Provincie Noord-Holland; wijziging van de Waterverordening provincie Noord-Holland
 
Besluit van Provinciale Staten van 2 februari 2015 tot wijziging van de Waterverordening provincie Noord-Holland  
Provinciale Staten van Noord-Holland
Gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van Noord-Holland;
Overwegende dat het op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Waterwet noodzakelijk is de regelgeving met betrekking tot het vaarwegbeheer algeheel te herzien;
Gelet op artikel 3.2 van de Waterwet en artikel 145 en 146 van de Provinciewet en artikel 4 van de Beheersregeling Amstel;
B esluiten :
Artikel I
De Waterverordening provincie Noord-Holland wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 komt als volgt te luiden:
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    de minister: de minister van Infrastructuur en Milieu;
  • b.
    interferentie: onderlinge beïnvloeding van bodemenergiesystemen, die kan leiden tot een rendementsverandering van een individueel systeem;
  • c.
    interferentiegebied: een op grond van artikel 2.2b van het Besluit Omgevingsrecht door gemeente of provincie aangewezen gebied waar ordening van bodemenergiesystemen wenselijk is met het oog op doelmatig gebruik van de ondergrond en voorkomen van negatieve interferentie;
  • d.
    oever: de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of de aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor benodigde verankering;
    e. pompcapaciteit: het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in kubieke meters per uur;
  • f.
    projectplan: plan als bedoeld in artikel 5.4 van de wet;
  • g.
    regionaal waterplan: plan als bedoeld in artikel 4.4 van de wet;
  • h.
    regionale wateren: binnen de provincie gelegen watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn van het Rijk;
  • i.
    vaarweg: elk regionaal water of gedeelte van een regionaal water, met bijbehorende oevers en schutsluizen,voor zover vermeld op Vaarwegenlijsten A, B of C;
  • j.
    vaarwegbeheer: de overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;
    k. vaarwegbeheerder: het bevoegde bestuursorgaan van het overheidslichaam dat met het vaarwegbeheer is belast of waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer in medebewind is opgedragen, en dat als zodanig is vermeld op Vaarwegenlijst A, Vaarwegenlijst B of Vaarwegenlijst C;
  • l.
    vaarwegenlijst A: de als bijlage 1 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren waarvan het vaarwegbeheer berust bij de provincie;
  • m.
    vaarwegenlijst B: de als bijlage 2 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren die onder toezicht staan van de provincie en waarvan het vaarwegbeheer berust bij andere overheidslichamen;
  • n.
    vaarwegenlijst C: de als bijlage 3 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren die niet onder toezicht staan van de provincie en waarvan het vaarwegbeheer berust bij andere overheidslichamen;
  • o.
    vaarwegprofiel: de minimale breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte van de vaarweg;
  • p.
    werk: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren, boven, op, in, onder of langs een vaarweg gelegen;
q. wet: de Waterwet.
B
  • 1.
    Na het opschrift van Titel 2.2 vervalt de aanduiding (gereserveerd)
  • 2.
    Er wordt een artikel 2.2 ingevoegd, luidende:
Artikel 2.2 Toedeling vaarwegbeheer
  • 1.
    De provincie Noord-Holland is belast met het vaarwegbeheer van de in de Vaarwegenlijst A opgenomen vaarwegen en werken.
  • 2.
    Het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken, aangeduid met de nummers 22 tot en met 40 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
  • 3.
    Het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken, aangeduid met de nummers 41 tot en met 49 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
  • 4.
    Het vaarwegbeheer van het werk, aangeduid met het nummer 50 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland.
  • 5.
    De gemeenten die op de Vaarwegenlijsten B en C zijn vermeld zijn belast met het vaarwegbeheer van de in die gemeenten gelegen vaarwegen en werken, zoals aangegeven op de lijsten.
  • 6.
    Het Plassenschap Loosdrecht is belast met het vaarwegbeheer van de in zijn gebied gelegen vaarwegen en werken die op Vaarwegenlijst B zijn aangeduid met nummer 66 tot en met 68.
  • 7.
    Het Recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer is belast met het vaarwegbeheer van de in zijn gebied gelegen vaarweg die op Vaarwegenlijst B is aangeduid met nummer 69.
C
  • 1.
    Na het opschrift van Titel 2.3 vervalt de aanduiding (gereserveerd)
  • 2.
    Er wordt een artikel 2.3 ingevoegd, luidende:
Artikel 2.3 Belangenbescherming
Deze titel heeft tot doel regels te stellen in het belang van de instandhouding, de bruikbaarheid en bescherming van de vaarwegen.
 
3.Er wordt een artikel 2.4 ingevoegd, luidende:
Artikel 2.4 Toepassingsbereik
  • 1.
    Deze titel is, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, van toepassing op de op de Vaarwegenlijsten A en B vermelde vaarwegen en werken.
    2. Deze titel is tevens van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen.Deze titel is niet van toepassing op de vaarwegen op Vaarwegenlijst B met de nummers 51 tot en met 56.
     
  • 4.
    Er wordt een artikel 2.5 ingevoegd, luidende:
Artikel 2.5 Vaarwegprofielen
  • 1.
    Gedeputeerde staten stellen, na overleg met de vaarwegbeheerder, de vaarwegprofielen vast van de vaarwegen.
  • 2.
    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
     
  • 5.
    Er wordt een artikel 2.6 ingevoegd, luidende:
Artikel 2.6 Vaarwegbeheer
  • 1.
    De vaarwegbeheerder draagt zorg voor het vaarwegbeheer.
  • 2.
    Het beheer, bedoeld in het eerste lid, omvat:
    • a.
      het houden of brengen van een vaarweg op de ingevolge artikel 2.5 eerste lid vastgestelde afmetingen;
    • b.
      de zorg voor het in goede staat houden van de oevers en schutsluizen, voor zover dit nodig is ten behoeve van de instandhouding en de bruikbaarheid van de vaarweg;
    • c.
      het schoonhouden van de vaarweg en het vrijhouden van obstakels, met inbegrip van het afvoeren van vuil en waterplanten, voor zover dit voor de bruikbaarbaarheid van de vaarweg noodzakelijk is.
       
  • 6.
    Er wordt een artikel 2.7 ingevoegd, luidende:
Artikel 2.7 Bedieningsregime van bruggen en sluizen
  • 1.
    Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden en bedieningsvoorschriften vast van de beweegbare bruggen en sluizen behorende bij de in de Vaarwegenlijsten A en B opgenomen vaarwegen.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor spoorbruggen en bij het Rijk in beheer zijnde bruggen en schutsluizen.
  • 3.
    De sluis- en brugbeheerders van de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen dragen er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen worden bediend op de door gedeputeerde staten vastgestelde tijden en conform de door hen vastgestelde voorschriften.
  • 4.
    Aan een schipper van een schip waarvan de mast of andere opstaande delen op gemakkelijke en veilige wijze kunnen worden gestreken waardoor het schip onder de gesloten brug kan doorvaren - zulks ter beoordeling van de met bediening van de brug belaste persoon - kan bediening van de brug worden geweigerd.
  • 5.
    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
D
Artikel 4.3 komt als volgt te luiden:
Een vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de wet is buiten interferentiegebieden niet vereist ten aanzien van inrichtingen met een pompcapaciteit die meer bedraagt dan tien kubieke meters per uur.
E
  • 1.
    Na het opschrift van Titel 4.2 komt te vervallen de aanduiding (gereserveerd)
  • 2.
    Er wordt een artikel 4.4 ingevoegd, luidende:
Artikel 4.4 Toepassingsbereik
Deze titel is uitsluitend van toepassing op de vaarwegen en werken vermeld op de Vaarwegenlijst A, aangeduid met de nummers 1 tot en met 21. Deze titel is tevens van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen.
 
3.Er wordt een artikel 4.5 ingevoegd, luidende:
Artikel 4.5 Onderhoudsplichtige
  • 1.
    Het onderhoud van de vaarweg en de oevers langs de vaarwegen berust bij de onderhoudsplichtige en hun rechtverkrijgenden.
  • 2.
    Onderhoudsplichtige is de natuurlijke of rechtspersoon, die op grond van de wet of enige andere wet, concessie, eigendom, overeenkomst of anderszins de verplichting heeft ervoor te zorgen dat de vaarweg en daarbij behorende oever en werk onderhouden wordt.
  • 3.
    De onderhoudsplichtige van de vaarweg en oever is verplicht deze in goede staat te onderhouden.
  • 4.
    Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen omtrent de inhoud van de onderhoudsverplichting, bedoeld in het derde lid.
  • 5.
    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het vierde lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
     
  • 4.
    Er wordt een artikel 4.6 ingevoegd, luidende:
Artikel 4.6 Verbod
Het is verboden op welke wijze dan ook de bruikbaarheid of instandhouding van een vaarweg te belemmeren.
 
