten een bijdrage leveren aan de invulling van het provinciaal beleid;
    • b.
      van eigen (financiële) verantwoordelijkheid van de aanvrager;
    • c.
      waarin medefinanciering door derden plaatsvindt of kan plaatsvinden.
  • 6.
    Naast de in artikel 14, van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg genoemde niet subsidiabele kosten, zijn ook de navolgende kosten niet subsidiabel:
    • a.
      onvoorziene uitgaven (post onvoorzien);
    • b.
      kosten voor boeken en schriftelijke publicaties;
    • c.
      consumptieve kosten (drank, eten etc.).
Artikel 13 Subsidieplafond en beoordeling door middel van tendersystematiek
  • 1.
    Gedeputeerde Staten stellen de subsidieplafonds van deze Nadere subsidieregels Cultuurplan en Subinfrastructuur 2017-2020 vast.
  • 2.
    In deze Nadere subsidieregels Cultuurplan en Subinfrastructuur 2017-2020 is sprake van een tendersystematiek. De wijze van beoordeling van de specifieke criteria door de Provinciale Adviescommissie Cultuur geschiedt conform onderstaande indicatoren en bijbehorende puntenberekening
     
    a. Publieksbereik:
WAARDERING
PUNT
TOELICHTING
Goed
2
De instelling bindt en houdt (huidig) publiek aan zich verbonden. De instelling laat overtuigend zien dat er aan het einde van de subsidieperiode een nieuwe publieksdoelgroep aan de instelling is gebonden.
Voldoende
1
De instelling bindt en houdt (huidig) publiek aan zich verbonden. De instelling laat zien dat er aan het einde van de subsidieperiode een nieuwe publieksdoelgroep aan de instelling is gebonden. Echter, er is verbetering mogelijk.
Onvoldoende
0
De instelling voldoet niet aan het criterium publieksbereik zoals gesteld in artikel 9, eerste lid.
b. Cultuureducatie:
WAARDERING
PUNT
TOELICHTING
Goed
2
Aanvrager levert een bijzondere bijdrage aan cultuureducatie.
Voldoende
1
Aanvrager levert een bijdrage aan cultuureducatie, maar de activiteiten zijn niet uniek van aard.
Onvoldoende
0
Er is geen sprake van cultuureducatie.
c. Talentontwikkeling:
WAARDERING
PUNT
TOELICHTING
Goed
2
Aanvrager levert een bijzondere bijdrage aan talentontwikkeling.
Voldoende
1
Aanvrager levert een bijdrage aan talentontwikkeling, maar de activiteiten zijn niet uniek van aard.
Onvoldoende
0
Er is geen sprake van talentontwikkeling.
d. Inhoudelijke s amenwerking met (een) andere culturele instelling(en)/creatieve partner(s) , met als resultaat een concreet gezamenlijk cultureel aanbod :
WAARDERING
PUNT
TOELICHTING
Zeer goed
4
Duurzame en consistente samenwerking met meerdere culturele instellingen/creatieve partners.
Goed
3
Beperkte samenwerking met meerdere culturele instellingen/creatieve partners.
Ruim voldoende
2
Duurzame en consistente samenwerking met één andere culturele instelling/creatieve partner.
Voldoende
1
Beperkte samenwerking met één andere culturele instelling/creatieve partner.
Onvoldoende
0
Geen samenwerking met een andere culturele instelling/creatieve partner.
e. Gezonde bedrijfsvoering:
WAARDERING
PUNT
TOELICHTING
Zeer goed
4
Er zijn geen kritische kanttekeningen te plaatsen.
Goed
3
Er zijn bijna geen kanttekeningen te plaatsen.
Ruim voldoende
2
Positief, maar met meerdere punten van kritiek.
Voldoende
1
Nog wel positief, maar er is flinke verbetering mogelijk.
Onvoldoende
0
Onder de maat; de instelling presteert op meerdere onderdelen niet goed.
f. Governance Code Cultuur:
WAARDERING
PUNT
TOELICHTING
Zeer goed
4
De instelling voldoet aan alle negen principes.
Goed
3