5.Er wordt een artikel 4.7 ingevoegd, luidende:
Artikel 4.7 Ontheffingsplichtige handelingen
  • 1.
    Het is, zonder ontheffing van gedeputeerde staten, verboden:
    • a.
      een andere vaarweg op deze vaarwegen aan te sluiten;
    • b.
      een vaarweg te verleggen, te versmallen, de diepte te wijzigen of op andere wijze te veranderen dan wel buiten gebruik te stellen;
    • c.
      een werk boven, op, in onder of langs een vaarweg aan te brengen, te houden, te veranderen, of te verwijderen.
  • 2.
    De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die door of in opdracht van gedeputeerde staten worden verricht in het kader van het vaarwegbeheer zoals bedoeld in artikel 2.6.
     
  • 6.
    Er wordt een artikel 4.8 ingevoegd, luidende:
Artikel 4.8 Ontheffing
  • 1.
    Aan een ontheffing als bedoeld in artikel 4.7 kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
  • 2.
    Een ontheffing kan ambtshalve worden ingetrokken of gewijzigd indien:
    • a.
      in strijd met de ontheffing of de daaraan verbonden voorschriften wordt gehandeld;
    • b.
      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen het van kracht blijven of het ongewijzigd van kracht blijven van de ontheffing verzetten;
    • c.
      de ter verkrijging van de ontheffing verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag voor de ontheffing een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend zouden zijn geweest;
    • d.
      de ontheffing gedurende twee jaar niet is gebruikt.
  • 3.
    In een geval als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt niet tot intrekking over gegaan dan nadat de ontheffinghouder een redelijke termijn is gesteld om zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de ontheffing en de daaraan verbonden voorschriften.
F
In Hoofdstuk 6 wordt een artikel 6.2 ingevoegd, luidende:
Artikel 6.2 Strafbepaling
Overtreding van de in Titel 4.2 van deze verordening gestelde verboden, van beperkingen waaronder een ontheffing is verleend en van aan een ontheffing verbonden voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
G
Bijlage 1 komt te luiden:
 
Vaarwegenlijst A als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland
Afkortingen:
PNH: Provincie Noord-Holland
HHNK: dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
AGV: dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en vecht
Rijnland: dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland
 
NR.
VAARWEGEN
Vaarwegbeheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland
1
Noordhollandsch Kanaal,
van het Afgesloten IJ tot en met de Koopvaardersschutsluis, inclusief het vaarweggedeelte vanaf de aansluiting op het Noordhollandsch Kanaal tot en met de Kooysluis
PNH
2
Schagerkanaal,
van het Noordhollandsch Kanaal tot de aansluiting van het Schagerkoggekanaal
PNH
3
Schagerkoggekanaal,
van de aansluiting op het Schagerkanaal tot een punt op 80 m ten oosten van de Waardpolderbrug te Kolhorn
PNH
4
Kolhornerdiep (vaargeul),
van een punt op 80 m ten oosten van de Waardpolderbrug tot de openstaande keersluis te Kolhorn
PNH
5
Voormalige Buitenhaven van Kolhorn,
de doorgaande vaargeul van de openstaande keersluis te Kolhorn tot een punt op 15 m ten oosten van de keersluis
PNH
6
Westfrieschevaart,
van de kruising met het Waardkanaal en Groetkanaal tot de Overlekersluis te Medemblik (exclusief de Overlekersluis)
PNH
7
Kanaal Omval-Kolhorn,
van het Noordhollandsch Kanaal te Alkmaar tot de vaargeul van het Kolhornerdiep, bestaande uit:
a.Kraspolderkanaal
b.Langedijkervaart
c.Niedorpervaart
PNH
8
Alkmaardermeer,
de vaargeul van het Gat van de Meer tot de vaargeul van de Stierop
PNH
9
Stierop (vaargeul)
PNH
10
Markervaart Zuid,
van de vaargeul van de Stierop tot de Tap- of Tochtsloot
PNH
11
Tap- of Tochtsloot,
van de Markervaart Zuid tot de aansluiting op de vaargeul van de Zaan
PNH
12
Markervaart Noord,
van de vaargeul van de Stierop tot de aansluiting op het Kogerpolderkanaal
PNH
13
Kogerpolderkanaal,
van de aansluiting op de Markervaart Noord tot het Noordhollandsch Kanaal
PNH
14
Huigenvaart,
van de Langedijkervaart tot de Schermerringvaart t.h.v. de aansluiting aan de Ringvaart van de Heerhugowaard (Gerard Veltmanbrug te Rustenburg)
PNH
15
Schermerringvaart,
van de aansluiting aan de Ringvaart van de Heerhugowaard (Gerard Veltmanbrug te Rustenburg) tot een punt op circa 940 meter ten oosten van deze brug (km 7,3)
PNH
16
Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam,
van het Noordhollandsch Kanaal tot de aansluiting op de vaargeul van het Stinkevuil of Purmer Ee, m.u.v. de Kloosterdijksluis
PNH
17
Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam,
van km 11,175 tot km 13,100 te Edam-Volendam
PNH
18
Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder
PNH
19
Amstel,
van de Tolhuissluis tot de grens van het provinciaal beheer in km 25,686 nabij de Omval te Amsterdam, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland
PNH
20
Wilhelminasluis te Zaandam
PNH
21
Burgemeester Visserbrug (N250 Den Helder)
PNH
22
Voormalige Buitenhaven van Kolhorn,
de doorgaande vaargeul vanaf een punt op 15 m ten oosten van de openstaande keersluis te Kolhorn tot de kruising met het Waardkanaal en Groetkanaal
HHNK
23
Balgzandkanaal,
van de Kooysluis tot de Balgzandbrug (exclusief de Kooysluis)
HHNK
24a
Amstelmeer,
de vaargeul van de Balgzandbrug naar de Ulkesluis in het Waardkanaal (exclusief de Ulkesluis)
HHNK
24b
Amstelmeer,
de aftakking (vaargeul) van de onder 24a. genoemde vaargeul naar De Haukes (Wieringen)
HHNK
24c
Amstelmeer,
de aftakking (vaargeul) van de onder 24b. genoemde vaargeul naar de Haukessluis in de Slootvaart
HHNK
25
Waardkanaal,
inclusief de Ulkesluis
HHNK
26
Slootvaart,
inclusief de Haukessluis
HHNK
27
Den Oeverschevaart,
inclusief de Stontelersluis
HHNK
28
Wieringerwerfvaart,
van de Westfrieschevaart tot de afdamming in km 1,75
HHNK
29
Overlekersluis
HHNK
30
Voormalige zeesluis te Edam
HHNK
31
Tap- of Tochtsloot,
van de Markervaart Zuid tot de aansluiting op de Nauernaschevaart
HHNK
32
Nauernaschevaart,
van de aansluiting op de Tap- of Tochtsloot tot en met de Schermersluis
HHNK
33
Schermerringvaart,
van een punt op circa 940 meter ten oosten van de Gerard Veltmanbrug (km 7,3) tot de Ursemmervaart
HHNK
34
Ursemmervaart,
van de Schermerringvaart tot de Beemsterringvaart
HHNK
35
Beemsterringvaart,
van het Noordhollandsch Kanaal bij Spijkerboor tot het Noordhollandsch Kanaal bij Purmerend
HHNK
36
Het Stinkevuil of Purmer Ee (vaargeul),
van de Purmerringvaart tot de aansluiting op de Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam (Zesstedenvaart)
HHNK
37a
Purmerringvaart,
van de vaargeul van het Stinkevuil of Purmer Ee tot de aansluiting op de Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam t.h.v. km 11,175
HHNK
37b
Purmerringvaart,
van de aansluiting op de Trekvaart Het Schouw-Monnickendam-Edam t.h.v. km 13,100 tot de Where
HHNK
38
Where,
van de Purmerringvaart tot de Hoornsebrug
HHNK
39
Knollendammervaart
HHNK
40
Kloosterdijksluis
HHNK
41
Vecht,
met inbegrip van de Groote Zeesluis tot de provinciegrens met de provincie Utrecht nabij de aansluiting van het Hilversums Kanaal en voorts voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland, inclusief het gedeelte van de Singelgracht te Muiden, gelegen tussen de Weesperpoortsluis en de Vecht
AGV
42
Muidertrekvaart,
van de PEN-brug tot de Singelgracht te Muiden
AGV
43
Naardertrekvaart,
van de Vestinggracht te Muiden tot de Buiten Vestinggracht te Naarden
AGV
44
Weespertrekvaart en Gaasp
AGV
45
Smal Weesp
AGV
46
Bullewijk,
van de Amstel tot de Holendrecht t.h.v. de aansluiting aan de Waver, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland
AGV
47
Holendrecht,
van de Bullewijk tot het Abcoudermeer,
voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland
AGV
48
Waver,
van de aansluiting aan de Bullewijk en de Holendrecht tot en met de Stokkelaarsbrug, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland
AGV
49
Oude Waver,
van de Stokkelaarsbrug tot de Amstel, voor zover gelegen in de provincie Noord-Holland
AGV
50
Grote Sluis te Spaarndam
RIJNLAND
H
Bijlage 2 komt te luiden:
 