De instelling voldoet aan 7 of 8 principes, waaronder principenummer één tot en met drie. Het is reëel dat de instelling binnen een jaar voldoet aan alle negen principes.
Ruim voldoende
2
De instelling voldoet aan 4, 5 of 6 principes, waaronder principenummer één tot en met drie. Het is reëel dat de instelling aan het einde van de subsidieperiode zal voldoen aan alle negen principes.
Voldoende
1
De instelling voldoet enkel aan principenummer één tot en met drie. Het is reëel dat de instelling aan het einde van de subsidieperiode zal voldoen aan alle negen principes.
Onvoldoende
0
De instelling voldoet niet aan principenummer één tot en met drie en/of er wordt niet verwacht dat de instelling aan het einde van de subsidieperiode aan alle negen principes zal voldoen.
3 .Naast de bovengenoemde criteria kan de instelling extra punten ontvangen indien wordt voldaan aan de volgende pré’s:
PRÉ
PUNT
De instelling werkt voor het inhoudelijk en/of zakelijk realiseren van haar cultureel aanbod samen met een organisatie uit een andere sector, niet zijnde cultuur.
1
De instelling, zijnde gevestigd in Nederlands-Limburg, biedt een onderdeel van haar cultureel aanbod in Nederlands-Limburg aan buiten de regio van vestiging; of
De instelling, niet zijnde gevestigd in Nederlands-Limburg, biedt een onderdeel van haar cultureel aanbod in Nederlands-Limburg aan in meer dan één regio van Nederlands-Limburg.
1
De instelling biedt een onderdeel van haar cultureel aanbod aan in de Euregio Rijn-Maas Noord en/of Euregio Maas-Rijn, niet zijnde Nederlands-Limburg.
1
  • 4.
    De aanvragen worden gerangschikt op volgorde van het aantal punten. Daarbij wordt de volgende systematiek gehanteerd:
    • a.
      Op basis van de ingediende aanvraag worden de punten per criterium toegekend.
    • b.
      Op basis van de ingediende aanvraag worden extra punten toegekend indien wordt voldaan aan de in het derde lid genoemde pré’s.
    • c.
      De behaalde punten per criterium en de eventueel behaalde punten bij de pré’s worden bij elkaar opgeteld tot een totaal score.
    • d.
      De aanvraag die de meeste punten scoort, komt als eerste in aanmerking voor subsidie, de aanvraag die de op één na de meeste punten scoort, komt als tweede in aanmerking, enz.
  • 5.
    Het bedrag van de subsidieplafonds wordt verdeeld naar volgorde van rangschikking.
  • 6.
    Bij gelijkwaardige beoordeling van de subsidieaanvragen krijgen aanvragen prioriteit die bijdragen aan de diversiteit van het cultureel aanbod in Limburg en/of betrekking hebben op:
    • a.
      culturele/creatieve instellingen/organisaties op het gebied van design, media, film en/of mode;
    • b.
      jonge/nieuwe kunstvormen; of
    • c.
      cultureel aanbod in Noord- of Midden-Limburg.
  • 7.
    Indien instellingen in de periode 2013-2016 een provinciale subsidie hebben ontvangen, wordt bij de beoordeling tevens betrokken de mate waarin de instelling in de genoemde periode heeft voldaan aan de afgesproken outputresultaten, mede op basis van monitoringsgesprekken en verslagen van activiteitenbezoeken.
  • 8.
    Bij de beoordeling van de aanvragen worden de beschikbare adviezen van de landelijke Raad voor Cultuur en het standpunt van de standplaatsgemeente in het kader van de landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS) meegewogen.
  • 9.
    Op basis van het vorengaande vormen Gedeputeerde Staten hun oordeel en besluiten Gedeputeerde Staten over de subsidieaanvragen.
  • 10.
    De vaststelling van het Cultuurplan 2017-2020 vindt plaats door Provinciale Staten.
     
Hoofdstuk 4 Aanvraagprocedure
 
 
Artikel 14 Indienen aanvraag
  • 1.
    Een subsidieaanvraag voor een vierjaarlijkse exploitatiesubsidie in het kader van het Cultuurplan of een tweejaarlijkse projectsubsidie in het kader van de Subinfrastructuur kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het standaard aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie Limburg: www.limburg.nl/subsidies > actuele subsidieregelingen.
  • 2.
    De aanvraag dient een volledig SMART ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en te zijn voorzien van alle bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, Cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht). De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:
  • a.
    activiteitenplan waarin inzicht wordt gegeven of en hoe de instelling voldoet aan de criteria genoemd in de artikelen 5, 9 en, indien van toepassing, artikel 6;
  • b.
    bedrijfsplan (artikel 1, lid 1);
  • c.
    toelichting op de begroting;
  • d.
    statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;
  • e.
    een aanvrager in het kader van het Cultuurplan 2017-2020 dient de jaarrekeningen over de jaren 2013, 2014 en 2015 in. Indien de jaarrekening over 2015 nog niet beschikbaar is, dient deze uiterlijk vóór 1 april 2016 ontvangen te zijn door Gedeputeerde Staten. Voor de datum van ontvangst is de datum van de ontvangststempel van de Provincie Limburg bepalend.
Artikel 15 Termijn voor indienen aanvraag
  • 1.
    De subsidieaanvraag voor de Cultuurplanperiode 2017-2020 kan vanaf 1 december 2015 worden ingediend en dient uiterlijk 3 februari 2016 compleet, op de vereiste jaarrekening over 2015 na, te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. Voor de datum van ontvangst is de datum van de ontvangststempel van de Provincie Limburg bepalend.
  • 2.
    De subsidieaanvraag voor de Subinfrastructuurperiode 2017-2018 kan vanaf 1 december 2015 worden ingediend en dient uiterlijk 3 februari 2016 compleet te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. Voor de datum van ontvangst is de datum van de ontvangststempel van de Provincie Limburg bepalend.
  • 3.
    De subsidieaanvraag voor de Subinfrastructuurperiode 2019-2020 kan vanaf 1 december 2017 worden ingediend en dient uiterlijk 1 februari 2018 compleet te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. Voor de datum van ontvangst is de datum van de ontvangststempel van de Provincie Limburg bepalend.
  • 4.
    Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt dat deze kunnen worden gecompleteerd tot en met de in de leden 1, 2 en 3 genoemde indieningstermijn.
Artikel 16 Beslistermijn
In afwijking van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg begint de beslistermijn van de subsidieaanvragen voor de Cultuurplanperiode 2017-2020 en de Subinfrastructuurperiode 2017-2018 te lopen vanaf het moment dat Provinciale Staten het Cultuurplan 2017-2020 hebben vastgesteld (erkenning).
 
Hoofdstuk 5 Slotbepaling
 
Artikel 17 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel
  • 1.
    Deze Nadere subsidieregels treden in werking met ingang van de dag na de dag van publicatie in het Provinciaal Blad.
  • 2.
    Deze Nadere subsidieregels vervallen met ingang van 1 maart 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.
  • 3.
    Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Cultuurplan en Subinfrastructuur 2017-2020’’.
     