Vaarwegenlijst B als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland
Afkortingen:
B&W: College van burgemeester en wethouders
 
NR.
VAARWEGEN
Vaarwegbeheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland
51
Kostverlorenvaartroute,
van het Afgesloten IJ tot de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, bestaande uit:
-Westerkanaal
-Singelgracht (ged.)
-Kattensloot
-Kostverlorenvaart
-Schinkel
-Nieuwe Meer
AMSTERDAM
52
Amstel,
van het Afgesloten IJ tot de grens van het provinciaal beheer in km 25,686 nabij de Omval te Amsterdam, bestaande uit:
-Oosterdok
-Marinedok
-Nieuwe Herengracht
-Binnenamstel
-Amstel
AMSTERDAM
53
Zuider Amstelkanaal
AMSTERDAM
54
Amstelkanaal
AMSTERDAM
55
Riekerhaven
AMSTERDAM
56
Stadiongracht
AMSTERDAM
57
Vaarweg in Edam,
van de Purmerringvaart tot de uitmonding in het Markermeer, bestaande uit:
a.Nieuwe Haven
b.Oorgat
c.Buitenhaven m.u.v. de voormalige zeesluis te Edam (HHNK)
EDAM-VOLENDAM
58
Spaarne,
van de Grote Sluis te Spaarndam tot de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder (exclusief Grote Sluis)
HAARLEM
59
Hilversums Kanaal,
inclusief sluis ’t Hemeltje
HILVERSUM
60
Overlekerkanaal,
van de Overlekersluis tot en met de Westerhavensluis te Medemblik (exclusief de Overlekersluis)
MEDEMBLIK
61
De vaarweg door Medemblik,
van de Westerhavensluis tot het eindpunt van de havenhoofden in het IJsselmeer, bestaande uit:
a.Westerhaven
b.Oosterhaven
MEDEMBLIK
62
Singelgracht en Vestinggracht te Muiden
MUIDEN
63
Where,
van de Hoornsebrug tot de Beemsterringvaart
PURMEREND
64
Toeleidingskanaal van het Schagerkanaal tot de aansluiting op de recreatiehaven van Schagen
SCHAGEN
65
Zaan (vaargeul),
vanaf de aansluiting op de Tap- of Tochtsloot tot de Wilhelminasluis te Zaandam (exclusief Wilhelminasluis)
ZAANSTAD
66
Westelijke Drecht,
van de Vecht, met inbegrip van de Mijndensesluis, tot de aansluiting van de Muyeveldse Wetering
PLASSENSCHAP
LOOSDRECHT
67
’s-Gravelandschevaart,
van het Hilversums Kanaal tot de aansluiting op de oostelijke Drecht
PLASSENSCHAP
LOOSDRECHT
68
Oostelijke Drecht,
van de aansluiting op de ’s-Gravelandschevaart tot het punt waar de oostelijke Drecht uitmondt in de Loosdrechtse Plassen
PLASSENSCHAP
LOOSDRECHT
69
Alkmaarder- en Uitgeestermeer,
de vaargeul naar Uitgeest
RECREATIESCHAP ALKMAARDER- EN UITGEESTERMEER
Bijlage 3 komt te luiden:
 
Vaarwegenlijst C als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Noord-Holland
De wateren die de gemeente aanmerkt als vaarweg als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening
 
70
Achtergracht
Admiralengracht
Akerschutsluis
Akersluis
Amstelschutsluis
Bickersgracht
Bilderdijkgracht
Binnen Amstel
Binnenhaven
Blauwburgwal
Bloemgracht
Boerenwetering
Brantsgracht
Brouwersgracht
Burgemeester Cramergracht
Burgemeester Van Tienhovengracht
Cramerschutsluis
Da Costagracht
Damrak
Dijksgracht
Duivendrechtsevaart
Egelantiersgracht
Eilandsgracht
Erasmusgracht
Gelderse Kade
Groenburgwal
Grote Die
Haarlemmervaart (van de Kostverlorenvaart tot spoorlijn noord-zuid)
Heemstede-Westlandgrachtsluis
Hoekenesgracht (van Slotervaart tot Osdorpergracht)
Hugo de Grootgracht
Jachthavens Nieuwe Meer
J.van Lennepkanaal
Kattenburgervaart
Keizersgracht
Kleine Die
Kloveniersburgwal
Kromboomssloot
Lamonggracht
Lauriergracht
Leidsegracht
Leliegracht
Le Mairegracht
Lijnbaansgracht
Looiersgracht
Lozingskanaal
Majanggracht
Muidergracht
Nieuwe Achtergracht
Nieuwe Keizersgracht
Nieuwe Prinsengracht
Nieuwe Vaart
Noorder Amstelkanaal
Olympiakanaal
Oostelijk Marktkanaal
Oosterburgergracht
Oosterburgervaart
Osdorpergracht
Oude Schans
Oude Zijds Achterburgwal
Oude Zijds Voorburgwal
Passeerdersgracht
Plantage
Plantage Muidergracht
Postjesgracht
Prinseneilandsgracht
Prinsengracht
Prins Hendrikkade
Raamgracht
Rapenburgerschutsluis
Rechtboomssloot
Reguliersgracht
Rokin
Scharrebierschutsluis
Singel
Singelgracht
Slotermeerschutsluis
Sloterplas
Slotervaart
Sluis IJburg 2008
Sluis Steigereiland 2008
Snoekjesgracht
Spiegelgracht
Tolhuiskanaal
Uilenburgergracht
Vaarwateren tussen IJburg en het “vaste land”
Van Noordtgracht
Waalseilandsgracht
Westelijk Marktkanaal
Westerdok
Westerkanaalschutsluis
Westerkeersluis
Westlandgracht
Wittenburgervaart
Zorgvliedsluis
Zoutkeetsgracht
Zuider Amstelkanaal
Zwanenburgwal
AMSTERDAM
71
Haven ’t Stet (Limmen)
Jachthaven Akersloot
CASTRICUM
72
Koopvaardersbinnenhaven
DEN HELDER
73
Industriehaven Westoever
DEN HELDER
74
Werfkanaal tot de beheergrens met de Staat, gelegen op circa 510 m ten noorden van het beginpunt van het Werfkanaal
DEN HELDER
75
Haven van Volendam
EDAM-VOLENDAM
76
Sluis Graft-De Rijp (bij het Raadhuis De Rijp)
GRAFT-DE RIJP
77
Mooie Nel, binnen de gemeentegrenzen. Overig water binnen de gemeentegrenzen
HAARLEM
78
Bronsteevaart
Bronsteevijver
Crayenestervaart (W.v.d.Veldekade)
Crayenestervaart (J. Ruisdaellaan)
Crayenestervaart (Breitnerweg)
Heemsteeds Kanaal
Haven nabij Offenbachlaan
Van Merlenvaart (oost van Glipperdreef)
Jachthaven Van Merlenvaart
Woonschepenhaven
Zandvaartkade (oost van de Binnenweg)
Zandvaartkade (west van de Binnenweg)
HEEMSTEDE
79
Toeleidingskanaal naar jachthavens en werkhaven
Jachthaven De Pier
Jachthaven Havenstraat
Werkhaven Mastspoor
HUIZEN
80
Pekelharinghaven
Zandwegsloot-De Muiter
MEDEMBLIK
81
Passantenhaven Dorpsstraat
OUDERKERK A/D AMSTEL
82
Haven Lagedijk
SCHAGEN
83
Toeleidingskanaal,
vanaf de aansluiting op het Schagerkanaal/Schagerkoggekanaal tot de aansluiting op de recreatiehaven Schagen (84)
SCHAGEN
84
Recreatiehaven van Schagen
SCHAGEN
85
Toeleidingskanaal en Broekerhaven (binnenhaven De Kolk)
STEDE BROEC
86
Haven Oudeschild
TEXEL
87
Gemeentelijke haven Uitgeest
UITGEEST
88
Zanderijvaart
ZANDVOORT
J
Bijlage 4 komt te luiden:
Overzichtskaart van de vaarwegen
(als bijlage toegevoegd)
Artikel II
De Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 wordt ingetrokken.
Artikel III
  • 1.
    De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit geldende besluiten die op grond van de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 zijn genomen, blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist.
  • 2.
    Een vergunning of ontheffing op grond van de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 wordt gelijkgesteld met een ontheffing op grond van de Waterverordening provincie Noord-Holland.
Artikel IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.
Haarlem, 2 februari 2015.
Provinciale Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
J.J.M. Vrijburg, griffier.
Uitgegeven op 10 februari 2015.
 