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 3 november 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter,
dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
secretaris
dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon
Toelichting
Indienen aanvraag
De aanvragen voor het Cultuurplan 2017-2010 en de Subinfrastructuur 2017-2018 dienen vanaf 1 december 2015 te worden ingediend en uiterlijk op 3 februari 2016 compleet te zijn ontvangen.
De aanvragen voor de Subinfrastructuur 2019-2020 dienen vanaf 1 december 2017 te worden ingediend en uiterlijk op 1 februari 2018 compleet te zijn ontvangen.
Let op: deze termijnen worden strikt nageleefd. Er is geen mogelijkheid om na deze termijnen nog aanvullende gegevens respectievelijk stukken aan te leveren. Het volstaat dus niet om de aanvraag op 3 februari 2016 respectievelijk op1 februari 2018 ter post te doen. In dat geval zal de aanvraag immers pas op zijn vroegst de dag erna worden ontvangen.
Voor de subsidieaanvraag in het kader van het Cultuurplan 2017-2020 geldt dat de jaarrekeningen over de jaren 2013, 2014 en 2015 dienen te worden ingediend. De jaarrekeningen zijn nodig om te bepalen of de instelling aan de eigen inkomsteneis voldoet. Omdat de jaarrekening over 2015 doorgaans nog niet gereed zal zijn voor de indieningstermijn van de aanvraag, kunnen aanvragers deze jaarrekening later nasturen. De jaarrekening 2015 dient wel vóór 1 april 2016 ontvangen te zijn.
Ten behoeve van de aanvraag wordt een aanvraagformulier bekendgemaakt op www.limburg.nl/subsidies > actuele subsidieregelingen > Nadere subsidieregels Cultuurplan en Subinfrastructuur 2017-2020. Om een aanvraag te kunnen doen, moet dus van dat formulier gebruik worden gemaakt.
Beoordeling aanvragen Cultuurplan 2017-2020 en Subinfrastructuur 2017-2018
Vanaf 1 december 2015 tot en met 3 februari 2016 kunnen voor de beide onderdelen, Cultuurplan 2017-2020 en Subinfrastructuur 2017-2018, de subsidieaanvragen worden ingediend.
De beoordeling daarvan vindt plaats tot en met medio mei 2016, waaronder de advisering over de subsidieaanvragen door de Provinciale Adviescommissie Cultuur. Ten behoeve van haar advisering zullen de instellingen een pitch houden voor de Provinciale Adviescommissie Cultuur.
Begin juni 2016 informeren wij de Statencommissie Cultuur en Samenleving, de betreffende culturele instellingen en de standplaatsgemeenten over de beoordeling van de subsidieaanvragen voor het Cultuurplan, waarna tot en met augustus 2016 de bestuurlijke onderhandelingen plaatsvinden met het Rijk en de gemeenten inzake BIS-Cultuurplan 2017-2020.
Vóór eind 2016 wordt de besluitvorming over het Cultuurplan sonderend behandeld in de Statencommissie Cultuur en Samenleving en vastgesteld door Provinciale Staten (erkenning), waarna besluitvorming door Gedeputeerde Staten zal plaatsvinden. Vanwege de mogelijke instroom vanuit de Subinfrastructuur naar het Cultuurplan en de mogelijke uitstroom vanuit het Cultuurplan naar de Subinfrastructuur vindt eind 2016 de besluitvorming over beide onderdelen door ons plaats.
 
Beoordeling aanvragenSubinfrastructuur 2019-2020
Vanaf 1 december 2017 tot en met 1 februari 2018 kunnen de subsidieaanvragen voor de Subinfrastructuur 2019-2020 worden ingediend. De beslistermijn van twaalf weken begint pas te lopen op de dag na sluiting van de vastgestelde indieningstermijn.
 
Algemene toelichting tendersystematiek
 
Als er voor een subsidie een subsidieplafond wordt vastgesteld, dient er ook een verdelingssysteem te worden vastgesteld. Vaak worden subsidies verdeeld op basis van de volgorde van binnenkomst. Bij een tendersysteem gebeurt dit niet. Een tendersysteem kenmerkt zich door het gegeven dat aanvragen binnen een bepaalde periode moeten worden ingediend. Na afloop van deze periode worden de aanvragen beoordeeld en vervolgens met elkaar vergeleken. De beoordeling gebeurt op basis van criteria (aansluitend bij de doelstelling) en daaraan gekoppelde wegingsfactoren. De criteria en bijbehorende wegingsfactoren zijn bekend voordat de aanvrager zijn project indient. Op deze manier is het voor de aanvrager duidelijk op welke criteria de aanvragen vergeleken en beoordeeld worden.
Naar boven