TOELICHTING
Algemeen
Op grond van artikel 3.2 van de Waterwet moeten bij provinciale verordening voor regionale watersystemen of onderdelen daarvan overheidslichamen worden aangewezen die belast zijn met het beheer. In de reglementen zijn de waterschappen aangewezen als beheerder van de regionale watersystemen. De aanwijzing van vaarwegbeheerders moet plaatsvinden binnen 6 jaar na de datum van inwerkingtreding van de Waterwet, dat wil zeggen voor 22 december 2015. Dit besluit tot wijziging van de Waterverordening provincie Noord-Holland geeft daar invulling aan, onder intrekking van de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995.
De vaarwegenregeling in de Waterverordening provincie Noord-Holland is gebaseerd op de modelregeling van het Interprovinciaal Overleg (IPO). In samenspraak met de waterschappen is ervoor gekozen de uitvoering van het vaarwegbeheer van bepaalde vaarwegen in medebewind op te dragen aan de waterschappen. De tekst van de modelregeling van het IPO is hierop aangepast.
Aanwijzing van vaarwegbeheerders
Uitgangspunt in de Waterwet is dat het vaarwegbeheer onderdeel uit maakt van het watersysteembeheer. In de waterverordeningen voor elk van de in Noord-Holland gelegen waterschappen, die gelijktijdig met de Waterwet in werking zijn getreden, zijn de waterschappen aangewezen als beheerder van die regionale watersystemen.
Voornoemd uitgangspunt in de Waterwet leidt in twee gevallen uitzondering, namelijk daar waar:
1.het vaarwegbeheer berust bij een provincie of gemeente;
of,
1.het vaarwegbeheer, als onderdeel van het watersysteembeheer, leidt tot een substantiële overschrijding van de kosten van het watersysteembeheer (‘bovenwaterschappelijke kosten’ als bedoeld in artikel 98 Waterschapswet).
In deze gevallen is het vaarwegbeheer afgescheiden van het watersysteembeheer en wordt de instandhouding van de scheepvaartfunctie van de wateren algemeen gezien als een taak van «de algemene democratie» die onder het treffen van een regeling voor de bekostiging gedelegeerd kan worden aan het waterschap. Reden daarvoor is dat de instandhouding van de scheepvaartfunctie niet behoort tot de kerntaken van het waterschap – dat wil zeggen, voor zover het vaarwegbeheer de kosten van het watersysteembeheer overstijgt - en dat dekking van de meerkosten die daaruit voortvloeien op basis van de waterschappelijke trits belang-betaling -zeggenschap niet goed mogelijk is.
Het voorgaande leidt tot de volgende systematiek van aanwijzing van vaarwegen en vaarwegbeheerders.
De wateren met een regionaal belang voor de beroepsvaart en de recreatievaart worden aangewezen als vaarweg. Dit zijn de wateren zoals opgenomen op de Vaarwegenlijsten A en B.
Omdat het vaarwegbeheer van de op Vaarwegenlijst B genoemde vaarwegen reeds wordt uitgevoerd door gemeenten, worden de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten aangewezen als vaarwegbeheerder van deze vaarwegen.
De zorg voor het vaarwegbeheer van de vaarwegen op Vaarwegenlijst A ligt bij de provincie. Van de vaarwegen, die deel uit maken van het Basisnet Beroepsvaart (vaarwegen met klasse CEMT II en hoger) en de Staande Mastroute, is in beginsel de provincie belast met het vaarwegbeheer. Met betrekking tot de overige BRTN-vaarwegen (d.w.z. vaarwegen die zijn opgenomen in Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland) en de overige CEMT-1 vaarwegen wordt de uitvoering van het vaarwegbeheer krachtens artikel 146 van de Provinciewet in medebewind opgedragen aan de waterschappen, tegen vergoeding van de meerkosten van het vaarwegbeheer. De waterschappen zijn bereid voor deze vaarwegen het vaarwegbeheer uit te voeren. De financiële gevolgen en de verdere afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst met elk van de betrokken waterschappen. Daarmee wordt gevolg gegeven aan artikel 146, lid 2 van de Provinciewet.
Dit alles leidt tot de uitwerking, zoals vastgelegd in artikel 2.2 en de bijbehorende Vaarwegenlijsten A en B en de bijbehorende kaarten. Daarmee wordt de oude beheersituatie bestendigd, met dien verstande dat de waterschappen in de nieuwe situatie een vergoeding ontvangen van de provincie voor het in medebewind uitgevoerde vaarwegbeheer.
Voor alle overige watergangen – dat wil zeggen, wateren die niet zijn aangewezen als vaarweg (geen functie vaarweg hebben), maar waarop wel gevaren kan worden – geldt dat het vaarwegbeheer meegenomen wordt met het kwantiteitsbeheer van de waterschappen. Dit houdt in dat de watersysteemeisen bepalend zijn voor de afmetingen van de schepen die daar kunnen varen.
Vaarwegenlijst C bevat de wateren die op verzoek van de gemeenten worden aangewezen als vaarweg. Als overheidslichaam belast met het vaarwegbeheer wordt in dat geval aangewezen de betrokken gemeenten. Op vaarwegenlijst C staan wateren die niet van regionaal belang zijn voor de beroepsvaart of recreatievaart en dus niet zijn opgenomen op Vaarweglijst B, maar waar de gemeenten wel al reeds vaarwegbeheer voeren of vaarwegbeheer willen ontwikkelen. Op deze vaarwegen zijn de bepalingen in Titel 2.3 (gebruik en instandhouding vaarwegen) niet van toepassing. De gemeenten zijn volledig vrij invulling te geven aan het vaarwegbeheer voor deze wateren op grond van hun autonome bevoegdheid krachtens de Gemeentewet. De status van vaarweg leidt er toe dat het college van burgemeester en wethouders, krachtens artikel 2, lid 1, sub a, onderdeel 3 van de Scheepvaartverkeerswet, bevoegd gezag is voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet (nautisch bevoegd gezag) voor de vaarwegen op vaarwegenlijst C.
Opzet beheerregeling
De regeling van het vaarwegbeheer in de Waterverordening provincie Noord-Holland heeft tot doel de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van de vaarwegen te waarborgen met het oog op een vlot en veilig verloop van het scheepvaartverkeer. Bij vaarwegbeheer gaat het om het in stand houden van de scheepvaartweg ten behoeve van de scheepvaart door baggeren, vrij houden van obstakels, onderhoud van oevers en werken (waaronder schutsluizen). In de praktijk wordt dit wel omschreven als ‘het instandhouden van de bak’ (‘bakbeheer’, of ook wel ‘technisch beheer’, genoemd).
Titel 2.3 voorziet in:
  • de beheeropdracht aan de vaarwegbeheerder (artikel 2.6, lid 2); waaronder de bevoegdheid van de vaarwegbeheerder tot het stellen van regels in het belang van het vaarwegbeheer;
  • de bevoegdheid van gedeputeerde staten tot het opstellen van de vaarwegprofielen (breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte) die de vaarwegbeheerder bij de uitvoering haar/zijn beheer in acht moet nemen (art. 2.5);
  • de bevoegdheid van gedeputeerde staten tot het vaststellen van een regime voor de bediening van bruggen en schutsluizen en de verplichting van brug en schutsluis bedienende instanties om gevolg te geven aan het vastgestelde bedieningsregime (art. 2.7).
Zoals reeds gezegd zijn de aangewezen vaarwegbeheerders bevoegd regels te stellen in het belang van het vaarwegbeheer. Ten aanzien van de vaarwegen in beheer bij de provincie is dat gedaan in Titel 4.2 van de Waterverordening provincie Noord-Holland. Gemeente en waterschap kunnen evenzeer regels of beleid opstellen voor de vaarwegen waar zij zijn aangewezen als vaarwegbeheerder of waar zij het vaarwegbeheer in medebewind uitvoeren (waterschappen).
Instellen van vergunningplicht voor bodemenergiesystemen in interferentiegebieden
Deze wijziging van artikel 4.3 stelt onttrekkingen in aangewezen interferentiegebieden vergunningplichtig. Gemeenten en provincies kunnen interferentiegebieden aanwijzen op grond van artikel 2.2b Besluit Omgevingsrecht. In deze gebieden is het wenselijk dat regie wordt gevoerd om vraag en aanbod van ruimte voor bodemenergie op elkaar af te stemmen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1.1 Begripsbepalingen)
a.de minister
De aanduiding van de desbetreffende minister is geactualiseerd.
  • b.
    en c. interferentie en interferentiegebiedDeze definities zijn toegevoegd in verband met de wijziging van artikel …..
  • i.
    v aarweg Deze omschrijving regelt de aanwijzing van de vaarwegen, zoals die zijn weergegeven op de Vaarwegenlijsten A, B en C. ‘Regionale wateren’ verwijst naar artikel 3.2 van de Waterwet en wordt in artikel 1.1 van die wet gedefinieerd als ‘watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn bij het Rijk’. Een vaarweg is een water of een gedeelte van een water. Bij enkele vaarwegen op de Vaarwegenlijsten A en B ligt de provinciegrens in het midden van het water. Om buiten twijfel te stellen dat de verordening alleen geldt voor het Noord-Hollandse gedeelte is bepaald dat een vaarweg ook een gedeelte van een water kan zijn.
Een vaargeul door een breder water dat als vaarweg is aangewezen, valt ook onder ‘gedeelte van een water’ in de zin van deze verordening. Dit geldt eveneens voor vaargeulen die door meren lopen, zoals de vaargeulen in het Amstelmeer en het Alkmaardermeer.
j.vaarwegbeheer
In de definitie van vaarwegbeheer wordt genoemd ‘overheidszorg’, dit refereert aan de Memorie van Toelichting op de Waterwet (Wtw) waarin bij artikel 3.2 Wtw ook over overheidszorg wordt gesproken. Vaarwegbeheer zoals bedoeld in deze verordening wordt onderscheiden van nautisch beheer zoals bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet. Het vaarwegbeheer omvat de zorg voor de vaarweg met oevers en schutsluizen. Het beheer dat voor deze bij de vaarweg behorende werken moet worden uitgevoerd is functioneel en reikt niet verder dan de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg (art. 2.2). Het gaat dus niet om het algehele onderhoud van die werken, maar alleen het onderhoud dat noodzakelijk is uit oogpunt van het vaarwegbelang (vaarwegonderhoud).
Voor veel werken zal gelden dat die door particulieren zijn aangebracht en via de daarvoor verleende vergunning door die particulier moeten worden onderhouden.
k.vaarwegbeheerder
Onder vaarwegbeheerder wordt mede verstaan het waterschap waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer in medebewind is opgedragen (art. 146 Provinciewet).
l.en m. Vaarwegenlijst A en vaarwegenlijst B
De lijsten bevatten ‘vaarwegen’ en ‘werken’. Bij een werk betreft dit meestal een schutsluis waarvoor de omliggende wateren of door het rijk of andere instanties worden beheerd of niet zijn aangewezen als vaarweg.
n. Vaarwegenlijst C
In de inleiding hierboven is reeds ingegaan op vaarwegenlijst C. Daar wordt naar verwezen.
o.vaarwegprofiel
Het vaarwegprofiel geeft vaarwegdiepte- en breedtematen en de minimaal benodigde vrije doorvaarthoogten voor de scheepvaart.
Het vaarwegprofiel is bepaald aan de hand van de landelijke Richtlijnen Vaarwegen. De Richtlijnen gaan uit van een minimum vaarwegprofiel van vrije ruimte voor rechte vaarwegen, waarin een veiligheidsstrook is meegenomen voor tegemoetkomend of oplopend scheepvaartverkeer. In de Richtlijnen wordt echter geen rekening gehouden met bochten of vernauwingen in de vaarweg. Dit betekent dat de vaarwegbeheerder bij de toepassing van het vaarwegprofiel rekening moet houden met de karakteristiek van de vaarweg en bijvoorbeeld in bochten een bochtentoeslag toepast wanneer dat in het belang van een vlot en veilig verloop van het scheepvaartverkeer gewenst is.
p.werk
Er staan enkele werken separaat op de Vaarwegenlijsten omdat slechts dat werk wordt aangewezen (niet de naastgelegen wateren).
Onderdeel B
Onderdeel 2 (artikel 2.2; toedeling vaarwegbeheer)
In het algemene gedeelte van de toelichting is aangegeven hoe uitwerking is gegeven aan de opdracht in artikel 3.2 van de Waterwet tot het aanwijzen van de vaarwegbeheerders. De aanwijzing is vastgelegd in dit artikel.
In lid 1 is de aanwijzing van de provincie als formeel vaarwegbeheerder voor alle vaarwegen op Vaarwegenlijst A geregeld. Op de vaarwegen die op vaarwegenlijst A zijn aangeduid met de nummers 1 tot en met 21, wordt het vaarwegbeheer ook door de provincie uitgevoerd.
In lid 2, 3 en 4 is vastgelegd dat het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken die op vaarwegenlijst A zijn aangeduid met de nummers 22 tot en met 50, in medebewind wordt uitgevoerd door de waterschappen. Hier is met toepassing van artikel 146, lid 1 van de Provinciewet de uitvoering van het vaarwegbeheer opgedragen aan de waterschappen. Dit komt ook tegemoet aan het uitgangspunt uit de Waterwet: integraal waterbeheer, zoveel mogelijk één waterbeheerder per waterstaatswerk. Het medebewind zoals in dit artikel vastgelegd, geldt voor de gehele uitvoering van het vaarwegbeheer, waaronder ook de bevoegdheid tot het opstellen van regels of beleid of het verlenen van vergunning of ontheffing voor vaarwegen. Uit een oogpunt van eenheid van beheer is het wenselijk dat de Keur van de waterschappen integraal op die wateren en werken van toepassing is.
Het vijfde, zesde en zevende lid betreft de aanwijzing van enkele gemeenten en een plassenschap en recreatieschap als vaarwegbeheerder. Het gaat om de vaarwegen die op Vaarwegenlijst B zijn vermeld.
Onderdeel C
Onderdeel 2 (artikel 2.2: belangenbescherming)
Deze bepaling geeft een nadere uitwerking van de doelstellingen die met deze verordening worden nagestreefd.
Onderdeel 3 (artikel 2.4; toepassingsbereik)
Titel 2.3 geldt voor alle vaarwegen en werken zoals genoemd op de Vaarwegenlijsten A en B en gelegen binnen de provincie Noord-Holland. De verordening is van kracht op de vaarweg inclusief oevers. De buitengrens van de werkingssfeer ligt ofwel op de natuurlijke overgang van water naar land ofwel op de buitenste begrenzing van de oeverconstructie inclusief verankering. Dit geldt niet wanneer slechts een vaargeul is aangewezen als vaarweg.
Deze verordening is op grond van artikel 4 van de Beheersregeling Amstel – een gemeenschappelijke regeling tussen de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht – ook van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen. In de Beheersregeling is vastgelegd dat Noord-Holland het vaarwegbeheer uitvoert op de Amstel voor de twee buur-provincies.
In lid 2 zijn een aantal vaarwegen uitgezonderd van de werking van Titel 2.3. Voor deze vaarwegen wordt derhalve door gedeputeerde staten geen vaarwegprofiel opgesteld en geen regime voor de bediening van bruggen en schutsluizen vastgesteld. Het betreft vaarwegen die in beheer zijn bij de gemeenten waarvoor in het verleden ook geen provinciale bevoegdheid bestond voor het vaststellen van vaarwegprofielen en een bedieningsregime voor bruggen en sluizen. Er is voor gekozen deze situatie in de Waterverordening provincie Noord-Holland te bestendigen omdat geen reden bestaat hierin wijziging te brengen aangezien in de bestaande geen afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van het vaarwegbelang, als bedoeld in artikel 2.3.
Onderdeel 4 (artikel 2.5; vaarwegprofielen)
Bij de berekening en vaststelling van de vaarwegprofielen krachtens lid 1 houden gedeputeerde staten rekening met de vigerende versie van de Richtlijnen Vaarwegen en de vigerende CEMT-klassen en de richtlijnen van het BRTN-convenant. Nieuw ten opzichte van de voorgaande Scheepvaartwegenverordening is dat onder vaarwegprofiel nu ook de doorvaarthoogte valt (zie in artikel 1 onder c.).
Bij het onderhoud van een vaarweg zal over het algemeen bij het baggeren een overdiepte worden gerealiseerd, waardoor er gedurende een langere periode (10 – 30 jaar) niet gebaggerd hoeft te worden. Deze diepte wordt de onderhoudsdiepte genoemd, die de vaarwegbeheerder naar eigen inzicht kan invullen, zolang maar wordt voldaan aan de minimaal benodigde vaarwegafmetingen die op grond van deze verordening, door gedeputeerde staten, worden gesteld.
Onderdeel 5 (artikel 2.6; vaarwegbeheer)
Het eerste lid bepaalt dat de vaarwegbeheerder zorg draagt voor het beheer van de vaarweg, met inachtneming van het vastgestelde vaarwegprofiel (artikel 2.5, lid 1). Deze zorgplicht strekt tot het instandhouden van de minimaal benodigde diepte, breedte en doorvaarthoogte. Onder de definitie van ‘vaarwegbeheer’ valt de zorg voor ‘de vaarweg en bijbehorende werken’.Tevens valt onder die definitie ookhet stellen en handhaven van regels. De vaarwegbeheerder kan ter uitvoering van het haar/hem opgedragen vaarwegbeheer (artikel 2.6) nadere regels stellen in bijvoorbeeld de Algemene Plaatselijke Verordening (gemeente) of de Keur (waterschap).
Het tweede lid beschrijft alles wat het beheer, bedoeld in het eerste lid, omvat. In onderdeel a wordt gesproken van houden of brengen van een vaarweg op de vastgestelde afmetingen.
In onderdeel b van het tweede lid wordt gesproken over de zorg voor de goede staat van de oevers (waaronder ook vallen oevervoorzieningen, zie de definities) en schutsluizen. Het onderhoud aan de oevers is vaak in de leggers op grond van artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet neergelegd bij de aanliggend eigenaar. Het is dan aan de vaarwegbeheerder om toe te zien op de goede staat van de oevers in het kader van de zorg voor de vaarweg en eventueel de aanliggend eigenaar te wijzen op zijn onderhoudsplicht.
Onderdeel 6 (artikel 2.7; bedieningsregime van bruggen en sluizen)
Het belang van de beroepsvaart en de recreatievaart is gediend met een optimale afstemming van de bedieningsregimes van beweegbare bruggen en sluizen. Artikel 2.7, lid 1 legt daarom de vaststelling van de bedieningstijden van de op de Vaarwegenlijsten A en B voorkomende vaarwegen en werken, uitgezonderd de Rijks- en spoorbruggen, exclusief bij gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten houden bij de vaststelling van bedieningsregimes rekening met de richtlijnen hieromtrent in de vigerende versies van de Richtlijnen Vaarwegen en de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland voor respectievelijk de beroepsvaart en de recreatievaart.
In het derde lid staat de zorgplicht verwoord voor onder andere vaarwegbeheerders, maar ook andere brug- en sluisbeheerders. Deze beheerders moeten ingevolge het derde lid ervoor zorgen dat deze kunstwerken bediend worden niet alleen conform de vastgestelde tijden, maar ook conform de door gedeputeerde staten vastgestelde voorschriften. Dit kunnen ook voorschriften zijn met betrekking tot het aanvragen van een bediening. Samen met de bedieningstijden vormen ze het bedieningsregime. Opgemerkt wordt dat bij evenementen met toepassing van artikel 1.23 lid 1 en lid 2 van het BPR tijdelijk kan worden afgeweken van de vastgestelde bedieningstijden.
Ingevolge het vierde lid kan de met bediening belaste persoon bediening van een brug weigeren als hij of zij van mening is dat de mast of andere opstaande delen van een schip gemakkelijk en veilig kunnen worden gestreken, één en ander ter beoordeling van de met bediening belaste persoon. De achtergrond van deze bepaling is het voorkomen van onnodige hinder voor het wegverkeer bij drukke weg-/waterkruisingen.
Onderdeel D
Bij warmte-koude-opslag (WKO) wordt grondwater in de zomer gebruikt om gebouwen te koelen en in de winter om te verwarmen. Er zijn twee vormen van WKO, open en gesloten systemen. Bij open systemen wordt grondwater opgepompt en weer teruggebracht in de bodem. Bij gesloten systemen wordt geen water verpompt en wordt gebruik gemaakt van een gesloten circuit van leidingen in de bodem. De provincie is bevoegd gezag voor vergunningverlening en registratie van open systemen, de gemeente voor gesloten systemen.
In artikel 4.3 worden op grond van artikel 6.4, tweede lid, van de Waterwet onttrekkingen tot tien kubieke meters per uur vrijgesteld van de vergunningplicht. De voorliggende wijziging stelt dergelijke onttrekkingen wel vergunningplichtig in interferentiegebieden omdat het Besluit Omgevingsrecht is gewijzigd. Daarin is nu opgenomen dat gemeenten en provincies interferentiegebieden kunnen aanwijzen (art. 2.2b). In deze gebieden is het wenselijk dat regie wordt gevoerd om vraag en aanbod van ruimte voor bodemenergie op elkaar af te stemmen. Voor interferentiegebieden worden door provincie en gemeente regels opgesteld zodat systemen elkaar niet negatief beïnvloeden en de ondergrond optimaal wordt gebruikt. Er kan worden aangegeven waar en op welke diepte open en gesloten systemen kunnen worden gerealiseerd, en waar warm en waar koud water kan worden opgeslagen. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt rekening gehouden met deze regels. Voor de in een verordening aangewezen interferentiegebieden kunnen bodemenergieplannen worden vastgesteld. Een bodemenergieplan bevat dan het kader waaraan vergunningaanvragen worden getoetst.
Onderdeel E
Onderdeel 2 (artikel 4.4; toepassingsbereik)
Titel 4.2 is uitsluitend van toepassing op de vaarwegen waar het vaarwegbeheer berust bij de provincie, dat wil zeggen de vaarwegen met de nummers 1 tot en met 21 op Vaarweglijst A. Onder de werking van deze titel vallen ook de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen. Op grond van artikel 4 van de Beheersregeling Amstel – een gemeenschappelijke regeling tussen de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht – voert Noord-Holland het vaarwegbeheer uit op de Amstel.
Onderdeel 3 (artikel 4.5; onderhoudsplichtige)
Dit artikel geldt alleen in de vaarwegen waar het beheer wordt uitgevoerd door de provincie. Tot de onderhoudsplichtigen krachtens dit artikel behoort primair de beheerder van de vaarweg, maar zo kan de onderhoudsplicht evengoed bij een andere natuurlijke of rechtspersoon liggen. Zo zullen voor de oevers vaak de eigenaren onderhoudsplichtig zijn. Degenen die onderhoudsplichtig waren op grond van de voorgaande Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 , blijven dit ook in deze nieuwe verordening. Om die reden is de omschrijving van wie onderhoudsplichtig is uit de Scheepvaartwegenverordening hier overgenomen, met slechts aanpassing van een aantal termen aan de definities van de nieuwe verordening en/of nieuwe Waterwet. In de Scheepvaartwegenverordening was dit onderhoud verder uitgeschreven, het omvat o.a.: het onderhouden van het profiel, als geen profiel is vastgesteld het houden of brengen van de vaarweg op de afmetingen zoals vastgesteld bij ontheffing dan wel bij enige wettelijke regeling of overeenkomst; indien deze regelingen of overeenkomsten ontbreken dient de doorgaande diepte van de oude bodem en het oude profiel te worden aangehouden, zulks overeenkomstig de aanwijzingen van de vaarwegbeheerder. De onderhoudsplichtige is verder verplicht tot het in goede staat houden van oevers en oeverwerken en het in goede staat houden en onderhouden van kunstwerken.
Onderdeel 4 (artikel 4.6; verbod)
Dit artikel beoogt de bruikbaarheid en instandhouding van de vaarweg te borgen. Om die reden kan van dit verbod geen ontheffing worden verleend. Zie verder ook de toelichting bij artikel 4.7.
Onderdeel 5 (artikel 4.7; ontheffingsplichtige handelingen)
De verboden in artikel 4.6 en 4.7 richten zich op de vaarweg, zoals die is omschreven in de definities van deze verordening. Dit betekent dat een vaarweg een water is, voorzover vermeld op de vaarweglijsten met bijbehorende oevers (artikel 1, onderdeel i). Oevers zijn de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of  de aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor benodigde verankering.
Deze verboden zijn dus verstrekkend. Uit de begripsomschrijving van oever (artikel 1, onderdeel d) volgt dat de grens waar de vergunningplicht op de oever ophoudt, met name relevant is voor de natuurlijke overgang van water naar land. Indien sprake is van een aangebrachte oevervoorziening loopt de beheersgrens uit deze verordening achter deze oevervoorziening en is de verankering van de oevervoorziening geborgd via de verboden in artikel 4.6 en 4.7. Dit betekent dat ook een werk op de verankering van een oevervoorziening ontheffingplichtig is. De grens van de werking van deze verordening is tot op de natuurlijke overgang van water naar land of, indien een oevervoorziening is aangebracht, tot achter deze oevervoorziening.
Activiteiten die worden verricht ten behoeve van onderhoud door of namens de vaarwegbeheerder zijn ontheffingsvrij, volgens lid 2 van artikel 4.7. Onderhoud in de zin van dit artikel is het onderhoud dat nodig is om de vaarweg met alle bijkomende werken te kunnen laten functioneren conform de functionele vereisten.
Onderdeel 6 (artikel 4.8; ontheffing)
Op grond van dit artikel kan door de vaarwegbeheerder ontheffing worden verleend van de verbodsbepalingen zoals die in artikel 4.7 zijn opgesomd.
Onderdeel F (artikel 6.2; strafbepaling)
Voor de bepaling van de strafmaat van een overtreding is de provincie gebonden aan het daaromtrent bepaalde in de Provinciewet.
Artikel III
(overgangsrecht)
In dit artikel wordt duidelijkheid gegeven over de status van een vergunning of aanvraag of andere besluiten die van kracht zijn ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening. Het artikel regelt dat alle besluiten die op grond van de Scheepvaartwegenverordening Noord-Holland 1995 zijn genomen van kracht blijven. Hieronder vallen vergunningen en ontheffingen, maar ook bijv. de profielbesluiten.
Toelichting bij specifieke vaarwegen
Amstel
De Amstel is gelegen op het grondgebied van drie provincies: te weten Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Ter behartiging van een doelmatig beheer van de Amstel zijn deze drie provincies een gemeenschappelijke regeling aangegaan, welke op 1 januari 1993 in werking is getreden en is gewijzigd per 15 februari 2013. Op basis van deze Beheersregeling Amstel voert de provincie Noord-Holland het beheer uit over de (gehele) Amstel, dus ook over het Zuid-Hollandse en Utrechtse deel. In de Beheersregeling Amstel is bepaald dat het beheer van de Amstel door Noord-Holland wordt uitgevoerd overeenkomstig de regelgeving van die provincie. Met betrekking tot de Amstel zijn uitsluitend de regelingen van toepassing die het provinciaal bestuur van Noord-Holland dienaangaande vaststelt krachtens overdracht van bevoegdheid als bedoeld in artikel 41, juncto artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1984, 667). Voor de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen, is specifiek bepaald dat daarop ook de Waterverordening provincie Noord-Holland van toepassing is (zie art. 2.4 en 4.4). Dit is bijvoorbeeld voor het vaststellen van profielen noodzakelijk.
Dit alles betekent dat de Amstel niet onder het toepassingsbereik van de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Waterverordening Utrecht valt. Wel wordt de Amstel in beide voornoemde verordeningen aangewezen als vaarweg (op grond van de Waterwet), voor het deel dat in die betreffende provincie ligt.
(Bijlage) Overzichtskaart van de vaarwegen
(Bijlage)
Integrale tekstuitgave Waterverordening provincie Noord-Holland na wijziging
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    de minister: de minister van Infrastructuur en Milieu;
  • b.
    interferentie: onderlinge beïnvloeding van bodemenergiesystemen, die kan leiden tot een rendementsverandering van een individueel systeem;
  • c.
    interferentiegebied: een op grond van artikel 2.2b van het Besluit Omgevingsrecht door gemeente of provincie aangewezen gebied waar ordening van bodemenergiesystemen wenselijk is met het oog op doelmatig gebruik van de ondergrond en voorkomen van negatieve interferentie;
  • d.
    oever: de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of de aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor benodigde verankering;
    e. pompcapaciteit: het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in kubieke meters per uur;
  • f.
    projectplan: plan als bedoeld in artikel 5.4 van de wet;
  • g.
    regionaal waterplan: plan als bedoeld in artikel 4.4 van de wet;
  • h.
    regionale wateren: binnen de provincie gelegen watersystemen of onderdelen daarvan die niet in beheer zijn van het Rijk;
  • i.
    vaarweg: elk regionaal water of gedeelte van een regionaal water, met bijbehorende oevers en schutsluizen,voor zover vermeld op Vaarwegenlijsten A, B of C;
  • j.
    vaarwegbeheer: de overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;
    k. vaarwegbeheerder: het bevoegde bestuursorgaan van het overheidslichaam dat met het vaarwegbeheer is belast of waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer in medebewind is opgedragen, en dat als zodanig is vermeld op Vaarwegenlijst A, Vaarwegenlijst B of Vaarwegenlijst C;
  • l.
    vaarwegenlijst A: de als bijlage 1 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren waarvan het vaarwegbeheer berust bij de provincie;
  • m.
    vaarwegenlijst B: de als bijlage 2 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren die onder toezicht staan van de provincie en waarvan het vaarwegbeheer berust bij andere overheidslichamen;
  • n.
    vaarwegenlijst C: de als bijlage 3 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van de regionale wateren die niet onder toezicht staan van de provincie en waarvan het vaarwegbeheer berust bij andere overheidslichamen;
  • o.
    vaarwegprofiel: de minimale breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte van de vaarweg;
  • p.
    werk: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren, boven, op, in, onder of langs een vaarweg gelegen;
q. wet: de Waterwet.
Hoofdstuk 2 Beheer
Titel 2.1 Provinciaal overlegorgaan voor de kust
Artikel 2.1 Provinciaal overlegorgaan voor de kust
  • 1.
    Gedeputeerde staten kunnen een overlegorgaan instellen dat haar adviseert over de veiligheid van de kust en het waterbeheer in het kustfundament. Deze adviezen kunnen onder meer zien op voorstellen van Rijkswege als bedoeld in artikel 2.7 van de wet om landwaartse kustverplaatsing te voorkomen of tegen te gaan.
  • 2.
    Het overlegorgaan kan worden samengesteld uit vertegenwoordigers van provincie, beheerders van regionale watersystemen, Rijk, kustgemeenten en relevante terreinbeheerders en belangenorganisaties.
  • 3.
    Het overlegorgaan kan een eigen reglement opstellen waarin zij haar werkwijze nader regelt.
Titel 2.2 Toedeling vaarwegbeheer
Artikel 2.2 Toedeling vaarwegbeheer
  • 1.
    De provincie Noord-Holland is belast met het vaarwegbeheer van de in de Vaarwegenlijst A opgenomen vaarwegen en werken.
  • 2.
    Het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken, aangeduid met de nummers 22 tot en met 40 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
  • 3.
    Het vaarwegbeheer van de vaarwegen en werken, aangeduid met de nummers 41 tot en met 49 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
  • 4.
    Het vaarwegbeheer van het werk, aangeduid met het nummer 50 van de Vaarwegenlijst A, wordt uitgevoerd door het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland.
  • 5.
    De gemeenten die op de Vaarwegenlijsten B en C zijn vermeld zijn belast met het vaarwegbeheer van de in die gemeenten gelegen vaarwegen en werken, zoals aangegeven op de lijsten.
  • 6.
    Het Plassenschap Loosdrecht is belast met het vaarwegbeheer van de in zijn gebied gelegen vaarwegen en werken die op Vaarwegenlijst B zijn aangeduid met nummer 66 tot en met 68.
  • 7.
    Het Recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer is belast met het vaarwegbeheer van de in zijn gebied gelegen vaarweg die op Vaarwegenlijst B is aangeduid met nummer 69.
Titel 2.3 Gebruik en instandhouding vaarwegen
Artikel 2.3 Belangenbescherming
Deze titel heeft tot doel regels te stellen in het belang van de instandhouding, de bruikbaarheid en bescherming van de vaarwegen.
Artikel 2.4 Toepassingsbereik
  • 1.
    Deze titel is, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, van toepassing op de op de Vaarwegenlijsten A en B vermelde vaarwegen en werken. Deze titel is tevens van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen.
  • 2.
    Deze titel is niet van toepassing op de vaarwegen op Vaarwegenlijst B met de nummers 51 tot en met 56.
Artikel 2.5 Vaarwegprofielen
  • 1.
    Gedeputeerde staten stellen, na overleg met de vaarwegbeheerder, de vaarwegprofielen vast van de vaarwegen.
  • 2.
    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 2.6 Vaarwegbeheer
  • 1.
    De vaarwegbeheerder draagt zorg voor het vaarwegbeheer.
  • 2.
    Het beheer, bedoeld in het eerste lid, omvat:
    • a.
      het houden of brengen van een vaarweg op de ingevolge artikel 2.5 eerste lid vastgestelde afmetingen;
    • b.
      de zorg voor het in goede staat houden van de oevers en schutsluizen, voor zover dit nodig is ten behoeve van de instandhouding en de bruikbaarheid van de vaarweg;
    • c.
      het schoonhouden van de vaarweg en het vrijhouden van obstakels, met inbegrip van het afvoeren van vuil en waterplanten, voor zover dit voor de bruikbaarheid van de vaarweg noodzakelijk is.
Artikel 2.7 Bedieningsregime van bruggen en sluizen
  • 1.
    Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden en bedieningsvoorschriften vast van de beweegbare bruggen en sluizen behorende bij de in de Vaarwegenlijsten A en B opgenomen vaarwegen.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor spoorbruggen en bij het Rijk in beheer zijnde bruggen en schutsluizen.
  • 3.
    De sluis- en brugbeheerders van de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen dragen er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen worden bediend op de door gedeputeerde staten vastgestelde tijden en conform de door hen vastgestelde voorschriften.
  • 4.
    Aan een schipper van een schip waarvan de mast of andere opstaande delen op gemakkelijke en veilige wijze kunnen worden gestreken waardoor het schip onder de gesloten brug kan doorvaren - zulks ter beoordeling van de met bediening van de brug belaste persoon - kan bediening van de brug worden geweigerd.
  • 5.
    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 3 Regionaal waterplan
Artikel 3.1 Inhoud
  • 1.
    Het regionale waterplan bevat, naast het bepaalde in artikel 4.4 van de wet, één of meer kaarten met bijbehorende verklaring waarin de hoofdlijnen van het waterbeleid in beeld zijn gebracht.
  • 2.
    De ruimtelijke aspecten bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de wet worden in het regionaal waterplan aangeduid.
Artikel 3.2 Voorbereiding
  • 1.
    Gedeputeerde staten voeren, ter voorbereiding van het regionaal waterplan, ten minste overleg met de dagelijkse besturen van de beheerders van de regionale watersystemen in de provincie, de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat en de colleges van burgemeester en wethouders van de binnen het plangebied liggende gemeenten.
  • 2.
    Gedeputeerde staten raadplegen ter voorbereiding van het regionaal waterplan de minister en gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies.
  • 3.
    Op de voorbereiding van het regionaal waterplan is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
  • 4.
    Iedere belanghebbende en ingezetene heeft de gelegenheid zijn zienswijze over het regionaal waterplan naar voren te brengen.
Artikel 3.3 Uitwerking
  • 1.
    In het regionale waterplan kan worden bepaald dat gedeputeerde staten het regionale waterplan of onderdelen daarvan moeten of kunnen uitwerken volgens de in het regionale waterplan gegeven regels.
  • 2.
    Het besluit van gedeputeerde staten tot uitwerking van het regionale waterplan maakt deel uit van het regionale waterplan.
  • 3.
    Artikel 3.2 is van overeenkomstige toepassing op het in het tweede lid genoemde besluit.
  • 4.
    Binnen vier weken na vaststelling van het besluit tot uitwerking informeren gedeputeerde staten de in artikel 3.2 genoemde bestuursorganen.
Hoofdstuk 4 Handelingen in watersystemen
Titel 4.1 Grondwater
Artikel 4.1 Grondwaterregister
Gedeputeerde staten houden een register bij waarin inrichtingen voor het onttrekken van
grondwater of het infiltreren van water worden ingeschreven met vermelding van de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit aan hen dan wel aan de dagelijkse besturen van de waterschappen worden verstrekt. Voorts worden daarin vermeld de vergunningen, krachtens welke het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.
Artikel 4.2 Ambtshalve inschrijving in grondwaterregister
  • 1.
    Gedeputeerde staten kunnen een inrichting die niet ingevolge artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is opgegeven, ambtshalve in het register, bedoeld in artikel 4.1, inschrijven.
  • 2.
    Indien de ambtshalve inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt in de loop van een kalenderjaar, wordt als datum van de inschrijving aangehouden de datum waarop de onttrekking is aangevangen.
Artikel 4.3 Uitzondering vergunningplicht
Een vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de wet is buiten interferentiegebieden niet vereist ten aanzien van inrichtingen met een pompcapaciteit die meer bedraagt dan tien kubieke meters per uur.
Titel 4.2 Vaarwegen
Artikel 4.4 Toepassingsbereik
Deze titel is uitsluitend van toepassing op de vaarwegen en werken vermeld op de Vaarwegenlijst A, aangeduid met de nummers 1 tot en met 21. Deze titel is tevens van toepassing op de delen van de Amstel die in de provincie Zuid-Holland en in de provincie Utrecht liggen.
Artikel 4.5 Onderhoudsplichtige
  • 1.
    Het onderhoud van de vaarweg en de oevers langs de vaarwegen berust bij de onderhoudsplichtige en hun rechtverkrijgenden.
  • 2.
    Onderhoudsplichtige is de natuurlijke of rechtspersoon, die op grond van de wet of enige andere wet, concessie, eigendom, overeenkomst of anderszins de verplichting heeft ervoor te zorgen dat de vaarweg en daarbij behorende oever en werk onderhouden wordt.
  • 3.
    De onderhoudsplichtige van de vaarweg en oever is verplicht deze in goede staat te onderhouden.
  • 4.
    Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen omtrent de inhoud van de onderhoudsverplichting, bedoeld in het derde lid.
  • 5.
    Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het vierde lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 4.6 Verbod
Het is verboden op welke wijze dan ook de bruikbaarheid of instandhouding van een vaarweg te belemmeren.
Artikel 4.7 Ontheffingsplichtige handelingen
  • 1.
    Het is, zonder ontheffing van gedeputeerde staten, verboden:
    • a.
      een andere vaarweg op deze vaarwegen aan te sluiten;
    • b.
      een vaarweg te verleggen, te versmallen, de diepte te wijzigen of op andere wijze te veranderen dan wel buiten gebruik te stellen;
    • c.
      een werk boven, op, in onder of langs een vaarweg aan te brengen, te houden, te veranderen, of te verwijderen.
  • 2.
    De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die door of in opdracht van gedeputeerde staten worden verricht in het kader van het vaarwegbeheer zoals bedoeld in artikel 2.6.
Artikel 4.8 Ontheffing
  • 1.
    Aan een ontheffing als bedoeld in artikel 4.7 kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
  • 2.
    Een ontheffing kan ambtshalve worden ingetrokken of gewijzigd indien:
    • a.
      in strijd met de ontheffing of de daaraan verbonden voorschriften wordt gehandeld;
    • b.
      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen het van kracht blijven of het ongewijzigd van kracht blijven van de ontheffing verzetten;
    • c.
      de ter verkrijging van de ontheffing verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag voor de ontheffing een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend zouden zijn geweest;
    • d.
      de ontheffing gedurende twee jaar niet is gebruikt.
  • 3.
    In een geval als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt niet tot intrekking over gegaan dan nadat de ontheffinghouder een redelijke termijn is gesteld om zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de ontheffing en de daaraan verbonden voorschriften.
Hoofdstuk 5 Commissie van deskundigen
Artikel 5.1 Instelling commissie
Gedeputeerde staten stellen een commissie van deskundigen in die is belast met het adviseren inzake verzoeken als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet.
Artikel 5.2 Procedure advies
  • 1.
    Gedeputeerde staten kunnen een verzoek als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet in handen van de commissie van deskundigen stellen. Indien zij de commissie een verzoek voorleggen, zenden zij daarvan een afschrift aan de vergunninghouder of vergunninghouders die zij daarbij betrokken achten. Zij doen daarvan mededeling aan de verzoeker en, in geval het verzoek verband houdt met een door het bestuur van een waterschap verleende vergunning, aan het desbetreffende bestuur.
  • 2.
    De commissie van deskundigen brengt zo spoedig mogelijk advies uit over de ondervanging of vergoeding van schade dan wel over de overneming van de onroerende zaak.
  • 3.
    De commissie van deskundigen zendt het ontwerp van haar advies toe aan degene op wiens verzoek zij een onderzoek heeft ingesteld en aan de betrokken vergunninghouder of vergunninghouders.
Artikel 5.3 Indienen zienswijzen
  • 1.
    Gedurende zes weken na de verzending van het ontwerpadvies kunnen de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid, schriftelijk hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen bij de commissie van deskundigen. De commissie stelt degenen die een zienswijze hebben ingediend in de gelegenheid hun zienswijze in persoon of bij gemachtigde op een daartoe door haar te beleggen zitting voor één of meer van haar leden mondeling toe te lichten, daarbij desgewenst bijgestaan door deskundigen.
  • 2.
    Van hetgeen op de zitting, bedoeld in het eerste lid, naar voren wordt gebracht wordt een verslag gemaakt.
  • 3.
    Indien zienswijzen naar voren zijn gebracht stelt de commissie haar advies al dan niet gewijzigd vast en zendt dat gelijktijdig met het verslag van de hoorzitting en haar beschouwingen omtrent de zienswijzen toe aan de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid.
  • 4.
    Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht stelt de commissie haar advies binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, vast en zendt dat toe aan de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid.
  • 5.
    De in het derde en vierde lid genoemde stukken worden tevens toegezonden aan gedeputeerde staten en, in geval het verzoek, bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet, verband houdt met een door het bestuur van een waterschap verleende vergunning, aan het desbetreffende bestuur.
Hoofdstuk 6 Handhaving
Artikel 6.1 Handhaving
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de ambtenaren belast, aangewezen door gedeputeerde staten.
Artikel 6.2 Strafbepaling
Overtreding van de in Titel 4.2 van deze verordening gestelde verboden, van beperkingen waaronder een ontheffing is verleend en van aan een ontheffing verbonden voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.1 Intrekking regelingen
De Verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland, de Verordening waterkering West Nederland, de Grondwaterverordening Noord-Holland 1999 en de Verordening waterkwaliteitsbeheer Noord-Holland 1993 worden ingetrokken.
Artikel 7.2 Evaluatie
Gedeputeerde staten zenden binnen drie jaar na het in werking treden van deze verordening, de Waterverordening Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Waterverordening Rijnland aan provinciale staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordeningen.
Artikel 7.3 Overgangsrecht besluiten
  • 1.
    De op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende besluiten die op grond van de Verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland, Verordening waterkering West-Nederland of de Grondwaterverordening Noord-Holland 1999 zijn genomen blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders heeft beslist.
  • 2.
    Op procedures op grond van de verordeningen als bedoeld in het eerste lid die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft het op dat moment geldende recht van toepassing.
Artikel 7.4 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt.
Artikel 7.5 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Waterverordening provincie Noord-Holland.
 
Naar boven